Filmer Werner Herzog zoekt sterk emotionele werking r I 1 1 J 3 VJ door Maarten Kloos Gedurfd dualisme in ontwerp Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht <en taken Stoerder Ruimtelijk benut door Hans de Wolf Beleving Vierkant bouwvolume Overgang Functioneren 11 lid L1 f «n ch ns- E ■B n tar. Gisteren is in Utrecht het nieuwe Muziek centrum op het Vredenburg officieel in gebruik genomen. Dat feit verdient om verscheidene redenen enige aandacht. De voltooiing van dit complex is in de eerste plaats een mijlpaal in de geschiedenis van de Utrechtse binnenstad als stedebouwkundig gegeven Daarnaast gaat het om een voorziening, die van grote betekenis zal kunnen worden voor het muziek leven in het algemeen en dat van Utrecht in het bijzonder. En tenslotte mag men spreken van een markante aanwinst op architectonisch ge bied I’ f ’.T.dai Architect Hertzberger: muziek midden in stedelijk leven alte nder el De grote zaal van het nieuwe Utrechtse muziekcentrum Architect Herman Hertzberger lel is >14. lit tot s jr tot s met i het aan zicht aring ende xden rken. In 1974 legde Werner Herzog de ruim 950 kilometer van München naar Parijs te voet af om eer te bewijzen aan een beroemd Duits filmhistoricus, die in de Franse hoofdstad ziek te bed lag. En die forse wandelondememing was geen gril van Herzog. Tijdens zijn studententijd in de vroege jaren ’60 trok hij door Ameri ka, de Soedan, Mexico, Engeland en Griekenland, en op dit moment schijnt Herzog in de rimboe van Australië te vertoeven. In Utrecht, Rotterdam, Amster dam, Groningen, Den Haag, Delft, Dordrecht en Alkmaar begon vorige week een groots opgezet Werner Her- zog-retrospectief, dat vlak voor het uitkomen van Nosferatu Herzogs visie op Murnau’s expressionistische Dracula-drama een ode wil bren gen aan de interessantste cineast van de jonge Duitse film, die vanaf het begin van de jaren '60 van de grond is gekomen, mede door toedoen van mensen als Fassbinder, Wenders en Kluge. Ter gelegenheid van de opening van het Muziekcentrum zijn er in het gebouw een aan tal tentoonstellingen te zien, waaronder de expositie „Utrecht als Muziekcentrum". Deze tentoonstelling is samengesteld door het Ge meentearchief en het Instituut voor Muziek wetenschappen van de Utrechtse Rijksuniver siteit, in samenwerking met het Muziekcen trum. Tijdens de Tiendaagse, die volgt op de opening (26 januari-4 februari), zijn de ten toonstellingen alleen toegankelijk voor con certbezoekers, daarna zijn zij te zien van ma.- zat. 13-17 u. Toegang gratis. Inf., ook betreffen de de manifestaties gedurende de Tiendaagse, tel. 030-313344. aan J. ie, tel.: Een groot verschil met het voorlopige ontwerp is de constructie. In eerste instantie werd uitgegaan van een opbouw uit geprefabriceerde elementen, waardoor het gebouw een gestapeld karakter had gekregen, vergelijkbaar met Hertzbergers uitbrei ding van de Linmij bij station Sloterdijk in Am sterdam (1964) of met zijn recentere bejaardente huis „De Drie Hoven” in Amsterdam-Slotervaart. Maar uiteindelijk is besloten het beton in het werk te storten, waardoor het geheel nu een organischer en veel stoerder indruk maakt. Een tweede gevolg van dit besluit is geweest, dat Hertzberger voor een probleem geplaatst werd, dat zich in mindere mate voordoet bij prefab- constructies. In gestapelde constructies bestaat altijd een sterk verband tussen de twee richtingen horizontaal en verticaal, wat de ruimtelijke oriën tatie van de gebruiker ten goede komt. Deze relatie moet in constructies, die in het werk gestort wor den, bewust gecreëerd worden, wil de gebruiker hem zien. Dat is de reden waarom de zware, vierkante kolomkoppen gehandhaafd zijn, ook op plaatsen waar zijn constructief gezien strikt geno men overbodig zijn. Een interessante oplossing, die bij de ware constructivist alle haren recht overeind jaagt, maar die ondertussen wel op een opvallende manier voor vaste punten in de ruimte zorgt. De kolommen spelen nog op een andere manier een belangrijke rol in het gebouw. Het zal na de inleiding van dit verhaal niet nodig zijn uitgebreid toe te lichten, dat Hertzberger kolommen graag ziet als aanleidingen tot een bepaald ruimtelijk gedrag. Zoals iemand zelden midden op een gras veld. maar liever onder die ene boom die er staat gaat zitten, zo ziet Hertzberger kolommen als pun ten, waar men graag zal gaan zitten, waar men tegenaan leunt of waar men iets aan ophangt. Er is dan ook in Utrecht geen moeite gedaan de kplom- men op te nemen in wandconstructies of ze op een andere manier in te pakken. Integendeel, ze zijn ruimtelijk benut. Aardig in dat opzicht is wel de constatering, dat alle kolommen rond zijn, terwijl Hertzberger in het NRCZHandelsblad van 25 au gustus 1972 stelde: „Maar een dergelijke kolom moet je daarom natuurlijk nooit rónd maken, dan is hij minder adhesief”. Rest het belangrijkste gedeelte van het muziek centrum: de zalen. Ten opzichte van het eerste ontwerp is het hele muzikale gedeelte van het complex 180 graden gedraaid en zijn de ingangen tot de grote zaal veel logischer geplaatst, waardoor rond die ingangen prachtige „slenterplekken” zijn ontstaan. De sublieme grote zaal voor 1500-1700 bezoekers is ruwweg achthoekig van vorm, met een steil, amphitheatervormig auditorium rond het centrale en variabele podium. Doorlopende trappen van de put waarin het orkest zit tot bovenin en de toegangen op alle niveaus maken de zaal tot een knooppunt in een groot aantal wandel routes. De robuuste ruimte met zijn grote spanten en luchtbruggen en het vele zichtbare beton heeft door zijn vorm en dankzij de met rode stof beklede houten stoelen een intiem karakter. Soms maakt hij zijn films onder de meest barre natuurlijke omstandighe den, zoals bij Aguirre, Der Zorn Gottes (1972), een oogstrelende rij gebeurtenis sen van een groep 16e-eeuwse „conques- tadores” op zoek naar het legendarische goudland El Dorado, opgenomen in het schier ontoegankelijke Amazone-gebied van Peru en Brazilië. Of bij zijn documentaire La Soufrière (1977), met gevaar voor eigen leven ge draaid bijna in de krater van de gelijkna mige vulkaan op het Caribische eiland Guadeloupe, die volgens dè geleerden ieder moment tot een totale uitbarsting kan komen. Dergelijke extreme avonturen kenmer ken de persoonlijkheid en levensstijl van Werner Herzog, dergelijke avonturen kenmerken ook voor een deel zijn films. De Westberlijnse filmhistoricus en me- de-festivalorganisator Ulrich Gregor for muleert het aldus: „Herzog is geïnteres seerd in extreme situaties die aan de waanzin grenzen, in grote romantisch- idealistische visioenen die schipbreuk lij den op de werkelijkheid, en in het be staan van mensen die de maatschappij buitengesloten heeft”. En hoewel het onzinnig is om te probe ren de films van Herzog in afgemeten hokjes te duwen, zijn dit toch begrippen, waarmee je de films te lijf kan. De extre me situaties, waarin volgens Herzog vaak „de ware aard van het beestje” naar voren komt, zijn steeds situaties, waarin Herzog partij kiest voor individuen die Een uitgangspunt, waar met nadruk op gewezen moet worden, is het idee, dat bij een concert de totale (auditieve én visuele) beleving voorop moet staan. De plaatsing van het publiek rondom het orkest in het midden heeft er toe geleid, dat de nadruk licht op de zichtlijnen en dat er een kleine afstand is tussen publiek en spelers. Enerzijds betekent dit, dat de onderlinge betrokkenheid ster ker is, anderzijds zit een groot deel van het publiek achter het orkest. Hertzbergers standpunt is, dat de in de concertzaal nooit gehaalde perfectie van de grammofoonplaat daar ook niet nagestreefd hoeft te worden, als het zaalgebeuren als totaal maar iets toevoegt aan wat men hoort. Ik geloof, dat hij daar gelijk in heeft en het Muziekcentrum is met zijn vrij perfect gebleken akoestiek een sterk argument. De kleine zaal komt er in vergelijking met de grote wat bekaaid af, hetgeen voornamelijk komt doordat hij niet van meet af aan op het programma stond. In een laat stadium is een repetitielokaal alsnog van bestemming veranderd. Al met al kan het Muziekcentrum, wanneer het eenmaal goed in gebruik is, vooral een gezellig gebouw worden. Het is. zeker voor wie andere werken van Hertzberger kent, een opvallend licht gebouw, tot in de grote zaal toe. Toevoegingen als de oude kasteelresten, die bij het werken aan de fundering blootkwamen, en in een later stadium de begroeiing tegen en rondom het complex zullen de buitenkant iets minder nors kunnen maken dan die nu is. Zoals het gebouw er nu staat is het gelukkig geen typisch theater, maar een goed in de stad gevoegd, prikkelend brok energie, dat men niet van buiten moet proberen af te lezen, maar waarin men op ontdekkingstocht moet. Het is te beschouwen als een sociologisch én ruimtelijk manifest, waarin het „avondje uit” niet tot een toegevoegde luxe, maar tot een vanzelfsprekend maatschappelijk gebeuren wordt verklaard. De toegankelijkheid van het gebouw maakt dat voor een groot publiek verstaanbaar. In 1973 kreeg Hertzberger de opdracht voor een -schetsontwerp van een bescheiden muziekcen trum, een jaar later kwam de opdracht voor een definitief ontwerp en in december 1975 besloot de gemeenteraad tot uitvoering daarvan. Bekijken we het voorlopige ontwerp uit 1973, dan zien we, dat de grondgedachte voor het complex daarin al tot uiting komt. Een zelfstandig vierkant bouwvo lume in het centrum bevat de grote zaal. Het wordt omringd door binnenstraten met aan de buiten- kant winkels en kantoorruimte, waarmee beoogd wordt het muziekgebeuren op te nemen in het dagelijks stedelijk leven. Twee verbindingen met de kop van Hoog Catharijne, binnenstraten en vervolgens het voetgangersplein leveren de over- gang naar de binnenstad. Het gebouw is per auto moeilijk te bereiken (ondanks parkeergaragevoor- zieningen), maar te voet en met het openbaar vervoer des te beter, dankzij een bushalte voor de deur en een directe, overdekte verbinding door pen, is Was ich bin een zeer interessante film Je ziet dat Herzog serieus bezeten is van zijn thematiek en films maakt over zaken die hijzelf voor een deel doorvoeld heeft. Zijn visie is steeds weinig optimis tisch. Eenzaamheid, een niet geaccep teerde individualiteit en een maatschap pij die veel menselijks kapotmaakt, ke ren steeds terug, maar Herzogs pessimis me is consequent en door zijn overtui gende betrokkenheid nergens modieus, maar volstrekt eerlijk en authentiek. Die eerlijkheid en authenticiteit weer leggen voor mij ook het verwijt van som migen, dat Herzog misbruik maakt van zijn acteurs. Hij filmde met dwergen, doofblinden en een onaangepaste Bruno S., maar het zijn geen kunstgrepen die leiden tot goedkoop effectbejag. Integen deel, het zijn voor de solidaire Herzog manieren om de films die emotionele werking mee te geven, waar je als kijker niet omheen kunt. Daar komt dan nog bij dat Herzog, wellicht als een gevolg van zijn studies literatuur- en theaterwetenschap, be schikt over een ongekend dramatisch inzicht, dat even subtiel als effectief in zijn films verweven zit en wat hem, door het samengaan van wezenlijke, echte emoties en een intelligente benadering van het medium film, maakt tot een onbetwiste meestercineast. verhaal van de goedmoedige ex-gedeti- neerde, die eerst in Berlijn en later in Amerika slechts vijandigheid ontmoet en teleurstellingen te verwerken krijgt, en aan het eind van de film besluit dat hij in zo’n wereld niet wil leven. Kaspar Hau ser in een modern jasje. Het is ondoenlijk om hier alle Herzog- films de revue te laten passeren. Uitge breide informatie, in een handzame pro grammakrant. is te verkrijgen bij alle filmhuizen, waar het retrospectief ver toond wordt. Een film die echter nog wel enige aan dacht verdient is. Was ich bin sind meine Filme (1978), een documentaire over Herzog en zijn films en een van de weini ge premières uit het pakket. De film is gemaakt door Christian Weisenborn en Erwin Keusch en bevat, behalve eefi in terview met Herzog, afgenomen door Laurens Straub, opnamen die gemaakt zijn bij de totstandkoming van Stroszek en vele fragmenten uit bijna alle Herzog- films. Als documentaire is de film niet echt opzienbarend, vooral door de storende manier waarop Straub zijn vragen stelt. Hij lijkt af en toe te vergeten dat het niet om hem, maar om Herzog gaat en ver stoort het portret door duidelijk te ma ken, dat ook hij zijn ei kwijt wil over film en de wereld waarin wij leven. Maar als je daar overheen kunt stap- d zal aarin Utrecht het zich jaren geleden met de keuze voor Hertzberger niet gemakkelijk gemaakt heeft. Te meer niet, omdat als situatie voor het toekomstige muziekcentrum een uiterst problematische plek was uitgekozen. Schreef Vitruvius in de eerste eeuw voor Christus in het 5e van zijn „Tien boeken over architectuur", dat voor het theater een zo gezond mogelijke situatie in de stad moest worden gekozen, Utrecht koos voor een tochtig gat tussen het immense Hoog Catharijne en de oude binnen stad. Het voert te ver om hier de hele geschiedenis vanaf dat moment op te rakelen. Het zal puntsge wijs moeten gebeuren. De keuze in 1966 voor het Vredenburg als situatie betekende, dat het muziek centrum zou komen te liggen op de plek, waar een overgang tussen Hoog Catharijne en de oude stad tot stand gebracht moest worden. Dit probleem heeft het plan jarenlang opgehouden. Zo stelde de Utrechtse gemeenteraad zich bijvoorbeeld pas in 1970 achter het standpunt van Hertzberger (toen nog samen met architect Spruit), dat een geprojec teerde weg langs de oostkant van het plein een onaanvaardbare doorsnijding van het gebied zou zijn. Het is misschien goed om te memoreren, dat tien jaar geleden opvattingen, die nu algemeen onaanvaardbaar gevonden worden, serieuze dis cussiepunten waren. Een voorbeeld: „Wat men op het Vreeburg tot stand wil brengen wordt een slecht compromis; de afbraak van de bestaande bebouwing moet veel consequenter worden doorgetrokken; men heeft de grens van de vernieuwing zonder enige noodzaak getrokken bij de lijn Vredenburg- Lange Elisabethstraat, maar naar mijn idee moet Hoog Catharijne verder de oude stad worden ingebracht” (architect A. van Noortwijk in een discussie in het Utrechts Nieuwblad van 5 oktober 1968). eigenzinnig of „anders” zijn en die geïso leerd zijn geraakt van de maatschappij, zonder dat dat nu een ramp betekent, aangezien Herzogs visie op die maat schappij doordrenkt is van een zich af zetten tegen dwingende, maar valse nor men en waarden, en tegen een materiële welvaart die de mens van zijn dieper liggende mogelijkheden en bestaan ver vreemdt. Die geïsoleerde individuen iïe je bij voorbeeld in Land des Schweigens Und der Dunkelheit (1971), een ontroerende documentaire over de doofblinde vrouw Fini Straubinger, dié onder voor ons ondenkbare en hopeloos lijkende om standigheden blijft communiceren met andere doofblinde lotgenoten. Zo’n ein- zelganger is ook de ski-vlieger Walter Steiner, die door Herzog gevolgd wordt bij zijn gevaarlijke sprongen in Die Gros se Ekstase des Bildschnitzers Steiner. Ook in zijn recente speelfilms is Her zog duidelijk solidair met markante indi viduen in een hen onwelgevallige wereld. Grote internationale bekendheid en drie prijzen op het festival van Cannes ver wierf Herzog met zijn magistrale Kaspar Hauser-verfilming, Jeder für Sich und Gott gegen Alle (1974), een wonderscho ne en diep emotioneel vertelde film over de man uit de vroege 19e eeuw, die na 25 jaar eenzame opsluiting in de burgerlijke Duitse maatschappij terechtkomt, leert lopen, leert praten en in aanraking komt met de kunsten en wetenschappen. Na enkele jaren komt Kaspar echter tot de ontdekking dat hij het liefst weer terug zou gaan naar zijn vochtige en donkere kelder, omdat hij als outcast misbruikt en niet geaccepteerd wordt en met zijn simpele oprechtheid geen kant op kan in een onoprechte maatschappij. De rol van Kaspar Hauser werd ge speeld door Bruno S., zelf ook een soort Kaspar-figuur, aangezien hij tientallen jaren opgesloten heeft gezeten in Duitse gevangenissen en inrichtingen. Bruno S. was dan ook de aangewezen persoon om op zijn eigen, onconventionele manier de titelrol te „spelen” in Stroszek (1977), het Om met dat laatste te beginnen: ieder gebouw is te beschouwen als het resultaat van een gevecht tussen ontwerper en situatie, waarin hij moest bouwen. Afhankelijk van hoe dat gevecht afloopt zijn de achterliggende filosofieën van de architect in meer of mindere mate af te lezen van het gerealiseerde project. Omdat in de loop van dit verhaal duidelijk zal worden, dat het Muziekcen trum een fraaie illustratie van dit verschijnsel is, lijkt het zinvol om-allereerst de ontwerper. Her man Hertzberger, in het kort te introduceren. Herman Hertzberger, ohder andere hoogleraar in Delft, is een architect, die in diverse opzichten hinkt op twee gedachten. Die term heeft in ons taalgebruik een negatieve betekenis gekregen, maar is hier positief bedoeld. Hertzberger heeft aan de tweepoligheid, die kenmerkend is voor de relatie tussen bouwer en samenleving, een werk proces ontleend, dat slechts kan bestaan bij de gratie van een wisselwerking tussen de twee. Zo ontmoeten we ih hem een idealist, die zich pijnlijk bewust is van de grenzen van het bereikbare, maar die tevens bijna altijd tegen diezelfde grenzen aanwerkt. Een provocerende stelling als: „We heb ben hier in Nederland een knap bestuurde middel matigheid, de allerslechtste dingen weet men knap te vermijden, maar de erg goede ook" (Haagse Post, 14 december 1974) bestrijdt hij al bouwende zelf. En waar hij constateert, dat men als architect meewerkt aan „de instandhouding en uitbreiding van een wereld waarin alles te koud en te groot is" (Forum, 24-3-1973), is hij zelf één van de eersten, die voor een beschutter leefklimaat pleit Dit dualisme is zichtbaar in zijn architectuur. Hij meent bijzonder goed te weten hoe de mens zou moeten functioneren, maar vermijdt dit al te con creet voor te schrijven. Er ontstaan dan aanzetten tot een bepaalde manier van functioneren (een voorbeeld is het kantoor voor Centraal Beheer in Apeldoorn uit 1972) of raamwerken, die door de bewoners moeten worden ingevuld (bijv, de zoge naamde Diagoonwoningen in Delft uit 1971). Als ontwerper, die diep in zijn hart zijn vormwil tot in de kleinste details zou willen uitdrukken, is hij als een bezetene bezig zijn eigen invloed te relativeren door de vormen zo vrijblijvend mogelijk te hou den. Iets dergelijks is oqk tp zien in Hertzbergers aandacht Voor het sociale gebeuren. Hij ziet het graag, constateert hoe het werkt en tracht vervol gens de voorwaarden te creëren waarbij een ont moeting tussen mensen gebaat is, zonder die ont moeting zelf op te dringen. In zijn Montessori school in Delft uit 1967 ontstond zo, tussen de klaslokalen, een centrale ruimte, waarin leerlingen en leerkrachten niet meer als onderdelen van een klas, maar als leden van een totale schoolgemeen schap een veelheid van activiteiten kunnen ont plooien. Hertzbergers architectuur is kortom, ge baseerd op een constant aanwezig en vruchtbaar conflict en op een fundamenteel aftasten van gren zen. Uit dit natuurlijk verre van complete portret van de architect kan de lezer terecht opmaken, dat Hoog Catharijne met het Centraal Station van Utrecht. In de uitwerking van het voorlopig ontwerp is de profilering van het gebouw duidelijker geworden en heeft het een karakter gekregen waarin het contrast met Hoog Catharijne nog sterker is ge worden dan het al was. De spreiding van de vele kleine plekken in het gebouw is consequenter en de passages, die in het eerste ontwerp nog wat modieus leken, zijn wat betreft dimensionering en complexiteit zeer intrigerend geworden. Het heeft er alle schijn van, dat het binnenhalen van het straatgebeuren (wat Hertzberger al eerder toepas te in zijn studentenflat aan de Weesperstraat in Amsterdam uit 1966) hier gaat lukken. Temeer daar de markt op het plein gehandhaafd zal wor den. - 3 ik---. ,^il

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 27