KNMI
viert
met sneeuw
en ijzel
9
K
5
Presentatie weerbericht belangrijk probleem
125-jarig
bestaan
9
I
IUII
r
r|S
p
n
t
>e
7
f 7
t7\
7
- F
--
WW
t r
16
17
WOENSDAG
19 7 9
3 1
JANUARI
(Van onze redactie binnenland)
Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut had het niet beter kunnen
treffen. Op het moment dat het weer centraal onderwerp is in bijna elk gesprek, viert
het KNMI zijn 125-jarig bestaan. Vandaag, 125 jaar geleden, werd het instituut door
koning Willem III bij Koninklijk Besluit opgericht: de kroon op het werk van de
Utrechtse geleerde Buys Ballot. Een jaar eerder al, in 1853, vereerde de toenmalige
minister-president zijn instituut met een krediet van 5000,-. En al die tijd voorspelt
het KNMI onverdroten voort of het (oranje)zonnetje al of niet schijnt, en nog een
heleboel meer. Vanaf het begin al houdt het KNMI zich bezig met aardmagnetisme,
later is daar seismologie (aardbevingen) bijgekomen, weer later het onderzoek in de
allerhoogste luchtlagen. Voorts doet het KNMI aan oceanografie (de onderlinge
beïnvloeding van klimaat en zee).
t
<1^4
o
f'z
ir Het tekenen van de weerkaarten.
En regionalisatie van het weerbericht?
ir Het gebouw van het KNMI in De Bilt.
'S.
k
„O nee hoor, dat zijn ook geen concurrenten van
ons. Deze heren gebruiken de officiële gegevens die
wij ook binnenkrijgen. De heren De Jong en Pelle-
Afaar er zijn wel andere concurrenten, de weer
mannen als Pelleboer en De Jong.
Dieren weten drommels goed hoe de cyclus is van
het weer. Als het kouder wordt, gaan ze de grond in,
doen een winterslaap, vliegen weg. Maar dat ze zich
gedragen alsof ze het weer kunnen zien aankomen,
nee. Daar zijn tenminste geen aanwijzingen voor.
Ja, ze reageren op de grove cyclus, maar die kennen
we zelf ook al.”
„De wijngaardslak die graaft zich in, anders over
leeft hij het niet. Die moet beneden de vorstgrens
blijven. Als het kouder wordt, graaft-ie weer dieper.
„We zoeken. Kijk naar het overvliegen van de
ganzen als de vorst er aankomt. En je hebt de
wijngaardslak die zich ingraaft als het gaat vriezen.
Straks met Viewdata en Teletekst zijn er moge
lijkheden om snel uitgebreide en gedetailleerde
weerberichten te geven.
Maar zouden we in Europa het weer bewust
kunnen veranderen?
„Nee, zo’n harde winter is dit niet. Het is een
winter met veel overlast, dat wel. Maar honderd
jaar geleden hadden ze dat heel anders ervaren. Ze
waren minder kwetsbaar. Er waren geen auto’s, de
paarden sloegen ze de ijzers onder. Het viel toen met
de ontreddering nogal mee. Een paar jaar geleden
had je oók die moeilijkheden met de oogst van uien
en aardappelen wegens de natheid. Maar dat lag
meer aan de machines die daar niet tegen konden.
Vijftig jaar geleden hadden ze daar geen enkel
probleem mee gehad.”
Dan wordt het tijd dat we het weer maar eens
gaan beïnvloeden.
ir A. C Bijvoet, directeur van
het KNMI.
Maar we hebben toch kunnen vaststellen dat bij een
plotselinge vorst, die meteorologisch wel te voorzien
was, die slakken dat niet in de gaten hadden en
bevroren. Dan heb je toch het gevoel dat ze niet zo
best op de hoogte zijn van toekomstige weersveran
deringen.”
„Als wij vogels van het noorden naar het zuiden
zien gaan, ja, dan zijn ze op de vlucht gegaan voor
de kou daar, in het noorden. We weten dat sommige
vogels vanwege de voedselvoorziening zo ongeveer
op de dooi-vorstgrens zitten. En de vogel is natuur
lijk zo snel, wanneer de vorstgrens wat meer naar
het zuiden zakt, dan haalt-ie dat wel weer in. Maar
om eerlijk te zijn: concurrenten van ons zijn het
niet, dat valt tegen.”
„Ja, de biologen willen dat wel verder uitzoeken,
maar die hebben toch eigenlijk het idee dat je niet
kunt aantonen dat dieren het weer voelen aanko
men. Het is meer dat ze vrij snel reageren op het
plaatselijke weer. En het is knap dat een vogel bij
vorst naar het zuiden en niet naar het noorden
vliegt, maar daar hebben wij niets aan. Wij weten al
dat de vorst uit het noorden pleegt te komen.”
Er wordt nu hard gewerkt aan een voorspelling van
vijf dagen waar we wat aan hebben, die wat meer is
dan natte-vingerwerk. Maar het is nu nog onvol
doende om het los te laten op het publiek.”
„De rekenmachines die je daarvoor nodig hebt,
zijn zo groot en zo duur, dat de Westeuropese landen
zijn gaan samenwerken. We stichtten samen een
centrum dat het voor ons allemaal doet, en dat
computercentrum, bij Reading in Engeland, gaat dit
jaar van start. Dat is een goede oplossing, anders
wordt het allemaal veel te duur.”
„Daar in Reading staat de grootste en snelste
elektronische rekenapparatuur die op dat moment
in de wereld te koop was. Voor Reading moet eerst
de hele aardbol in kaart gebracht worden. Daarvoor
wordt de aardbol belegd met punten die hoogstens
honderd kilometer van elkaar af zitten. Je moet
zeker een laag of tien hebben om de toestand
vertikaal te kunnen beschrijven. Nou, alles wat er
op zo’n punt gebeurt temperatuur, wind heeft
te maken met wat er gebeurt of gaat gebeuren op
het punt daarnaast, enzovoort. Kunt u nagaan wat
een gereken dat is; hoe lang dat duurt.”
„Dat doen wij op onze manier nu ook, maar dan
met punten op 150 a 200 km van elkaar. Dat scheelt
enorm veel werk, maar als je het te grof neemt,
glippen er natuurlijk kleine storingen, die nou nèt
het weer bepalen, tussen de mazen van dat net
door.”
„Ja, dat is voor ons een interessant middel om
gegevens te verstrekken. In Engeland zijn ze daar al
tamelijk ver mee. Vooral Viewdata is interessant.
De gedachten gaan uit naar bijv, weerberichten
voor zeilers, voor de landbouw, dat soort toepassin
gen. Dat is geen probleem voor ons, tenminste
technisch niet. Maar het kost wel ontzettend veel
mankracht om dat in het systeem te krijgen en
regelmatig bij te houden. Dat wordt een dure grap,
en wie moet dat betalen?”
„Kijk, Viewdata is een continubedrijf. Als je één
man aan het werk zet, en je rekent ploegendienst en
verlof, dan kom je op zeven ambtenaren. Nou, die
zijn duur vandaag de dag, te duur zou ik zeggen.
Dan moeten we nog eens uitzoeken hoe we dat
zouden kunnen presenteren.”
„De meteoroloog is van nature geneigd heel voor
zichtig te doen. Soms krijg je dan als kritiek dat je te
veel aan de mensen zelf te concluderen laat. Laat ik
als voorbeeld noemen oudejaar, toen de winter echt
inviel, met die stuifsneeuw vanuit het noorden. Nou,
wat was toen onze verwachting? Harde tot stor
machtige wind aan de Waddenkust, harde wind op
het land, sneeuw en temperaturen verscheidene
graden onder nul.”
„Nou, dat was prachtig, heel keurig. Maar waar
het om gaat, is dat we het aan de mensen hebben
overgelaten om te denken. Om te bedenken dat de
hele boel aan het stuiven zou gaan. Dan zit je toch
goed fout, hoe correct het natuurkundig ook was.
De informatie was niet goed overgebracht, we heb
ben toen beslist gefaald. We lieten het te veel aan het
publiek over de gevolgen te bepalen. Dat is nou juist
de moeilijkheid voor ons. Als we dat eens flink
hadden aangepakt, dan krijg je hele effecten, bijv,
dat de politie het verkeer gaat stilleggen.”
„Vanwege de kwetsbaarheid van de samenleving
wordt een juist en duidelijk weerbericht steeds
belangrijker. Niet eens onder zo bar abnormale
omstandigheden valt de boel stil. De eerste de beste
keer dat de kou inviel in Frankrijk, viel de stroom
daar uit. Dan vraag je je af: hoe kan dat nou?”
„De kans op zo’n toestand lijkt me hier kleiner.
Dat weet bijna niemand, maar we maken speciale
weerberichten voor de gas- en elektriciteitsprodu
centen. Dan kunnen ze zien op welke capaciteit ze
moeten draaien. De Gasunie krijgt dat ’s winters
zelfs twee keer per dag. Sommige grote stroomcen-
trales krijgen zelfs een berekening waarin wij de
temperatuur al hebben omgezet in megawatts. Dat
doen we al jarenlang. Zo zijn ze voorbereid op
schommelingen. Dat is van groot belang als het
warmer wordt anders stoken ze veel te veel en dat
is weggegooid geld en als het kouder wordt,
anders kunnen ze niet leveren, met alle gevolgen
van dien.”
-s
Onderzoeken, meten, rapporteren daar leven ze
van bij het KNMI. Wat met primitieve apparaatjes,
handgeschreven staten en eenvoudige weerkaarten
begon, is uitgelopen op een „weerfabriek” met com
puters en 600 man. En toch denkt de eenvoudige,
uitglijdende burger wel eens, dat het KNMI er maar
een slag naar slaat. Wanneer krijgen we nou eens
een spijkerhard weerbericht van, zeg, een dag of
vijf vooruit?
Zulke dingen moet je niet plompverloren aan
hoofddirecteur dr. H. C. Bijvoet van het KNMI
vragen. „Het weer, dat is een zeer geheimzinnige
dame, eeuwig gehuld in wereldomvattende warre
lende sluiers, waar de geleerden nog maar weinig
doorheen kunnen kijken.
Je moet heel goed weten hoe de atmosfeer in
elkaar zit. Als je wilt weten hoe het weer er over
twaalf, dan 24, dan over 36 uur uitziet, moet je
rekening houden met depressies en storingen die
steeds verder weg liggen. En als je het wilt weten
over drie dagen, ja, dan kan die depressie nog wel
helemaal in Amerika liggen. Dus je moet dan een
steeds groter gebied bekijken, weten hoe het daar in
elkaar zit.”
Daarvoor is een wereldomspannende keten van
waarnemers opgezet. De uitwisseling gaat bijzonder
snel, via een telefoonkabel over het noordelijk hal
frond. De hoofdader ligt van Washington-Londen-
Parijs-Frankfort-Moskou-New Delhi-Tokio-San
Francisco-Washington. Een soort hot line dus, waar
door de berichten twee kanten op circuleren. Die
lijn wordt gevoed uit tal van zijtakken, waar het
KNMI er ook een van heeft.
„Kijk, we tekenen om de zes uur een nieuwe
weerkaart, voor gebieden dichterbij zelfs om de drie
uur. Daaruit kun je, uit zo’n reeks kaarten, proberen
te concluderen hoe het de volgende uren zal gaan.
Nu zijn dat allemaal natuurkundige processen, dus
je zou dat moeten kunnen berekenen, gewoon cijfer
matig. Maar dat is zo ingewikkeld, dat kun je met de
hand niet doen.”
„Maar dank zij de computers lukt dat beter, het
berekenen van het weer. Toen bleek dat het am
bachtelijk benaderen van het weer, het concluderen
uit weerkaarten, toch wel met 24 uur ophoudt. Voor
langere voorspellingen blijken de machines een
beter inzicht te hebben dan de meteoroloog het kan.
Je kunt natuurlijk wel aan de gang blijven met
steeds meer techniek. Hebben we niks aan aanwij
zingen die dieren ons geven over het naderende
weer?
boer hebben ontvangers voor het radioverkeer en
als je dat nou wilt maar dat is duur kun je als
amateur ook de plaatjes van de weersatellieten
thuis op de buis krijgen. Dan moet je wel een paar
ton neerleggen, maar een goede knutselaar kan al
een heel eind komen.”
Die mensen vullen een markt op waar wel behoef
te aan is, maar waar het KNMI niet zo voor kan
werken. Ze populariseren meer, praten er gezellig
omheen. Evengoed kun je daarbij de boodschap
doorgeven. Het zijn echt geen wespen die ons zitten
te steken alhoewel we nu en dan een flinke prik
krijgen, maar dat is gezond. Ze vlinderen er wat
omheen. In de bewoordingen is het misschien soms
wel wat te populair, maar hun basisgegevens zijn
wel serieus.”
„Er zijn grenzen aan de voorspelbaarheid. Het
hangt ervan af welke eisen je stelt. Wanneer ik twee
dagen vooruit kan zeggen: het is droog, kan ik dat
met juistheid voor 50 of 60 plaatsen. Maar iemand
die in Eindhoven zit, kan daar net buiten vallen. Ja,
dan kan ik dat beter niet zeggen, tenzij ik weet dat
het op alle plaatsen droog zal blijven. Maar je hebt
zoveel plaatsen in Nederland waar het soms regent
we kunnen wel zeggen dat het ergens zal gaan
regenen, maar niet de plaats waar. Dat kan alleen
voor de heel korte termijn.”
„En dan een tweede probleem. Soms kan het wel
vrij gedetailleerd, kijk naar die ijzel van vandaag.
Maar dan krijg je de tijd niet om het zo gedetailleerd
heel snel de deur uit te krijgen. Dat is niet meer te
beschrijven, dat is alleen nog maar met een plaatje
te laten zien. Daarom heeft staatssecretaris Smit-
Kroes ons ook gevraagd dat experiment met een
begrijpelijker weerbericht te doen.”
Het Instituut voor Zintuigfysiologie heeft ons
weerbericht als tekst ontleed, en ze hebben het
eigenlijk gekraakt. Tja, ik moet zeggen, ze hebben
gelijk. Nu ik erop let, ervaar ik ook dat het veel te
ingewikkeld is.”
„Dat kan, maar zoals gezegd, alleen voor de
kortere-termijnverwachting. Ik durf geen acht uur
vooruit te zeggen waar het precies wel en niet
regent, dat gaat dan meer de kant uit van het
weertype. Maar ja, hoe krijgen we dat verspreid?
Misschien via regionale radiozenders, maar die zijn
er maar enkele. Of via verscheidene telefonische
weerberichten via aparte nummers. Misschien kun
nen we aansluiten bij de regionale FM-zenders, als
dat verder wordt uitgebouwd. De kosten zouden
niet zo’n probleem zijn. Het zou ideaal zijn om de
informatie die we nu al hebben beter uit te dragen.’'
„Neem nu die ijzel van vanmorgen. Dat hebben
we heel tam aangekondigd. Als we dat nou regio
naal hadden kunnen doen, hadden we in het begin
het zuiden meer accent gegeven dan we nu voor heel
het land durfden. Want onze ervaring is dat je
ontzettend moet oppassen voor panieksituaties.”
„Nee, dat wordt overdreven. Ik ken ook wel de
verhalen van kunstmatige natte moessons in Viet
nam, tijdens de oorlog, maar ik weet niet of dat nou
echt zoveel resultaat heeft opgeleverd. Ze proberen
in feite alleen maar regen los te krijgen in droge
gebieden. En daar moet je erg voorzichtig mee zijn,
want als je de regen er uithaalt, zegt het land even
verderop: nou heb je mijn regen gepikt. Daar wordt
nu al over gepraat!”
„Er is ook wel over gepraat om de Beringstraat af
te dammen. Maar daar moet je mee uitkijken!
Voordat je dat doet, moet je heel goed weten wat de
gevolgen zijn. Men probeert wel dergelijke toestan
den na te bouwen, in modellen, maar dat nabootsen
van de atmosfeer is zo moeilijk. De aarde draait
rond, er zit zwaartekracht aan en het is een heel dun
schilletje. Dat is eigenlijk niet na te bouwen in het
klein.”
„Proeven met watereweging, dat gaat nog. Maar
met gas men is er al honderd jaar mee doende en
het wil toch eigenlijk niet goed, vooral door de
draaiing der aarde".
„Het Europese centrum in Reading gaat dat nu
proberen in een computermodel; dat lijkt de enige
manier om de atmosfeer na te bootsen. De moeilijk
heid blijft dat alles met alles samenhangt. De bere
keningen zijn op zichzelf niet moeilijk, maar wel
enorm, omvangrijk en langdurig, langdradig des
noods. Als je alle samenhangen wilt inbouwen, weet
je op het laatst vaak niet meer waar ’m nu een
bepaalde uitkomst in zit. Bovendien kun je mis
schien niet meer controleren of je sommige samen
hangen wel goed hebt ingebouwd.”
„Onze eigen hele grote machine heeft nu al twintig
minuten, een half uur, nodig voor het uitrekenen
van de Nederlandse gegevens van over 24 uur. En
dat is dan mog maar een heel simpel model.”
„Dat is hoofdzakelijk regen opwekken in droge
gebieden. In Spanje zijn ze dat bijvoorbeeld aan het
proberen. Maar let op: je kunt nooit meer water uit
de lucht halen dan er in zit. Het heeft geen zin om
regen te maken in de Sahara.”
„Iets anders is het onbewust beïnvloeden van het
klimaat, door het in de atmosfeer brengen van
afvalstoffen. Daarvan ga je je een beetje benauwd
afvragen of het op den duur het klimaat niet zal
veranderen. Klimaat is iets heel ingewikkelds, het
ene effect hangt weer samen met het andere. De
atmosfeer tracht altijd in evenwicht te blijven, rea
geert dus op nieuwe elementen. Kooldioxyde (CO2)
zal vermoedelijk wel een totale opwarming geven
van de aarde, maar daar komt van alles bij. Want
dan smelt er meer ijs, en dan komt er meer sneeuw,
en het heeft tot gevolg dat de terugkaatsing van het
zonlicht weer anders wordt, nou, het is zo ontzettend
moeilijk om dat proces door te krijgen. Daar wordt
dit jaar een internationaal congres over gehouden,
en daarna gaan de deelnemende landen thuis bestu
deren wat er nou eigenlijk op dit gebied gaande is.
Misschien weten we dat dan straks, maar dan komt
de vraag of de mensheid bereid zal zijn een stapje
terug te doen. Aan de andere kant hoef je ook niet al
te pessimistisch te zijn. De atmosfeer kan wel ont
zettend veel hebben hoor.”
„Trouwens, uit oude aantekeningen blijkt dat er
vroeger ook wel erg grote weerfluctuaties waren
jaren met veel ijs en jaren zonder ijs in de Amster
damse grachten bijvoorbeeld, tussen 1650 en 1750.”
„De natuurlijke fluctuaties zijn al zo groot, dat het
heel moeilijk is te zien hoe wij door onze onbewuste
ingrepen het weer veranderen. Dat maakt hat na
tuurlijk des te gevaarlijker, want je zou de indruk
kunnen krijgen, dat er niks aan de hand is tot
plotseling blijkt dat er wel degelijk wat aan de hand
is.”