F 6 "SF'll I O Sm; K: 1 l9 ■rap Césars tempel gebouwd op service iM I door Rudolph Bakker 1 Drie gaven Privacy Ganzelever ■k Muppet De familie Schuilplaats Konijnehokken ■H M 1 i *1 1 1 a IÖDE1 .J 41 4 ,,Dat wordt niks met jou werd de Zwitserse boerenzoon César Ritz zo" honderdtien jaar geleden toegevoegd toen hij begon aan zijn eerste nederige hotelbaantje. Nu is de naam Ritz in de hotellerie een begrip waar slechts met het grootste ontzag over wordt gesproken. Onze redacteur in Parijs, Rudolph Bakker, streek voor een etmaal neer in Césars tempel" en ontdekte dat wie er zijn excentriciteit niet wil botvieren, maar beter voor het halve geld in een even comfortabel hotel kan boeken. -. Ji||! Van de beroemde Parijse hotels staan er maar een paar aan de top. de Plaza Athénée met zijn oliesheiks, de „Crillon” met zijn diplomaten en hoge ambtenaren, het kleine „Hotel”, het gehele jaar vol met de rijksten onder de snobs, en de „Ritz” aan de Place Vendöme, als de beroemdste van alle. Omdat „Ritz” een ander woord is voor het allerbeste in de hotellerie, boekte ik daar eens een kamer, op zoek naar de waarheid achter de hoge gevels van deze paleizen van luxe. „De Ritz is niet langer het privilege van een gefortuneerde klasse”, zo lezen we in een folder die de directie over de hele wereld heeft verspreid: „Ons hotel ontvangt met open armen iedereen die eenvoudigweg droomt van het allerbeste zonder dat het een fortuin hoeft te kosten”. te»» II 1 L 1*1 - MSB ■B BOH BB De luxe sage -z van de Ritz De Empire-suite i" lelijk iet te \.f ge ilend i En- ver- jaar. i van moe- den. irten ellen i En- t af- vens Madame Ritz geb. Ramseier: ..Het Hilton tijdperk is voorbij" m de olks- itaris clini- nwet t van (dat -Pill" elfde LSD iel in l jon- t dat nees- jrilla Ritz had drie in de hotellerie hoogst belangrijke gaven. Hij wist te luisteren, te zwijgen en te ont houden. Daarenboven was hij een genie. Hij ver wierf zich de nimmer aflatende vriendschap van de toenmalige Britse koning Edward VII en daar mee van een onschatbare cliëntèlè, het vertrouwen van geldschieters als baron Pfyffer, en de nimmer falende medewerking van de toenmalige keizer aller keukenprinsen Escoffier. Het geluk bleef hem zelfs trouw toen hij kort na zijn 50e door een geestesziekte werd getroffen, waardoor hij alle belangstelling voor zijn omgeving verloor: zijn vrouw wist Césars politiek glorieus voort te zetten, evenals later zijn zoon Charles, die pas enige jaren Tegen het thee-uur daal ik de trappen af waar langs eens de dronken knecht van Lord Curzon van de „Curzon-line” ruggelings naar beneden raasde, gevolgd door de zelf werkzaam geworden bagage van zijn heer. Het was 1919. De toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken zag dan ook nog kans de man op staande voet te ontslaan. De zaal waarin des middags de thee wordt gebruikt, is een van de mooiste van het hotel. Boven de schouw hangt een portret van de hertog van Lauzun, officier en hoveling van Lodewijk XIV, die dit „hotel particulier" als eerste betrok. De hoge ramen waardoor tijdens de lunch en nu tijdens het beroemde thee-uur het licht schijnt over al diegenen die dromen van het allerbeste zonder dat het hun fortuin kost, geven toegang tot een van de drie Ritz-tuinen die in de zomer althans zoveel charme en „privacy” uitstralen, dat de gasten eenvoudig vergeten dat de Ritz niet over een zwembad beschikt. Omdat zestig percent van de gasten van het hotel tegenwoordig uit Amerikanen bestaat, stijgen ook hier de snerpende neusgeluiden van hun taal bo ven het beschaafde gerinkel van het porselein uit. Ik koop ter ere daarvan een nummer van de „New Yorker”, neem in mijn eentje een vijfzitsbank in beslag en bestel een kopje Ceylon-thee met citroen. Een laatste blik op een folder werpend waarin staat dat de 430 man personeel als een grote familie trappelend klaar staat me op mijn wenken te bedienen, verzink ik in bewonderende dromerij en over César Ritz en zijn hotelimperium. De in 1850 in Niederwald (Zwitserland) geboren César was het dertiende kind uit een boerenfami lie. César liep achter de koeien en werd voor niets beter geacht, omdat zijn handen te fijn waren. Eén van zijn eerste nederige hotelbaantjes vond César in Brieg. Zijn baas voegde hem toe: „Dat wordt nooit wat met jou in de hotellerie”, een van die gouden uitspraken die het menselijk tekort ook bij bazen in een zo schril daglicht plaatsen,. Natuurlijk werd het wel wat. De geschiedenis van Césars opgang vult een boek. Het werd later geschreven door Césars vrouw, de hoteldochter Marie-Louise Beek. Om een lang verhaal kort te maken: Césars naam raakte verbonden aan alle grote luxe hotels van het oude Europa, later ook in Canada en de Verenigde Staten. ■eldig i dan chter drs. I hoe eken. :r de ig, al- handdoeken en spiegels, een bad waarin een oli fant kopje onder gaat, overal Ritz-zeep maar geen badschuim) en een slaapkamer vol tafeltjes, een antiquarisch bureautje en een bed met gele lakens. In een van de nachtkastjes is de radio ingebouwd. Bij het omdraaien van een der knoppen vielen twee stations tegelijkertijd te beluisteren. Een Franse nieuwszender ontbrak. Televisie wordt in de Ritz als onheus beschouwd, maar wie erop aandringt, kan het krijgen zonder extra kosten. Champagne en bloemen worden op de dure ka mers soms voor belangrijke gasten neergezet. Mijn kamer kost slechts 655 francs, dat is omgerekend zo'n 325 gulden; de ochtendkrant wordt ondanks dat apart op de rekening gezet. Op het balkonnetje heb ik links uitzicht op Bonaparte boven op zijn erezuil, in het midden op een blinde muur en ter rechter zijde op het topje van de Eifeltoren. Terwijl ik daar sta, vliegt de deur van mijn kamer na veel gerammel van sleu tels open en manifesteren zich een man in blauwe overall, een gereedschapskist torsend, en een ka mermeisje op leeftijd. Ik herinner me de filosofie van César Ritz: „Wij willen de wensen van onze gasten voor zijn”, maar ik kan me geen enkele wens voor de geest halen. geleden overleed. Het is de 56-jarige (uit Geneefs protestantse ouders stammende) madame Ritz die als late echtgenote van Charles de traditie in ere houdt. De revoluties die op naam van César staan zijn minder de pêche melba (die Escoffier in de Ritz- keuken bedacht) dan wel de installatie van badkui pen naast ieder slaapvertrek, van telefoons op iedere kamer (en later zelfs naast ieder bad), van het elektrische licht en in verband daarmee van het indirecte licht, door de elektrische lampjes te verbergen achter glazen schelpen, die tegen de mulir het schijnsel verspreiden dat anders het gelaat van de dames te hard zou doen aftekenen. Deze glazen muurschelpen worden nu nog in ieder Frans hotel, tot het kleinste toe, tegen de muren aangetroffen. Tussen het moment waarop de theekopjes wor den opgeruimd en het diner begint kan ik een blik werpen op Césars belangrijkste monumenten: de keizerssuites en de koningssuites met uitzicht op de Place Vendóme. De keizerssuite genoemd naar de empire-inrichting is mooier dan Napole ons Malmaison, de koningssuite in de stijl van Louis XIV mooier dan Versailles. De lijst van gasten die hier verbleven tart de verbeelding. De Amerikaanse multimiljonaire Barbara Hutton huurde een van de beroemde Ritz-suites op jaarba sis zonder er ooit te zijn. Op het ogenblik doet de keizerssuite frs. 2650 per nacht 1300). Wat gebeurt er als een auto- of andere koning in zijn drift een empire-vaas door een vroeg 19- eeuwse spiegel werpt? Hij dient slechts te betalen. Het komt in de Ritz eerder op betalen aan dan op gedrag. Wie niet betaalt komt er niet meer in. De formule hiervoor is eenvoudig: „Het spijt ons zeer meneer-mevrouw, maar het hotel is vol”. In de empire-suite zie ik twee enorme lijsten, waarin de schilderijen ontbreken. Mijn begeleidster vertelt dat de doeken in restauratie zijn. „We denken dat we weten wie het heeft gedaan, maar helemaal zeker zijn we niet. Dan wordt het moeilijk". De beroemde bar van de Ritz ligt naast de ingang aan de Rue Cambon. Hij is in restauratie en niet te bezichtigen. Vlak daar tegenover ligt het moderne restaurant voor de dinergasten, de Espadon. De folder van het hotel nodigt de gasten uit hier bij het schijnsel van kaarsen te komen genieten van de produkten die Escoffiers erfgenamen hebben uit gedacht. De Espadon is een ruimte in hout en steen met een plafond van op kurk lijkende balken waarboven zich iets als een plexiglas koepel welft. Het „kaarslicht" komt uit kandelaars met elektri- r Jeugt istreerd x Gijsei. p vol gei uwingei Jelgischi mdaagsi nen mi d dat he Ise lege: waardij ;ch lege: troepei t ende er lie voot I vochten i en. Hiei 1 ‘genheid :ms lane J van eer I i dat ii I WW die Mar n. En in rvensver ces prille tot Grif istacade van een, nse moe evenals aan hei sr, latei •zen, en- in 1830 srland te Ise over jde strij eldtocht daat me I wist. Er jn eerste im in het storische het boek wekken i boek te ie vadei rote sue leren, dt erre ver alweven der Gü den vei het boei vrij ei ditie, no imer da fie na d( uw niel dat be t tweede zeer met se Bewe ience dt lere dar en strij ijn volk Michel is een blozende, lachende nian die heen en weer hupt als een muppet. „Ik heb u gisteren zien binnenkomen", vertelt hij me, iets te olijk lachend. „Was er iets niet goed aan”, vraag ik met knikkende knieën. „U was buitengewoon waar dig”, zegt Michel. Ik denk wraak te nemen door een moeilijke vraag te stellen: „Wat is erger, een „riche” of een „nouveau riche"? Zijn oogjes ver- Na een enigszins onrustige want air-conditio- ned nacht word ik tussen de gele lakens wakker door het lawaai van een badkuip die gorgelend in een belendend vertrek leegloopt. Het ontbijt wordt op een tafeltje binnengebracht, er zijn zelfgemaak te croissants en betere koffie. De jam komt uit fabriekspotjes. Bij mijn bezigheden in de somptu- euse badkamer blijkt dat de pootjes van mijn Braun-shaver te kort zijn voor de geduchte stop contacten. De shaver weigert dan ook iedere func tie. Tevens blijk ik mijn haarborstel te zijn verge ten. Ik krijg visioenen van 430 man onhoorbaar trappelend personeel, dat als één familie voor me klaar staat en bel de valet de chambre. Een borstel zal worden gebracht, maar een sha ver is er niet. Na een kwartier wordt gemeld dat de borstel nog even op zieb laat wachten, maar er verschijnt wat hier een gouvernante wordt ge noemd, met een keurige shaver, ditmaal van Phi lips. Hij werkt. De borstel is er na een half uur nog niet en ik vraag een van de trappelende perso neelsleden om raad. Voorgesteld wordt dat ik de kapper zal bezoeken, die zich op de begane grond bevindt en waar ik zeker een borstel zal vinden. Ik wijs op mijn recht overeind staande haren en spreek twijfel uit over de gepastheid van een tocht in deze toestand over de gangen en langs de trappen van de Ritz. Men stelt mij op dit punt echter gerust. Op de eerste verdieping aangekomen, zie ik een linnen juffrouw in haar linnenhokje, en boven op haar linnen een nieuwe steelloze keukenbezem. Een kort gefluisterd verzoek is al voldoende om me de kans te geven zonder toestemming af te wachten mijn scheiding met behulp van de bezem in orde te brengen. Ik dank de madame eerbiedig en laat haar in verwarring achter. In de Ritz hoeft niemand zijn zorgen in de moordkuil te werpen. Wat buiten de muren van dit etablissement wellicht vreemd zou worden gevon den, is hier heel gewoon. Sterker nog: wie zijn wensen en excentriciteiten in de Ritz de vrije loop niet' laat, kan voor de helft van het geld net zo comfortabel elders gaan logeren. De service van de Ritz onzichtbaar, een sage, maar er zijn boeken over vol geschreven is het fundament waarop Césars tempel werd gebouwd. De hoge priester heet er concierge. De concierges van de Ritz zijn even beroemd als eens Brittanjes beste buttlers. De grote concierge van de Ritz heet Michel Rengnez. Wat hij niet over de groten der aarde weet, is het vermelden, zelfs in een Londens zondagsblad, niet waard. Het probleem voor wie mannen als Michel iets over hun werk willen vragen is echter dat zij hun mond nooit opendoen: beroepsgeheim starren tot die van een duif. Het blijft even stil. „Heb ik u goed begrepen”, vraag ik. „U hebt me goed begrepen”, antwoordt Michel. Mannen als Michel kunnen wonderen laten ge beuren en daarom staan ze in de Ritz. Ze kunnen een treinwagon voor een gast afhuren met op iedere tafel een kilo kaviaar, of een loge bespreken in een uitverkochte Opéra. Ze kunnen uw dure overhemden voor u kopen en u geld lenen, uw auto verkopen, en in de winter Franse meloenen naar uw vrienden in de Verenigde Staten sturen. Coco Chanel die in de Ritz woonde en stierf probeerde iedere avond bij thuiskomst van Michel te weten te komen welke vrouwelijkè gasten bij de concurrentie hadden gekocht. Michel zal in derge lijke gevallen zijn duive-ogen hebben opgezet. Het grootste probleem voof Michel is de haast. In onze dagen blijven de gasten gemiddeld maar 1,8 dag, vroeger twaalf. Identiteiten ontglippen hem. Vriendschappen worden niet meer gemaakt. Ook Ritz-directeur Guy Moreau heeft deze problemen: „Vroeger hadden onze gasten niets om handen, nu zijn het voor tachtig percent zakenlui en er moet overdag hard worden gewerkt. We kennen de wensen van onze gasten vaak niet meer. Ook het personeel dient tegen deze haast opgewassen te zijn. Van de vierhonderd die er hier werken zijn er I driehonderd gewoon goed. Ik behandel mijn per soneel als mijn gasten”, aldus Moreau, „want het is het personeel dat een hotel als de Ritz maakt of breekt." Chef-kok' Serge Cocoynacq zingt me in zijn propere keukens eenzelfde lied: niemand heeft meer tijd en de indrukwekkende gerechten van Escoffier horen nu in een museum. Enkele basis formules bleven, zoals die van Escoffiers sauzen. sche peertjes, gestold in de vorm van een nerveuze vlam. De bediening kan niet perfecter zijn dan in de Ritz en de expert die zich over mijn lot ontfermt raadt me Paté de foie gras (ganzelever) aan, die in de keukens zelf is gemaakt. Bij deze paté (frs. 80) drink ik op aanraden van de „sommelier” (wijnkel ner) een half flesje Chateau la Faggéliere le grand cru classé, 1969 (frs. 70) bij ontbreken van een door mij gevraagde grand cru uit de Beaujolais, die naar later blijkt alleen op de kamer wordt geser veerd. Na de paté begaat de ober een fout door me de médaillon de veau Ste-Alliance aan te raden, een andere specialiteit die uit een kalfslapje be staat dat wederom met paté de foie gras is gevuld, allerminst een heilige alliantie met het voorge recht. Na de médaillon (frs. 65) krijg ik het gevoel van een gans die met een steen om zijn hals door het ijs begint te zakken en zie van verder voedsel af. In ruil daarvoor vraag ik een kleine sigaar (frs. 13) en een kopje Amerikaanse koffie (voor frs. 9). Als noodzakelijk digestief laat ik het oog vallen op een oude calvados, welke echter niet van hoge leeftijd voorradig is, hoewel op het etiket is geen jaar vermeld in de aangeboden vorm toch aange naam (frs. 18). De rekening schemert me bij on dertekening voor ogen: met bedieningsgeld en een flesje water meeger^kend frs. 294 140). Op een vriezende wintermorgen stuurde ik mijn bescheiden Citroën GS (bekend om zijn roestende achteruitkijkspiegeltjes) met iets meer verve door de drukte op de Place de la Concorde in de richting van de Ritz. De lucht was doorschijnend blauw, de 18e-eeuwse gevels lichtten okerkleurig op in de tere zon: het was weer voor wie droomde van het beste. De Place Vendóme lag zwijgend te wachten. Aan de ene kant het sterfhuis van Chopin, aan de andere het ministerie van Justitie, en daarnaast de Ritz. Ik plofte mijn auto brutaal als een hondebrood- baron pal voor de ingang, scheurde mijn weekend tas van de achterbank en schreed op de draaideu ren toe, de Citroën als een doorgeprikte ballon de rug toe kerend. Onder de duisternis van de arcaden maakte zich een man in een verfomfaaid blauw uniform los, die zo niet met open armen, dan toch met uitgestrekte hand op mij toekwam en het sleuteltje van de auto overnam. Dichtbij gekomen, zag ik dat de jongen paars zag van de koude en dat het elektrische kacheltje dat in een nis naast de zoevende draai deuren was opgesteld, het niet deed. Het verhaal dat hij me met bevroren stem deed, verstond ik niet, maar ik begreep dat alles goed was. Ik zag mijn auto niet weer tot bij het vertrek. Dezelfde jongen nam toen na het in ontvangst nemen van tien francs zijn pet af, wat ik onverstandig vond, gezien de klimatologische omstandigheden. De hall van de Parijse Ritz is misschien niet de mooiste van de wereld, maar wel de indrukwek kendste. Ze is een museum van de verbeelding. Wie sinds de opening van het hotel in 1898 (het jaar waarin Wilhelmina tot koningin werd ge kroond) zich niet eens of meer dan eens in deze hall heeft laten zien, is zijn naam in de geschiedenis boekjes niet waard. Toch doet de directie alles om ieder museumaspect te vermijden. Men is er zelfs bang van: potentiële gasten zouden wel eens door drempelvrees weerhouden kunnen worden. In ieder geval bleef de Ritz de laatste schuil plaats van een beroemde Franse schrijver als Marcel Proust, die er tot vlak voor zijn dood in 1922 iedere avond zijn vrienden ontving in een beroemd geworden salon. Anita Loos schreef er „Gentlemen prefer blondes”. Hemingway en Scott Fitzgerald dronken er tegen elkaar op in een bar die nu tot vergaderzaal is omgebouwd. „A Dia mond as big as the Ritz” heette een van Scott Fitzgeralds verhalen. Geen ander Parijs’ hotel was de titel „diamond” waardig. Als ik zonder struikelen op de balie ben toege zeild en niet zonder gêne mijn onbeduidende naam bekend heb gemaakt, wordt een vorsende blik in mijn paspoort geworpen en maakt een heer uit de wirwar zich los van het onherkenbare type dat ook voor geheime diensten wordt gerecruteerd. Hij brengt me naar de lift en fluistert in het voortglij den een mindere beambte toe; „Zijn er nog bood schappen voor monsieur?” De beambte kijkt even over de schouder en schudt van neen. „Haal je de donder”, sis ik tussen de tanden, terwijl twee deuren vaneen schuiven en we in een tegenvallen de lift naar de vijfde verdieping gaan. Mijn kamer ligt nan het eind van twee eindeloze gangen die door en dikke muur gescheiden zijn. Geen enkele versiering vrolijkt deze kazerne-achti- ge tunnels op. De mij toegewezen logeerruimte bestaat uit een badkamer (een onbehoorlijk aantal Madame Monique Ritz, née Ramseier, ziet nog alle toekomst in de formule van de Ritz. Ze wil geen Ritz nabouwen, maar wijst op de enorme successen van kasteelhotels die de plaats zullen innemen van hotels als de Hilton: „konijnehokken waar niemand meer in wil”. Madame Ritz is presi dente van het „conseil d’administration" van het concern, welke raad uit zeven van de grootste aandeelhouders bestaat. Zijzelf en de Griekse re der Niarchos behoren hiertoe. De kleine doch ferme madame heeft het etablissement van boven tot onder in stijl gerestaureerd en ze slaat haar handen ten hemel over de restauratie van de Ritz in Londen, waarmee ze in het geheel niets te maken heeft en wil hebben. Voor mijn vertrek nodigt madame Ritz me aan haar lunch-tafel in de hoge vroeg 18e-eeuwse zaal die met zijn pasteltinten een verademing is na de Espandon, om me schadeloos te stellen voor de overmaat aan ganzelever de vorige avond. Ik begin met zes vers knapperige Ritz-oesters zo zuiver als olievrij zeewater. De obers zien eruit als biechtvaders en ze brengen madame’s lievelings- wijn, een Pouilly-Fumé van de gebroeders Ladou- cette en hun Loire-kasteel. Hij blijft goed smaken, ook bij de Blancs de St. Pierre, een bij ons onbe kende Middellandse-Zeevis. Tot slot zijn er uit het kookboek van Escoffier de crêpes roxelane: hele dunne flensjes met citroen-soufflé en overgoten met frambozensaus. Ook de koffie is plotseling beter en ik besef welke eer me wordt aangedaan anders alleen wegge legd voor de vrienden van het huis als me een glaasje uit de slinkende voorraad cognac wordt ingeschonken die uit 1812 stamt en waarvan Cé sar bij de opening van het hotel een enkel vat had weten te bemachtigen. Wat kostten deze lunch en deze cognac? Wat kost het om een voldragen gast van de Ritz te zijn? Er was eens een jongen en die vroeg een miljonair wat een zeewaardig zeiljacht kostte. Antwoordde de miljonair: „Zolang je dat blijft vragen, jongen, ben je er niet aan toe”. „V

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 21