Tijd van alles zelf regelen is voorbij G samen op j Overheid en reders trekken nu door Theo Klein Belastingfaciliteiten Dreigementen Goedkoper personeel Overcapaciteit Maritiem plan Verdom hoekje i 1 «o ize 0- s i£i£l van alve tnde aide arne d lur Het onlangs gelanceerde bericht dat de Amsterdamse rederij KNSM drie verouderde schepen (16 jaar) gaat verkopen, waardoor 250 man zonder werk komen, staat niet op zich. Het is slechts een schakel in een keten van soortgelijke mededelingen, die de laatste jaren werd gevormd. Al sinds de jaren zestig zit de klad in de Nederlandse koopvaardijvloot. Als onze nationale trots geldt allang niet meer de omvangrijke vloot die de verbindingen tussen ons land en de verste uithoeken op de aarde onderhield, maar veel meer de snelle vogels van de KLM, die de Nederlanders en hun vracht snel en efficiënt naar de plaats van bestemming voeren. De cijfers spreken voor zich. Van de 600 schepen die tien jaar terug Nederlands grote handelsvloot vormden, zijn er nu nauwelijks 200 over. De kleine handelsvaart liep in dezelfde periode terug van 850 naar 375 vaartuigen, zij het dat door schaalvergroting hier de totale capaciteit gelijk bleef. In totaal gingen er zo’n 7500 banen verloren. ongunstige invloed heeft op de positie van de Russische vloot. De kwestie vestigt weer eens de aandacht op de moeilijke situatie waarin de oorspronkelijke grootmachten op zee (Engeland, de Verenigde Staten en Nederland) zich bevinden. In bijgaand artikel belicht Theo Klein deze problematiek, toegespitst op de Nederlandse koopvaardijvloot. Begin dit jaar hebben de landen van de EEG een controlesysteem op de vrachttarieven in de scheepvaart in het leven geroepen, dat onder meer is bedoeld om de felle concurrentie van de Oostbloklanden het hoofd te bieden. De Sovjet-Unie heeft nu deze week aangekondigd alle transportovereenkomsten te verbreken als blijkt dat de EEG-maatregel een t Koopvaardij vecht terug jn tuit 3n Drs. Van Agtmaal, economisch medewerker van de Koninklijke Nederlandse Reders Vereniging. heid hebben elkaar gevonden. De goeie ouwe tijd, waarin de maat schappijen over de hele wereld alles zelf regelden is definitief voorbij. waardoor de totale wereldvlootca- paciteit alleen maar toenam. Dat wreekte zich in ernstige mate toen de economische ontwikkeling in de jaren ’73-’74 als gevolg van de olie crisis stagneerde. Voor Nederland kwamen daar nog enkele nadelige factoren bij. Naast het uitblijven van overheidssteun, hadden de har de gulden en de hoge gages van de Nederlandse zeelui een negatief ef fect. Volgens de heer Gerritse, secreta ris van de Federatie van Werkne mersorganisaties in de Zeevaart (FWZ), vallen echter niet alle tegen vallers daarmee te verklaren. Hij zegt: „De Nederlandse reders heb ben te lang totaal niets gedaan tegen het verschijnsel van de goedkope percent van de scheepsbouw in han den hebben. Een ander belangrijk voorstel is de zogenaamde UNCTAD-code, een gedragsregel voor de lijnvaart, vol gens welke onder meer de te vervoe ren lading tussen twee landen in gelijke mate verdeeld wordt tussen het ontvangende en het verzendende land (elk 40 percent) en 20 percent voor overige naties. Dit om de toene mende protectie in de scheepvaart- wereld door de regeringen tegen te gaan. Het komt steeds vaker voor dat landen bepalen dat eigen sche pen bij verlading voorrang moeten krijgen. Voor Nederland, dat veel goederen vervoert tussen derde lan den (schepen die nooit in Nederland komen) is dat nadelig. Niettemin is ons land bereid mee te werken in EEG-verband. Een oplossing op dit terrein lijkt echter nog veraf. Drs. Van Agtmaal: „Nederland loopt vaak voorop wanneer het gaat om internationale afspraken. Het gevaar daarbij is echter dat je te hard loopt en dan lok je tegenmaat regelen uit. Nederland neemt bij voorbeeld de controle van schepen op veiligheidsnormen erg serieus. In Rotterdam wordt het meest inten sief gecontroleerd. Je kan die zaak echter niet te hard aanpakken, want dan heeft dat direct weer gevolgen voor Nederlandse schepen. Die wor den dan dwarsgezeten in landen waar men het doorgaans niet zo nauw neemt met de voorschriften”. De Nederlandse schepen worden op een enkele uitzondering na be mand door Nederlandse officieren. Onder de gezellen bevinden zich echter duizenden buitenlanders. De reders zeggen best meer Nederlands personeel te willen aannemen, maar dat er geen animo is. De vakbonden stellen daar tegenover dat er wel degelijk kandidaten zijn, maar dat de werkgevers er zich gemakkelijk vanaf maken omdat buitenlanders goedkoper zijn. Ij Aue partijen vinden elkaar in de klacht over de gebrekkige belang stelling van de Nederlandse bevol king voor de Nederlandse vloot. „Vroeger was dat anders”, aldus Van Agtmaal, „toen wist iedereen de naam van de mailschepen, omdat daar alle post mee ging. Alle emi granten en de mensen die van en naar de kolonies gingen, reisden per schip. Dat is nu anders, die rol is door de luchtvaartmaatschappijen overgenomen. De zeevaart komt nu alleen nog in tut nieuws wanneer een sleepboot een vastgelopen tan ker van de kust trekt. De rest is voor de mensen onzichtbaar geworden. Ook hier geldt: uit het oog, uit het hart”. Veel, zo niet alles, hangt voor Ne derland echter af van de afspraken die in de komende jaren op interna tionaal niveau gemaakt zullen wor den. Voorlopig zit daar weinig schot in. Zolang de zeevarende naties met elkaar over technische en veilig heidsproblemen praten, kan men el kaar aardig vinden. Er werden op die terreinen al heel wat vorderin gen gemaakt: veiliger routes, veilig heidsvoorschriften aan boord enzo voorts. Komt men echter op com mercieel terrein dan gaan de oude zakenharten weer sneller kloppen en geven de reders elkaar geen duimbreed toe. Het is duidelijk dat er nog heel wat moet gebeuren, wil het restant van de Nederlandse vloot veilig zijn. De winst van de afgelopen jaren is ech ter dat staat en reders samen op trekken. Reders, vakbonden en Rijk zoeken tevens oplossingen voor het probleem van de Nederlandse zee varenden, die internationaal gezien veel verdienen, maar in vergelijking met de landrotten thuis toch nog ver achterblijven. Er wordt gedacht aan belastingfaciliteiten voor hen die het jaar grotendeels buiten Nederland doorbrengen. Die leegloop is vrij geruisloos tot stand gekomen. Reders zijn van sudsher zakenlui die zelf hun boont- es willen doppen. Ondanks de slechte voortekenen heeft het tot in de jaren ’70 geduurd voor de reders len de overheid redelijk met elkaar Ikonden praten over mogelijke steunmaatregelen. „De maatschap pijen wilden wel subsidie van de overheid”, zegt een woordvoerder van het ministerie van Verkeer en ■Waterstaat, „maar de reders wilden -tiaar niets tegenover zetten. De boe ken mochten niet open”. Terwijl de regeringen van de ons omringende landen hun koopvaardijvloten al in ruime mate steunden moesten de Nederlandse reders nog genoegen nemen met een beperkte investe ringsaftrek. Pas in 1976 kwam er voor het eerst grootscheepse steun. De regering-Den Uyl lanceerde een maritiem plan met een looptijd van twee jaar. vlag. We hebben ze daar al in een vroeg stadium voor gewaarschuwd. Wij zagen aankomen dat het ar beidsplaatsen zou gaan kosten. Bo vendien hebben de reders altijd ge weigerd een beroep te doen op vreemd kapitaal. Men ging er in de traditionele bedrijven vanuit dat het geld voor de investeringen eerst zelf verdiend moest worden. Daarnaast zijn de Nederlandse rederijen el kaar te lang dwars blijven zitten met een veelheid van lijndiensten. Later, in de jaren zeventig, is dat wel terug gebracht door een aantal fusies, maar toen was het te laat. Tenslotte heeft men ook lange tijd geweigerd om een beroep op de overheid te doen. De heren wilden geen pottekij- kers”. Toen het water de maatschappij en eenmaal tot aan de lippen stond, eisten ze steun van de regering. Er werd zelfs gedreigd om de hele vloot naar een ander land over te hevelen. Zover is het nooit gekomen, al staan er intussen wel al 99 Nederlandse schepen in het belastingparadijs van de Nederlandse Antillen geregi streerd. Drs. Agtmaal: „Het is juist dat de Nederlandse reders de libera le opvatting huldigen dat de han delsvaart vrij moet zijn. Ze zijn er altijd vanuit gegaan dat ze zo lang mogelijk hun eigen zaken moesten regelen. Daar is men intussen onder druk van de omstandigheden op te rug gekomen. De reders hebben in gezien dat samenwerking met de overheid bittere noodzaak is. Ze zijn beslist niet conservatiever dan hun collega’s in andere landen”. Omdat vaart. Er was veel aanbod, de kolo niale machten hadden hun eigen overzeese gebiedsdelen als voor naamste doelen en door onderlinge afspraken moest voorkomen wor den dat de groten elkaar het graf in concurreerden. Na 1945 veranderde de situatie snel. Jonge ontwikkelingslanden be gonnen zich op te werken tot con- currenten van de gevestigde mach ten. Ze beschikten over „goedko per” personeel, waardoor ze onder de prijs van de Westerse landen kon den werken. Het waren de Amerika nen die daarop als antwoord de „goedkope” vlag uitvonden. De re ders brachten hun schepen onder in landen ‘als Liberia, Panarrta en Sin gapore. Daar genoten ze grote belas tingvoordelen en in een aantal van die staten werd bovendien niet zo nauw op de naleving van de veilig heidsvoorschriften gelet. Een derde groep nieuwe concurrenten werd gevormd door de Oostbloklanden. Hun staatsondernemingen hebben er alles voor over om in het Westen voet aan de grond te krijgen. Aan biedingen voor minder dan de helft van de gangbare prijs zijn geen uit zondering. Dat maakte het voor de traditione le zeevarende naties steeds moeilij- ker zich te handhaven. Hun aandeel in de wereldvloot werd steeds klei ner, ook al omdat de tweede-hands- schepen uit de westelijke landen niet uit de vaart worden genomen, maar worden doorverkocht (door gaans naar ontwikkelingslanden), Er ligt een voorstel van het IMIF, een internationaal orgaan van scheepsbouwers, reders, banken en olieconcerns, om de overcapaciteit aan laadruimte op de wereld terug te dringen door oude schepen niet meer te verkopen, maar te slopen. Men streeft er naar voor elke ge sloopte twee ton laadvermogen, maar één ton nieuw te bouwen. De overheden zouden het verschil tus sen sloopprijs en de verkoopwaarde van de tweedehandsschepen bij moeten passen. Pas wanneer een rederij aan de hand van sloopbewij- zen aan kan tonen dat hij schepen uit de vaart heeft genomen zou hij in aanmerking kunnen komen voor speciale nieuwbouwfaciliteiten. Het wachten is op de standpunten van de EEG en Japan, die samen 80 de scheepseigenaren in ons land achterbleven met hun investerin gen, is de vloot nu danig verouderd. Er werd jarenlang te weinig winst gemaakt om de grote sprong naar de veel duurdere moderne schepen (die honderden miljoenen kunnen kos ten) te wagen. Tweederde van het kapitaal zit vast in de verouderde vloot. De afstoting van de drie KNSM-schepen is een typerend voorbeeld voor de situatie waarin de vloot verkeert. Die verouderde types moeten eruit om plaats te kunnen maken voor moderne schepen. Toch zit er juist toekomst in mo derne schepen, geschikt voor specia le ladingbehandeling (container schepen, LNG, roll-on roll-off, het zware vrachtvervoer). Gerritse: „Nederlanders zijn wel duurder, maar ook beter. Er zit voor ons toekomst in het gespecialiseerde vrachtverkeer. De reders moeten at tent reageren op nieuwe ontwikke lingen. Er moeten nieuwe markten worden opengelegd. Dat gebeurt niet altijd, soms heb ik de indruk dat ze zitten te slapen”. Er worden ook pogingen ondernomen om met de bemanningen tot efficiënte werkwij zen te komen. Op de Shell-tankers wordt daarmee geëxperimenteerd. Alle mogelijkheden voor een ratio nele aanpak van het zeevaartbedrijf worden momenteel doorgesproken in een zogenaamde driepartijeno- verleg tussen reders, vakbonden en overheid. Reders die op basis van dat plan een nieuw schip bestelden kregen in rijf achtereenvolgende jaren 4,75 percent subsidie. Voorwaarde was echter wel dat eerst een offerte bij een Nederlandse werf werd opge- zraagd. Op die manier wilde de re- jering het mes aan twee kanten loen snijden. Werk voor de werven en voor de reders. De laatstgenoem- len waren daar niet zo erg gelukkig mee, omdat ze in de praktijk hun ichepen toch al veel goedkoper in iet buitenland konden laten bou wen. Niettemin leidde het maritiem plan ertoe dat 212 schepen in Neder land werden besteld. Dat is 90 per- :ent van de totale opdrachten, ter wijl men zonder steun nooit verder was gekomën dan een plaatsing van ie helft van de orders op Nederland se werven. Intussen is het maritiem plan opgevolgd door de 15 percent iremietoeslag (plus aanvullingen) in iet kader van de Wet Investerings iekenipg. De reders zijn daar ge ien de omstandigheden redelijk ge- ukkig mee. Koopvaardij en over- leid hebben elkaar gevonden. Niet illeen op het gebied van de subsidie, naar ook in de pogingen de positie ran de Nederlandse vloot in interna- ionaal verband niet verder af te aten brokkelen. „We hebben de iverheid nodig, omdat we in het buitenland steeds vaker met rege ringen worden geconfronteerd”, al- Bus drs. Van Agtemaal, economisch Tnedewerker van de Koninklijke Ne derlandse Redersvereniging. De Ne derlandse regering praat op ver- ichillende internationale niveaus (•ver oplossing van de commerciële fn technische problemen van de koopvaardij. In het overleg van de iVesteuropese landen en Japan en te IMCO proberen de naties tot af- Bpraken over beveiliging, olieveron- Breiniging enzovoorts te komen. In EEG-verband wordt gesproken over ken gemeenschappelijk Europees fceleid en in UNCTAD-verband pro beert men te komen tot afspraken tover een evenwichtiger verdeling in het zeevervoer. In alle gevallen wordt nauw contact gehouden met He reders, die vaak als adviseurs Panwezig zijn. Rederijen en over- Na Den Uyl is ook het kabinet-Van Agt duidelijk van mening dat de koopvaardij te lang in het verdom hoekje heeft gezeten. Minister Tuijnman van Verkeer en Water staat verklaarde onlangs dat de scheepvaart te lang als een afgedane zaak is beschouwd. Dat men er ten onrechte vanuit is gegaan, dat dege nen die het goedkoopst konden ver voeren, het dan ook maar moesten doen. In Nederland moest de zaak maar worden afgebouwd. Tuijn man: „Toen in economisch opzicht de bomen nog tot aan de hemel leken te groeien waren de argumen ten tegen die opvatting nog van wei nig betekenis. Temeer daar deze be drijfstak niet aan de weg timmerde, maar in stilte haar gang ging. Hoe langer hoe meer blijkt echter hoe groot de betekenis van de scheep vaart voor onze economie is”. De minister illustreerde dat met enkele cijfers. Er zijn ondanks alles nog altijd 21.500 mensen direct in de scheepvaart werkzaam, waarvan 16.200 Nederlanders. De rederijen hebben in 1977 voor niet minder dan 1 miljard gulden in ons land geïnves teerd en het tekort op de betalings balans wordt nog steeds voor het overgrote deel goed gemaakt door de deviezen die we met de scheep vaart verdienen. Dus, handen uit de mouwen om gezamenlijk voor de vloot te vechten. „Tien jaar geleden zou dat onmogelijk zijn geweest”, merkt een woordvoerder van de mi nister op. Nederland behoort tot de traditio nele maritieme naties, tot de weinige landen die vroeger op de wereld zeeën de dienst uitmaakten. Voor de Tweede Wereldoorlog beheerste die club, waar onder andere Engeland, de Verenigde Staten en Nederland toe behoorden, de complete handels- 4 5

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 31