Weimar ïIf r *7 IE mjs voor 4- ing. NITROSAMINE: ER IS WEER WAT MET ONS VOEDSEL irea 296 k door Henk Dam Keuringsdiensten Wantrouwen? rijf I Yoghurt Bertolt Brecht Ongerustheid Knoeierijen Internationaal fj 22 iu van - A J - ,Jn I happij ronds Vervolg van vorige pagina ■R n staat (uit te prijs- en: a wel zetf- men. Enkele jaren geleden weigerde Canada een partij kaas, die afkomstig was uit jns land. Reden: er zou te veel nitrosamine inzitten. De partij werd terugge nomen. Nitrosamine is momenteel de grote omstreden stof. Kort geleden verstoorde de i/Vestduitse professor Preussman de rust van miljoenen levensgenieters met zijn ontdekking dat het kankerverwekkende goedje in tal van biersoorten zit. Bovendien komt het in een aantal vleessoorten voor. En terwijl in cafés de onrust wordt gesust door grappen als: „Ik heb zo’n hekel aan die vent, ik denk dat ik 'm maar een pilsje geef”, is er in werkelijkheid natuurlijk helemaal geen reden tot lachen. Er is weer eens wat met ons voedsel I kbaar. ra ijb Leven met schadelijke levensmiddelen of: kun je nog wel veilig eten? jleiding, na, xden in worden schoon- deur. Nog een aardig voorbeeld van volgens Jansen overbodige toevoegingen wordt geboden door bepaalde soorten yoghurt. Men wil die soorten lang houdbaar maken en dat doe je door ze te verhitten. Het probleem is nu dat yoghurt, als het heet wordt gemaakt, uiteenvalt in water en eiwitachtige vlokken en er derhalve uiterst onsmakelijk uitziet. Dit wordt door toepassing van verdikkers weer ongedaan gemaakt. „Ik vind dat onjuist, ik vind dat je dat produkt geen yoghurt meer zou mogen noemen.” Kleurstoffen tenslotte zijn volgens Jan sen allemaal overbodig. Kleurstoffen zor gen ervoor dat de cake, het krentenbrood en de vermicelli geel en de aardbeienjam rood ziet. Jansen: „In Duitsland is de aardbeien jam minder rood dan bij ons. Daarmee wordt de uitspraak van de Nederlandse fabrikanten dat de jam anders niet te verkopen zou zijn, al gelogenstraft. Dat is gewoon pure kul.” De mening van de BWA’ers staat duide- jart-time 1 verzot- igeving. - Pok druk maken? In het Sportpalast listen anderzijds, daar was het de film het vluchtmedium bij uitstek waarin de contouren werden geschetst van de bange Duitse burger, die geacht werd de rugge- graat van zijn maatschappij te zijn. Wie aan de republiek van Weimar denkt, denkt aan Der blaue Engel, de film die als treffende ansichtkaart kan dienen voor de era. „Groeten uit Duitsland”, getekend door Doktor Unrat, alias de toneel- en filmspeler Emil Jannings, de personifica- zesdaagse-kanonnen fietsten zich van be rooide arbeidersjongens tot wereldbe roemde coryfeeën. De bokser Max Schmeling zette er zijn eerste stappen op weg naar het wereldkampioenschap der zwaargewichten. Hem als model te mogen hebben werd het ideaal van menige beeld houwer en schilder. In deze roerige wereld waar de één verpauperde en de ander in grote staat kon leven dankzij speculatie en andere praktijken, speelde zich de onweerstaan bare opkomst af van Bertolt Brecht. Zijn eerste stuk oorspronkelijk Spartakus geheten, naar de Spartakistenopstand werd in 1922 opgevoerd onder de titel Trommeln in der Nacht. In 1924 verhuisde Brecht naar Berlijn waar hij als drama turg bij het Deutsche Theater van Max Reinhardt werd aangesteld. In 1928 ging de „Dreigroschenoper” in première, een groot publiek succes, wat niet in de laatste plaats te danken was aan de muziek van Kurt Weill. Dat deze première mogelijk was leek er op te duiden dat het Duitsland van de redelijkheid en de vrijheid het pleit gewonnen had. Reden genoeg voor kanse lier Wilhelm Marx om het verbod op de verboden Nazipartij op te heffen. „Een land dat zijn Brechts en Piscators onge moeid laat”, zo moet hij ongeveer gedacht hebben, „kan zich een dergelijke partij wel veroorloven”. En inderdaad leek hij gelijk te hebben. Bij de verkiezingen van dat jaar behaalden de Nazi’s slechts twaalf van de vijfhonderd kamerzetels. Maar „dit is nog maar het voorspel”, zei A Marlene Dietrich als Lola-Lola in Der blaue Engel. het nieuwbakken kamerlid Goebels. „U kunt nog veel plezier aan ons beleven. Het spel kan beginnen”. Het proletarisch to neel van Erwin Piscator had er een ernsti ge concurrent bij gekregen. Waar Brecht en Piscator een beeld van hun maatschappij gaven in termen van klassenstrijd en historisch materialisme en dus vrijwel automatisch uitkwamen bij een gepolariseerd beeld van onderdrukte arbeiders enerzijds en dikbuikige kapita- stellen als: wordt zo niet de toelaatbare dosis overschreden?” Volgens Jansen en zijn medestanders zijn additieven ook niet in alle gevallen nodig. Bij slaatjes bijvoorbeeld heb je de keuze. Je kan bederf en ziektekiemen remmen door aan het slaatje conserve ringsmiddelen toe te voegen. Je kan ook zorgen voor verhoging van de hygiëne, goede koeling en toepassing van betere grondstoffen. In dit soort gevallen heb je de keus. Er wordt gekozen voor de conserveringsmid delen, omdat dat gemakkelijker en goed koper is. Geld boven gezondheid dus. Dat zelfde geldt bijvoorbeeld bij verpakt rog gebrood. Daar wordt propionzuur aan toege voegd om het langer houdbaar te maken. Roggebrood zonder èo’n middel gaat gauw schimmelen. Maar nu kan het veel langer op de, plank bij de winkelier staan. Dat geldt ook voor voedsel dat anti-oxy- danta bevat (bedoeld om binding met zuurstof, leidend tot bederf, tegen te gaan). Soms zijn die nodig. Maar als die middelen gebruikt worden om iets een half jaar in plaats van een maand ver koopbaar te houden. vooral in de zogenaamde onbewuste toe voegingen. De verontreinigingen in ons milieu, die dan via plant of dier in ons lichaam terechtkomen. Voedseldeskundi ge bij de Consumentenbond is de chemi cus drs. C. A. H.Verhulsdonk. Hij zegt: „In de sfeer van de onbewuste verontreinigingen kunnen zich dingen af spelen die wij helemaal niet weten. Analy setechnieken zijn gericht op een bepaalde stof of een bepaalde groep stoffen. Bij die onbewuste verontreinigingen moet er eerst iets ergs gebeuren, wil je kunnen vaststellen wat voor gif er in het eten zit.” De Consumentenbond rekent het zich niet tot taak uitgebreid de samenstelling van ons eten te controleren. Verhulsdonk: „In principe gaan wij geen keurmeestertje spelen. Daar zijn de Keuringsdiensten voor Waren voor.” Toch heeft de Consumentenbond wel voeding in haar onderzoekprogramma staan. Maar dan gaat het vooral om de vraag: „Worden we als consument bela zerd?” De Bond streeft ernaar zés onder zoeken per jaar op het gebied van voeding te doen. Verhulsdonk: „We hebben bijvoorbeeld een onderzoek gedaan naar sinaasappel sap, omdat we het gevoel hadden dat er allerlei dingen niet klopten. En wat bleek? De helft van de onderzochte merken ver kochten teveel water in hun produkten.” „We kunnen consumenten verder tegen bepaalde ontwikkelingen waarschuwen. In het verleden hebben we zo stelling genomen tegen de zogenaamde halfboter. Dat werd verkocht als boter waarin min der vet zat, maar dat was helemaal niet zo. Bovendien zaten er veel hulpmiddelen in en had het nog een geringe houdbaarheid ook. Het stond hier in de ijskast te schim melen!” In het BWA-boek „Voedsel in Neder land” lezen we, dat de consument veel te Niettemin bereidt de werkgroep Voe ding en Cosmetica een nieuw boek voor over de voedselsituatie in ons land. Want men vindt dat er nog steeds alle reden tot ongerustheid is. En dat niet in de laatste plaats vanwege de vele hulpstoffen de I Als de leden van de werkgroep Voeding jn Cosmetica, onderdeel van de Bond voor Wetenschappelijk Arbeiders (BWA) □ijvoorbeeld? Het was deze groep, die in 1973 het boek .Voedsel in Nederland” uitgaf, dat de niet aan duidelijkheid te wensen ondertiteling draagt: „Gezondheid, bedrog en vergif”. „Voedsel in Nederland is geen aange naam boek. Dat ligt overigens niet aan het boek maar aan onze voeding. Voeding wordt niet meer geassocieerd met grazige weiden, goedlachse boerinnen en hulp vaardige kruideniers, maar met hormo nen, contractteelt, multinationale con cerns en gladde zelfbedieningszaken.” En zo begint dan alleen nog maar het voor woord. Er is veel kritiek geweest op dit werk. Een van de samenstellers, de bioloog Jaap Jansen uit Utrecht, zegt: „Het boek is in zekere zin eenzijdig. De voorbeelden zijn eenzijdig gekozen. Dat komt om het poli tiek geïnspireerd is. Het hoofdstuk dat we over vlees hebben geschreven, vinden we zelf zwak. Daar zouden we nu niet meer achter staan.” Controle of de Warenwet en andere wetten die zich met ons voedsel bezighou den wel wordt nageleefd, is in handen van Keuringsdiensten van Waren, waar van er in ons land 16 zijn. Die diensten komen niet veel in het nieuws. Dat komt ook omdat de opspo ringsambtenaren hun mondje moeten houden. De informatie die wordt verza meld krijgt direct het stempel „geheim”^ Wel brengen alle keuringsdiensten jaar lijks een verslag uit, dat algemeen toegan kelijk is. Als de Warenwet overtreden wordt, volgt er in de regel een boete. Maar ook zwaardere straffen zijn mogelijk, als slui ting van de desbetreffende winkel of fa briek. Die boetes zijn vaak niet zo gek hoog. Het gebeurt dan ook dat winkeliers de geldstraffen bewust incalculeren als ze overtredingen toepassen die hen winst brengen. Een nogal gericht voorbeeld in deze wordt gevormd door de slagers die sulfiet door hun vlees mengen. Dit sulfiet heeft de eigenschap, dat het vlees en vleespro- dukten mooi rood van kleur houdt. Van nature verkleurt vlees na verloop van tijd. Het sulfiet houdt dat tegen. Dat heeft voor de slager het niet geringe voordeel dat relatief „oud” vlees als ka kelvers kan worden verkocht. Afgezien van het feit dat je zo je koper bedriegt, is te veel sulfiet ook nog slecht voor de gezondheid. Sulfiet breekt vitamine B af en dat hebben we nodig voor ons lichame lijk welzijn. Wie wel eens ’s morgens met een beu^ kende hoofdpijn is wakker geworden om dat hij de avond daarvoor een fles goed kope wijn had verorberd, moet maar eens vitamine B proberen. Want de kans is groot dat de hoofdpijn werd veroorzaakt door tekort aan dit vitamine, gevolg van de soms zeer grote hoeveelheid sul fiet die in de goedkopere wijnsoorten zit. De boetes voor de sulfietslagers zouden best steil omhoog mogen. Ook bekendma king van de namen van de overtreders speelt door de gedachten. „De keurings diensten van waren zijn wel eens jaloers op de consumentenbonden, die naam en toenaam kunnen noemen”, zegt een van onze zegslieden op Volksgezondheid. Hoe werkt dat nu precies op Volksge zondheid? Hoe kan de overheid de produ centen van ons voedsel, wiens belangen niet altijd parallel hoeven te lopen met die van de consument, om het voorzichtig te zeggen, controleren? Knoeierijen hebben aan het begin ge staan van de huidige regelingen. Na de Eerste Wereldoorlog gebeurde er op dat terrein nogal wat. Uitgebreid werd onder meer met melk gerommeld, waaraan goedkoop water soms zelfs afkomstig uit de sloot werd toegevoegd. De Warenwet dateert van 1919. Voor elke waar worden algemene maatregelen van bestuur afgekondigd, die door de Kroon worden vastgesteld na advies van de Raad van State. Het parlement komt er dus niet aan te pas. Veel maatregelen worden in internatio naal verband getroffen, en dan vooral in EEG-verband. Dat gaat zo: in Brussel wordt gepraat over de samenstelling van bijvoorbeeld melk. Van Nederlandse zijde neemt daaraan onder meer de hoofdin spectie levensmiddelen van het ministerie van volksgezondheid deel. De EEG-voorstellen komen vervolgens op het departement, waar ze in de Neder landse wetgeving worden ingepast. Daar na gaan de voorstellen naar de Advies commissie Warenwet. Hierin zijn verte genwoordigd naast de overheid de consu mentenorganisaties, de producenten en de deskundigen. Voorstellen plus advie zen van de commissie gaan vervolgens naar de betrokken minister. Zo weergegeven is de gang van zaken sterk vereenvoudigd. De Adviescommis sie Warenwet heeft bijvoorbeeld ook nog subcommissies, er is sprake van interde partementaal overleg, er kunnen hoorzit tingen worden gehouden, etc. Bij levensmiddelen zijn de EEG-maatre- gelen overigens nog niet erg gevorderd. Dat betekent dat de regels van het depar tement van volksgezondheid moeten ko men. waarna weer de gebruikelijke ronde langs de Adviescommissie Warenwet, mi nister en Kroon wordt afgelegd. lem e.o, ken. lijk tegenover die op het departement van volksgezondheid, in de eerste plaats ver antwoordelijk voor de kwaliteit van ons voedsel. Over kleurstoffen zegt een van onze zegslieden, die deel uitmaakt van de hoofdinspectie levensmiddelen, bijvoor beeld: ,Ja, die aardbeienjam. Het rood daarvan is nogal vergankelijk, en de brui ne prut die je dan krijgt, ziet er nou eenmaal niet zo smakelijk uit.” „U moet niet vergeten, we eten met onze mond, met onze neus, maar ook met onze ogen. Ook de consumentenorganisaties hebben daar begrip voor. We voelen er dan ook niets voor de kleurstoffen te verbieden.” Dit neemt overigens met weg dat er, aangaande de kleurstoffen, een discussie gaande is. Er wordt met name gepraat over de vraag hoeveel kleurstof aan welk middel mag worden toegevoegd. „Dat is nu nauwelijks geregeld. We hebben een filosofie ontwikkeld over wat wij vinden dat toelaatbaar is.” Voor veel hulpstoffen is wel nauwkeu rig het wat, hoeveel en waarin geregeld, vaak in internationaal verband. Onze zegsman van de hoofdinspectie levens middelen: „Er zijn heel wat natuurlijke bestanddelen die in wezen schadelijker zijn dan de additieven. Want die zijn beke ken en bij dingen die er van nature inzit ten heb je dat niet.” Nitrosamine bijvoorbeeld, om maar weer eens tot deze angstaanjager terug te keren, is een verontreiniger die van natu re in bepaalde voedselsoorten zit. „Het is afkomstig uit de grondstoffen, al weten we nog niet hoe. Dat wordt nu in allerlei landen uitgezocht.” Bij de Consumentenbond zit de angst De positie van de producenten in de Adviescommissie is vrij sterk. Moet dat niet tot wantrouwen aanleiding geven? Nee, vond men op Volksgezondheid. Ons wordt erop gewezen dat het onjuist is, de producenten als één gesloten groep te zien. „Daar valt de groothandel onder, fabrikanten, detaillisten, die tegengestel de belangen hebben. Zelfs binnen een van die subgroepen heb je al tegenstellingen.” Een ambtenaar van de afdeling voe- dingsaangelegenheden: „De secretaris van de Adviescommissie heeft bovendien het recht en daar maakt hij veel ge bruik van deskundigen die niet tot de commissie behoren, uit te nodigen. Dat komt de meningsvorming ten goede.” tie van alles wat met de „verkeerde Duit ser” te maken heeft. Het door Josef von Sternberg verfilmde verhaal naar de ro man van Heinrich Mann, zou Mariene Dietrich, in de rol van nachtclubdanseres Lola Lola, wereldroem bezorgen. De film behelst de geschiedenis van een provinciale leraar met een stevig verpakt waardepakket: autoriteit, hiërarchie, flinkheid, ’s winters slapen met open ra men etc. Belust op gevoelens die hij bij zichzelf niet wil ontdekken, bespioneert hij enkele van zijn leerlingen die een be zoek aan een variétégelegenheid brengen. Daar raakt hij in de ban van de nachtclub- juf en gaat reddeloos aan haar ten onder en met hem vele andere burgers die, met hun mond vol woorden als fatsoen en plichtsbesef, wensten te vergeten dat de mens meer is dan wat de autoritaire staat hem graag ziet zijn. Zelden is de wanhoop en de perversie van een generatie beter vastgelegd dan in dat meesterwerk. Het parlementaire bedrijf rommelde, zo goed en zo kwaad als dat ging, door. Maar het ging eerder kwaad dan goed. Indu striëlen en bankiers waren het onervaren gepalaver van de prille democratie beu en begonnen hun geld te steken in bewegin gen die de harde hand propageerden. De Nazi’s beschikten over aanzienlijke finan ciële middelen en konden flink wat propa ganda maken. Hun keurtroepen kregen behoorlijk te eten en werden piekfijn in het pak gestoken. Wie zou er geen SA-man willen worden als honger en armoede op de loer liggen? Bij de verkiezingen van 1930 behaalden de Nazi’s, geheel tegen de verwachtingen in, honderdzeven zetels. Het begin van het Staand zogenaamde additieven die in ons dage lijks eten worden gestopt. Bioloog Jansen erkent dat het gebruik van die additieven niet altijd kan worden ;yermeden. Garnalen die niet zoals ge- bruikelijk met een bepaalde chemische Istof zouden worden bewerkt, zouden rap peen kweekplaats zijn van kolonies uiterst ^schadelijke bacteriën, bijvoorbeeld. F Ook andere levensmiddelen zijn slechts rhoudbaar bij de gratie van hulpstoffen. FDie hulpstoffen zijn weliswaar terdege t onderzocht op de aanwezigheid van scha ndelijke bijwerkingen. r Niettemin bepleit Jansen de grootst mo egelijke voorzichtigheid. „Inderdaad, die [stoffen zijn geëvalueerd. Maar we weten piet welke chemische processen zich nou allemaal in ons lichaam afspelen. Hoe stoffen op elkaar reageren. Nitrosamine bijvoorbeeld wordt ook onder invloed van Bepaalde stoffen in het menselijk lichaam gevormd. En dan moet je je vragen gaan einde was in zicht. Het, was toevallig het zelfde jaar waarin Brechts Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny in première ging. Mahagonny was Berlijn. Niemand begreep dat beter dan de Nazi’s. Deze keer werd de première verstoord. Brecht had het voorzien: „(Wir) Können uns und euch und niemand helfen”, luidt de laatste re gel van Mahagonny en daarmee werd een tijdperk afgesloten dat bijna eén laborato riumsituatie van de menselijke geschiede nis mag worden genoemd. Een tijd van frustratie, toekomstverwachting, regres sie en idealisme. Een tijd waarin zowel links als rechts naar het mes greep en het publiek niettemin te hoop liep rond de explosies van creatief talent die de perio- de te bieden had. Een periode waarin inderdaad niemand meer geholpen kon worden omdat de hardste schreeuwers het grootste gelijk kregen. Het gezonde verstand werd ter aarde besteld en de eerste linkse en joodse intellectuelen be gonnen hun biezen te pakken. Het experi ment van Weimar was mislukt Wie geïnteresseerd is in de periode vindt heel wat materiaal in Voor de zondvloed - Berlijn in de jaren twintig" door Otto Friedrich (Wereldvenster, Baarn). Een soepel geschreven overzicht. Op de inter pretatie van politieke gebeurtenissen en de rol die verschillende kunstenaars heb- X ben gespeeld, valt echter wel wat af te dingen. Verder door mij geraadpleegde literatuur: Peter Gay: Weimar Culture, (Pelican); Max Schmeling: Erinnerungen, (Ullstein); Georg Grosz: Een kleines Ja und ein grosses .Nein, (Rororo); Golo Mann: Deutsche Geschichte des 19. und 20. Jahrhunderts. Volgens mij hebben in Duitseland die Denke veroordeelden, niet ingezien dat de man geniale Duitse karkatertrekken ver toonde: methodiek, zorgvuldigheid, koel bloedigheid en filosofische grondslag voor zijn daden. Ze hadden hem tot ere doctor moeten benoemen”. Een vergelijkbaar geval leverde Georg Karl Grossmann. Deze werd door de poli tie betrapt, toen hij naakt gebogen stond over de op haar bed vastgebonden huis houdster Marie Nitsche; haar keel had hij al doorgesneden. In de keuken vond de politie een half verkoolde borstkas en enkele handen en vingers. Bij onderzoek bleek dat Grossmann maar liefst drieën twintig huishoudsters had versleten. Massamoordenaars, kannibalen, ze wa ren aan de orde van de dag in de protohis torie van het Derde Rijk. Men reageerde er tenslotte met het nodige cynisme op. Over de massamoordenaar Haarmann ging dan ook het deuntje: Warte, warte nur ein Weilchen. Bald kommt Haarmann auch zo dir. Mit dem kleinen Hackebeilchen Macht er Pökelfleisch aus dir. ’Een afstandelijkheid die later nog van Pas zou komen. En ach, wat zou men zich iwk druk maken? in net Sportpalast wer den de ware helden van die tijd geëerd. De - V -3 j weinig te zeggen heeft over ons eten en drinken. Vindt Verhulsdonk dat ook? Hij onderschrijft dat de positie van de consu ment niet erg sterk is. Maar hij zegt ook: „We zitten in de Adviescommissie warenwet en zo hebben we dus een stem als er gepraat wordt over ons voedsel.” Verder wijst hij op de overheid. „Ik heb niet de indruk dat Volksgezondheid haar werk niet goed doet.” Wie alle onheilsberichten over ons eten 1 ->n drinken van hun zwartste zijde ziet, zou -’een hap of slok meer door de kritische ’reel kunnen krijgen. Een met zorg voor voedsel belaste ambtenaar van de inspec- ;ie levensmiddelen zegt dan ook: „On- schadelijke levensmiddelen bestaan niet. Daar moeten we maar mee leven.” Dat laatste is het probleem nou juist, ?ou je zeggen. Maar is de situatie werke- ijk zo somber als sommigen wel denken? de Adviescommissie is de maat schappij als. geheel vertegenwoordigd. De positie van de consument wordt, behalve door de consumentenorganisaties die zit ting hebben, ook door de ambtenaren van volksgezondheid beschermd. En datzelfde gebeurt op de departementen van econo mische zaken en landbouw.” Consumenten komen er beter voor te staan, nu op 17 december in de EEG- landbouwraad na ruim drie jaar ambte lijk overleg de „Richtlijnen inzake etiket tering en presentatie van levensmiddelen en reclame” is aangenomen. Dit betekent dat binnen afzienbare tijd alle levensmiddelen voorzien moeten zijn van een lijst waarop, in afnemende hoe veelheden, de ingrediënten vermeld staan. De koper kan dan zelf op de verpakking lezen of er conserveringsmiddelen, anti- oxydanten of kleurstoffen in zijn hap zitten. Verhulsdonk van de- Consumentenbond ziet dit als „een van de allerpositiefste ontwikkelingen die we de laatste tien jaar op het gebied van voeding hebben gehad.” ",T

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 23