Weimar
ïIf
r *7
IE
mjs
voor 4-
ing.
NITROSAMINE: ER IS WEER WAT MET ONS VOEDSEL
irea
296
k
door Henk Dam
Keuringsdiensten
Wantrouwen?
rijf
I
Yoghurt
Bertolt Brecht
Ongerustheid
Knoeierijen
Internationaal
fj
22
iu van
-
A
J
-
,Jn
I
happij
ronds
Vervolg van vorige pagina
■R
n staat
(uit te
prijs-
en:
a wel
zetf-
men.
Enkele jaren geleden weigerde Canada een partij kaas, die afkomstig was uit
jns land. Reden: er zou te veel nitrosamine inzitten. De partij werd terugge
nomen.
Nitrosamine is momenteel de grote omstreden stof. Kort geleden verstoorde de
i/Vestduitse professor Preussman de rust van miljoenen levensgenieters met zijn
ontdekking dat het kankerverwekkende goedje in tal van biersoorten zit.
Bovendien komt het in een aantal vleessoorten voor.
En terwijl in cafés de onrust wordt gesust door grappen als: „Ik heb zo’n hekel
aan die vent, ik denk dat ik 'm maar een pilsje geef”, is er in werkelijkheid
natuurlijk helemaal geen reden tot lachen. Er is weer eens wat met ons voedsel
I
kbaar.
ra
ijb
Leven met schadelijke
levensmiddelen of: kun
je nog wel veilig eten?
jleiding,
na,
xden in
worden
schoon-
deur.
Nog een aardig voorbeeld van volgens
Jansen overbodige toevoegingen wordt
geboden door bepaalde soorten yoghurt.
Men wil die soorten lang houdbaar maken
en dat doe je door ze te verhitten.
Het probleem is nu dat yoghurt, als het
heet wordt gemaakt, uiteenvalt in water
en eiwitachtige vlokken en er derhalve
uiterst onsmakelijk uitziet. Dit wordt door
toepassing van verdikkers weer ongedaan
gemaakt. „Ik vind dat onjuist, ik vind dat
je dat produkt geen yoghurt meer zou
mogen noemen.”
Kleurstoffen tenslotte zijn volgens Jan
sen allemaal overbodig. Kleurstoffen zor
gen ervoor dat de cake, het krentenbrood
en de vermicelli geel en de aardbeienjam
rood ziet.
Jansen: „In Duitsland is de aardbeien
jam minder rood dan bij ons. Daarmee
wordt de uitspraak van de Nederlandse
fabrikanten dat de jam anders niet te
verkopen zou zijn, al gelogenstraft. Dat is
gewoon pure kul.”
De mening van de BWA’ers staat duide-
jart-time
1 verzot-
igeving.
- Pok druk maken? In het Sportpalast
listen anderzijds, daar was het de film
het vluchtmedium bij uitstek waarin de
contouren werden geschetst van de bange
Duitse burger, die geacht werd de rugge-
graat van zijn maatschappij te zijn. Wie
aan de republiek van Weimar denkt,
denkt aan Der blaue Engel, de film die als
treffende ansichtkaart kan dienen voor de
era. „Groeten uit Duitsland”, getekend
door Doktor Unrat, alias de toneel- en
filmspeler Emil Jannings, de personifica-
zesdaagse-kanonnen fietsten zich van be
rooide arbeidersjongens tot wereldbe
roemde coryfeeën. De bokser Max
Schmeling zette er zijn eerste stappen op
weg naar het wereldkampioenschap der
zwaargewichten. Hem als model te mogen
hebben werd het ideaal van menige beeld
houwer en schilder.
In deze roerige wereld waar de één
verpauperde en de ander in grote staat
kon leven dankzij speculatie en andere
praktijken, speelde zich de onweerstaan
bare opkomst af van Bertolt Brecht. Zijn
eerste stuk oorspronkelijk Spartakus
geheten, naar de Spartakistenopstand
werd in 1922 opgevoerd onder de titel
Trommeln in der Nacht. In 1924 verhuisde
Brecht naar Berlijn waar hij als drama
turg bij het Deutsche Theater van Max
Reinhardt werd aangesteld. In 1928 ging
de „Dreigroschenoper” in première, een
groot publiek succes, wat niet in de laatste
plaats te danken was aan de muziek van
Kurt Weill. Dat deze première mogelijk
was leek er op te duiden dat het Duitsland
van de redelijkheid en de vrijheid het pleit
gewonnen had. Reden genoeg voor kanse
lier Wilhelm Marx om het verbod op de
verboden Nazipartij op te heffen. „Een
land dat zijn Brechts en Piscators onge
moeid laat”, zo moet hij ongeveer gedacht
hebben, „kan zich een dergelijke partij
wel veroorloven”. En inderdaad leek hij
gelijk te hebben. Bij de verkiezingen van
dat jaar behaalden de Nazi’s slechts
twaalf van de vijfhonderd kamerzetels.
Maar „dit is nog maar het voorspel”, zei
A Marlene Dietrich als Lola-Lola in Der blaue Engel.
het nieuwbakken kamerlid Goebels. „U
kunt nog veel plezier aan ons beleven. Het
spel kan beginnen”. Het proletarisch to
neel van Erwin Piscator had er een ernsti
ge concurrent bij gekregen.
Waar Brecht en Piscator een beeld van
hun maatschappij gaven in termen van
klassenstrijd en historisch materialisme
en dus vrijwel automatisch uitkwamen bij
een gepolariseerd beeld van onderdrukte
arbeiders enerzijds en dikbuikige kapita-
stellen als: wordt zo niet de toelaatbare
dosis overschreden?”
Volgens Jansen en zijn medestanders
zijn additieven ook niet in alle gevallen
nodig. Bij slaatjes bijvoorbeeld heb je de
keuze. Je kan bederf en ziektekiemen
remmen door aan het slaatje conserve
ringsmiddelen toe te voegen. Je kan ook
zorgen voor verhoging van de hygiëne,
goede koeling en toepassing van betere
grondstoffen.
In dit soort gevallen heb je de keus. Er
wordt gekozen voor de conserveringsmid
delen, omdat dat gemakkelijker en goed
koper is. Geld boven gezondheid dus. Dat
zelfde geldt bijvoorbeeld bij verpakt rog
gebrood.
Daar wordt propionzuur aan toege
voegd om het langer houdbaar te maken.
Roggebrood zonder èo’n middel gaat
gauw schimmelen. Maar nu kan het veel
langer op de, plank bij de winkelier staan.
Dat geldt ook voor voedsel dat anti-oxy-
danta bevat (bedoeld om binding met
zuurstof, leidend tot bederf, tegen te
gaan). Soms zijn die nodig. Maar als die
middelen gebruikt worden om iets een
half jaar in plaats van een maand ver
koopbaar te houden.
vooral in de zogenaamde onbewuste toe
voegingen. De verontreinigingen in ons
milieu, die dan via plant of dier in ons
lichaam terechtkomen. Voedseldeskundi
ge bij de Consumentenbond is de chemi
cus drs. C. A. H.Verhulsdonk.
Hij zegt: „In de sfeer van de onbewuste
verontreinigingen kunnen zich dingen af
spelen die wij helemaal niet weten. Analy
setechnieken zijn gericht op een bepaalde
stof of een bepaalde groep stoffen. Bij die
onbewuste verontreinigingen moet er
eerst iets ergs gebeuren, wil je kunnen
vaststellen wat voor gif er in het eten zit.”
De Consumentenbond rekent het zich
niet tot taak uitgebreid de samenstelling
van ons eten te controleren. Verhulsdonk:
„In principe gaan wij geen keurmeestertje
spelen. Daar zijn de Keuringsdiensten
voor Waren voor.”
Toch heeft de Consumentenbond wel
voeding in haar onderzoekprogramma
staan. Maar dan gaat het vooral om de
vraag: „Worden we als consument bela
zerd?” De Bond streeft ernaar zés onder
zoeken per jaar op het gebied van voeding
te doen.
Verhulsdonk: „We hebben bijvoorbeeld
een onderzoek gedaan naar sinaasappel
sap, omdat we het gevoel hadden dat er
allerlei dingen niet klopten. En wat bleek?
De helft van de onderzochte merken ver
kochten teveel water in hun produkten.”
„We kunnen consumenten verder tegen
bepaalde ontwikkelingen waarschuwen.
In het verleden hebben we zo stelling
genomen tegen de zogenaamde halfboter.
Dat werd verkocht als boter waarin min
der vet zat, maar dat was helemaal niet zo.
Bovendien zaten er veel hulpmiddelen in
en had het nog een geringe houdbaarheid
ook. Het stond hier in de ijskast te schim
melen!”
In het BWA-boek „Voedsel in Neder
land” lezen we, dat de consument veel te
Niettemin bereidt de werkgroep Voe
ding en Cosmetica een nieuw boek voor
over de voedselsituatie in ons land. Want
men vindt dat er nog steeds alle reden tot
ongerustheid is. En dat niet in de laatste
plaats vanwege de vele hulpstoffen de
I Als de leden van de werkgroep Voeding
jn Cosmetica, onderdeel van de Bond
voor Wetenschappelijk Arbeiders (BWA)
□ijvoorbeeld?
Het was deze groep, die in 1973 het boek
.Voedsel in Nederland” uitgaf, dat de niet
aan duidelijkheid te wensen ondertiteling
draagt: „Gezondheid, bedrog en vergif”.
„Voedsel in Nederland is geen aange
naam boek. Dat ligt overigens niet aan het
boek maar aan onze voeding. Voeding
wordt niet meer geassocieerd met grazige
weiden, goedlachse boerinnen en hulp
vaardige kruideniers, maar met hormo
nen, contractteelt, multinationale con
cerns en gladde zelfbedieningszaken.” En
zo begint dan alleen nog maar het voor
woord.
Er is veel kritiek geweest op dit werk.
Een van de samenstellers, de bioloog Jaap
Jansen uit Utrecht, zegt: „Het boek is in
zekere zin eenzijdig. De voorbeelden zijn
eenzijdig gekozen. Dat komt om het poli
tiek geïnspireerd is. Het hoofdstuk dat we
over vlees hebben geschreven, vinden we
zelf zwak. Daar zouden we nu niet meer
achter staan.”
Controle of de Warenwet en andere
wetten die zich met ons voedsel bezighou
den wel wordt nageleefd, is in handen
van Keuringsdiensten van Waren, waar
van er in ons land 16 zijn.
Die diensten komen niet veel in het
nieuws. Dat komt ook omdat de opspo
ringsambtenaren hun mondje moeten
houden. De informatie die wordt verza
meld krijgt direct het stempel „geheim”^
Wel brengen alle keuringsdiensten jaar
lijks een verslag uit, dat algemeen toegan
kelijk is.
Als de Warenwet overtreden wordt,
volgt er in de regel een boete. Maar ook
zwaardere straffen zijn mogelijk, als slui
ting van de desbetreffende winkel of fa
briek. Die boetes zijn vaak niet zo gek
hoog. Het gebeurt dan ook dat winkeliers
de geldstraffen bewust incalculeren als ze
overtredingen toepassen die hen winst
brengen.
Een nogal gericht voorbeeld in deze
wordt gevormd door de slagers die sulfiet
door hun vlees mengen. Dit sulfiet heeft
de eigenschap, dat het vlees en vleespro-
dukten mooi rood van kleur houdt. Van
nature verkleurt vlees na verloop van tijd.
Het sulfiet houdt dat tegen.
Dat heeft voor de slager het niet geringe
voordeel dat relatief „oud” vlees als ka
kelvers kan worden verkocht. Afgezien
van het feit dat je zo je koper bedriegt, is
te veel sulfiet ook nog slecht voor de
gezondheid. Sulfiet breekt vitamine B af
en dat hebben we nodig voor ons lichame
lijk welzijn.
Wie wel eens ’s morgens met een beu^
kende hoofdpijn is wakker geworden om
dat hij de avond daarvoor een fles goed
kope wijn had verorberd, moet maar eens
vitamine B proberen. Want de kans is
groot dat de hoofdpijn werd veroorzaakt
door tekort aan dit vitamine, gevolg van
de soms zeer grote hoeveelheid sul
fiet die in de goedkopere wijnsoorten zit.
De boetes voor de sulfietslagers zouden
best steil omhoog mogen. Ook bekendma
king van de namen van de overtreders
speelt door de gedachten. „De keurings
diensten van waren zijn wel eens jaloers
op de consumentenbonden, die naam en
toenaam kunnen noemen”, zegt een van
onze zegslieden op Volksgezondheid.
Hoe werkt dat nu precies op Volksge
zondheid? Hoe kan de overheid de produ
centen van ons voedsel, wiens belangen
niet altijd parallel hoeven te lopen met die
van de consument, om het voorzichtig te
zeggen, controleren?
Knoeierijen hebben aan het begin ge
staan van de huidige regelingen. Na de
Eerste Wereldoorlog gebeurde er op dat
terrein nogal wat. Uitgebreid werd onder
meer met melk gerommeld, waaraan
goedkoop water soms zelfs afkomstig
uit de sloot werd toegevoegd.
De Warenwet dateert van 1919. Voor
elke waar worden algemene maatregelen
van bestuur afgekondigd, die door de
Kroon worden vastgesteld na advies van
de Raad van State. Het parlement komt er
dus niet aan te pas.
Veel maatregelen worden in internatio
naal verband getroffen, en dan vooral in
EEG-verband. Dat gaat zo: in Brussel
wordt gepraat over de samenstelling van
bijvoorbeeld melk. Van Nederlandse zijde
neemt daaraan onder meer de hoofdin
spectie levensmiddelen van het ministerie
van volksgezondheid deel.
De EEG-voorstellen komen vervolgens
op het departement, waar ze in de Neder
landse wetgeving worden ingepast. Daar
na gaan de voorstellen naar de Advies
commissie Warenwet. Hierin zijn verte
genwoordigd naast de overheid de consu
mentenorganisaties, de producenten en
de deskundigen. Voorstellen plus advie
zen van de commissie gaan vervolgens
naar de betrokken minister.
Zo weergegeven is de gang van zaken
sterk vereenvoudigd. De Adviescommis
sie Warenwet heeft bijvoorbeeld ook nog
subcommissies, er is sprake van interde
partementaal overleg, er kunnen hoorzit
tingen worden gehouden, etc.
Bij levensmiddelen zijn de EEG-maatre-
gelen overigens nog niet erg gevorderd.
Dat betekent dat de regels van het depar
tement van volksgezondheid moeten ko
men. waarna weer de gebruikelijke ronde
langs de Adviescommissie Warenwet, mi
nister en Kroon wordt afgelegd.
lem e.o,
ken.
lijk tegenover die op het departement van
volksgezondheid, in de eerste plaats ver
antwoordelijk voor de kwaliteit van ons
voedsel.
Over kleurstoffen zegt een van onze
zegslieden, die deel uitmaakt van de
hoofdinspectie levensmiddelen, bijvoor
beeld: ,Ja, die aardbeienjam. Het rood
daarvan is nogal vergankelijk, en de brui
ne prut die je dan krijgt, ziet er nou
eenmaal niet zo smakelijk uit.”
„U moet niet vergeten, we eten met onze
mond, met onze neus, maar ook met onze
ogen. Ook de consumentenorganisaties
hebben daar begrip voor. We voelen er
dan ook niets voor de kleurstoffen te
verbieden.”
Dit neemt overigens met weg dat er,
aangaande de kleurstoffen, een discussie
gaande is. Er wordt met name gepraat
over de vraag hoeveel kleurstof aan welk
middel mag worden toegevoegd. „Dat is
nu nauwelijks geregeld. We hebben een
filosofie ontwikkeld over wat wij vinden
dat toelaatbaar is.”
Voor veel hulpstoffen is wel nauwkeu
rig het wat, hoeveel en waarin geregeld,
vaak in internationaal verband. Onze
zegsman van de hoofdinspectie levens
middelen: „Er zijn heel wat natuurlijke
bestanddelen die in wezen schadelijker
zijn dan de additieven. Want die zijn beke
ken en bij dingen die er van nature inzit
ten heb je dat niet.”
Nitrosamine bijvoorbeeld, om maar
weer eens tot deze angstaanjager terug te
keren, is een verontreiniger die van natu
re in bepaalde voedselsoorten zit. „Het is
afkomstig uit de grondstoffen, al weten
we nog niet hoe. Dat wordt nu in allerlei
landen uitgezocht.”
Bij de Consumentenbond zit de angst
De positie van de producenten in de
Adviescommissie is vrij sterk. Moet dat
niet tot wantrouwen aanleiding geven?
Nee, vond men op Volksgezondheid. Ons
wordt erop gewezen dat het onjuist is, de
producenten als één gesloten groep te
zien. „Daar valt de groothandel onder,
fabrikanten, detaillisten, die tegengestel
de belangen hebben. Zelfs binnen een van
die subgroepen heb je al tegenstellingen.”
Een ambtenaar van de afdeling voe-
dingsaangelegenheden: „De secretaris
van de Adviescommissie heeft bovendien
het recht en daar maakt hij veel ge
bruik van deskundigen die niet tot de
commissie behoren, uit te nodigen. Dat
komt de meningsvorming ten goede.”
tie van alles wat met de „verkeerde Duit
ser” te maken heeft. Het door Josef von
Sternberg verfilmde verhaal naar de ro
man van Heinrich Mann, zou Mariene
Dietrich, in de rol van nachtclubdanseres
Lola Lola, wereldroem bezorgen.
De film behelst de geschiedenis van een
provinciale leraar met een stevig verpakt
waardepakket: autoriteit, hiërarchie,
flinkheid, ’s winters slapen met open ra
men etc. Belust op gevoelens die hij bij
zichzelf niet wil ontdekken, bespioneert
hij enkele van zijn leerlingen die een be
zoek aan een variétégelegenheid brengen.
Daar raakt hij in de ban van de nachtclub-
juf en gaat reddeloos aan haar ten onder
en met hem vele andere burgers die, met
hun mond vol woorden als fatsoen en
plichtsbesef, wensten te vergeten dat de
mens meer is dan wat de autoritaire staat
hem graag ziet zijn. Zelden is de wanhoop
en de perversie van een generatie beter
vastgelegd dan in dat meesterwerk.
Het parlementaire bedrijf rommelde, zo
goed en zo kwaad als dat ging, door. Maar
het ging eerder kwaad dan goed. Indu
striëlen en bankiers waren het onervaren
gepalaver van de prille democratie beu en
begonnen hun geld te steken in bewegin
gen die de harde hand propageerden. De
Nazi’s beschikten over aanzienlijke finan
ciële middelen en konden flink wat propa
ganda maken. Hun keurtroepen kregen
behoorlijk te eten en werden piekfijn in
het pak gestoken. Wie zou er geen SA-man
willen worden als honger en armoede op
de loer liggen?
Bij de verkiezingen van 1930 behaalden
de Nazi’s, geheel tegen de verwachtingen
in, honderdzeven zetels. Het begin van het
Staand zogenaamde additieven die in ons dage
lijks eten worden gestopt.
Bioloog Jansen erkent dat het gebruik
van die additieven niet altijd kan worden
;yermeden. Garnalen die niet zoals ge-
bruikelijk met een bepaalde chemische
Istof zouden worden bewerkt, zouden rap
peen kweekplaats zijn van kolonies uiterst
^schadelijke bacteriën, bijvoorbeeld.
F Ook andere levensmiddelen zijn slechts
rhoudbaar bij de gratie van hulpstoffen.
FDie hulpstoffen zijn weliswaar terdege
t onderzocht op de aanwezigheid van scha
ndelijke bijwerkingen.
r Niettemin bepleit Jansen de grootst mo
egelijke voorzichtigheid. „Inderdaad, die
[stoffen zijn geëvalueerd. Maar we weten
piet welke chemische processen zich nou
allemaal in ons lichaam afspelen. Hoe
stoffen op elkaar reageren. Nitrosamine
bijvoorbeeld wordt ook onder invloed van
Bepaalde stoffen in het menselijk lichaam
gevormd. En dan moet je je vragen gaan
einde was in zicht. Het, was toevallig het
zelfde jaar waarin Brechts Aufstieg und
Fall der Stadt Mahagonny in première
ging. Mahagonny was Berlijn. Niemand
begreep dat beter dan de Nazi’s. Deze keer
werd de première verstoord. Brecht had
het voorzien: „(Wir) Können uns und euch
und niemand helfen”, luidt de laatste re
gel van Mahagonny en daarmee werd een
tijdperk afgesloten dat bijna eén laborato
riumsituatie van de menselijke geschiede
nis mag worden genoemd. Een tijd van
frustratie, toekomstverwachting, regres
sie en idealisme. Een tijd waarin zowel
links als rechts naar het mes greep en het
publiek niettemin te hoop liep rond de
explosies van creatief talent die de perio-
de te bieden had. Een periode waarin
inderdaad niemand meer geholpen kon
worden omdat de hardste schreeuwers
het grootste gelijk kregen. Het gezonde
verstand werd ter aarde besteld en de
eerste linkse en joodse intellectuelen be
gonnen hun biezen te pakken. Het experi
ment van Weimar was mislukt
Wie geïnteresseerd is in de periode vindt
heel wat materiaal in Voor de zondvloed
- Berlijn in de jaren twintig" door Otto
Friedrich (Wereldvenster, Baarn). Een
soepel geschreven overzicht. Op de inter
pretatie van politieke gebeurtenissen en
de rol die verschillende kunstenaars heb- X
ben gespeeld, valt echter wel wat af te
dingen. Verder door mij geraadpleegde
literatuur: Peter Gay: Weimar Culture,
(Pelican); Max Schmeling: Erinnerungen,
(Ullstein); Georg Grosz: Een kleines Ja
und ein grosses .Nein, (Rororo); Golo
Mann: Deutsche Geschichte des 19. und
20. Jahrhunderts.
Volgens mij hebben in Duitseland die
Denke veroordeelden, niet ingezien dat de
man geniale Duitse karkatertrekken ver
toonde: methodiek, zorgvuldigheid, koel
bloedigheid en filosofische grondslag
voor zijn daden. Ze hadden hem tot ere
doctor moeten benoemen”.
Een vergelijkbaar geval leverde Georg
Karl Grossmann. Deze werd door de poli
tie betrapt, toen hij naakt gebogen stond
over de op haar bed vastgebonden huis
houdster Marie Nitsche; haar keel had hij
al doorgesneden. In de keuken vond de
politie een half verkoolde borstkas en
enkele handen en vingers. Bij onderzoek
bleek dat Grossmann maar liefst drieën
twintig huishoudsters had versleten.
Massamoordenaars, kannibalen, ze wa
ren aan de orde van de dag in de protohis
torie van het Derde Rijk. Men reageerde
er tenslotte met het nodige cynisme op.
Over de massamoordenaar Haarmann
ging dan ook het deuntje:
Warte, warte nur ein Weilchen.
Bald kommt Haarmann auch zo dir.
Mit dem kleinen Hackebeilchen
Macht er Pökelfleisch aus dir.
’Een afstandelijkheid die later nog van
Pas zou komen. En ach, wat zou men zich
iwk druk maken? in net Sportpalast wer
den de ware helden van die tijd geëerd. De
-
V -3 j
weinig te zeggen heeft over ons eten en
drinken. Vindt Verhulsdonk dat ook? Hij
onderschrijft dat de positie van de consu
ment niet erg sterk is.
Maar hij zegt ook: „We zitten in de
Adviescommissie warenwet en zo hebben
we dus een stem als er gepraat wordt over
ons voedsel.” Verder wijst hij op de
overheid. „Ik heb niet de indruk dat
Volksgezondheid haar werk niet goed
doet.”
Wie alle onheilsberichten over ons eten
1 ->n drinken van hun zwartste zijde ziet, zou
-’een hap of slok meer door de kritische
’reel kunnen krijgen. Een met zorg voor
voedsel belaste ambtenaar van de inspec-
;ie levensmiddelen zegt dan ook: „On-
schadelijke levensmiddelen bestaan niet.
Daar moeten we maar mee leven.”
Dat laatste is het probleem nou juist,
?ou je zeggen. Maar is de situatie werke-
ijk zo somber als sommigen wel denken?
de Adviescommissie is de maat
schappij als. geheel vertegenwoordigd. De
positie van de consument wordt, behalve
door de consumentenorganisaties die zit
ting hebben, ook door de ambtenaren van
volksgezondheid beschermd. En datzelfde
gebeurt op de departementen van econo
mische zaken en landbouw.”
Consumenten komen er beter voor te
staan, nu op 17 december in de EEG-
landbouwraad na ruim drie jaar ambte
lijk overleg de „Richtlijnen inzake etiket
tering en presentatie van levensmiddelen
en reclame” is aangenomen.
Dit betekent dat binnen afzienbare tijd
alle levensmiddelen voorzien moeten zijn
van een lijst waarop, in afnemende hoe
veelheden, de ingrediënten vermeld staan.
De koper kan dan zelf op de verpakking
lezen of er conserveringsmiddelen, anti-
oxydanten of kleurstoffen in zijn hap
zitten.
Verhulsdonk van de- Consumentenbond
ziet dit als „een van de allerpositiefste
ontwikkelingen die we de laatste tien jaar
op het gebied van voeding hebben gehad.”
",T