c I Fantasie op de rand in Nieuwe Maan van Koolhaas I IJ 8 I 7 EJ Ch a. 5 Ea LOU DE JONG SLORDIG BRONNENONDERZOEK VERWETEN door Jan de Roos ECHTPAAR OP ZOEK NAAR EMOTIONEEL EVENWICHT o ■■■■■IK Niet mals Ja< ^lijn j en van fiderer Kinderachtig K ■I r<l Gerrit Achterberg heeft zich in zijn gedichten vooral bezig gehouden met het oproepen van een dode geliefde. Wat hij wil bereiken en waar hij bin nen het gedicht soms in slaagt, lijkt op osmose: het binnendringen in een ander opdat beiden gelijkwaardig worden. Hij wil, om het gedicht Re- trospectie uit de bundel Osmose te parafraseren langzaam veranderen van vreemde in bekende. De nieuwe roman van Antoon Koolhaas, Nieuwe Maan, is een variatie op dit thema zoals eigenlijk met de meeste van zijn latere romans het geval is. Zijn the matiek is bekend en het hangt derhal ve van de creativiteit van de schrijver af of zijn spel met woorden telkens opnieuw de lezer blijft boeien. i „Blij er iets minute Stek in tijd we jcht d< len vo niet z< centrur ■F' „Volmaakt absurd” noemde Dr. L. de Jong twee jaar geleden in een interview met het weekblad Vrij Nederland de kritiek van Jan Rogier in datzelfde blad op zijn levenswerk: „Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog”. Deze maand is het precies tien jaar geleden dat het eerste deel van het seriewerk verscheen. Acht delen zijn sindsdien gepubliceerd en de belangstelling voor het werk en de auteur is van meet af aan zeer groot geweest. Tot nu toe zijn ongeveer éénmiljoen exemplaren van De Jongs oorlogsgeschiedenis verkocht. MFr OER INDE - IÊ A Felle kritiek van Rogier op Geschiedschrijver des Rijks’ r- a Koolhaas’ fantasie komt vooral aan bod als hij de hallucinerende ervaringen Dat is nogal wat, en het wekt bij de lezer van dit scherpe, men mag wel zeggen: vernietigende oordeel, de verwachting, dat Rogier in zijn boek een heel andere visie op de geschiedenis van Nederland vóór en tijdens de oorlog ontwikkelt WIM VOGEL Nieuwe Maan, dour Antoon Koolhaas; uit geverij Van Oorschot, prijs ƒ22,50. Het tweede deel van Jan Rogiei politieke portretten zal onder met gaan over ex-premier Jan de Qua en als titel hebben: „Een zondag kind in de politiek en andere chri: tenen”. Rogiers oordeel over de aanpak H iedt 197] bij: Rod 197; tigd het kaa fell in van ten terz mat velt buil klei opv A vol; vlie Chi nu zoa de 1 mei ken laai hor op van is i beu het ken goe eer: stee gert kac kee naa H bre van ree] de effi van D sm; een kik ren hee we| ook ver ger se een V - - van de man beschrijft. Als Enno zich met behulp van ingewikkelde hijstoes tellen heeft laten afdalen in het grotten complex ontdekt hij tot zijn verbijste ring een gigantische prehistorische we reld. Enorme nooit geziene krabben zo groot al§ een tank, vissen die op een onbegrijpelijke wijze evolueren tot vo gels, voortplantingssystemen en voed selketens waar de mensheid nog geen woorden voor heeft, laat staan zo’n klerk als Enno. Veel van klerkendorheid verliest hij echter onder invloed van de afdalingen. Eigenschappen die hij nooit vermoed had, manifesteren zich en komen uitste kend van pas: creativiteit, inventiviteit en intuïtie. Hij wordt in alles emotione ler en wordt, kun je zeggen, eindelijk zichzelf. Zijn ervaringen in de onderwe reld leveren een bij uitstek spannend verhaal op. Ik heb aan die gedeeltes veel leesplezier ervaren en dat vind ik toch altijd nog doorslaggevend: je leest im mers niet voor je verdriet. Koolhaas is er uitstekend in geslaagd om je in Enno’s ervaringen te doen geloven ook al weet je dat die wereld uitsluitend in dit boek en echt nergens anders voorkomt. Het is dan ook heel goed mogelijk alles te zien als een materialisatie van de werelden die Enno emotioneel en geestelijk in zichzelf blootlegt. Als een moderne Or- feus kruipt hij door spelonken en kroch ten op zoek naar.ja naar wat eigen lijk? Wat hij meemaakt is zo ongelofelijk dat hij nooit in staat zal zijn om het voor zichzelf, laat staan voor anderen te ver woorden. Ook Marij maakt een bewustwor dingsproces door. In de nacht van nieu we maan als Enno in de grotten getuige is van een uitermate bizarre zuivering de immense dieren lozen hun vuil, drab en drek in zee en moet vechten voor zijn leven, wordt ook de driehoeksver houding tussen de dode jeugdliefde, Ma rij en Enno gezuiverd van onwaarachtig heden. Marij ziet in dat haar hautain en emotioneel vasthouden aan het verleden waarin haar minnaar tijdens een adem benemende vrijpartij in haar armen is gestorven, uitermate pretentieus en on waarachtig is. Zij heeft krampachtig Zij besluiten hun intrek te nemen in een verlaten gidsenwoning ergens op een kaap aan zee. Hun redenen voor deze drastische daad zijn nogal verschillend. Marij zoekt vooral de rust van stille strandjes waarop zij ongestoord haar herinneringen aan een dode jeugdliefde emotioneel in stand kan houden. Enno zoekt het nieuwe; hij wil na veertig jaar kantoorwerk eindelijk weleens aan won deren toekomen. Lezers die vertrouwd zijn met de the matiek van Koolhaas’ verhalen herken nen deze beginsituatie. Al vaker schreef hij over mensen die op zoek gaan naar een nieuw emotioneel evenwicht. Dat evenwicht wordt in Nieuwe Maan be reikt op een wijze die voor de hoofdper- Ook Koolhaas lijkt van deze eis overtuigd te zijn. Niet alleen is er in de vaderlandse literatuur nauwelijks een auteur te noemen, die als Koolhaas, in de laatste drie en een half jaar vijf dikke romans publiceerde, maar allengs ne men ook de fantastische elementen toe. Nederlanders zijn van fantasie niet erg gediend. Ze verslinden weliswaar Tolkien, bewonderen Herman Hesse en gaan en masse naar de film Water- schapsheuvel, maar dat zijn buitenlan ders. Hollanders kunnen maar beter ge woon doen, dan doen ze al gek genoeg. Koolhaas maakt het ons wat dat betreft steeds moeilijker: hoedna’s vallen kinde ren aan, klawalla’s houden babies in hun torenhoge nesten en goendroens beslui ten te verplanten. Al deze fantastische elementen staan echter nooit op zichzelf, maar altijd in relatie tot de thematiek. En dan is de cirkel weer rond. Koolhaas schrijft geen romans, maar hij schept, als Achter berg, moderne mythen. Bij een mythe vraag je je niet af of de gebruikte beel den en symbolen reëel zijn; rationalisa tie doodt de mythe. Ook bij Koolhaas hebben rationele argumenten weinig zin: zij ontkennen de essentie, zij gaan voorbij aan de thematiek. penen 1 lauw. root. I 1 pet he ps, d; janzier tiend, ■;,Ah, i lier m< andse Ook als men in aanmerking neemt, dat het hier gaat om artikelen die allereerst zijn geschreven als boek besprekingen, kan de conclusie slechts zijn, dat Rogier niet veel verder komt dan wat algemene - op zichzelf zeker interessante, zij het niet altijd onaanvechtbare opmer kingen over het „wezen” van de Tweede Wereldoorlog, en natuur lijk allerlei aanvullingen en correc ties. In dit verband kunnen om een voorbeeld te geven, Rogiers opmer- Jan Rogier, historicus en publi cist, heeft vanaf 1969 uiterst felle artikelen in Vrij Nederland ge schreven over de boeken van De Jong. Die artikelen zijn nu gebun deld en verschenen onder de titel „De Geschiedschrijver des Rijks en andere socialisten”. Rogier wil met die titel onder meer doen uitkomen, dat De Jongs arbeid officiële ge schiedschrijving is. Zoals bekend, kreeg dr. L. de Jong in 1955 van de toenmalige mi nister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, J. L. M. Th. Cals, opdracht voor het schrijven van dit seriewerk over de lotgevallen van het koninkrijk tijdens de oorlogsja ren. Rogier acht het verlenen van een dergelijke opdracht principieel onjuist. Het gaat hier in feite om de oude strijdvraag: moet de overheid zich beperken tot het verzamelen, beheren en (doen) uitgeven van bronnenmateriaal (documenten en dergelijke) en de geschiedschrij ving overlaten aan het „particulier initiatief’, of mag zij opdracht ge ven tot geschiedschrijving aan een van haar ambtenaren? Rogier neemt duidelijk stelling: geen ge schiedschrijving „in opdracht van de staat”. De geschiedschrijver moet volstrekt onafhankelijk zijn. Daarvan is bij De Jong geen spra ke, aldus Rogier. Immers, De Jong is ambtenaar, ondergeschikte, hij moet zijn tekst voorleggen aan de poogd dat verleden in stand te houden ten koste van de werkelijkheid, ten koste ook vooral van Enno. Zij komt met name tot deze loutering als zij in de al eerder genoemde nacht op héér beurt moet vechten voor haar leven in een zee die plotseling zwaar vervuild en wild is, de grond wordt letterlijk onder haar voeten weggeslagen. Het is dan wel net iets te veel van het goede als zij dan ook nog midden in die drab een fles met een brief voor haar bestemd vindt. Weliswaar wijst alles erop dat deze brief een materialisatie is van En no’s gedachten en weliswaar behoort de brief qua vorm en inhoud tot het mooiste proza dat ik van Koolhaas ken, maar het maakt allemaal net iets te geforceerd, te toevallig, ongeloofwaardig dus. Enno heeft voor zijn ervaringen geen woorden, deskundigen achten hem krankzinnig. Meer dood dan levend wordt hij omhoog getakeld zonder ook maar een enkel bewijs van wat hij aan schouwd heeft. Ook Marij zal nooit aan anderen iets van haar ervaringen duide lijk kunnen maken. Wel hebben ze el kaar ontdekt, in die grootse verplaatsing zijn ze geslaagd. Meer dan ooit beseffen ze elkaar nodig te hebben. Koolhaas levert met de beschrijving van Marijs strijd Enno van de dood weg te halen superieure pagina’s: Euridicy- redt hier haar Orfeus. Nieuwe Maan vind ik een goed boek, maar wel een boek op de rand. Ik bedoel daarmee dat Koolhaas zichzelf wel heel weinig ruimte geeft om zijn thematiek zonder al te veel kunstgrepen ook in de toekomst gestalte te geven. Het zal dan niet te vermijden zijn dat het fantasti sche element nog meer zal toenemen zodat er wellicht een situatie ontstaat waarin hij een tè groot beroep doet op het inlevingsvermogen van zijn lezers. Nieuwe Maan was wat dat betreft voor mij nog net acceptabel. Reden temeer om nu al uit te kijken naar Koolhaas’ nieuwste. De snelheid waarmee Koolhaas de laatste jaren werkte, wreekte zich in zijn stijl en woordkeus. Met name De laatste goendroen geniet wat dit betreft een zekere faam. Koolhaas is nu vijfenzestig. De vrije tijd die die leeftijd over het algemeen oplevert, heeft er in ieder ge val voor gezorgd dat Nieuwe Maan veel beter verzorgd is. Met name de verteller is veel minder nadrukkelijk aanwezig waardoor er meer ruimte is voor de creatieve lezer. Opnieuw is echter het fantastische element toegenomen en zijn de dialogen beperkter maar wel essen tiëler geworden. In de nieuwe romans worden de dialo gen hoofdzakelijk gevoerd door de ech telieden Marij en Enno, beiden ongeveer zestig jaar, waarvan vijfendertig ge huwd. Hun relatie lijkt goed, maar als zij in een crisissituatie terechtkomen, zoals het echtpaar in Tot waar zal ik je bren gen, gaan ook bij hen de maskers af. Het bedrijf waar Enno als eerzaam procuratiehouder jarenlang gewerkt heeft, is failliet zodat hij vroegtijdig met pensioen is gegaan. Hun drie kinderen zijn, zoals dat vroeger geloof ik heette, op hun plaats van bestemming. Een zee van tijd en ruimte wacht derhalve hun ouders, met aan de einder de dood. Dat wonder besluiten zij echter niet af te wachten. Zij willen nu wel eens hun eigen werkelijkheid maken en ervaren. Rogiers bundel bevat ook opstel len over zeventien zeer uiteenloper de figuren, onder wie Anton va Duinkerken, Anton Constandsi Ed. Hoomik, Jaap Burger, dr. I van Raalte en Jan en Annie Rc mein-Ver schoor. Niet alleen socu listen dus. Bij ieder opstel staat ee afbeelding van de beschrevene, te halve bij het meest uitvoerige: day over de „Geschiedschrijver da Rijks” dr. L. de Jong. Kinderachti/ dat juist dèt portret ontbreekt. tekst zodanig is, dat hij niet tot politieke moeilijkheden aanleiding zal geven, trekt hij de wetenschap pelijke integriteit van De Jong in twijfel. En dat is heel wat anders dan te constateren, dat diens ver haal, dat duizenden pagina’s be slaat, tekortkomingen heeft, mis schien zelfs grote, al was het alleen maar omdat ook De Jong als histo ricus „kind van zijn tijd” is, en zijn geschiedschrijving (zoals élke ge schiedschrijving) persoonlijk is. Rogier heeft ook bezwaar tegen het feit, dat naar zijn mening overheidsstukken zijn onttrokken aan het Algemeen Rijksarchief in Den Haag en in feitelijk beheer zijn gegeven aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) in Amsterdam, waarvan De Jong di- rekteur is. Op deze wijze wordt vol gens Rogier de Archiefwet „op gro te schaal ontdoken”. s van De Jong en de inhoud van diens werk is ook al niet mals. De „Ge schiedschrijver des Rijks” heeft wel een bewonderenswaardige werk kracht, doorzettingsvermogen en een boeiende stijl, maar voor theori eën, ideeën en strukturen heeft hij onvoldoende oog. Hij behandelt het gebeuren in Nederland tijdens de bezettingsjaren teveel als een geïso leerde periode, slaagt er niet in de economische en politieke machten en machtsverhoudingen in Neder land en de wereld vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog uiteen te ra felen, en daardoor komt zijn ge schiedschrijving niet verder dan „een avonturenroman met onwer kelijke helden en kleine roof dieren”. Jan Rogier, De Geschiedschrijver de Rijks en andere socialisten. Politiek portretten deel 1. Uitgeverij SUN, prij 28.50. - sonen onvergetelijk is, en voor mij, als lezer, gelukkig ook. F kingen worden genoemd over de, positie en de vervolging van zigeUa, ners en homoseksuelen. ,J t yoj Het antwoord van De Jong op hét fel iet: boek van Rogier komt pas in 1985’ chaats, het jaar waarin De Jongs slotdeel (laar verschijnt dat aandacht zal geven We kir aan de weerslag op „Het Koninit" rij Ch rijk”. De in het begin geciteerde" ioorzet ontboezeming „volmaakt absurtf laat overigens weinig te raden oven In ieder geval biedt het boek va< Rogier voor historici en niet-histori ci voldoende stof voor discussie. Algemeen Rijksarchivaris, mr. A. E. M. Ribberink, bevestigt desge vraagd, dat een en ander „op zijn minst op gespannen voet staat met de Archiefwet”. Een woordvoerder van het RIOD ontkent dit en wijst er tevens op, dat De Jong - in tegenstelling tot wat Rogier beweert - geenszins het mo nopolie heeft op de voornaamste bronnen voor de geschiedschrijving van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Alle documenten op het RIOD kunnen voor weten schappelijke doeleinden worden ge raadpleegd. Er zijn twee uitzonde ringen: stukken die op uitdrukke lijk verzoek van de „schenkers” slechts op bepaalde voorwaarden minister, die staatkundig (politiek) verantwoordelijk is. Het feit dat De Jong zelf nadrukkelijk stelt dat hij zich (wetenschappelijk) verant woordelijk acht voor hetgeen hij schrijft, doet daaraan niets af. Dat Rogier hierop zoveel nadruk legt, komt niet voort uit de vrees dat de overheid voortdurend het rode potloodje zal hanteren, maar uit de vrees dat de historicus-ambtenaar bewust of onbewust zelfcensuur toepast. In een interview met het week blad De Groene Amsterdammer stelt Rogier zelfs, dat De Jong er voor zorgt, dat zijn tekst zodanig is, dat hij niet tot moeilijkheden van politieke aard aanleiding zal kun nen geven. Dit leidt tot wat Rogier noemt „conformistische geschied schrijving”. Hij bedoelt daarmee dat de historicus, in dit geval De Jong, het beeld dat mensen van een bepaalde periode hebben, bevestigt en hoogstens op detailpunten corri geert. Nu kan men, zoals Rogier doet, het onjuist vinden dat de regering opdracht geeft tot geschiedschrij ving onder haar politieke verant woordelijkheid. Ook kan men, zoals wederom Rogier, tot de conclusie komen, dat De Jongs geschied schrijving conformistisch is. Daar mee is echter nog niet aangetoond, dat tussen het een en het ander verband is. Dit is nu juist het zwak ke punt bij Rogier: hij bewéért dat het verband bestaat, maar hij toont het niet aan. Bovendien: als hij stelt dat De Jong ervoor zal zorgen, dat zijn mogen worden ingezien, en de door De Jong gebruikte stukken van de ministerraad. Voor raadpleging van deze laatste categorie is specia le toestemming van de minister nodig. Rogier verwijt De Jong slordig bronnenonderzoek en willekeurige, in hoge mate onvolledige en daar mee onwetenschappelijke bronver- wijzing. Dit laatste slaat dan op de wetenschappelijke editie, waarin - in tegenstelling tot de populaire uit gave - wel voetnoten zijn opge nomen. De Jong is inderdaad nogal karig met zijn verwijzingen naar het bronnenmateriaal waarin hij zich heeft verdiept. Hij acht het, zo heeft hij in het eerste deel geschreven, „tamelijk zinloos” te streven naar volledigheid in dit opzicht. Zelfs de meest complete opgave kan, zo stelt De Jong, nooit ten volle de inhoud verklaren van het bij de historicus gegroeide en door hem vastgelegde beeld. Dat is ongetwijfeld juist, maar het neemt niet weg, dat het voor histori ci zo wel erg moeilijk wordt, het werk grondig te controleren. En controleerbaarheid is, zoals Rogier terecht stelt, een eis van elke weten schappelijke arbeid. Men kan dit niet afdoen met een simpele verwij zing naar de omvangrijke taak waarvoor men zich bij het schrijven van een dergelijk werk ziet gesteld. Gevangen aan de arbeid in het kamp Vught' een van de illustraties in het 8e deel van dr. L de Jong s boekenserie over ons land tijdens de oorlog. .v. - t Vrachtvervoer op de Berlage- brug te Amsterdam. Een stuk pantserafweergeschutl wordt voor oprukkende Duitse soldaten op een botter ge/nsta/-l leerd. I an

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 20