Brede subtop leverde vorig jaar weldadige produktie
Haarlem
film
can wait: net
Beter een kogel
Reinhard Hauff
in je kop dan een bord ervoor
amsterdam
Zwak verhaaltje
in reggaefilm
mèt Jimmy Cliff
Kwaliteits-
keukens?
Heaven
een 20e-eeuws sprookje
GROTE SORTERING
interbouw b.v
WAND- EN VLOERTEGELS
OPEN HAARDEN
KEUKENS
SANITAIR
GEREEDSCHAP
door Pieter van Lierop
55
door Pieter van Hierop
tegen zeer concurrerende prijzen
VRIÉNDELIJK
SCENARIO
STERKSTE PUNT
17
FILM
19 7 9
MAART
VRIJDAG 2
OPENINGSTIJDEN:
di. t.m. vr.
zaterdags
van
8.00-12.30 uur
13.30-18.00 uur
8.30-16.00 uur
KOUDENHORN 54-56-60
Tel. 023-321212-322368
’s maandags gesloten
donderdag ’s avonds
geopend tot 21.00 uur.
AMSTERDAM. Deze week
heeft de première plaats van het
werkstuk waarmee Film Interna
tional dit seizoen zijn grote klap
pen moet maken: Messer im Kopf
van Reinhard Hauff. Naar voor
beeld van de commerciële bedrij
ven wordt de film gelijk maar in
verscheiden kopieën uitgebracht
en regisseur Hauff die opzette
lijk niet naar het festival was ge
haald omdat hij dan toch maar
zou ondersneeuwen kwam
woensdag naar Nederland om te
vertellen over de film die overi
gens tijdens het festival al wel
was vertoond en niet geheel
onverwacht in de enquête de
hoogste waardering van het pu
bliek had gekregen.
BOEDAPEST. „Worden er
in Hongarije eigenlijk nog wel
marxistische films gemaakt?”, zo
werd vanuit de linkse delegatie
Italiaanse critici gevraagd tijdens
een seminar dat plaatsvond als
afsluiting van het Festival van
Boedapest, dat vorige maand de
Hongaarse filmproduktie van
1978 ter inzage had gegeven aan
de binnenlandse filmkritiek en
een honderdtal buitenlanders.
Het antwoord op de beschuldi
gende vraag werd door de discus
sieleider tactvol ontregeld, want
de Italianen hadden een gevoeli
ge snaar geraakt.
IR,
-
C
PIETER VAN LIEROP
(ADVERTENTIE)
KEUR BOUWMARKT
i
-
Santpoorterstraat 4 1(kleverparkbuurt) Haarlem, tel. 023-263463
Hongaarse film spreekbuis
tussen Oost en West
Het is een film die Hauff precies een
jaar geleden heeft gemaakt in de stem
ming die nauw aansloot bij die van
Deutschland im Herbst, het panorama
van het Duitse leefklimaat, waar eind ’77
zowat de complete elite van de Duitse
cinema de handen voor in elkaar had
geslagen. Ook Messer im Kopf speelt
zich af in het spanningsveld tussen links-
extremistische acties en buitenproporti-
Huub Bals had de twee Jancsó’s „blind”
gekocht en een kat in de zak is het niet
geweest. Dat is dan het enige wat ik er nu
over zal zeggen.
Film International heeft een claim lig
gen op „Gelukkig nieuwjaar”, waarmee
Rezso Szorény naar mijn gevoel de meest
baanbrekende Hongaarse film van de
laatste jaren heeft gemaakt. Een erg mo
dern en „westers” ogend werkstuk, dat in
formeel opzicht raakpunten vertoont met
bijvoorbeeld „The wedding” van Altman
en in inhoudelijk opzicht met vooral de
films van Sautet. „Gelukkig nieuwjaar”
levert een groepsportret van wat je Hon-
garije's nieuwe elite zou kunnen noemen:
mensen van in de dertig, met goede oplei
dingen, goede banen, met maatschappe
lijk aanzien en welstand. Een vriendenk
ring van ingenieurs en laborantes, plus
aanhang.
Gedurende een etmaal wordt dit gezel
schap gevolgd bij het oud-en-nieuw-vie-
ren. Maaltijden, feestjes, saunabaden,
vrijpartijtjes en danspartijen. Waarbij on
der alle uitbundigheid steeds duidelijker
de signalen merkbaar worden van ver
stoorde relaties, onechte kameraadschap
egoïsme en de desillusies van een genera
tie die schoksgewijs tot het besef komt dal
ook zij niet over de eeuwige jeugd be
schikt. En dat de feestmakers veelal ge-
zichtloosheid camoufleren en leegte. Hel
is een film zoals je zou wensen dat ze in
Nederland werden gemaakt. Voor wester
se ogen is de uitwerking van het onder
werp voor honderd procent herkenbaar.
Die linkse Italianen waar we het al over
gehad hebben, mochten dan klagen dat ze
geen „marxistische films” in Boedapest te
zien hadden gekregen, ze moeten toch wel
erg blind zijn geweest dat ze niet de revo
lutionaire verworvenheden hebben her
kend die typerend zijn voor vrijwel alle
films van de jaargang ’78. Het gaat vrijwel
telkens om onderwerpen met grote sociale
relevantie.
de agent die hem het ziekenhuis in had
geschoten.
Drie jaar geleden vertelde Andras Ko
vacs, de meest gezaghebbende Hongaarse
cineast na Jancsó, in Nederland hoe hij
naar aanleiding van zijn film „Labyrinth”
door de critici op de rug was gesprongen
Oscar-nominaties, dat zijn dingen waar
we zo langzamerhand de betrekkelijkheid
maar eens van moesten gaan inzien, want
zo’n nominatie zegt weinig. Vorig jaar
werd regisseur Herbert Ross verblijd met
maar liefst 16 Oscar-nominaties, gespreid
over twee films. En alles wat hij bij de
echte Oscar-verdeling in handen kreeg,
was één Oscar: voor de beste mannelijke
hoofdrol, door Richard Dreyfuss gespeeld
in „The Goodbye Girl”.
Het is daarom, publicitair gezien, heel
slim geweest om „Heaven can wait” juist
nu uit te brengen, nu „negen nominaties!”
tenminste nog indruk kan maken. Maar
de betrekkelijkheid van Oscars is ook af
De Haarlemse filmagenda geeft voor
komende week weinig verschuivingen te
zien. De films die redelijk tot veel pu
bliek trekken zijn nog een week gehand
haafd. Zo staat de met indrukwekkende
trucages opgetuigde spektakelfilm Su
perman in Palace voor de derde week,
haalt Bergmans Herfstsonate een even
lange periode in Roxy en werden Force 10
from Navarone in Lido, Een Vrouw als
Eva in Luxor en Waterschapsheuvel in
Studio ook geprolongeerd.
quarterback in een rugbyteam dat op het
punt staat de Oscar voor het beste rugby
team te winnen. Maar een week voor de
finalewedstrijd wordt hij door een blun
der van zijn bewaarengel (heel komisch
gespeeld door co-regisseur Buck Henry)
van het ondermaanse weggeplukt. James
Mason als opperengelbewaarder probeert
de vergissing te herstellen door Beatty
opnieuw het volle leven in te sturen, in het
lichaam echter van een miljonair, van wie
nog niet was ontdekt dat hij eigenlijk net
was vermoord. En zo komt de held dan
terecht in een intrige, waarbij hij nieuwe
moordaanslagen moet overleven, alsnog
een plaats moet zien te bereiken als quar
terback in die rugbyfinale en ook nog
even een mooie relatie moét opbouwen
met Julie Christie. En dat lukt dan alle
maal min of meer.
Het is leuk bedacht, adequaat speels op
het doek gezet en aanstekelijk geacteerd
door verder ook nog onder meer Jack
Warden en Dyan Cannon. Een 20e-eeuws
sprookje, dat een publiek van alle leeftij
den zeker kan behagen. Maar begin niet
over Oscars.
te lezen aan het toch wel vreemde ver
schijnsel dat ze de laatste jaren in bosjes
worden uitgedeeld. Als de hele wereldpro-
duktie geschat wordt op een slordige dui
zend films per jaar, dan is het toch gek als
iedere'keer weer een handvol Amerikaan
se films in vrijwel ieder opzicht (beste
film, beste regie, beste mannelijke hoofd
rol, bijrol, muziek, etc., etc.) uit de bus
komt als het beste. Dat kan gewoon niet
verdiend zijn. Om het verder over de
Amerikaanse smaak maar niet eens meer
te hebben.
„Heaven can wait” evenwel, is allesbe
halve een magistrale of sensationele film.
Het is wel een gewoon erg aardige film,
die voornamelijk één sterk iets mee heeft
en dat is zijn uitgesproken originele en
vriendelijke scenario. Beatty speelt een
David Hamiltons zacht-erotische film
Bilitis gaat zijn derde periode in bij Luxor
en tenslotte handhaafde Una Giornata
Particolare een prachtige film van Etto
re Scola met Marcello Mastroianni en
Sophia Loren in de hoofdrollen zich in
het Haarlemse; al is het ditmaal in de
nachtvoorstellingen bij Studio.
Slechts twee aardige nieuwe titels en
dan nog in de nacht dus. Palace biedt The
Harder they come, een op Jamaica spelen
de avonturenfilm met reggaezanger Jim
my Cliff in de hoofdrol, en Roxy komt met
een aardige Franse film van cineast Pa
scal Thomas, Les Zozos, op de proppen.
Thomas is een filmer die van een levendig,
humoristisch script houdt en regelmatig
bewegelijke comedies produceert In Les
Zozos zorgen twee tieners voor de nodige
opwinding in een afgelegen internaat.
The Harder the come is in zoverre au
thentiek dat het vrij nauwkeurig aangeeft
hoeveel problemen een aankomend zang
talent op Jamaica moet overwinnen om
een plaatje te mogen maken. Enkele topfi
guren beheersen de showbusiness en Ivan
(Jimmy Cliff) komt nauwelijks aan bod.
In het armoedige Kingston dreigt hij on
der te gaan in de onderwereld, vormt een
vriendelijke dominee met zijn mooie vol-
gelingetje een tijdelijke redding en vervalt
hij uiteindelijk tot misdaad. Ivan wordt
door zijn behendigheid uiteindelijk een
soort volksheld en zijn ooit opgenomen
deuntje wordt een geweldige hit. Jimmy
Cliff speelt niet onaardig in de hoofdrol,
zingt ontroerend, maar overtuigt eigenlijk
nergens echt. The harder they come lijdt
onder een vrij zwak verhaaltje.
bleken. Kovacs demonstreert hoe een
goedwillende beambte de supervisie
krijgt over een bedrijf (het fokken van
paarden) waar hij absoluut geen verstand
van heeft. De film levert een schaalver
kleining van het Hongarije uit die grauwe
dagen (een smerige winter in de film) die
wemelden van reactionaire complotten en
bureaucratische intriges. De bedrijfslei
der en zijn stoeterij gaan er kapot aan.
Hoewel de film een aantal verbluffend
mooie sequensen heeft waarin de hele
cirkelgang van paring, geboorte, leven en
dood gerelateerd wordt aan het gedrag
van paarden, is het weliswaar een erg
interessante maar toch ook wel erg logge
film. Kovacs geldt als de tegenpool, van
Jancsó. Deze is meer de man van theater
en spektakel in de beste betekenis van het
woord, terwijl Kovacs veel meer literaire,
cerebrale films maakt. Zonder meer een
meester op zijn eigen terrein en het is dan
ook zeer spijtig dat „De stoeterij” vroegtij
dig uit de competieie van Berlijn is terug
getrokken, omdat de Hongaren veronder
steld werden om één lijn te trekken met de
Russen, die weer gegriefd waren door een
Amerikaanse film over Vietnam. Want
hoe onafhankelijk de Hongaren zich met
de interne politiek ook wensen op te stel
len, men kan zich dat alleen permitteren
zo lang de buitenlandse politiek gedwee
de Moskou-lijn blijft volgen. Men wil voor
geen goud een tweede 1956 riskeren.
Natuurlijk is het ook in Hongarije be
paald niet alleen maar rozegeur en mane
schijn, zoals de Hongaarse films ook wel
duidelijk maken. Maar ook aan die van de
cinema zelf zitten een aantal minder for
tuinlijke kanten. Hongarije is een uiterst
krap taalgebied, met nauwelijks rende
rende afzetmogelijkheden, waar nog bij
komt dat veel Hongaarse films gewoon te
progressief zijn om in andere Oostbloklan
den te kunnen worden vertoond. En in
Nederland is het soms al zo vervelend om
telkens weer dezelfde acteurs en actrices
in speelfilms te moeten terugzien; in Hon
garije - vijf miljoen inwoners minder dan
Nederland - is dat nog veel erger. Vandaar
dat een aantal Polen, Roemenen, Italianen
en Joegoslaven regelmatig acteerbijdra-
gen levert aan Hongaarse films.
Met name de Russen plegen toch al
geruime tijd de hoofden te schudden over
vooral de artistieke vrijheid die in Honga
rije opbloeit en die de Hongaarse cinema
impulsen blijkt te verschaffen die de films
vooral de laatste twee jaar in het centrum
van de belangstelling hebben gebracht bij
juist het westerse filmpubliek. Ze maken
er amper twee dozijn films per jaar, maar
op vrijwel ieder competitie-festival dat in
de wereld plaatsvindt, slepen Hongaren
prijzen weg. Alleen in Mannheim al won
nen ze drie jaar achterelkaar de hoofd
prijs.
Het is nog altijd zo dat in Rusland en
Polen talrijke cineasten rondlopen waar
in Hongarije (met tien miljoen inwoners)
slechts een fameuze enkeling als Miklos
Jancsó of Andras Kovacs zich aan meten
kan. Maar daar staat tegenover dat de
Hongaarse cinema beschikt over een zeer
brede sub-top van filmers die, met toch
onele politie-optredens in West-Duits-
land.
In het verhaal van Peter Schneider
(ook in Nederland bekend als de auteur
van „Lenz” en „Schon bist du ein Ver-
fassungsfeind”) gaat het om een bioche
micus die gescheiden leeft van zijn
vrouw, die als maatschappelijk werkster
verbonden is aan een jeugdhonk waar
de politie (vol terroristen-paranoia) een
buitensporige invalsactie doet. De van
de prins geen kwaad wetende chemicus
krijgt daarbij een kogel in zijn hoofd en
heeft daarna lange tijd nodig om in een
ziekenhuis fysiek, maar vooral psy
chisch te herstellen.
Intussen heeft de politie het verhaal in
de wereld geholpen dat Hoffman, zoals
de chemicus heet, een terrorist moet zijn
die een politiebeambte met een mes had
bedreigd, waarna er uit zelfverdediging
op hem was geschoten. En linkse actie
voerders hebben van hun kant Hoffman
uitgeroepen tot een martelaar van de
subversieve actie, met wiens hulp het
beestachtige gedrag van de politie aan
de kaak kan worden gesteld.
Nadat zijn genezingsproces begint te
vorderen en ook zijn geheugen weer
vorm begint te krijgen, neemt Hoffman
zich voor om de waarheid te achterhalen
en in de openbaarheid te brengen. Maar
voordat hij die kans krijgt, wordt hem
meegedeeld dat zijn geval inmiddels alle
actualiteit verloren heeft. Noch de poli
tie, noch de actievoerders vinden hem
belangrijk meer. Maar voor zichzelf gaat
hij door tot en met de confrontatie met
Als het gaat om vrijheid van meningsui
ting, dan ligt Hongarije ver voor op alle
andere Oosteuropese landen. De tijden
zijn voorbij dat je als filmer geacht werd
óf films te maken met een positieve invals
hoek op maatschappelijke thema’s, of
desnoods films die lieten zien hoe slecht
het afloopt met zwartkijkers. Men is nu
kennelijk verlost van de valse schaamte
waardoor men het eigen volk (en zeker
buitenlanders) de perspectieven onthield
op de zwakke plekken in de sociale con
stellatie. Men durft nu gewoon problemen
uiteen te zetten in films, die dan een
denkproces op gang kunnen brengen dat
mogelijkerwijs de oplossingen dichterbij
brengt. Men durft fouten toe te geven. En
wat men met gretigheid toegeeft, dat zijn
de fouten die in de stalinistische periode
gemaakt zijn.
Twee erg boeiende films heeft dat in
1978 opgeleverd. De eerste heet „Vera’s
training” en werd gemaakt door Pal Ga-
bór, die zeven jaar terug met „Horizon”
een festivalsuccesje had (ook vertoond op
een Cinemanifestatie), maar nadien psy
chisch en fysiek in de vernieling was ge
raakt. Hij maakt nu een luisterrijke come
back. „Vera’s training” is een door merg
en been gaande film over een jonge vrouw
die het (in de jaren vijftig dus) bestaan
heeft het systeem te bekritiseren. Ze komt
terecht in een indoctrinatiekamp, waar
haar gezonde instincten met schijnbaar
rationale overtuigingskracht net zo lang
worden bewerkt tot er een gepolijste
hoeksteen voor de marxistische staat
overblijft, ontdaan van iedere persoon
lijkheid.
Nog indringerder is de film die Kovacs
heeft gewijd aan dezelfde bladzijden uit
het Hongaarse verleden, waarvan men nu
vindt dat ze niet onbesproken mogen ver
omdat hij het had bestaan maatschappe
lijke problemen uiteen te zetten zonder de
oplossingen erbij te leveren. In het buur
land Joegoslavië is die situatie nog steeds
zo. Interne politieke onderwerpen zijn
daar nog nauwelijks voor filmers be
spreekbaar, terwijl men daar weer min
der conservatief is als het gaat om moraal-
codes.
Een gevoeligheid die te maken had met
irritatie bij aanwezige Hongaarse filmers
over een terechtwijzing door Euro-com-
munisten die zich „roomser dan de paus”
betoonden. En dat bovendi-n in de aan
wezigheid van vertegenwoordigers uit or
thodoxer Oostbloklanden.
Deze week gaat in de vier grote steden
„Heaven can wait” draaien, de film die
geproduceerd werd dqor Warren Beatty,
geschreven door Warren Beatty (met hulp
van Elaine May, gebaseerd op een toneel
spel van Harry Segall), geregisseerd door
Warren Beatty (met assistentie van Buck
Henry) en met uiteraard Warren Beatty
in de hoofdrol. „Bekroond met negen
Oscar-nominaties!”, meldt de Nederland
se distributeur er opgetogen bij.
ook niet geringe artistieke ambities, werk
stukken aflevert waarvan vooral de
warmte, menselijkheid, de aandacht voor
het individu ten zeerste opvallen. De pro
duktie van 1978 demonstreert dat op wel
dadige wijze. En het is veelbetekenend dat
de Nederlandse film-importeurs voor 1979
een frappant groot aantal Hongaarse
films hebben gekocht.
Vorig jaar heeft er in Nederland een
interessante en succesvolle Hongaarse
filmweek plaatsgehad, zoals er eind dit
jaar opnieuw een vanuit het Utrechtse
cultureel centrum ’t Hoogt wordt georga
niseerd. En gezien het gemiddelde niveau
van de achttien gloednieuwe films die ik
in Boedapest zag, moet opnieuw een klin
kend programma te selecteren zijn. Al
zullen in dat kader juist de vijf naar mijn
smaak beste of belangwekkendste films
ontbreken, omdat die al waren aange
kocht voor distributie in Nederland. Wat
voor het publiek alleen maar plezierig is,
omdat die films dus in Nederland blijven.
Allereerst gaat dat op voor de twee
nieuwe films van Miklós Jancsó: „Hon
gaarse Rhapsodie” en „Allegro Barbaro”,
die samen met het komende herfst nog op
te nemen „Concerto” onder de titel „Vi-
tam Et Sanguinem” een drieluik moet
vormen, vergelijkbaar met Bertolucci’s
„Novecento”. Ik heb ze gezien, maar werd
beleefd verzocht er niet nader over te
berichten vóór het festival van Cannés,
waar beide films in de competitie terecht
zullen komen. Dat is op zichzelf trouwens
een uniek feit, dat één cineast met twee
films het hoofdprogramma van Cannes
weet te halen. De Nederlandse rechten
zijn al in het bezit van Film International.
Messer im Kopf ziet er voor Hauffs
doen (dit is zijn twaalfde film, maar de
eerste die voor de bioscopen gemaakt
werd) veel minder tv-achtig uit dan zijn
op Cinemanifestaties en Film Internati
onal-festivals vertoonde eerdere werk.
Een scenario met sterk aangezette
schrille elementen, een cameravoering
en een beeldkwaliteit die veel meer op
groot formaat-projectie is gericht en
hoofdrollen van Bruno Ganz (Duit-
slands meest prestigieuze acteur), Ange
la Winkler en Hans Christian Blech, die
rollen kregen toebedeeld waaraan ook
met voldoening te acteren viel.
Wat de politieke achtergronden van
Messer im Kopf ook mogen zijn, het is
gewoon een goede film geworden van
wege juist de indringende weergave van
het psychologisch proces zoals Bruno
Ganz het op fenomenale wijze tot uit
drukking brengt.
Hauff: „Hij is een man die bij de
aanvang van de film bezig is kapot te
gaan om verder niet ter zake doende
redenen, maar in elk geval is het ook
goed mis met de relatie tot zijn vrouw.
Hij is bezig aan zelfdestructie en zegt dat
als hij een Amerikaan geweest was, dan
vermoedelijk met een groot geweer op
willekeurige voorbijgangers was gaan
schieten. Die uitspraak is een speels be
doelde omkering door mij van een citaat
van Paul Schraeder, die over zijn scena
rio voor Taxidriver eens heeft gezegd,
dat als De Niro toen een Europeaan was
geweest, die film niet zo’n gewelddadig
einde had kunnen hebben, omdat Euro
peanen een dergelijke geestestoestand
plegen te onderdrukken”.
„Waar het mij in de film nu om was
begonnen, dat was te laten zien hoe hij
pas door een macabere ingreep in zijn
existentie ertoe kon komen om naar zijn
eigen identiteit ik bedoel dat woord
niet modern filosofisch, maar werkelijk
fysiek te gaan zoeken. Hoffman moet
opnieuw leren spreken, lopen, denken
en de waarheid achterhalen. Of hij met
die waarheid ook zou kunnen leven, dat
hoort in een volgende film thuis”.
De afronding van het verhaal vormt
het enige gebrek van de film. In de ijver
het verhaal mooi cyclisch te krijgen, zijn
Schneider en Hauff te gekunsteld te
werk gegaan. De laatste tien minuten
nadat Hoffman dus te horen kreeg geen
actualiteit meer te zijn, een genadeloze
klap komt de film met een cryptische
anticlimax aan een nachtkaarsachtig
eind. Maar Bruno Ganz heeft het dan
toch anderhalf uur lang zeer de moeite
waard gemaakt.