Gl
rr
It_
«ui
I
1
a ec t?
K
WW
1
S Trap
PROF. BASTIAANS OP DE BRES VOOR OORLOGSSLACHTOFFERS
z
■Rh
B I
- J
Ml
door Pieter van de Vliet
1
1O
Si
Arrogant
l
F
Beleid onduidelijk
Zuivere motieven?
F
*w
I
KJ
Moorden kan Menten niet meer. Leed veroorzaken wel. Sinds de Haagse
‘J
f I rechtbank hem vrijuit liet gaan, zijn de machtelozen onder de oorlogsslachtoffers
i
-’W
Op het ogenblik wordt de zaak-
Menten behandeld voor de Hoge
Raad in Den Haag. Afgelopen week
heeft mr. Van Heyningen, de advo
caat van Ménten, zijn pleidooi ge
houden. Dinsdag 3 april komt de
advocaat-generaal van de Hoge
Raad, mr. Remmeldink, aan het
woord. Kernvraag is: kan Menten
nog veroordeeld worden? Een
vraag, die voor de grote massa en
zeker voor de oorlogsslachtoffers,
maar één antwoord kent. Die affaire
Menten, slepend als zij is, brengt
opnieuw veel mensen in moeilijkhe
den. Prof. Bastiaans, hoofd van de
Jelgersmakliniek in Oegstgeest,
waar o.m. oorlogsslachtoffers wor
den behandeld, geeft hierbij zijn vi
sie op de gang van zaken rond de
rechtszaak Menten.
11
machtelozer. Als ze badend in het zweet op een vast uur in de nacht wakker
worden, zijn ze helemaal terug in toen; ze voelen weer de slagen van het
nachtelijke verhoor.
In Nederland alleen al zijn meer dan twee miljoen mensen die tijdens de
tweede wereldoorlog aan een vorm van oorlogs-stress bloot stonden. Daarvan
moeten er nog 150.000 worden behandeld. Twintigduizend mensen zijn zwaar
behoeftig. Omdat vlak na de oorlog de tendens bestond de pijn en het leed te
verdringen, is de nood van deze slachtoffers te lang onderschat. Psychothera
peutische behandelingen werden nauwelijks en niet intens genoeg uitgevoerd.
Pas na 1960 werd het duidelijk dat de ergst getroffenen niet te helpen waren met
rustkuren, betere voeding en het vermijden van mentale belasting.
Prof. dr. J. Bastiaans, directeur van de Jelgersmakliniek in Oegstgeest, is
bekend als behandelaar van het concentratiekamp-syndroom. Volgens hem is in
de ernstigste gevallen een psycho-analytische behandeling van enkele honder
den uren nodig. Soms zelfs zo’n zevenhonderd uur. Een uur psychotherapie kost
tussen honderd en honderddertig gulden.
>1
I
f'
‘W
>1
Demonstratie op het Binnenhof
Op zoek naar rechtsevenwicht
ü- PROF. DR. BASTIAANS
Heb ik het wel goed gedaan?
Op het einde van de desbetreffende
„De 55-jarige patiënt is een groot fi
guur geweest in het actieve verzet in
Nederland. Hij werd vijfmaal gearres
teerd, diverse malen mishandeld. Ten
slotte werd hij ter dood veroordeeld,
maar hij wist kort voor zijn executie te
ontsnappen. Na een aanvankelijke de
pressie was hij in de na-oorlogse jaren
overactief, vooral op sociaal terrein.
„Ze hebben me zó geslagen, hè.
(greep naar z’n hals met van pijn ver
trokken gezicht). Oh.godverdomme.
M'n nek! Ik voel het weer helemaal. Je
had gewoon het bloed in je mond. Ze
sloegen je kapot. Met die rotlaarzen je
poten opentrappen. En tegen je kloten
schoppen, dat vonden ze ook fijn. De
rotzakken. Ik weet niet wat dat voor
mentaliteit is, hoor. Oh.ik zie -het
weer helemaal voor me. Hadden we ze
allemaal maar kapot kunnen schieten,
maar wat hebben we een mensen verlo
ren. en.d-d-d-dat is heel erg. Daar
heb ik, IK, schuld aan.”
„Langs deze weg kan een deel van het
schuldgevoel tot verwerking worden
gebracht. Uiteraard zijn met schuld be
laden oorlogservaringen nooit geheel
los te denken van jeugdervaringen. Zo
als zo vaak blijkt ook in dit geval dat de
vechters- en verzetsnatuur reeds voor
de oorlog in het eigen milieu is ontwik
keld. Onvrede over het tekortschieten
van de ouders in liefde en belangstel
ling kon lange tijd gecompenseerd wor
den in een actief strijden voor het wel
zijn van anderen. Maar diep in zijn hart
hunkerde hij naar rust en tederheid.
Bastiaans: „Als ik zeg dat we primair
onze aandacht op de slachtoffers zouden
moeten richten, wordt dat verkeerd geïn
terpreteerd. Ze zeggen: Bastiaans wil dat
het aan de vervolging en berechting van
oorlogsmisdadigers bestede geld wordt
aangewend voor de bestrijding van het
leed van de slachtoffers. Maar ik zeg al
leen: leg de prioriteiten goed. Zorg dat er
voldoende geld is voor een juiste, doeltref
fende behandeling van de slachtoffers. En
zorg verder dat het recht z’n loop heeft.”
„Als de regering nu eens duidelijk zou
uiteenzetten: we vervolgen niet meer. Dus
met een duidelijke explicatie, "Uitleg. Dat
zou dan veel beter zijn, ’t Zou in de trant
zijn van een door mij verlangde openlijke
toelichting van het vonnis door de Haagse
rechtbank. Nu het anders gaat, wordt het
rechtsgevoel ondermijnd.”
Het gaat tenslotte om mensen die buiten
hun schuld, integendeel vaak, zijn ver
strikt in de meest uitzonderlijke vorm van
machteloosheid. Die nog leven in de sfeer
Haagse en de Amsterdamse rechtbank.
De Haagse wilde het beter doen. Ja, pre
cies, zoiets als van: jullie hebben een me
tro, wij moeten er ook een hebben. Die
indruk maakt het wel degelijk. Ik zou er
veel meer over moeten kunnen zeggen,
omdat ik er veel meer over weet. Maar
m’n medisch ambtsgeheim belet mij dat
helaas. Dat is mijn ellende.”
conclusie toekomen, met hun handen in
het haar kunnen zitten. Lang niet altijd is
er sprake van een unaniem oordeel. Waar
om zou een minderheidsstandpunt niet
eens naar buiten kunnen komen? En ze
ker in een uitermate, een vrijwel iedereen
rakende zaak als die van Menten. Dit
mede in het licht van de vraag of de
uitspraak geheel verantwoord is tegen de
achtergrond van de bedoeling van het
rechtssysteem. Dat systeem moet er toch
op gericht zijn de mensheid te herinneren
aan wat recht en onrecht is? Als je zo
abrupt een uitspraak de wereld inslingert,
dan schep je een geweldige onrust en leed
en ga je voorbij aan het doel van het
systeem, terwijl je tegelijk zegt dat je de
rechtsstaat handhaaft.”
Onverwacht emotioneel reageert de
hoogleraar. „Als je de rechtsstaat in stand
wilt houden, moet je niet mensen in gees
telijke nood brengen of houden.”
LSD-zitting ontdekte hij in de behan
delkamer een verpleegster. Aan haar
had hij gedurende de weken van de
behandeling zeer veel steun gehad. Er
schoten tranen in zijn ogen en hij zei:
Hij vindt de mentaliteit van de Haagse
rechtbank laakbaar. Arrogant in ieder
geval. Ze heeft volgens hem geen belang
rijke getuigen gehoord. Deskundigen bij
voorbeeld als Bastiaans zelf. Wel is ze
afgegaan op verklaringen van mevrouw
Kortenhorst. Hoe belangrijk is die verkla
ring? Hoe onbelangrijk, vooral.
Een lichte woede kan de professor niet
onderdrukken. „Het recht is toen ver
kracht”, meent hij. „Er was gewoon spra
ke van een competentiestrijd tussen de
Niet alleen opsporing, aanhouding en
berechting van Menten kosten handenvol
geld, zijn vrijlating evengoed. Al zal de
becijfering daarvan niet gemakkelijk zijn,
omdat moeilijk is na te gaan hoeveel
slachtoffers daardoor extra therapie no
dig hebben.
Bovendien is moeilijk te peilen in hoe
verre zaken als Aantjes en Bruin het leed
van de slachtoffers hebben vergroot.
Door Aantjes, die als jongeman teveel aan
zichzelf en als man te veel aan z’n carrière
dacht, voelen ze zich belazerd. Maar de
zaak-Bruin is meer. De oorlogsmisdadi
ger, die redelijk in welvaart maar bovenal
vrij in de Bondsrepubliek leeft, kreeg ge
woon een uitkering van de Nederlandse
staat. Het eventjes invullen van een for
mulier is voor de meeste oorlogsslachtof
fers onvoldoende om aan zo’n uitkering te
komen. Bij velen leeft het diep gewortelde
gevoel na de oorlog miskend te zijn. Som
migen zeggen: „Voor ons is er nooit meer
recht of rechtvaardigheid.”
Behandeling van de slachtoffers moet
volgens prof. Bastiaans geschieden in een
geestelijk klimaat van zekerheid, begrip,
warmte en medeleven. „Als mensont
erend werd beschouwd dat bijvoor
beeld voor het verkrijgen van een uitke
ring moest worden bewezen dat er
verband bestond tussen de oorlog en de
zich later ais gevolg daarvan manifeste
rende ziekte.”
De zaak-Menten slaat alles. Twintig jaar
gebeurt er niets, dan gebeurt er alles. De
opsporing veroorzaakt veel leed, onrust
bij de slachtoffers. Onnoemelijk leed voor
de Polen die voor de Amsterdamse recht
bank moesten getuigen. Het wéér moeten
doormaken, moeten ondergaan. En dan
plotseling, abrupt, onverwacht, de vrijla
ting van de misdadiger. Formeel zegeviert
het recht. De rechtsstaat is gered.
Vergeet het maar, zegt Bastiaans eigen
lijk. Hij zegt het niet in die taal. Daarvoor
gebruikt hij teveel moeilijke woorden, te
veel woorden in z’n vakgebied, jargon.
Uiterlijk een strenge man, zo op het oog
een regent. Maar al gauw (b)lijkt hij zacht
en warm.
Bastiaans is nog steeds kwaad. Op de
Haagse rechtbank. Een totaal andere
mentaliteit dan de Amsterdamse recht
bank. „Als deze uitspraak strikt juridisch
gezien onvermijdelijk was en daaraan
heb ik óók mijn twijfels dan zou ik toch
wel eens openlijk van zo’n rechtscollege
willen horen of er inderdaad rekening is
gehouden met de psycho-sociale aspecten.
Ik zou willen vragen: heren, als u rekening
houdt met de schade die een gevangenis
straf zo’n oude, van gruwelijke misdrijven
betichte man berokkent, houdt u dan óók
rekening met de schade die zo’n uitspraak
voor de hele maatschappij betekent? Zijn
de regels belangrijker dan de bedoeling
van het systeem? Als je regels en rechtsge
voel tegen elkaar afweegt, is er dan spra
ke van rechtsevenwicht?”
Prof. Bastiaans heeft gewoon z’n twij
fels aan de juistheid van de beslissing van
de Haagse rechters vorig jaar. Hun oor
deel slaatin als een bom. Past, boem, daar
ligt het. En daarmee uit.
Bastiaans: „Ik weet van rechters hoe ze,
voor ze aan het formuleren van hun eind-
Hieronder volgt een fragment uit een
voordracht die prof. dr. J. Bastiaans op
3 november 1973 hield voor de Vereni
ging Nederlands Tijdschrift voor Ge
neeskunde in Amsterdam.
Ook dit kon in de LSD-behandeling tot
verwerking worden gebracht. Terwijl
hij tijdens de zittingen in grote span
ning overwegend bezig was met de ge-
vechtssituaties, waren er ook momen
ten van grote ontspanning. Hij roemde
niet alleen „de jongens” van het verzet,
maar vooral ook „de meiden”, die
maakten dat de mannen zich konden
afreageren. „Meiden”, die zeiden: jon
gens, het is misschien je laatste keer.”
„Dag kind, dag lieverd, ik ben gewoon
blij dat je er bent, weet je dat?” Hij
vroeg haar een hand, zij kwam, gaf die
hand. Hij zweeg, keek alleen maar, huil
de zachtjes. Hij zei tenslotte: „Ik hou
van je. Dat mag toch wel hè? Mensen
mogen toch wel van elkaar houden,
hè?” Op dat moment was hij er zich
nauwelijks van bewust dat hij haar in
de afgelopen uren had aangezien voor
één van die „prachtmeiden”.
-
Zijn overactiviteit werd mede bepaald
door een onverwerkt schuldgevoel over
de kwaliteit van de leiding die hij aan
verzetsgroepen had gegeven, groepen
waarvan de meeste leden tijdens ge-
vechtsacties waren omgekomen. Zo
bleef bij hem het kwellende gevoel be
staan: heb ik het wel goed gedaan. Om
streeks 1970 werd de uitlaat in de
overactiviteit onmogelijk door een
hartinfarct. Hij werd neerslachtig, ner
veus, prikkelbaar. In 1973 bleek een
LSD-behandeling noodzakelijk om de
2 1
Een herstel van evenwicht met een
terugkeer van gevoelens van compleet
heid, zelfvertrouwen en vrijheid kon
worden bereikt door met behulp van de
aangegeven techniek onuitspreekbare
en niet te verwoorden weggeduwde er
varingen en emoties in volle intensiteit
tot verwerking te brengen.” (In het
fragment heb ik enkele medische ter
men vereenvoudigd weergegeven
PvdV).
■H
-
verdrongen emoties tot verwerking te
brengen.”
„In de loop van zes maanden vonden
vijf LSD-zittingeh plaats. Reeds tijdens
de eerste zittingen kwamen tal van ge-
vechtservaringen psychodramatisch
tot verwerking. Met betrekking tot een
verhoor in de Euterpestraat (hoofd
kwartier van de Duitse geheime politie
in Amsterdam; de straat heet nu Gerrit
van der Veenstraat, naar de omgeko
men verzetsstrijder) kwam het volgen
de naar voren:
Een zaak als Menten rijt werkelijk alle
wonden open. Steeds maar weer opnieuw,
zoals de afgelopen week en straks weer bij
de uitspraak van het Hof van Cassatie. De
genoegdoening van de veroordeling in de
trant van „er is toch nog recht” wordt van
het ene op het andere moment gevolgd
door een voor veel slachtoffers blijvend
onbegrijpelijke uitspraak van een aantal
Haagse rechters.
„Maar het hele beleid rond het vervol
gen of niet vervolgen van oorlogsmisdadi
gers is onduidelijk. Er is sprake van een te
grote mate van zwijgzaamheid en geheim
zinnigheid. Mensen in de straat zeggen: er
zal wel wat achter zitten, ze zullen wel wat
te verbergen hebben. Journalisten gaan
op zoek naar oorlogsmisdadigers om uit
eenlopende, niet altijd zuivere, redenen.”
van vérgaande vernedering en veront-
menselijking.”
Mensen, bedoelt Bastiaans, voor wie
sinds de vrijlating van Menten een laag
overkomend vliegtuig extra verontrusting
betekent, zoals ook een huisbel op een
onverwacht moment, een oorlogsfilm op
de televisie, een gijzeling. Opnieuw ver
hoogde agressiviteit, versterkte depressie.
Weten we wel wat we doen, vraagt Bas
tiaans zich af. Houden we eigenlijk wel
rekening met de slachtoffers? Zijn bij de
jacht op oorlogsmisdadigers onze motie
ven wel zo zuiver? „Als medicus mag en
wil ik geen agressie- en wraakstrategie
bepleiten. Zijn mensen die dat wél doen,
ziek vraag ik me af. En als ik me dat
afvraag, waarom reageren velen met:
Bastiaans laat de verzetsmensen in de
steek? Zoals De Waarheid geschreven
heeft, bijvoorbeeld. Gesuggereerd wordt
tegelijk dat ik het recht z’n loop niet zou
willen laten.”
In die dagen van het Haagse proces en
vooral daarna kreeg de professor brieven,
anoniem, met lege patroonhulzen. Haat.
Wraak. Frustratie. Zielig. Ter verkiezing
in te vullen.
„De grote kunst bij het herstel van de
slachtoffers is gelegen in het richten op
taken en doelen die nog aanspreken. Inci
denten als de affaire-Menten verstoren
dat genezingsproces”, zegt Bastiaans.
„Een joodse man, die het schier onmo
gelijke heeft gedaan in de oorlog, zei:
oorlogsmisdaden verjaren, maar haat ver
jaart nooit. Als haat niet verjaart, dan
kunnen we daar tegenover zetten: moeten
we eindeloos doorgaan met achtervolging
en opsporing van oorlogsmisdadigers?”
Of moeten we onrecht van heden de
voorrang geven, het fascisme van van
daag effectiever en krachtiger bestrijden?
Bastiaans: „De verhevigde belangstel
ling van jongeren voor de gebeurtenissen
in de oorlog en de rechtspleging daarna
heeft vaak te maken met de rol van fami
lie in de oorlog, met het van joodse af
komst zijn.”
Hoe dan ook: behandeling van de
slachtoffers moet voorrang krijgen. Ook
al omdat het steeds moeilijker wordt. De
meeste Nederlandse oorlogsslachtoffers
zijn nu tussen de zestig en tachtig jaar. Ze
zijn vroeg oud, lijden daardoor eerder aan
dementie, geestelijke aftakeling. Voortdu
rend eenzaam, terneergeslagen, vegete
rend op een minimale uitkering. Het enige
voordeel is dat ze beschermd zijn tegen de
spanningen en ziektes van de welvaarts
maatschappij. Maar toch: van leven is
nauwelijks sprake.
Het aantal mensen dat als kind of puber
in het concentratiekamp heeft gezeten, is
ook niet gering, zit ook nog midden in de
problemen. Op school of op de universi-
teit werden ze als een buitenbeentje, als
vreemd beschouwd. Om het doorgestane
leed te verdringen, waren ze vaak overij
verig, maakten de indruk Alleen aan werk
en carrière te denken. Ze hebben het
moeilijk met hun kinderen, vooral als die
op de leeftijd zijn dat zij zelf in het kamp
zaten. In het kamp was van spelen of vrij
communiceren geen sprake.
Een veel gehoorde klacht is dat het
merendeel van die ouders hun kinderen
geen leiding kan geven, omdat ze nog
altijd noodgedwongen in de knechtenrol
van het concentratiekamp zitten. Terwijl
andere ouders hun kinderen overheersen,
overrulen, omdat ze zich nog steeds identi
ficeren met de agressor, de overweldiger,
de meester. In beide gevallen begrijpen de
kinderen hun ouders niet.
Bastiaans: „Zowel de een als de ander is
machteloos. Bij de hulpverlening moeten
we zorgen dat de minder machteloze as
pecten van hun persoonlijkheid als bond
genoot en vriend worden ingescha*keld.
Waarbij natuurlijk in de eerste plaats
moet worden vermeden dat de hulpverle
ner zich opstelt als de almachtige die alles
weet (de heer) of als de machteloze die ook
niet weet hoe het moet (de slaaf). Het
verleden wordt pas voltooid of tot voltooi-
dè tijd als je er aandacht aan schenkt en
werkelijk begrijpt wat de functie ervan is
in het totaal, het werk, het gezin, de socia
le omstandigheden.”
B EUL