I
Prof. Hattinga Verschure: gezondheidszorg in gevaar
Terug naar Den Haag
door Theo Jansen
Bijzondere dingen
Meesterwerk
door Jos Bouten
IS
iu
IE
De burenhulp, vroeger een normaal gegeven, is zeker in
de steden verdwenen. Toch zou het broodnodig zijn om
elkaar weer meer te helpen. Het zou, zo is de overtuiging
van prof. dr. J. Hattinga Verschure, zelfs één van de
peilers van de gezondheidszorg moeten zijn. We leunen
tegenwoordig te veel en te gemakkelijk op de medische
wetenschap. We moeten, aldus Hattinga Verschure,
meer zelf voorkomen, dat we in ziekenhuizen of ver
pleeghuizen belanden.
Men hoort wel eens spreken over wetenschappelijke onderzoekers die in
een ivoren toren zouden leven, zonder contact met dingen van alledag. Zo
deze mensen al bestaan, Christiaan Huygens behoorde in ieder geval niet tót
dat gezelschap. Toen hij in december 1656 het slingeruurwerk uitvond,
begreep hij dat velen graag zo ’n klok zouden willen kopen, omdat hij de tijd
veel nauwkeuriger aangaf dan alle klokken die eerder waren gemaakt.
Inmiddels heeft de tijd na de geboorte van Christiaan Huygens 350 jaren
weggetikt, want op 14 april 1629 werd het technisch fenomeen in Den Haag
geboren. Tot 17 september is er in het Museum Boerhaave in Leiden een
tentoonstelling van de Nederlandse wis- en natuurkundige en astronoom van
internationale betekenis.
Het gaat niet goed met de gezondheidszorg in Nederland. We
hebben wel prachtige ziekenhuizen en buitengewoon fraaie appara
ten, bediend door uiterst knappe specialisten, maar al dat moois is
niet voldoende om de zorg, die we aan onszelf moeten besteden, te
vervangen. Het probleem is echter, dat de zelfzorg nauwelijks meer
wat voorstelt Als we niet gauw opnieuw leren op onszelf te passen
belanden we in een doodzieke maatschappij die zelfs met een
volmaakt medische techniek niet meer te redden valt.
Dat is tenminste de 'overtuiging van prof. dr. J. C. M. Hattinga
Verschure, hoogleraar in de ziekenhuiswetenschappen aan de rijksu
niversiteit van Utrecht. Hij schrijft samen met zijn Amerikaanse
collega dr. Curtis (Harvard University) een boek over het belang van
de zelfzorg, een vergeten gebied in medicijnland. Veel vakbroeders
nemen zijn woorden met een dikke korrel zout. Zij gaan ervan uit, dat
de patiënt maar beter niet aan zichzelf kan prutsen. De dokter is de
vakman. Die kan het beste zeggen wat er aan scheelt en wat er moet
gebeuren. De specialist weet het nog beter, vooral in „zijn afdeling”
van het ziekenhuis waar indrukwekkende instrumenten een eenvou
dige leek plat slaan.
1
"F"
SL A
Wat moeten we nu dóen?
Prof. Hattinga Verschure: „Met
rust
end
Prof. Hattinga Verschure: „Na
tuurlijk mogen we daar trots op
zijn. Zoals op alle geweldige vorde
ringen, die de geneeskunst heeft
gemaakt. Ik keer me alleen tegen
een te eenzijdige ontwikkeling. Ver
gelijk onze gezondheidszorg eens
met een boom. Dan beweer ik, dat
die boom een geweldige kruin heeft,
een dun stammetje en helemaal on
deraan wortels, die aan het rotten
zijn. Ja, aan het rotten! Als het goed
was zouden op de eerste plaats de
wortels gezond moeten zijn”.
Moeten we dan niet blij zijn
met onze mooie ziekenhuizen?
De mensen zorgen dus niet
goed meer voor zichzelf. Waarin
schieten ze dan te kort?
was er sinds 1650, toen Christiaan 21
jaar was, geen stadhouder meer en ten
tweede zag Christiaan een dergelijke
loopbaan ook bepaald niet zitten.
ven maar hij heeft ook ondekt, dat
steeds meer mensen tekort schieten
in het voorkomen van ziekten of in
de nazorg als zij in een ziekenhuis
of elders een hoogwaardige behan
deling hebben ondergaan. „Ik be
gon te beseffen, dat alle verhoudin
gen in de gezondheidszorg waren
scheef gegroeid. Kapitalen zijn uit
gegeven aan sublieme medische
voorzieningen waarvan het effect
echter in geen verhouding staat tot
de gemaakte kosten”.
In het midden Christi
aan Huygens.
Bij de klokken rechts:
links een reconstruc
tie van een secon
denslinger en rechts
een Costerklokje.
„Gelukkig wel. Er ontstaan groe
pen, die zich heftig verzetten tegen
deze ontwikkeling en voor hun ei
gen welzijn verantwoordelijk willen
zijn. Daar tegenover staat een mas
sa, die niets wil missen. Daarop is
de maatschappij ook ingericht. Er
wordt zoveel aangeboden, culinair
en cultureel, en we vinden het alle
maal zó lekker, dat we het wegstrij
ken van-de naweeën graag aan de
professionale masseurs overlaten.
Als we maar weten, dat we niet alle
lol kunnen hebben zonder iets in te
leveren”.
U hebt in uw verhalen veel
aandacht gewijd aan de mantel
zorg. Wat bedoelt u daar nou mee?
Hulpbehoevende alleenstaan
den worden toch geholpen? Trou
wens zij niet alleen. Allerlei in
stanties zijn druk in de weer voor
de alleenwonende bejaarde tot en
met het vastgelopen gezin van acht
personen.
Maar dat was niet alles wat de klok
sloeg. Hij vond een nieuw middel uit om
een uurwerk te reguleren: de onrust.
Samen met zijn leerling Denis Papin (de
uitvinder van de snelkookpan) constru
eerde hij een buskruitmotor. En in aan
sluiting op zijn idee om het octaaf in 31
gelijke delen te verdelen, liet hij het niet
bij de berekening van de overeenkomsti
ge snaarlengten, maar ontwierp hij ook
een 31-toons clavecymbel, waarop hij
met veel plezier ook zelf speelde.
hebben zon positieve invloed op
onze gezondheid, dat niets anders
dit effect kan evenaren”.
Toch blijft uw verhaal wat
veraf. Wat kunnen we nu doen om
de mantelzorg te verbeteren?
Die woorden heb ik al eens
eerder gehoord.
In een beschrijving over Christiaan
Huygens door het Museum Boerhaave
staat, dat zijn belangstelling en talenten
meer aansloten bij een andere traditie in
de familie: kunsten en wetenschappen.
Als musicus en componist presteerde hij
bijzondere dingen; hij bemoeide zich uit
voerig met de toen hevig omstreden
kwestie of de protestantse gemeente
zang al dan niet door het orgel begeleid
mocht worden en hij publiceerde een
bundel „Pathodia sacra et profana” (Ex-
„Er zijn ontwikkelingen in onze
maatschappij aan te wijzen, die
flinke gaten slaan in het netwerk
van relaties. De bejaarden hebben
we het huis uitgejaagd, de kinderen
gaan steeds eerder de deur uit, bu
ren verhuizen, kortom er wordt
voortdurend geknaagd aan een om
geving, waarin men zich lekker
voelt. Laat ik dan maar niet praten
over de alleenstaanden, die het be
slist niet gemakkelijk hebben. Be
grijp me goed, ik wil niet alleen
maar pleiten voor de terugkeer van
de „noaberschap” (soort „buurtver-
plichting”, in Drenthe, Twente en
Achterhoek), de sterke troef van
oma’s tijd. Wel zullen we moeten
zoeken naar moderne vormen van
burenhulp of naar nieuwe variaties
van gemeenschappelijk leven, die
de alleenwonende uit zijn kwetsba
re positie haalt”.
eerste minister van Lodewijk de Veer
tiende, uitgenodigd om gesalarieerd lid
te worden van een op te richten Acadé
mie Royal des Sciences (Koninklijke
Academie van Wetenschappen), waar
hij dan leider van het wetenschappelijk
programma zou worden. Hij nam het
aanbod aan en vestigde zich in 1666 in
het gebouw van de Académie, waar hij
vijftien jaar zou blijven.
Gedurende die tijd hield hij zich bezig
met allerlei terreinen van wetenschap:
lichttheorie, mechanica, trilling en tijd-
meetkunde enzovoort. Zijn meester
werk, „Horlogium Oscillatorium” Het
Slingeruurwerk, 1673), droeg hij op aan
zijn hoogste baas, Lodewijk de Veer
tiende.
In 1672, het „rampjaar”, kreeg de Re
publiek der Nederlanden weer een stad
houder: Willem III. Constantijn jr.
(Christiaans broer) werd zijn secretaris
en naarmate de stadhouder een meer
anti-Franse politiek voerde, werd het
klimaat in Parijs voor Christiaan on
prettiger. In 1681 keerde hij voorgoed
naar Den Haag terug. Daar verbleef hij
’s winters in het familiehuis aan het
Plein en ’s zomers in het familiebuiten
Hofwyck bij Voorburg (nu een Huygens-
museum), waar hij overigens nogal een
hekel aan had. In 1689 reisde hij nog
naar Londen, waar hij Newton ontmoet
te, met wie hij het niet eens kon worden
over diens zwaartekrachttheorie.
Zijn laatste jaren waren eenzaam. Hij
overleed in 1695, wel beroemd, maar
toch ook een tikje miskend. Zijn popu
lairste boek, de „Kosmostheoros” (Be
schouwer van het Heelal) verscheen na
zijn dood. Voor de Nobelprijs was hij
nog een paar eeuwen te vroeg geboren.
Prof. Hattinga Verschure: „Niet
meer denken, dat we instantoplos-
singen mogen verwachten van de
deskundigen („Daar hebben we on
ze premies toch voor betaald?”).
Niet meer geloven, dat de gezond
heidszorg een verzameling knopjes
is. Een druk op knop tien geeft het
gewenste medicament tegen puk
keltjes op de wang en knop zeven
mantelzorg bedoel ik de tweede fa
se van een goede gezondheidscui-
tuur. Eerst moeten we leren eigen
lijf en geest op peil te houden, dat is
welbegrepen zelfzorg. Als dat niet
toereikend is moeten we kunnen
terugvallen op relaties zoals fami
lieleden en buren, de mantelzorg, en
als derde vangnet is de officiële
gezondheidszorg bedoeld. Een goe
de mantelzorg is enorm belangrijk.
Niettemin zagen we ook hier de
poten onder onze eigen stoel van
daan”.
„Dat kan best, het is ook niet mijn
bedoeling geweest koste wat kost
oorspronkelijk te zijn. Ik heb alleen
een zwakke plek in de maatschap
pij geconstateerd en een middel ge
noemd om daar wat aan te doen. Ik
weet uit ervaring, dat het middel
uitstekend werkt. In Brabant heb ik
een caravanpark. Mooi gelegen in
een bos van tien hectare, dat ik zelf
jaren geleden heb aangelegd. Ieder
een die op mijn terrein een stacara
van heeft mag elk jaar terugkomen
mits hij zich houdt aan een paar
voorwaarden: hij mag niemand
overlast bezorgen en onder geen
beding het planten- en dierenleven
verpesten. Hoe mensen eigenlijk
met elkaar zouden moeten omgaan
zie je daar gebeuren. De een doet
ongelooflijk veel voor de ander en
het terrein plus accommodaties lig
gen er grandioos bij. Inclusief de
toiletten, die door de kampeerders
zelf worden schoongemaakt. Het re
sultaat van het zorgvuldig opge
bouwde netwerk van zelf- en man
telzorg is dat niemand weg wil. Ik
denk, dat we in onze harde maat
schappij ook die kant uit moeten”.
In 1655 maakte hij met zijn broer Lo
dewijk zijn eerste reis naar Parijs, waar
hij kennismaakte met tal van geleerden.
Terug in Den Haag ontdekte hij, in 1657,
het principe van het slingeruurwerk,
waarvan hij door Salomon Coster de
eerste exemplaren liet maken (Haagse
klokjes).
In de volgende jaren reisde Christiaan
nog herhaalde malen naar Parijs en ook
naar Londen, waar hij tot lid van de net
opgerichte Royal Society werd gekozen.
In 1664 werd hij namens Colbert, de
Prof. Hattinga Verschure: „Daar
heb je het weer. De „officiële voor
ziening” moet uitkomst bieden. Ik
ben het in zoverre met u eens, dat
vrijwel iedereen de gezinshulp om
maar een voorbeeld te noemen als
vanzelfsprekend is gaan beschou
wen, hoewel deze voorziening de
mantelzorg echt niet helemaal kan
vervangen. O wee als de subsidië
ring van de gezinszorg achterblijft
bij de wensen van de pleitbezor
gers. Dan wordt er schande van
gesproken! Dat de overheid al een
miljard betaalt is voor de discussie
niet van belang. Ik vraag me af
hoelang de gemeenschap kan blij
ven betalen want als we met z’n
allen zonder bezwaar de zelfzorg
een mantelzorg opzij schuiven wor
den we afhankelijk van een
crverheidspakket, dat op den duur
niet meer te financieren is. Maar ik
wil het nu niet over de financiering
hebben. Goede zelf- en mantelzorg
Er komt toch ook kritiek op
het consumptiefeest?
heeft onder zich de all-in-poeders,
die u in een flits verlossen van
hoofd-, oor-, keel- en neuspijn. We
zijn helaas het wijdvertakte net van
medische voorzieningen gaan be
schouwen als een superpijnstiller,
die helpt tegen alle kwaaltjes. Maar
zo werkt het niet. Al die fijne zie
kenhuizen, klinieken, inrichtingen
enzovoorts helpen slechts beperkt
als we niet meer weten dat we zelf
onze beste heelmeesters zijn. En we
zijn pas een goede dokter voor ons-,
zelf wanneer we weer zo g^an. te
ven, dat we onze gezondheid zo
goed mogelijk intact houden”.
„Maar: maat houden kunnen ve
len van ons niet meer. Zij eten te
veel en te vaak en te lekker en in de
zalige wetenschap, dat hun niks kan
gebeuren met. zoveel specialisten
om de hoek. De mentaliteit is ook
veranderd. We nemen in onze kijk-
grijp-cultuur wat we krijgen kun
nen, want we hebben immers recht
op consumptie!”.
Geheel links een
Thuret klok, midden
klok door Fromanteel
Clarke, rechts klok
door Van Geulen
Opnieuw leren voor
ons zelf te zorgen”
De familie Huygens was niet van een
„gewone” familie. Integendeel. Christi
aan Huygens (de grootvader van de held
van deze geschiedenis) was secretaris
van stadhouder Willem I van Oranje en
na diens gewelddadige dood, waar Bal
thasar Gerardts in 1584 de hand in had,
werd hij een van de belangrijkste advi
seurs van Prins Maurits. Zijn zoon Con
stantijn was secretaris van prins Frede-
rik Hendrik en later van Willem II. Het
zou dan ook niet vreemd zijn geweest als
Constantijns zoon Christiaan op zijn
beurt zijn vader zou zijn opgevolgd.
Maar dat ging niet door, want ten eerste
Prof. Hattinga Verschure: „Het
meest in het afstand houden van de
overvloed, denk ik. De welvaart
heeft in betrekkelijk korte tijd het
cultuurpatroon zo ingrijpend ver
anderd, dat allerlei stoornissen ont
staan. Voorbeeld: zeven dagen kro
ketten eten uit de muur is niet erg,
maar als je dat drie jaar achtereen
doet loopt het mis met je gezond
heid. Dat gaat ook op voor het drin
ken. Af en toe een borreltje is pri
ma, maar tegenwoordig is er geen
„af en toe” meer. Zo moet er ook
ritme zijn in rust en werken. Trou
wens in alle lichamelijke en geeste
lijke processen is dat gewenst”.
De Utrechtse hoogleraar promo
veerde tot doctor in de chemie voor
dat hij carrière maakte als huisarts
en internist „Ik heb zelf de kruin
van de medische boom een stukje
dikker gemaakt want als jonge we
tenschapper was ik een vurig aan
hanger van het vooruitgangsge
loof”. Zijn geloof in het belang van
fundamenteel onderzoek is geble-
Meer dan enig ander Nederlander heeft Christiaan Huygens bijgedragen tot de
omwenteling die in de 17e eeuw in de natuurwetenschappen plaatsvond. Hij was
weliswaar niet de pionier als Kepler en Galilei, die door hun ontdekkingen die
omwentelingen op gang brachten. Hij was ook niet een Newton, die aan het eind van die
omwenteling de verworven kennis vanuit één beginsel tot een totaalvisie samenvatte.
Maar wel is het Huygens’ verdienste geweest om, deel uitmakend van de generatie
tussen Galilei (1564-1642) en Newton (1642-1727), door toepassing van de methoden
van Galilei op een groot aantal nieuwe gebieden beslissend bij te dragen tot de
grondslag waarop Newton later tot zijn totaalvisie kon komen.
In het Museum Boerhaave in Leiden wordt, nadat deze in Parijs te zien is geweest, van
14 april tot en met 16 september een tentoonstelling gehouden over Christiaan
Huygens, die op 14 april 350 jaar geleden werd geboren.
Bij de tentoonstelling heeft het museum een twaalftal goed leesbare folders over het
werk en leven van Christiaan Huygens uitgegeven.
Over zijn persoonlijk leven is niet veel
bekend. Getrouwd is hij nooit. Hij had
geen sterke gezondheid en kwam ook in
zijn Parijse tijd enige malen terug naar
Den Haag om uit te zieken. Ondanks het
vriendelijke hoofd dat ons vanaf zijn
portretten aankijkt, schijnt hij in de om
gang een lastig mens te zijn geweest. Zo
moet hij eens, toen zonder dat hij het
wist zijn vriend, de Nationale Bibliothe
caris De carvavy, zijn koets had geleend
en die in verre van onberispelijke staat
had teruggebracht, zich onmiddellijk tot
eerste minister Colbert persoonlijk heb
ben gewend om zich over deze schande
lijke behandeling bitter te beklagen.
De klok van Huygens slingert nog
pressieve gezangen, gewijde en wereld
lijke). Daarnaast was hij hevig geïnteres
seerd in schilderkunst, filosofie en we
tenschappen.
In 1645 ging de jonge Christiaan rech
ten en wiskunde studeren in Leiden,
maar daar kon men hem niet veel
nieuws meer bijbrengen. Van 1647 tot
1649 bracht hij twee jaar door aan het
door zijn vader opgerichte Oranje-colle-
ge in Breda. Meteen na die studie nam
hij nog deel aan een diplomatieke reis
naar Denemarken, maar toen had hij er
ook voorgoed genoeg van. Met een forse
toelage van zijn vader als enige bron van
inkomsten ging hij zich voortaan wijden
aan de wiskunde en de natuurweten
schappen.
Hoewel het in die tijd voor mensen van
„nette” familie zeker niet erg gebruike
lijk was met de handen te werken, was
Christiaan erg actief. Tot zijn dood, toe
zou hij, die als jongen van veertien al tot
ergernis van zijn gouverneur een draai
bank had geconstrueerd, zich naast en in
verband met zijn theoretische werk
steeds ook met instrumenten, apparaat
jes enzovoort bezighouden. Zo sleep hij
bijvoorbeeld zelf de lenzen die hij ge
bruikte bij zijn telescopische waarne
mingen (een aantal daarvan is in het
museum te zien).
„Laten we om te beginnen ophou
den met kankeren. Er heerst een
intolerantie in dit land, daar word
je eng van. In het gezin doet de ene
rot tegen de ander, op het werk
gunnen we elkaar het licht in de
ogen niet en kunnen we als klant
macht uitoefenen over iemand dan
zullen we dat beslist niet laten. Is
het een wonder dat kelners het eten
voor ons neerkwakken? Ze worden
nauwelijks als mens behandeld! De
hufterigheid waarmee patiënten in
ziekenhuizen het verplegend perso
neel menen te mogen bejegenen is
niet minder adembenemend. Ik ben
tien jaar directeur geweest van een
ziekenhuis, lang genoeg om over
dat onderwerp te kunnen mee
praten”.
We zullen dus moeten overscha
kelen op behoorlijk gedrag. Ja, aar
dig zijn voor elkaar. Niet omdat het
wordt voorgeschreven door het
boekje „Zo hoort het” maar omdat
een respectvolle omgang het leggen
van relaties bevordert. Zonder een
net van relaties is een goed functio
nerende mantelzorg immers onmo
gelijk”.
feet.
Prof. Hattinga Verschure vaart
overtuigend een andere koers. Vol
gens hem heeft de welvaart zeven
sluiers gelegd over het gezonde ver
stand van zeer veel mensen. Zij zijn
het slachtoffer van de misvatting,
dat zij maar raak kunnen leven,
omdat voor elk ongemak in de me
dische tempel een doeltreffend me
dicijn klaar staat. En mocht er per
ongeluk eentje niet voorhanden
zijn, dan wordt het euvel wel even
weggesneden. De specialisten zijn
tegenwoordig zo knap, dat niemand
over zijn sores hoeft in te zitten.
Er kan inderdaad een hele hoop.
In ziekenhuizen gebeuren staaltjes
van medische kunst waarvan men
zich nauwelijks een voorstelling
kan maken. Maar buiten het zieken
huis valt de perfect gerestaureerde
patiënt terug in een omgeving, die
nergens kan concurreren met het
heiligdom van de specialist. „De
mensen eisen een ongehoord hoog
l niveau van medische verzorging
j maar ze zijn niet in staat of bereid
I de resultaten daarvan op een be-
- hoorlijk peil zelf in stand te houden
of tot volle ontwikkeling te laten
komen”, aldus prof. Hattinga Ver
schure.
In colleges en voordrachten doet
de professor erg zijn best om duide-
lijk te maken hoe beroerd de situa-
tie er voor staat. „We zijn nu zover
'afgezakt dat we bereid zijn plezier
en bezit hoger te waarderen dan
gezondheid”. Naar zijn mening le
ven we dan ook, in een
„gezondheidsvijandige cultuur”,
die in toenemende mate het welzijn
I van de gemeenschap bedreigt.
Prof. Hattinga Verschure heeft
I '-overigens niets van een onheilspro-
i,
|i
ii
«V
O
~W