Kris Kras door Vlaanderen Reynaert op pad met Karel i f I m 1 .VOLKST14CTORS door Peter Huysman g t Ji i. Het begint al op school. Be paalde boeken móet je gelezen hebben. Dat ben je aan je alge mene ontwikkeling, je opvoeding, je kijk op het wereldgebeuren, je innerlijk leven en in ieder geval aan je leraar verplicht. Op latere leeftijd valt dat „moeten” weg. Maar er komt een soort moreel plichtsbesef voor in de plaats. En dat is wel zo gruwelijk. Sommige boeken behoor je gelezen te hebben. Omdat het erkende meesterwerken zijn, omdat je bu ren zeggen dat je ze niet mag overslaan, omdat je zelf vindt dat je ze niet ongelezen mag laten, omdat je erover moet kunnen meepraten, aangezien ze in de mode zijn. Het knaagt aan je, als e ze laat liggen. Goede boe gen Maar wat zijn dat eigen- ijk? Faust” van Goethe? „Oor- og en vrede” van Tolstoj? „Mo- py Dick" van Melville? Niemand zal ontkennen dat het standaard werken zijn, die je gelezen moet hebben. Maar ze komen óók Voor op een Amerikaanse lijst yan s werelds meest vervelende boeken. Maar toch. Je koopt ze of leent Ze. Je slaat aan het lezen en het blijkt dat je er niet doorheen komt. Ben je dan toch behept met ’n slechte smaak? Ben je dan toch niet in het gelukkige bezit van die eruditie en dat door zettingsvermogen die je bij jezelf aanwezig veronderstelde? Je kómt tot pagina twintig, legt het weg, pakt het na een paar maan den weer op, probeert het nog eens, verzint een smoes dat dit nu typisch het ,,vakantie”-boek is dat in één ruk dient te worden verslondenEn je stokt op- j nieuw. Wat vervelend nou! Een I nederlaag! Talrijke lezers lijden aan dit euvel. Lezende schrijvers -trouwens ook. Hieronder een êantal vooraanstaande Neder landstalige auteurs over boeken, die zij niet vermochten uit te lezen. Redenen: wijdlopigheid, ingewikkeldheid, traagheid, een overvloed aan personages, al te veel verwijzingen. Maar vooral: gewoon vervelend. ETBÉrei X IH H i Hugo Qaus Mies Bouhuys Harry Mulish Nico Scheepmaker Anton Koolhaas je niet uitleest Boeken die S- Henri Knap Jan Wolkers Simon Carmiggelt Gerard Reve vame W. F. Hermans Rudi Kousbroek Kees iran Kooten Herman Pieter de Boer ■MM f HANS ROMBOUTS H. R. van de Vlamingen vastgelegd, in tekst of met foto’s. Je kunt natuurlijk zeggen: is het weer niet te veel gezien vanuit de hoge ogen van een Hollan der? Zo van: die Belgen maken er ook wat van? Voor hetzelfde geld kun je natuurlijk ook zo’n boekje over ons merkwaardige land maken. Het gaat om de intentie. En die is hier gewoon: opwekken om ook eens dat genoeglijke, vaak rommelige Vlaanderen in te trekken, omdat het er vaak erg plesant, gezellig is. Ik voelde bij het bekijken en lezen weer de noodzaak opkomen om naar het zuiden af te reizen. Naar mooie plekjes of naar oude bekende plaatsen, zoals het café van de familie Van Impe, dat geel geschil derd werd toen Lucien Zoetemelk, de plakker, in de Tour verslagen had. Dat café vond ik ook terug in het boekje. soontje. Maar ik heb toch altijd een zekere nieuwsgierigheid voor deze schrijvers behouden”. Willem Frederik Hermans: „Een groot meesterwerk: A Glastonbury Romance van John Cowper Powys. Maar ongelooflijk saai. Ik ben niet verder gekomen dan bladzijde vijf tien. Der Mann ohne Eigenschaften heb ik tweemaal geprobeerd. De eerste keer kwam ik tot bladzij 200. Een paar jaar later heb ik het tot pagina 300 gebracht. Het zijn eigen lijk heel interessante boeken, maar het zijn tegelijkertijd erkend saaie boeken, waar je je hoofd niet bij kunt houden. Er zijn ook wel Neder landse boeken die ik niet heb kun nen uitlezen, maar die waren ge woon slecht”. Nico Scheepmaker: „Van Her mans: De God denkbaar, denkbaar de God. Ik ben niet verder gekomen dan pagina 40. Ik dacht: even door zetten. Geheel opnieuw begonnen. Wéér tot pagina 40. Verder ben ik nooit gekomen. Mijn vreselijke ver moeden is, dat het aan het boek lag. Bij alle andere boeken van Her mans hield ik op bij de laatste blad zij. En dat waren boeken met meer dan veertig bladzijden”. Hanneke Meinkema: „Wat ik het meeste haat vanwege het seksis me zijn de boeken van Jef Geer- aerts, Gangreen één tot en met vier. Wat hij schrijft, is eng, net als De Telegraaf”. Henri Knap: „Geweldig, maar toch niet verder in. gekomen: The Honourable Schoolboy van John Le Carré. Het heeft maanden op de bestsellerlist van Time gestaan. Ik heb het vier of vijf keer geprobeerd. Maar ik kwam niet verder dan pagi na 50. Het exposé is zo lang. Voor dat het boek echt begintJezus, dat is zo’n end lopen! Zijn andere boeken zijn voortreffelijk. Ik heb het nu definitief naast me neerge legd. O god, wat vervelend Jan Wolkers: „Een boek waar ik niet doorheen kom. Zo’n boek heb ik niet. Waar ik aan begon, heb ik altijd uitgelezen”. Renate Rubinstein: „Ik ben een paar keer begonnen aan Der Tod in Venedig van Thomas Mann. Als kind van dertien lukte het me wel. Maar nu niet meer. De stijl van dat boek is te gebeeldhouwd, te oms lachtig. Toch geef ik het niet op, ik zal het uitlezen”. Simon Carmiggelt: „Een boek dat ik niet heb uitgelezen? Das Kapital van Karl Marx. In mijn jeugd ben ik eraan begonnen. Daar komt het heil van de wereld vandaan, dacht ik. Jaap van de Merwe: „De pruim van Mae West, van Jaap Harten. Hoewel dun, vond ik het ontzettend vervelend. Verder is het me nooit gelukt Eline Vere, I Claudius en Das Kapital uit te lezen. In Das Kapital ben ik nooit verder dan enige tientallen pagina’s gekomen. Later heb ik het alleen nog maar gebruikt om er losliggende bankbil jetten in te bewaren”. F. B. Hotz: „De roman Hampton Court van Menno ter Braak. Des tijds met hoge verwachting en auto riteitsgeloof aan begonnen”. C. Buddingh’: „Een boek dat mij niet kon boeien, is Der Zauberberg van Thomas Mann. Het begin is zo traag. Wat in het boek over het sanatorium verteld wordt, wijkt volkomen af van wat ik ervan had meegemaakt”. K. Schippers: „De Bijbel. De exemplaren die ik zag liggen in de verschillende huizen waar ik in mijn jeugd kwam, roken ontzettend naar, waren op een onaangename manier dik en bevatten ongelooflijk veel letters op één bladzijde. Ik ben niet religieus opgevoed. Maar daar van afgezien, heb ik altijd het ge voel gehad dat ik me verre moest houden van de plechtstatige taal die me toen al tegenstond”. d, een nd de lollan- 50. e aan te als extra Le, die smaal is niet navi- kaart- boden nufjes nogen e reis kbare :s een >t dur- t wed- i door it mag naken. mede -en en door strijd- □e ook •en ich eb- te ;en an- za- en- de •er- de lijn op- 3Og iei- ilij- hip i ze tbe- Zij om- tun- iieu- ;ang een ge- veel :elij- om- igen uit- ;um. nge de l al- r de uw- Irie, de ide- Louis Paul Boon Uit de tijd, dat ik voor de krant het spoor van Eddy Merckx, Jan Janssen, Anquetil en al die andere wielerkleppers volgde, herinner ik me nog zeer wel de tochten door het Belgische land. Nergens toch is het hardfietsen zo populair als daar. Die wielerkoersen hebben me België goed leren kennen, tot in de kleinste uithoeken. Mijn stelregel is: je leert geen land zo terdege kennen als via wielerwedstrijden, klassiekers van stad tot stad. Want de autoriteiten bannen dat hele circus met coureurs en auto’s en lawaai en na tuurlijk de Zwaantjes (motorpolitie) zo veel mo gelijk naar de tertiaire wegen. Ik moest weer aan dat alles denken, toen ik het boekje „Kris kras door Vlaanderen" onder ogen kreeg. Gerard Croné is de samensteller van deze zwerftocht door Vlaanderen of liever gezegd door het Nederlandstalige deel van België. Onze zuiderburen hebben zoveel eigens, dat je zoals hij dat stelt daamaartoe gevoerd en van de blinddoek ontdaan onmiddellijk aan van alles door hebt dat je niet in Nederland, maar in België bent. Croné heeft veel van die eigen-aardigheden Gevoelig als ik was, ben ik eraan begonnen. Mijn vrienden strooiden met citaten. Ik vond dat ik niet kon achterblijven. Ik ben niet verder gekomen dan pagina 20. Maar dat zegt niets tegen de heer Marx”. Anton Koolhaas: „Ik heb wel boe ken ongelezen gelaten, maar dat waren geen goede boeken. Een boek waar ik een afkeer van heb, is Aanwezig van Jerzy Kosinsky. Ik wantrouw die man in de allerhoog ste mate”. Bk geen schrijver”. Dus blijkbaar als uitgever zegt hij: „Het verzamelde werk van grote dichters als Dèr Mouw en Pierre Kemp. Daar wordt nooit iets van verkocht. Ze worden met de kont aangekeken”. Doeschka Meijsing: „Hiet is een schande, maar Ulysses. Een aantal malen in begonnen. Ik heb zelfs in zo’n uitlegclubje gezeten. Ik heb ’t ontzettend veel geprobeerd. Ik ben tot een derde van het boek geko men. Een goed boek! Maar ik denk dat het de verwijzingen zijn, het voortdurend nodig hebben van commentaren, die je zin om door te lezen ontnemen. Het heeft een heel puzzelachtig karakter. Misschien dat ik er na mijn veertigste aan Eelke de Jong: „Het komt zelden voor dat ik' in een boek blijf steken, omdat ik er niet aan begin als het niet iets heeft dat me aanspreekt. Maar er zijn boeken waarvan je denkt dat je ze gelezen moet hebben om niet de kans te lopen een verbor gen schat te laten liggen. In de tijd dat ik mijn dagen met een schaaps kudde op de hei doorbracht, heb ik me eens gedwongen te beginnen aan de romancyclus „Op zoek naar de verloren tijd” van Marcel Proust. In de buurt van pagina 60 van het deel dat ik in handen had, was er nog maar zó weinig gebeurd, dat ik dacht: hier heb ik geen tijd voor”. Maarten Biesheuvel: „Boeken in het Frans, Duits of Engels zijn voor mij altijd moeilijk. Daar krijg ik heel gauw hoofdpijn van. Nabokov, Lolita, in ’t Engels. Vijftien bladzij den, en ik zou zo dolgraag verder willen. Portrait of the artist as a young man van James Joycé: het zelfde, twintig bladzijden, verder kwam ik niet. Het moet voor mij in het Nederlands geschreven zijn. Toen ik eens van Heerlen naar Lei den met de trein moest, dacht ik: ik koop een boek voor onderweg. „De dokter en het lichte meisje” van Vestdijk. Dat was wèl Nedérlands. Maar: vreselijk! Ik werd er misse lijk van, hoewel ik tot pagina 150 ben gekomen. „Walging” van Sar tre, een vertaling. Zó mooi is dat boek, dat grijpt me zo erg aan, dat ik niet meer dan een enkele bladzij per dag kan lezen. Ik zou er anders bij gaan huilen. Ik moet het weg leggen”. Men mag aannemen, dat de Vlaamse oertekst van „Van den Vos Reynaerde" wel nooit gevonden zal worden. Hoewel, men weet maar nooit. Er worden ten slotte zelfs nog wel eens grafelijke harten naar boven gebracht in het Vlaamse. De originele, allereerste Vlaamse Reynaerde was het werk van een man, die zich slechts Willem noemde. Dr. Maurits Gysseiing heeft getracht uit te vossen hoe de eerste tekst er uit gezien zal hebben. Die zelfde Gysseiing heeft een grote inbreng gehad in de nieuwste uitgave van „Van den Vos Reynaerde". Zo heeft hij de voortreffelijke taalkunstenaar Karei Jonckheere, die voor een hedendaagse „vertaling” zorgde, aangeraden, zich zoveel mogelijk te houden aan teksten, die door W, Heli inga van de universiteit van Amsterdam in 1952 werden uitgegeven, gebaseerd op de bronnen vóór 1500. Jonckheere kreeg bij zijn werk nog de beschikking over andere handschriften en teksten van Reynaerde. In dit boek (van Jonckheere zullen we maar zeggen) geeft Maurits Gysseiing behalve een overzicht van de litteraire historie van „Van den Vos” ook een stukje reconstructie van de eventuele tekst van de eerder genoemde Willem. Wat het werk zelf betreft: we hoeven er nauwelijks over uit te weiden. De fabels met Reynaert (in het „Willems” Reinart), koning Nobel de Leeuw, Isengrim, Tibert, het hoofse, Franstalig sprekende hondje Cortoois en Bruin als hoofdpersonen, zijn bekend. De tekst van Karei Jonckheere is erg prettig leesbaar. En wil men met de oudere tekst vergelijken? Dat kan, want die staat steeds op de pagina er naast. Maarten ’t Hart: „Alle romans van Virginia Woolf: ik kon er echt niet doorheen komen. Ik kwam niet verder dan pagina acht. Ik bleef ^steeds steken. „Der Mann ohne Ei genschaften” van Robert Musil, een -.beroemd werk, heb ik wèl uitgele- tzen, maar slechts met ijzeren disci pline. Twintig bladzijden per dag. ‘Wel erg de moeite waard. Het is 'geschreven in een uitermate inge- •wikkeld Duits. Het is eigenlijk geen 'verhaal, meer een weinig kleurrijke ’filosofische verhandeling”. i Harry Mulisch: „Proust is me •nooit gelukt. Geen enkel werk van hem. Ik heb nog wel meer voorbeel dden, hoor, maar dit is wat me nu «ven te binnen wil schieten. O ja, Ï.Der Mann ohne Eigenschaften” ■van Musil, dat heb ik ook nooit .uitgekregen”. Mensje van Keulen: „Een boek waar ik niet doorheen kwam? Ze ker een boek dat me werd aangera den? Nou, Ulysses van James Joy ce. Ergernis, het vermocht mij niet te boeien. Ik ben er tweemaal aan begonnen. Dat is alweer anderhalf jaar geleden. Maar ik heb de moed nog niet opgegeven, ik ga het toch weer proberen”. Jan Blokker: „Tolkien, „In de ban van de ring". Heel vervelend. Ik herinner me dat in het begin van de jaren '50 iedereen vond dat dit de belangrijkste schrijver van de eeuw zou worden. Ik dacht: ik moet mee met m’n tijd. Maar 't is me nooit gelukt erdoorheen te komen. Ik heb wel losse stukken gelezen: in het begin, het midden en het slót, zodat ik langzamerhand wel het hele boek ken. Maar van a tot z heb ik het nooit kunnen lezen. Ik blijf pro beren”. Louis Paul Boon: „Ik heb al jaren geen boeken gelezen. Ik ben een beetje bang me te laten beïnvloe den. Wat ik zie en hoor met eigen ogen en oren, dat schrijf ik op en schilder ik. Verder heb ik geen tijd om wat anders te doen. In augustus komt Het Geuzenboek uit en dat behandelt de strijd van de geuzen benéden de Moerdijk”. Kees van Kooten: „De Toverberg van Thomas Mann. Ik ben er drie keer aan begonnen. Ik kwam steeds tot bladzijde twintig. Het is een fan tastisch boeiend boek. Maar je voelt tegelijkertijd: hier moet je een weeklang niets te doen voor heb ben. En omdat je weet dat dat toch niet lukt, leg je het weer weg. En als je met vakantie gaat, vergeet je het”. Hilbert Kuik: „Zo’n boek is Ulys ses van James Joyce. Je moet zo’n boek achter elkaar uitlezen. Ik ben er een aantal malen in begonnen. Eerst heb ik het twintig jaar geleden in het Engels gepro beerd. Toen kwam ik er helemaal niet uit. Later kwam de Vanden- bergh-vertaling, een paar jaar gele den de eerste 30 a 40 bladzijden gelezen. Ik kwam niet verder. Toch ben ik van plan het boek uit te lezen. Het sprak me erg aan. Ik heb het dan ook niet weggelegd, omdat ik het niet goed vond of het niet be greep. Maar er kwamen steeds an dere dingen tussendoor. Mijn ex cuus is: je moet het in één keer uitlezen. Er komen namelijk ontzet tend veel figuren in voor, veel uitleg ook. Een naam alleen zegt je na een paar weken niets meer. En dan moet je weer opnieuw beginnen. „Van den Vos Reynaerde”, vertaling K. Jonckheere, uitg. Manteau, prijs 22,50. „Kris kras door Vlaanderen", door Gerard Croné, uitg Ons Huis, prils 27,50. Als je op vakantie gaat, zou je moe ten zeggen: één boek in je rugzak Gerrit Komrij: „Er zijn zó veel boeken die ik niet heb uitgelezen Peter Handke is zo iemand, van wie ik al tien jaar lang elk boek heel trouw probeer uit te lezen, maar het is me in geen van de gevallen ooit gelukt. Na tien bladzijden heb ik het steeds weer weggelegd, hoezeer ik het ook geprobeerd heb Tim Krabbé: „Van Oorlog en Vre de van Tolstoj heb ik honderd blad zijden doorgeworsteld. Vreselijk vervelend! En Moby Dick, nog zo’n standaardwerk, absoluut geen leuk boek. Ontzaglijk geannoteerd. Op elke pagina dertig^ noten. Daarin worden de grappen uitgelegd, die ik niet had begrepen. Bovendien be gon ik eraan op een vakantie in Frankrijk in een bloedhete zon, ter wijl het alleen maar over ijselijke kou gaat”. Rudy Kousbroek: „Ik houd niet van die vragen. Ik wil hier absoluut niets mee te maken hebben. Ik heb honderden boeken niet uitgelezen”. Herman Pieter de Boer: „Na tien bladzijden ben ik opgehouden met Het logboek van Jan Cremer. Alle maal ouwe koek. Ik had de indruk dat het eerder verschenen was in Mimo, Belgische damesblaadjes, Avenue en zo”. Karei van het Reve: „Proust, A la recherche du temps perdu. Niet doorheen gekomen. Ik merkte wel dat het een heel goede schrijver is. Maar het lukte me niet”. Peskens (schuilnaam voor uitge ver Geert van Oorschot): „Ik ben begin. Dan moet ik trouwens aan nog meer meesterwerken be ginnen”. Gerard Reve: „Ja, ’t is Simon Vestdijk, ik kan het ook niet helpen. Wat hij geschreven heeft, dringt niet tot je door. Sal Tas heeft ooit eens over hem gezegd: wat Vestdijk schrijft, is kauwgom voor intellec tuelen. Al zijn boeken heb ik eerlijk geprobeerd. Maar hij heeft zó veel beperkingen, aan alles zijn zó veel voorwaarden verbonden, het ont breekt hem zó zeer aan concrete mededelingen. Bovendien had hij een gebrekkige stijl. Je wordt niet gegrepen. Bij Flaubert en Toergen- jew weet je op de eerste bladzij waar je aan toe bent. Maar Vest- dijks levensvisie is ook zo oninteres sant. Een schrijver moet een kos mos hebben, een gerijpt wereld beeld dat hij omarmt. Maar wat Vestdijk voorschotelt, is een confec- tiebeeld van de werkelijkheid: voor al op het gebied van de seksualiteit is dat zo duidelijk in een roman als „De dokter en het lichte meisje”. Maar goed, over de doden niets dan goeds. Daar gaat het niet om. We zullen voor hem bidden”. Mies Bouhuys: „Negentiende- eeuwers. Die wil je lezen. Betje Wolff en Aagje Deken. Ik heb er jaren over gedaan. Als je aan een boek begint, wil je het toch uitlezen. Maar niet zonder moeite. Het is on ze andere instelling om een verhaal te vertellen. Dramatische kracht: die zoek je in die boeken tevergeefs. Het heeft ook wel zijn charme. Je moet wel lachen, maar het kriebelt ook erg. Ik ben een ongeduldig per- L s*. HHbert Kuik fe ifui' j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 23