HONDERDJARIG BESTAAN ANTI-REVOLUTIONAIRE PARTIJ i „Vreugde vermengd met droefenis” I: ARP'er Rinse Zijlstra: PvdA-oppositieleider Den Uyl: ABRAHAlUtGEnlOISL )e h;' 17 19 7 9 APRIL 3 DINSDAG BINNENLAND :n r (Door Jan van Putten) Op 3 april bestaat de Anti- Revolutionaire Partij honderd jaar. Het is een volstrekt uniek jubileum, geen enkele andere partij in ons land heeft het ooit zover gebracht. 5 al d... h nt in (Door Joop den Uyl) Er hangt rondom de herden king van het 100-jarig bestaan van de AR-partij een sfeer van weemoed, nu het vrijwel vast staat dat de AR binnen twee jaar zal opgaan in het CDA. De 100-jarige zal het niet lang meer maken. Hoeveel verliest de Nederlandse politiek, beter de Nederlandse samenleving met het verdwijnen van de AR? 1 Volstrekt uniek jubileum I ■s Abraham Kuyper zoals hij graag door de socialistische tekenaar Albert Hahn werd afgedrukt. Weemoed rond herdenking 100-jarig bestaan ARP AR-denken en handelen. Met het grote voordeel, dat je altijd wel wist wat je aan de AR had. Afkeer van vage formuleringen, voor keur voor duidelijke stellingname, dat be hoort tot1 de beste AR-tradities, die in socialistische kring vaak een bereidheid tot zaken doen met de AR hebben gemoti veerd. Daar komt nog iets bij. De AR is een eeuw lang nauw verbonden geweest met de gereformeerde gezindte in ons land. Men mag haar zelfs de politieke expressie van die gezindte noemen. Sociologisch gesproken werd die gezindte, met name sinds de Doleantie van 1886 leidende tot het ontstaan van de Gereformeerde ker ken in 1892, vooral gevormd door „kleine luyden”: kleine burgers, boeren en mid denstanders, geschoolde arbeiders. Men mag dat niet mooier voorstellen dan het is. Er was in de ARP altijd ook een kleine grootburgerlijke aanhang, maar ze gros sierde niet in adellijke titels en kende zeker niet de vervlechting met gewonnen maatschappelijke en economische belan gen, zo typerend voor het conservatieve liberalisme, voor KVP en CHU Die betrekkelijke onafhankelijkheid ten opzichte van economische machten gaf aan het parlementaire optreden van de Anti’s een bijzonder accent van geloof waardigheid. Voegt men dat bij de sterke dualistische traditie van de ARP, d.w.z. de opvatting dat regering en parlement eigen verantwoordelijkheden hebben, dat het parlement niet „op de stoel van de rege ring mag gaan zitten”, maar wel moet waken voor eigen rechten en je hebt het beeld van een door en door parlementaire democratische partij, die veel heeft bijge dragen tot de groei en instandhouding van onze staatkundige democratie. Bij de AR heeft de nadruk altijd sterk gelegen op de betekenis van beginselen, van mens en wereldbeschouwing. De re cente uitval van Van Houwelingen naar D’66 is geen toeval. De ARP is altijd afkerig geweest van pragmatisme, heeft socialisme en liberalisme als respectabele tegenstanders onderkend en erkend en liet daarbuiten maar weinig speelruimte in het politieke bedrijf over. Die nadruk op beginselen heeft aÜes van doen met de religieuze herkomst en grondslag van de AR. Groen van Prinsterer speelde een rol in het godsdienstig Reveil, dat in de eerste helft van de vorige eeuw van betekenis was als protest tegen 18de-eeuws rationa lisme en verlichting, die als oorzaken wer den gezien van de Franse Revolutie. Als de ARP zich vandaag evangelische volks partij noemt dan uit zich daarin het stre- Verbijstering over de kamikaze van bij voorbeeld Jan van Houwelingen en de deloyaliteit ten opzichte van het kabinet. Het lijkt alsof een deel van mijn partij vooruitziet in wrok en zich onmachtig voelt om al die verworvenheden en talen ten in de honderd jaar zo ruim gebruikt en geëtaleerd in de nieuwe politieke partij tot gelding te brengen. sknou- eg ld. huur i van in of Van 338. nog met aarzeling - regeringsverantwoor delijkheid wilden dragen. Vooral uit een oogpunt van gezagshandhaving hadden de meesten van hen althans in die jaren tegen de dekolonisatie van Indonesië ono verkomelijke bezwaren. Kuyper stierf in 1920. In de daarop volgende twintig jaar was Hendrik Colijn de nagenoeg onbetwiste leider. Colijn had carrière gemaakt in het leger (in het toen malige Nederlands Oost-Indië) en in het bedrijfsleven. Hij was een nogal behou dend man, hetgeen, toen hij in de crisisja ren minister-president was, vooral in zijn economische politiek tot uitdrukking kwam. Voor de ARP was de periode- Colijn het tijdperk van de consolidatie. Colijn koos voor een coalitie met de libe ralen, de vroegere aartsvijanden. Samen werking met de sociaal-democraten kwam in het geheel niet binnen de ge zichtskring. Dat de antirevolutionairen in 1952 toe traden tot het derde kabinet-Drees, kwam meer voort uit een diepgeworteld verant woordelijkheidsbesef voor de publieke zaak dan uit enthousiasme voor de Partij van de Arbeid. Na de val van het laatste kabinet-Drees, in 1958, was het min of meer vanzelfsprekend dat weer met de liberalen werd geregeerd. In de jaren zestig trad evenwel, wat dat betreft, een kentering in. Schoutens op volger als partijvoorzitter, dr. W. P. Berg huis, lanceerde begrippen als „evangeli sche radicaliteit” en probeerde de ARP een „bocht naar links” te laten maken. In de partijtop vond hij meer weerklank dan bij zijn achterban. In 1965 nam wel de ARP deel aan het kabinet-Cals, maar niet de CHU. Iets dergelijks herhaalde zich in 1973 bij de vorming van het kabinet-Den Uyl. Maar onder de achterban van de ARP hebben dergelijke pogingen tot hero riëntatie in „linkse” richting in de afgelo pen vijftien jaar telkens tot grote beroe ringen geleid, in 1973 zelfs tot een ernstige interne crisis. Velen verbazen zich erover dat de ARP, ondanks haar min of meer progressieve gezicht, toch, als het erop aan komt, kiest voor opgaan - of ondergaan? - in het CDA, het Christen-Democratisch Appèl. Deze verbazing is misplaatst, getuigt van te weinig kennis van de ARP. Men kan ei genlijk wel zeggen dat de fusie met de KVP en de CHU, die volgend jaar haar beslag krijgt, beantwoordt aan dezelfde wetmatigheid die vandaag het honderdja rig bestaan van de ARP verklaart: de kracht van en de gehoorzaamheid aan het samenbindend christelijk beginsel. De Antirevolutionaire Partij heeft na tuurlijk altijd politieke doelen nage streefd, maar belangrijker dan het politie ke doel was steeds het principiële uitgangspunt. Daarop vonden de antire volutionairen elkaar in de eerste plaats. Binnen het gereformeerde volksdeel leef de dit beginsel zo diep, dat vooral daaruit kan worden begrepen dat steeds weer nieuwe generaties in het voetspoor van hun voorouders traden. Ik heb reeds vaker betoogd, het CDA is reeds jaren een realiteit. Daar kunnen inhoudelijke bezwaren of partijorganisa- torische remmingen niets meer aan af of toe doen. Het verschuiven van de officiële ingangsdatum of een commissie die zich over de inhoudelijke kant van de huidige CDA-politiek gaat buigen, veranderen aan dit feit niets meer. Wat nog wel kan veranderen, is de bete kenis en het gewicht van de politieke rol die de christen-democratische beweging in het Nederlandse toekomstige bestel zal spelen. En deze verandering heeft zich, niet in de laatste plaats door het optreden van en het met elkaar omgaan binnen het CDA, reeds volop ingezet. De uittocht is al begonnen voordat de blijde intocht haar formele bekroning vond. De uitslagen van alle onderzoekin gen van de laatste maanden bevestigen dit. De uitkomst van het beraad over inhoudelijke politieke zaken van de com missie onder leidifng van prof. Steen kamp is voorspelbaar. Immers het verkie zingsprogramma van het CDA Niet bij brood alleen behoeft echt niet door deze commissie te worden herschreven. De kritiek die uit eigen kring dan ook wordt vernomen, kan ook door de com missie niet anders geformuleerd worden dan in de vorm van een aansporing aan het kabinet het beter te gaan doen. Het politieke effect van deze kritiek is en zal in toenemende mate worden, dat het toch al tanende gezag van dit kabinet verder wordt aangetast en een kabinets crisis wordt steeds dreigender, met ver kiezingen die naar mijn oordeel een voor het CDA desastreuze uitslag te zien zullen geven. Het is dan goed te beseffen dat voor een dergelijke gang van zaken niemand an ders verantwoordelijk kan worden ge steld dan die leden van de CDA-fractie die het politieke inzicht, wijsheid, geduld en moed niet hebben kunnen opbrengen om deze vier jaar te gebruiken het samen eens te blijven om aldus te bouwen aan een hechte en sterke christen-democratische politieke stroming. Het „point of no return” is dichtbij. De discussies over de grondslag en de bin ding hieraan die over de vraag wat het CDA inhoudelijk moet voorstellen zijn, ik heb dat intensief meegemaakt, breed voerig en diepgaand geweest. Wanneer deze discussies niet hun afron ding vinden in een loyale eensgezindheid binnen de fractie en onderling en tegeno ver het kabinet, dan zullen de volgende verkiezingen, ondanks het bestaan van een CDA, de definitieve contouren te zien geven van een programmatische partij structuur. De honderdjarige ARP is dan in onvrede ontslapen. Voor haar rijke erfenis zal in deze partijstructuur dan helaas geen belangstelling meer bestaan. (Door Rinse Zijlstra, lid ARP) Mijn partij viert feest. Honderd jaar rijke historie; markante persoonlijkhe den; een relatief grote en belangrijke bijdrage aan de meningsvorming in het parlement en daarbuiten, ziedaar een verleden om terecht trots op te zijn. Tegen deze achtergrond is het eenvou digweg onvoorstelbaar dat de antirevolu tionairen niét zouden streven naar één christelijke partij en het verlangen naar „progressieve" politiek zwaarder zouden laten wegen. En wie naar voren zou willen brengen dat juist in het contact met de KVP en de CHU is gebleken hoezeer de christenen in politiek opzicht verschill- lend denken, moet niet uit het oog verlie zen dat binnen de ARP dezelfde ver schijnselen zich ook al geruime tijd voor doen. Biesheuvel en Roolvink kunnen in politiek opzicht zeker niet op één lijn gesteld worden met Aantjes, Goud zwaard, De Boer en Van Houwelingen. Na een bestaan van honderd jaar zijn nu de dagen van de ARP geteld. Volgend jaar zal zij opgaan in het CDA. De laatste tijd is zij door allerlei ernstige tegenslagen geteisterd, waardoor zij aanzienlijk is ver zwakt. Het vertrek van Aantjes in novem ber vorig jaar was de zwaarste klap. An dere antirevolutionairen hebben het poli tieke toneel verlaten in samenhang met de strijd om de betekenis van het evangelie dan wel tussen links en rechts binnen de eigen partij of in het CDA. De CDA- vorming heeft de ARP tot nu toe meer schaduwen dan lichtpunten opgeleverd. „Rome zien en sterven” wordt wel wrang gezegd nu in het CDA voornamelijk KVP’ers als Van Agt, Steenkamp, An- driessen en Lubbers de lakens uitdelen. Op 7 april, wanneer in Rotterdam het jubileum wordt gevierd, zullen ongetwij feld opnieuw de bekende psalmen worden gezongen, zij het iets sneller en met min der ouderwetse teksten dan in de dagen van Abraham Kuyper. Maar ze houden nu nauwelijks nog beloften in, Gods roem is grijs geworden. Binnen het CDA is er voor de nalatenschap van Kuyper zo te zien geen toekomst meer. Goed be schouwd is dat ontzettend jammer, want aan belijnde, sociaal voelende en enthou siaste politici heeft onze samenleving van daag zeker niet minder behoefte dan hon derd jaar geleden, toen de ARP werd opgericht. hier zoveel mogelijk van ingrijpen had te onthouden, aangezien de bedrijfsgenoten, werkgevers en werknemers, in de eerste plaats zelf hun problemen dienden op te lossen. Het Christelijk Nationaal Vakver bond heeft voor déze uitwerking nooit bijzonder veel sympathie gehad, ondanks de steun die haar leiders de jaren door aan de ARP hebben gegeven. Een ander aspect van het staatsoptre- den heeft bij de antirevolutionairen wel altijd hoog in aanzien gestaan, namelijk de gezagshandhaving. De staat is door God gegeven als middel tegen de zondig heid van de mensen. Volgens de oude gereformeerde opvatting uit de tijd van de reformatie wil God „dat de wereld gere geerd worde door wetten en politiën, op dat de ongebondenheid der mensen be dwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega. Tot dat einde heeft Hij de Overheid het zwaard in handen gegeven tot straffe der bozen en bescherming der vromen”. Op dat punt hebben de antirevolutionai ren zich nooit onbetuigd gelaten en loopt er een duidelijke lijn van Kuyper via Colijn en de naoorlogse grote voorman Jan Schouten tot zelfs de laatste antirevo lutionaire minister van binnenlandse za ken, De Gaay Fortman in het kabinet-Den Uyl, in sommige van diens uitspraken over de bestrijding van terrorisme of wat daarvoor doorgaat. Deze opvatting was er ook de oorzaak van dat de antirevolutionairen na de twee de wereldoorlog pas weer in 1952 - en dan schreef Kuyper over Kappeyne’s wet: „Nooit ofte nimmer is de vrije school zó ruw en zó hardhandig aangepakt en op zó barbaarse wijze van de stoep afgedrongen als in dit koele, onbarmhartige, diepkren- kende staatsstuk”. De grote liberaal P. J. Oud oordeelde driekwart eeuw later: „Het is ons thans onbegrijpelijk, dat aan liberale zijde voor deze bezwaren niets, maar dan ook totaal niets gevoeld wordt. Dat men van liberale zijde dit niet heeft ingezien, heeft calvinist en rooms-katholiek de gelegen heid gegeven zich te verenigen tegenover de liberale dwingelandij”. Verenigen deden zij zich, de Calvinis ten. In 1879 werden elf antirevolutionai ren in de Tweede Kamer gekozen, in 1884 22 en in 1888 zelfs 28 (op een Kamer van 100 leden), waarmee de antirevolutionai ren de grootste Tweede-Kamerfractie wa ren geworden. Behalve de schoolstrijd speelden in die tijd nog twee andere problemen, de strijd om het kiesrecht en het vraagstuk dat in die dagen als „de sociale quaestie” werd aangeduid, de positie van de arbeiders. Hoe eensgezind de antirevolutionairen in de schoolstrijd optraden, zo verdeeld wa ren zij als het ging om de oplossing van de andere twee vraagstukken. Het kiesrecht was in die tijd slechts voorbehouden aan een beperkte groep. Toen minister Tak van Poortvliet in 1894 een aanzienlijke uitbreiding van het kies recht voorstelde, werkte dit als een splijt zwam in de AR-gelederen. Het kwam tot een scheuring tussen de meer democrati sche stroming rond Kuyper en de meer aristocratische rond jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman. In de Tweede Kamer werden twee fracties gevormd; de fractie rond Lohman werd later een van de be standdelen van de Christelijk-Historische Unie, die in 1908 werd opgericht. Behalve dit politieke verschil is ook de heerszucht van Kuyper aan deze scheuring niet vreemd geweest. Ook het sociale vraagstuk lag bij de anti-revolutionairen moeilijk. Kuyper re kende zich tot links, streefde onder meer naar een Wetboek van Arbeid, waarin de samenwerking tussen kapitaal en arbeid zou moeten worden geregeld. Toen hij als minister-president in 1902 en 1903 met de grote spoorwegstakingen werd gecon fronteerd, reageerde hij met een wetsont werp waarin aan ambtenaren het staken werd verboden, een verbod dat tot heden van kracht is gebleven. Toen enkele jaren later een andere antirevolutionair, de zeer sociaal voelende predikant Talma, als mi nister van nijverheid middels Raden van Arbeid, werkgevers en werknemers tot samenwerking probeerde te brengen, dus de invloed van het kapitaal ten gunste van die van de arbeid wilde terugdringen, vond hij in eigen kring de felste bestrij ding. Van de ARP kan zeker niet worden gezegd dat zij de jaren door onverschillig stond tegenover de noden van de arbei ders. Maar in de erfenis van Abraham Kuyper bevond zich één leerstuk dat zich tegen een doeltreffende aanpak van het sociale vraagstuk verzette, het leerstuk van de „soevereiniteit in eigen kring”. Dit leerstuk komt erop neer dat de samenle ving uit een aantal kringen bestaat, zoals onderwijs, bedrijfsleven, gezin en ook de staat, die in „eigen kring” soeverein zijn, dat wil zeggen niet ondergeschikt aan andere kringen. Dit leerstuk kwam Kuyper schitterend van pas toen hij streefde naar een eigen gereformeerde universiteit die los stond van de staat (vandaar ook de naam „Vrije Universiteit”). Maar ten aanzien van het bedrijfsleven kwam toepassing van dit leerstuk erop neer, dat de staat zich ook Van een oude boom zegt men dat hij de stormen van de tijd heeft doorstaan. Bij een politieke partij met een geschiedenis van een eeuw ligt dat niet zo simpel. Natuurlijk, ook zo’n partij kan door stor men worden geteisterd, en voor de ARP zijn die ook niet uitgebleven. Maar de bestaansgrond van een partij ligt niet allereerst in het feit dat ze ooit werd opgericht; een partij heeft vooral vorm te geven aan de toekomst van de samenle ving. Die samenleving is voortdurend in verandering, de toekomst van die samen leving stelt dus ook voortdurend nieuwe eisen. Het denken binnen de ARP over de meest wenselijke toekomst heeft, ondanks die veranderingen, steeds weer zoveel im pulsen ontvangen, dat zij al die jaren door tot de verbeelding van velen bleef spre ken, een achterban kon boeien, de steun van telkens nieuwe generaties kiezers wist te verwerven, en in parlement en kabinet invloed kon blijven uitoefenen, dikwijls meer invloed zelfs dan men alleen op grond van haar getalsmatige aanhang zou verwachten. Voor mensen is dit geen ge ringe prestatie, al zullen de antirevolutio nairen zelf vooral God daarvoor danken, wanneer zij voor hun jubileumviering bij een zijn. Antirevolutionairen bestonden er al voordat de ARP werd opgericht, niet al leen in ons land, maar ook daarbuiten. Zij hadden gemeenschappelijk dat zij positie kozen tegen de geest van de Franse revo lutie van 1789. Die revolutie stond voor hen in het teken van de verwerping van het goddelijk gezag. In plaats van de rech ten van God werden de rechten van de mens geproclameerd. De antirevolutio nairen, zeker in ons land, stelden daarte genover: „Tegen de revolutie het Evange lie”. Aan deze stellingname ontlenen zij ook hun naam: antirevolutionair. In ons land trad, wat dat betreft, vooral mr. Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) op de voorgrond. Tijdens zijn leven organiseerden zich hier en daar in het land groepjes gelijkgezinden in zoge naamde kiesverenigingen, maar tot een partij kwam het nog niet. De stoot daartoe gaf de predikant dr. Abraham Kuyper. P. A. Diepenhorst schreef over hem in 1952: „Een man van niet zo fijne, maar van machtiger, van genialer allure dan Groen. Wondere talen ten waren in dr. Kuyper verenigd: theo loog, politicus, geleerde, prediker, rede naar, taalvirtuoos, stylist, journalist, orga nisator was hij - altegader van de eerste orde”. In zijn dagblad De Standaard verscheen 3 januari 1878 het concept van een Pro gram van Beginselen, waaraan een twin tigtal kiesverenigingen en enige op de voorgrond tredende persoonlijkheden hun instemming betuigden. Op 3 april 1879 werd te Utrecht de eerste Deputaten- vergadering gehouden, door 28 afgevaar digden bijgewoond. Op die samenkomst werd het Program van Beginselen defini tief vastgesteld en een Centraal Comité benoemd, dat onder leiding van dr. Kuy per leiding en bestuur van de Anti-Revo- lutionaire Partij op zich nam. In ons land was in die periode het libera le kabinet-Kappeyne van de Coppello aan het bewind. Vooral tegen de onderwijswet van dit kabinet verzetten de antirevolutio nairen zich. Zij wensten dat niet alleen de openbare scholen, maar ook de bijzonde re (waaronder de christelijke) scholen uit de staatskas zouden worden bekostigd. Bij Kappeyne waren zij daarmee vol strekt aan het verkeerde adres; het zou betekenen, zo meende hij, dat het overheidsgezag dienstbaar werd gemaakt aan de kerkelijke macht, indien christelij ke scholen uit de belastinggelden zouden worden bekostigd. Hoog liep de strijd op. In De Standaard staatsonthouding, kreeg Colijn zijn grote kans. Het is niet zonder tragiek, dat de aandrift tot sociaal handelen (Kuyper in 1891 „Zij kunnen niet wachten, geen dag en geen uur”) smoorde in afkeer van overheidsbemoeiing en bevestiging van particuliere economische machten. Colijn als de gevierde man van de multi nationals. De hoon voor het Plan van de Arbeid, een fervent anti-socialisme soms. De AR kan zeker bogen op een traditie van bezorgdheid om sociale ontwikkelin gen, op een zekere verwantschap met de christelijke vakbeweging, maar vele de cennia lang is er maatschappijhervor- mend weinig of niets van de ARP uitge gaan. In de 50’er jaren heerste bijna totale verstarring. In 1963 heet het nog in een program van actie dat de ARP van oor deel is dat „de verhouding tussen overheidsuitgaven en particuliere beste dingen” op verantwoorde en stelselmatige wijze ten gunste van de particuliere beste dingen moet worden gewijzigd. Sinds de jaren zestig is er ook voor de ARP een stormachtige periode aangebro ken. Verlies bij de kiezers, uittocht van christen-radicalen, herziening van pro gram en beleid, pogingen tot evangelisch radicalisme, de Bergrede van Aantjes, de moedige deelname aan het kabinet-Den Uyl. Dat proces zat vol onzekerheid en vól beloften. Het is- overwoekerd sinds 1967 door de groei naar het amorfe CDA. Men behoeft KVP en CHU niet terug te zetten en de ARP op te vijzelen om te constate ren dat het CDA in vrijwel geen enkel opzicht de profilering zal bevatten, die de ARP als een eigen zelfstandige kracht in de Nederlandse politiek zo sterk heeft gekenmerkt. De hoekigheid en de felheid, de beginselvaste standpuntbepaling en de democratische royaliteit zullen oplossen in de grijze sfeer van de verzoening van belangentegenstellingen, waardoor de christen-democratie zich in deze tijd ken merkt. Het proces lijkt onafwendbaar, jammer blijft het. De ARP heeft een eeuw lang in dit land geschiedenis gemaakt, ten kwade, maar meer ten goede. De AR geniet zeker in socialistische kring groot respect, ook waar ze als tegen stander is ervaren. Dat valt terug te voe ren op een aantal specifieke eigenschap pen, dat het functioneren van de AR in de Nederlandse politiek heeft bepaald. Er is in de AR van oudsher een grote gedreven heid te bespeuren, een roepings besef, dat nauw samenhangt met haar ontstaansge schiedenis. Groen van Prinsterer, de eerste vormge ver van de AR-richting eiste een onverbid delijk partij-kiezen, het vooropstellen van het beginsel en in dienst daarvan zonodig het isolement. Abraham Kuyper, de eigen lijke oprichter van de ARP, stelde scherp de antithese tussen hen, die hun normen ontlenen aan God en de bijbel, en hen, die uit de eigenwettelijkheid van de mens en het menselijk verstand willen leven. Kuy per was een activist pur sang. Hij richtte in 1872 een dagblad op („De Standaard”) en organiseerde een massaal petionne- ment tegen de Schoolwet van 1878. Een actievoerder, die het actiemodel voortref felijk beheerste, een polarisator bij uitne mendheid. Het is niet zonder ironie, dat toen in de jaren zestig in linkse kring de polarisatie opgeld deed ook de AR zich niet onbe tuigd liet. In het spreken van bestraffende woorden over „al dat gepolariseer”. En dan te bedenken dat de antithese, de pola risatie, de sterke motor is geweest van het ven terug te keren naar de bronnen van het ontstaan van de partij. Die hang naar beginselen heeft zich geuit in het zich keren tegen de revolutie. Het gezag is van God en de mens (de onderdaan) moet zich daaraan onder schikken. „Gezag is gezag en rebel is re bel” schreef Bruins Slot op een hoogte punt van de Indonesische onafhankelijk heidsstrijd. Het accent op de eigen verant woordelijkheid van onderscheiden le venskringen was evenzeer een zaak van beginsel. De AR-hoogleraar in de wijsbe geerte Dooijeweerd schreef eens over Kuyper: „Hij, die onder den hoon zijner liberale tegenstanders weder met kracht de antithese tegen de verslappende syn these van zijn tijd stelde, was het ook die de soevereiniteit in eigen kring als een fundamenteel kosmisch principe er kende.” Dat is niet gering, een fundamenteel kosmisch principe. De leer omtrent de grenzen van de staatsmacht heeft tot de vrije school geleid, heeft waakzaamheid bevorderd tegen staatsalmacht. Ze heeft er ook toe bijgedragen, dat het zicht op de maatschappelijke en economische ont wikkeling werd ingeperkt en verengd. In economische zaken gedroeg de AR zich lange tijd liberaal, overheerste de Niettemin is de vreugde vermengd met droefenis. Immers de periode wordt on herroepelijk afgesloten. In het najaar van 1980 is de partij versmolten met de KVP en de CHU tot het CDA. Zeer velen uit de AR zullen deze dag met vreugde begroeten. Een lang gekoes terd ideaal gaat in vervulling. De drie belangrijkste christelijke politieke partij en hebben dan bewezen elkaar op grond slag, programma en uitvoering hiervan te kunnen vinden. Tekenen van saamhorig heid werden opgericht. Scheidslijnen ver vielen. Een nieuw elan maakte zich van honderdduizenden meester. Verkiezingen werden gewonnen. Er kwam een kabinet tot stand waarin de christen-democratische stroming onge kend sterk vertegenwoordigd was. Een omstreden coalitie, geen sterke par lementaire basis, toegegeven, maar welk een kansen om te bewijzen wat in een nationaal en internationaal moeilijke pe riode opgebracht kon worden. En dan nu de beschamende afbraak, de vermorsing van idealen, de demotivatie van tienduizenden die zich bij verkiezin gen enthousiast hebben ingezet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 17