Olifanten
negen jaar
naar school
Furie opknappen
ing
?n
MAASSLUIS HOUDT VERLEDEN VAST
ti
door Jan Bos
Conditie
door Ed Remdersma
KORNAKS IN THAILAND
OEFENEN ELK» DAG
I
I
Documentatiecentrum
Ik
By Ti
O
.«j
sloperswerf.
n
X;
e
n
Q-
g"
bezit
nginge
Museum van sleepvaart
ig
rW
I
n van
Bosgeesten letten slecht op in het verkeer Waar zij zich
verzamelen, moet je als automobilist je tijdig laten horen
Het beste is lang en luid te claxonneren, zodat ze met in
aanvaring komen met het voertuig. De chauffeur van de
bus die ons een kleine vier uur over de Thaise wegen
sleurde, bereikte er in ieder geval mee dat zijn passagiers
opschrokken uit hun hazeslaap. Wij hadden om drie uur in
het noordelijke stadje Chiangrai het bed verlaten om op
tijd zeven uur op school te zijn: de opleidingsschool
voor jonge olifanten. Een zeldzaam oosters gegeven in
één van de laatste stukjes onvervalst tropisch regenwoud
van Thailand, niet zo ver van het driehoekje waar dit land
met Birma en Laos tezamen komt.
Wie na de opening op 18 april door oud-burge-
meester Van Dijke de tocht naar Maassluis onder
neemt kan daar in het splinternieuwe museum
van een boeiende collectie sleepvaartcuriosa ge
nieten. Naast de permanente expositie wil het
museumbestuur enkele maanden per jaar een
wisseltentoonstelling houden. Bovendien komen
in het gebouw aan de Maassluise Hoogstraat een
radiokamer, waarin een moderne en een ouder
wetse radioinstallatie naast elkaar worden geëx
poseerd.
de onderscheidingen van wijlen kapitein Teun
Vet, die onder meer tijdens de oorlogsjaren grote
faam verwierf als gezagvoerder van de sleepboot
Zwarte Zee. Ook het bijna legendarische „gele
boekje” van Teun Vet krijgt een plaatsje in het
museum. Vele oud-opvarenden van de sleepvaart
stelden persoonlijke brieven en documenten be
schikbaar, daarbij zijn brieven van bijvoorbeeld
kapitein Moerman, een man die naam maakte bij
Wijsmuller en die model stond voor de hoofdper
soon van Jan den Hartogs beroemde boek „Hol
lands Glorie”.
Fulton, Martenshoek. Na drie jaar als
„Bodewes 6” dienst te hebben gedaan
werd het schip verkocht aan Holmen te
Norköping, die haar omdoopte in „Hol-
handen genomen. Het sloependek is in
middels ook vernieuwd. Zowel de stalen
constructie als het houten dek werden
opnieuw aangebracht. Ook wordt hard
gewerkt aan het in de oorspronkelijke
staat terugbrengen van de bemannings-
verblijven. Er wordt druk getimmerd en
tientallen oude verflagen werden verwij
derd. Gelukkig is er aan vrijwilligers
over het algemeen geen gebrek, al zou
den een paar elektriciens nog van harte
5t
de
3ten
'erkzaw
ier
rk,
aapten,
hobbyclub, Slavenburgse bank plus enkele parti
culieren) boog zich over mogelijkheden en proble
men. Het gemeentebestuur van Maassluis kon het
museum-in-wording al gelijk een aardig steuntje
in de rug geven: er was een nieuw stadhuis in
aanbouw en het fraaie oude gebouw aan de
Hoogstraat werd ter beschikking gesteld als huis
vesting voor een eventueel sleepvaartmuseum.
In april 1978 viel de beslissing: de werkgroep
adviseerde positief en daarmee was de Stichting
Nationaal Sleepvaart Museum i.'o. een feit.
In het afgelopen jaar is er veel werk verzet.
Weliswaar leveren de drie grote sleepvaartbedrij-
ven een financiële bijdrage aan het museum (hun
directeuren hebben zitting genomen in de raad
van toezicht en advies), maar het museumbestuur
onder leiding van ir. G. Langelaar Gzn. (tot ’75
bedrijfsdirecteur technische zaken van Smit In
ternationale en de man die na de oorlog de vloot-
vernieuwing bij Smit leidde) streeft ernaar de
zaken financieel op een zo breed mogelijke basis
te zetten. Dat betekent dat er een aantal acties zijn
voorbereid. Om er een paar te noemen: de uitgifte
van een serie penningen en eerste dag-envelop-
pen, de oprichting van een vereniging van vrien
den van het museum en een donateursactie voor
particulieren en bedrijven.
Overigens gaat het museumbestuur ervan uit
dat met deze collectie zeker geen eindpunt is
bereikt. Er berusten bij particulieren naar hun
overtuiging nog vele zaken die een plaats in het
museum ten volle verdienen. Vandaar ook het
verzoek aan mensen die over dat soort zaken
beschikken, om te willen overwegen deze in bruik
leen aan het museum ter beschikking te stellen.
Wie daartoe bereid mocht zijn, kan zich wenden
tot de heer A. Roest, Schoenmakerstraat 75, Delft,
tel. 015-560186.
Een van de pronkstukken die in het museum te
zien zullen zijn is nog maar net in Nederland
gearriveerd. Het gaat om de bel van de eerste
sleepboot, die de naam Zwarte Zee droeg. Dit
schip werd in 1896 voor Smit gebouwd en werd na
6 jaar dienst te hebben gedaan doorverkocht naar
Rusland. Daar is het schip onder de naam Svir in
de vaart genomen, sindsdien ontbreekt iedere
informatie.
Bestuurslid Thijs de Rooy, p.r.-man van Smit
Internationale, die samen met zijn Wijsmuller-
collega Han Heilig de publiciteit rond het nieuwe
museum verzorgt, kon bij toeval beslag leggen op
de antieke bel. „Ongeveer een jaar geleden meld
de zich bij ons kantoor aan het Westplein te
Rotterdam een buitenlander die een vaag verhaal
ophing over een bel die hij in zijn bezit zou
hebben. Helaas werd hij weggestuurd voordat ik
de kans kreeg met hem te praten, wel had hij een
adres in Australië achtergelaten. Via een briefwis
seling en een gesprek, maanden later, kwam ik
erachter dat hij in het bezit moest zijn van de bel
van de eerste Zwarte Zee. Hij was zowaar bereid
die af te staan.”
De Australiër was op nogal merkwaardig wijze
in het bezit van de bel gekomen. Thijs de Rooy:
„De man was in Hongkong in een tehuis voor
zeelieden geweest. Aan de muur van de kapel hing
boven de deur een grote bel. Toen de kapel zou
'worden gesloopt vroeg de Australiër aan de pas
toor of hij de bel mocht hebben. Die was blij van
het ding af te wezen.
Pas later ontdekte de nieuwe eigenaar van de
bel een inscriptie, die hem op het spoor naar de
eerste bezitter bracht. Je kan er enkel maar naar
raden hoe zo’n bel in Hongkong is terechtgeko
men.” De bel zou afgelopen vrijdag aan boord van
het vrachtschip Nedloyd Tasman vanuit Australië
in Nederland aankomen. Na een mysterieuze reis
van bijna 80 jaar terug op-de thuisbasis: Maass
luis.
lening
inktie
■n
Henk de Haas jr„ voorzitter van de
Stichting Hollands Glorie: „Een uniek
stukje Nederlandse historie dreigde toch
nog verloren te gaan. In april 1976 arri
veerde de „Furie” toen nog „Holm-
vik” geheten onder grote belangstel
ling in Nederland, aangekocht door de
AVRO voor de tv-serie „Hollands Glo
rie”. Iedereen was enthousiast, plannen
te over om na de opnamen voor de tv-
serie het schip voor Nederland te behou
den. Begin 1978 bleek het schip plotse
ling bij een slopersbedrijf in Zaandam te
liggen, verkocht door de AVRO en ge
plunderd door onbekenden”.
Henk de Haas hoorde ervan en besloot
er iets aan te doen: hij richtte de Stich
ting Hollands Glorie op, speciaal om de
„Furie” te kunnen redden. Henk de
Haas: „Via allerlei acties zijn we aan
geld gekomen. Door de verkoop van
posters, en T-shirts, het werven van do
nateurs, de verkoop van certificaten enz.
De reactie was enorm. Binnen 7 weken
was er zoveel geld bij elkaar, dat ik het
wel aandurfde tot aankoop van het schip
over te gaan”. Ruim zestig mille moest er
op tafel komen. Dat was er op dat mo
ment nog niet, maar de verwachtingen
van De Haas werden niet beschaamd.
Dat was nog maar het allereerste begin
van een lange weg naar eerherstel voor
de sleepboot.
De Haas: „Hadden we maar eerder
geweten hoe de zaak ervoor stond. Dan
was ik vroeger in actie gekomen. De
„Furie” was geplunderd. Veel waarde-
Gelukkig verkeerde het schip zelf over het algemeen geen gebrek, al zou-
met de stoommachine in een prima den een paar elektriciens nog van harte
conditie. Een degelijk stuk werk heeft de welkom wezen”.
Wanneer de restauratie achter de rug
is krijgt de „Furie”, die thans langs de
kade ligt bij de scheepswerf en machine
men 3”. In 1969 ging het schip over in
handen van A. Akerlund in Stockholm,
waar hij onder de naam „Holmvik” tot
1976 dienst deed bij het verslepen van
houtvlotten.
In januari kocht de AVRO de „Holm
vik” aan voor de tv-serie Hollands Glo
rie. In deze serie, naar het beroemde
boek van Jan de Hartog fungeerde het
schip achtereenvolgens als „Jan van
Gent” en later als de „Furie” een naam
die behouden zal blijven.
Het herstel van het schip zal nog veel
tijd en geld vergen. Henk de Haas: „Een
exacte begroting hebben we niet, maar
met de restauratie zal toch nog wel een
ton zijn gemoeid. Dat geld hebben we
momenteel niet. Daarom lopen onze ac
ties onverminderd door. Voor bedragen
van respectievelijk ƒ100, ƒ200, ƒ500 en
1000, kunnen sleepbootliefhebbers een
certificaat kopen. Van donateurs vragen
we minimaal een bedrag van 25,-. Ge
lukkig krijgen we nogal wat steun van
bedrijven en particulieren, maar het gi
ronummer 507075 ten name van de
Stichting Hollands Glorie, Maassluis
staat te allen tijde open voor wie ons
financieel wil helpen”.
Inmiddels is al wat werk aan het schip
verricht. Maar De Haas schat zeker nog
zo’n anderhalf jaar nodig te hebben voor
de „Furie” helemaal klaar is. „Onze
streefdatum wc’. de komende zomer,
maar dat halen we lang niet. Op het
moment wordt de ketel gekeurd, over
enkele weken hopen we stoom te heb-
Nederland krijgt er 18 april een uniek scheepvaartmuseum bij: in het oude raadhuis van Maassluis opent
dan het nationaal sleepvaartmuseum de deuren, voor zover bekend het enige sleepvaartmuseum in de
geheie wereld. In het fraaie, uit 1653 daterende gebouw aan de Hoogstraat en havenkolk in Maassluis,
wordt thans de laatste hand gelegd aan de presentatie van een collectie materiaal, die niet alleen de
technische maar ook de economische, de maatschappelijke en sociale problematiek van zee- en
binnansleepvaart belicht. Een eigen museum voor de Nederlandse sleepvaart: met de opening van het
gebouw zal een ruim anderhalf jaar geleden in Maassluis geboren initiatief de bekroning hebben
gevonden.
Op zaterdag, woensdagsmiddag, zondagsmiddag en wellicht op donderdagavond zullen sleepvaarten-
thousiasten in het museum terecht kunnen. De stichting Nationaal Sleepvaart Museum ziet de toekomst
met vertrouwen tegemoet.
Een groep mensen, die zijn sporen in de sleep
vaart heeft verdiend, constateerde met toene
mend leedwezen, dat de betrokkenheid van hun
woonplaats bij de sleepvaart er niet op vooruit
ging. De vloot van Smit Internationale bijvoor
beeld, die toch vele tientallen jaren Maassluis als
thuishaven had, is inmiddels uitgeweken naar
Rotterdam; de schepen van Wijsmuller horen van
oudsher thuis in IJmuiden. Maassluis dreigde op
de tocht te komen.
Burgemeester M. K. van Dijke (voor zijn benoe
ming in Maassluis burgemeester van Axel en
thans van Ede), hakte de knoop door: hij riep een
vergadering van geïnteresseerden bijeen met het
doel te komen tot de oprichting van een nationaal
sleepvaartmuseum. Dat „nationaal” heeft van het
begin duidelijk voorop gestaan, de directie van de
sleepvaartdiensten Smit Internationale, Rotter
dam, Wijsmuller, IJmuiden en Willem Muller,
Terneuzen, alsmede de Internationale Sleepvaart
Hobby Club stelden zich van harte achter het
Maassluise initiatief. Een werkgroep met een bre
de samenstelling (gemeente, rederijen, sleepvaart
Aan weerskanten van de weg waar wij de oversteek
plaats van de bosgeesten kruisten, waren honderden
„spirithouses” geplaatst. Geesthuisjes, wel wat op vogel
huisjes lijkende bouwsels. Vaak komt er een afbeelding
of een beeltenis van Boeddha in voor. De „spirithouses”
zijn met bloemen, kralen, linten, vlaggetjes en andere
decoratie-achtige frutseltjes versierd. Bovendien wordt
er veelal voedsel in gedeponeerd om de eventuele honge
rige, onzichtbare medebewoners van het land, mild te
stemmen.
Geen oponthoud dus tengevolge van de bosgeesten en
wij arriveerden vroeg in het woud. Het dagelijks lesuur
tje van de olifantenklas was nog niet begonnen. De
kornaks, de begeleiders, die de vrij in het bos lopende
dieren hadden opgehaald, druppelden met de aan hun
zorgen toevertrouwde jonge jumbo’s binnen. In het
kamp zetten de kornaks zich terstond rond een knap
pend vuur, want het was een vriezend koude ochtend in
het tropische land.
Onze vrees in een sfeer van circustent en oppasser met
knallende zweep terecht te komen, was ongegrond. Hier
vormde het oerwoud het groene dak van een stilte-
theater waarin de olifantenboys en hun dieren stijlvol
acteerden. Eigenlijk vonden we hier waarnaar we al een
dag of tien op zoek waren: een levendè natuur. Geen
leeggeroofde wouden of neergehaalde bossen. Toch
doolden ook hier ruige figuren door de wildernis. Meest
al met een geweer. Er bevonden zich jochies onder, die
het wapen amper konden torsen. Uit zelfbehoud, leerde
Surapong, de gids.
Er zijn wel rovers in het bos, al moeten zij tot een
zeldzaam soort worden gerekend, de tijgers, die echter
als zij er zijn, weinig belangstelling tonen voor mensen
vlees. Ze zijn pas echt gevaarlijk als ze oud worden, een
slecht gebit krijgen en minder snel ter been zijn. Dan
zoeken zij in de omgeving van een dorp een gemakkelij
ke prooi, zoals kippen en als het zo uitkomt ook mensen.
Het vorige jaar doodde een tijger in deze omgeving nog
twee dorpelingen.
Een woud vol kwetterende vogels, wegflitsende zoog
dieren als eekhoorns, fel gekleurde vlinders die op de
vochtige oever van de beek lagen als de weggeworpen
wikkels van zoete snoepjes. De beek vormde het pad
door het bos; meestal sprong je van steen op steen.
In die entourage had „The Northern Timber Work
Department” de olifantenschool gevestigd. Deze
overheids-houtexploitatiedienst neemt nog geheel pas
send in deze ongerepte wereld bij stukjes en beetjes hout
In de filmzaal zullen films en dia’s over de
sleepvaart worden vertoond en wie informatie wil
over de sleepvaart kan terecht in de bibliotheek
en het documentatiecentrum. De beschikbare do
cumentatie omvat niet alleen de Nederlandse
sleepvaart, maar ook over het buitenland zijn hier
in ruime mate gegevens voorhanden. De collectie
van het museum is voor een deel afkomstig van de
sleepvaartrederijen, die bijvoorbeeld scheepsmo
dellen en fotomateriaal beschikbaar stelden,
maar het meest is toch afkomstig van particu
lieren.
De man die daar de grote stoot toe heeft gege
ven is de Delftenaar A. Roest, voormalig mede
werker van de afdeling scheepsbouw van de
Technische Hogeschool en al meer dan 50 jaar
verslingerd aan de sleepvaart. Hij zal ook He man
zijn die de bezoekers van het museum wegwijs zal
maken.
In meer dan 50 jaren grasduinen in zijn hobby
bracht hij een verzameling van meer dan 10.000
foto’s bijeen. Zij vormen zijn persoonlijke bijdra
ge aan het museum. Daarnaast wist hij via zijn
relaties met mensen uit de sleepvaart een forse
collectie bijzondere zaken bijeen te brengen; zo
slaagde hij er bijvoorbeeld in de hand te leggen op
scheepswerf G. en H. Bodewes in Mar
tenshoek ruim 60 jaar geleden afgele
verd. Daar werd de „Furie” in 1916 ge
bouwd als brugsleepboot met open whale- fabriek „Zorg en Vlijt”, waarvan Henk
gangen. Haar naam was toen „Bodewes de Haas adjunct-directeur is, een prima
6” en de officiële gegevens waren: 158 ligplaats, aangeboden door de gemeente
brt. - afmetingen: 30,28-29, 49x6,07x3,10 Maassluis: aan de kade voor het nieuwe
meter. Voortstuwing: triple expansie- sleepvaartmuseum, een prachtige com-
stoommachine, 450 ipk, machinefabriek binatie. Het schip zal worden openge
steld voor het publiek en af en toe zal er
een tochtje worden gemaakt, alles in
nauwe samenwerking met de stichting
Nationaal Sleepvaart Museum.
weg uit het regenbos. Hier wordt geoogst, de natuur nog
geen schade berokkend. Hier daveren geen machinerie-
goedaardig de stammen omver trekken en op een hoop
sjokken. Zo hebben zij dat geleerd. Daarvoor zijn zij
naar school gegaan: negen jaar lang.
Een olifantejong wordt pas na drie jaar uit de
omgeving van de moeder, eveneens een werkdier, weg
gehaald en op de school geplaatst. Daar blijft het tot het
twaalfde jaar, voor een cursus, die gebaseerd is op
herhaling en het ontwikkelen van kracht.
De training, die jaarlijks negen maanden duurt, be
staat uit tien onderdelen: het baden van de dieren, het
verzamelen van de dieren in de piste, het wandelen in
paren of met de gehele groep van tien, het op verschil
lende manieren met poten, kop of slurf optillen van
boomstammetjes, het verslepen van de stammetjes al
leen of met meer dieren en tenslotte het knielen, liggen
en staan zoals de kornak het wenst.
Olifanten zijn intelligente dieren en verrichten schijn
baar moeiteloos alle gevraagde handelingen. Zij komen
uit een tam geworden groep, maar stammen af van de
ook in Thailand nog in het wild levende Indische olifant.
Het is prettig dat de overheid van Thailand zich
tenminste niet meer inlaat met het roven van deze dieren
uit de natuur. De Indische olifant behoort tot een van de
zorgenkinderen van het natuurbehoud. Er leven in het
wild waarschijnlijk niet meer dan 20.000 stuks. De soort
is opgenomen op de lijst van bedreigde dieren. Vooral de
ondersoorten van de Indische olifant, de zogenaamde
eilandensoorten van Sri Lanka, Borneo en Sumatra,
lopen gevaar uit te sterven.
Het Wereld Natuur Fonds steunt een „overlevingspro-
ject” waarin onder andere het stichten van „elephant
ranges” is opgenomen. Het vestigen van beschermde
gebieden waarbinnen de dieren zich vrij kunnen bewe
gen. Er is in geheel Zuidoost-Azië een onderzoek gaande
naar de migratiegewoonte van de dieren, het voedselge-
drag, de stroperij en de oogstschade. Twintigduizend
overlevenden en vermoedelijk tengevolge van de recen
te oorlogen een nog aanzienlijk lager aantal, moet als
een kritiek minimum worden beschouwd.
Vrijwel alle olifanten in circussen en lange tijd ook in
dierentuinen, bestonden uit Indische olifanten, omdat
de grotere Afrikaanse de naam had een onhandelbaar
dier te zijn. De Indische liet zich na een vangst snel
temmen. In de jaren na de Tweede Wegeldoorlog wer-
volle zaken waren verdwenen: de log, ben. De machinekamer is grondig onder
een kompas, een heklicht, de stoomfluit,
de bouwplaat en ga zo maar door. Waar
schijnlijk meegenomen door souvenirja-
gers. Zie maar eens, dat je dat soort
zaken vervangt. Dat kost veel geld”.
verfkwast en ander gereedschap onder toezicht van de man die de „Furie” begin
vorig jaar via een bliksemactie wist te bewaren voor een roemloos einde op de
den nog wel drijfjachten gehouden, waarbij de dieren
uiteindelijk in een valkuil moesten tuimelen.
De vangers hanteerden trommels en andere veel la
waai makende instrumenten waar de dieren een hekel
aan hadden. De olifanten verwijderden zich langzaam
van het rumoer, behoedzaam achtervolgd door de man
nen. De opzet was één van de logge beesten van de groep
af te zonderen en in de richting van een valkuil te
drijven.
Als de kolos in de kuil was getuimeld, werd hij enige
tijd alleen gelaten om de schok te boven te komen en
hem afhankelijk te maken van de mens, die voor voedsel
en drinken zorgde.
Gedurende twee weken werd het dier in de kuil
gehouden, in welke periode kettingen aan de poten
werden gebonden, voorzien van houtblokken, ook al
weer om te wennen aan die obstakels die, als hij uit de
kuil zou worden gelaten, het weglopen moesten voor
komen.
De verzorger krabbelde het dier steeds op de rug,
wreef het achter de oren en verwende het af en toe met
wat fruit. Als na veertien dagen het dier de kuil mocht
verlaten, had het zich meestal bij de situatie neergelegd.
Toch werd af en toe opzettelijk de zweep erover gelegd
om de olifant via een gevoel van pijn te verstaan te
geven, dat de mens zijn absolute meester was. Eenmaal
gewend, werden de gedomesticeerde olifanten hard
werkende en toegewijde vrienden van de mens. Zij
vertoonden nooit de neiging te willen ontsnappen; kon
den zelfs worden ingeschakeld bij het op dezelfde wijze
vangen van soortgenoten. De aanwezigheid van zo’n tam
dier had een kalmerende werking op de kudde wilde
oifanten die door de dorpelingen werd belaagd.
Een enkele keer toonde een dier zich onwillig. Als
bleek dat het nimmer aan het nieuwe bestaan zou
wennen, werd het gedood, omdat het ook door de kudde
niet meer zou worden geaccepteerd.
Die tijd is gelukkig voorbij. Met nog maar 20.00C
Indische olifanten in het wild is het onverantwoord ei
nog jacht op te maken. Helaas gaat in sommige lander
de stroperij door. Er wordt in bepaalde Aziatische
landen ook te weinig controle uitgeoefend. Goede, me:
wapens en moderne zendapparatuur uitgeruste pa
trouilles, zoals in Afrikaanse landen, komen nog niet ir
alle streken waar de stropers huishouden, voor.
De afgerichte exemplaren kunnen nog bij het totaal
aantal wilde dieren worden opgeteld. Maar ook zij zuller
steeds meer door machines worden vervangen. In die
rentuinen over de gehele wereld leven enige honderder
Indische olifanten. Voorlopig spelen deze nog geen rol
bij een eventuele terugkeer in de natuur. Het zijn
voornamelijk wijfjes die worden gehouden, omdat man
netjes lastig en in de bronsttijd zelfs gevaarlijk kunnen
zijn.
Wij moeten dus wachten op financiële acties die in de
westelijke wereld worden ondernomen om de olifanten
te redden. Het geld wordt besteed aan de uitrusting van
de „vliegende brigades” en aan de aankoop en uitbrei
ding van de reservaten. En dan nog is de medewerking
nodig van de autoriteiten. Dat karwei kan omvangrijker
zijp dan het inzamelen van enige tonnen voor het
behoud van de dieren.
Het getij mag wel spoedig keren. Twintigduizend
Indische olifanten verspreid over zo’n groot gebied waar
zoveel gevaren dreigen, is een even angstig bezit als
tweehonderd zeehonden in de Waddenzee. Dan behoeft
er ook helemaal niets meer te gebeuren!
Het zal nog wel zo’n anderhalf jaar duren, maar dan ligt de „Furie” er weer tip
top bij. Nederlands enig overgebleven zeegaande stoomsleepboot is op het
nippertje aan de slopershamer ontsnapt en ondergaat nu een grondige restauratie
9