Letterkast s Bundels over Koolhaas en de invloed van Vestdijk KEES SCHILPEROORT STOPT r R Uitwaaien f| De boer M HET INTERESSANTE VAN WAM DE MOOR’S KRITIEK F door Johan Pameijer iren O.Xz Zenderkleuring Vestdijk iren iren iren Alleskijker I p Afscheid van babbelaar i X- Pats-boem! 023- van <taak WIM VOGEL KEES TOPS F at ze iciteit In die tijd had je ook een programma voor de Nederlandse strijdkrachten. Ik werd uitgenodigd om conferences te doen. Op een keer werkte ik in de Kadiclub in Rotterdam. We hadden een opname met het Orkest Zonder Naam van Ger de Roos. Ik moest de aankondigingen doen als Gait Jan Kruutmoes. Paar maanden later kreeg ik een brief van Ger de Roos: de KRO gaat een boerendag uitzenden. Voor die ene dag moet ik een boerenkapel samenstellen. Ik heb al een polkaatje en een walsje gemaakt met de titels Karnemelksepappolka en Pompzwengelwals. Wil jij die nou in Veluws dialect aankondigen? Dat heb ik gedaan. Een kwartier gespeeld en aangekon- digd. Daar zijn zoveel reacties opgekomen, dat die boerenkapel dertig jaar heeft bestaan. Ik zou econoom worden. Dat wilde mijn vader, De storm die ruim een jaar geleden opstak in het wereldje van de Neder landse literaire kritiek, is gaan liggen. Helaas is ook de discussie gestrand over wat een goede kritiek zou moe ten zijn. Toch ligt dit niet aan de drie mensen die volgens mij onmiddellijk na Fens genoemd moeten worden: Carel Peeters, Aad Nuis en Wam de Moor. Zij hebben zich de afgelopen jaren meer dan eens uitgelaten over hun uitgangspunten. Dat werk boeide mij. Net als de journalistiek. Dat kwam me van pas toen ik in het begin van Hilversum III een programma deed „Koffie met Kees”. Het was pretentieloos werk, maar het is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Er kwam veel improvisatie bij. Ik ben altijd ad rem geweest. Pats erbovenop. Op school zeiden ze al: jij zit nooit om een antwoord verlegen. Ik mag nog blij zijn dat ik verkering gekregen heb. Dat vermogen om te improviseren kwam goed tot zijn recht toen ik in het Forum „Kopstukken” zat met Godfried Bomans. Daarin zaten Cees de Lange en ik elkaar altijd dwars. We waren allebei erg ad rem. Maar we hadden ook veel waardering voor elkaar. We probeerden mekaar in snedigheid te overtroeven. Dat werd ter plekke bedacht. Improviseren vinden de mensen leuk. Dat was ook mijn sterkste zijde in het spelletje „Raden maar”, dat Ook dat is een acceptabele vorm selectie. Ti Simon Vestdijk In de inleiding van zijn bundel schrijft De Moor: „Ik ben ervan overtuigd, dat ons groeiend persoonlijk contact hier ont staan uit waardering voor eikaars werk haar invloed heeft gehad op de aard van de kritiek. Ik betreur dat niet.” En ik, als lezer, evenmin. Zijn kritieken zijn er dui delijk emotioneler op geworden, en geven uiteindelijk veel meer dan van een recen sie verwacht mag worden. Je zou kunnen zeggen dat De Moor iets minder navertelt en meer analyseert waarbij hij gebruik maakt van de tekst die voor hem ligt maar ook zicht geeft op eigen emoties. Hij loopt om met Peeters te spreken steeds meer risico, en wenst dat ook. H Kees Schilperoort moest, zat ik ’s morgens al: vanavond naar Heerle:: Wat zal het bij de Oude Rijn weer druk zijn, en waar ik moet wezen in Heerlen. Als ik het maar vlot vind. De hele dag zat ik op de klok te kijken. Zal ik afzeggen? Dan maar ziek. Als ik alleen in de auto zat, kreeg ik scheuten hier en pijnen daar. Dan dacht ik: als ik hier rechtsaf ga, dan kan ik nog net het ziekenhuis halen. Maar ik ging toch maar rechtdoor. Wam de Moor is ooit Kees Fens opge volgd als literair kritikus van De Tijd. Wat mij betreft mag u hem op dit moment beschouwen als zijn definitieve opvolger want hij is voor mij de meest betrouwbare recensent en een levend bewijs van de stelling dat het met die literaire kritiek niet zo slecht gesteld is als wij nauwelijks een jaar geleden dachten. De Moor constateert zelf al dat slechts een gedegen studie van jaren antwoord kan geven op de vraag waaruit de invloed van Vestdijk nu precies bestaat. Soms betreft die immers maar een enkel aspect van het werk maar over het algemeen is De Moors suggestie reëel. Ook uit deze besprekingen blijkt weer dat het enthousi asme van deze kritikus hand in hand gaat met de kwaliteit. De Moor wenst zijn emo tionaliteit voortdurend te verantwoorden en naarmate de roman die hij bespreekt gaver is, des te meer ruimte heeft hij nodig omdat zijn analyse grondiger en essentiëler wordt. Carel Peeters; Het avontuurlijk uitzicht. Uit geverij De Harmonie. Amsterdam, 1976. Wam de Moor; Koolhaas onder de mensen. Uitgeverij Athenaeum/Loeb. Amsterdam, 1978. Wam de Moor; Meester en leerling. Uitgeverij Bzztöh. ’s Gravenhage, 1978. Prijs: 17,50. r van 2 CH Die zenderkleuring, ja wat kun je daarvan zeggen? „Ik heb altijd programma’s gehad waarin veel ge praat werd. Dat mag nou niet meer. Op Hilversum I moet 70 percent muziek zijn en 30 percent gesproken woord. Ik deed in mijn Zuidnederlandse ontmoetin gen precies het omgekeerde. Dat kon nu niet meer. De mensen denken dat ik eruit gezet ben met narig heid. Dat is beslist niet het geval. Mijn afscheid is gewoon vervroegd door de zenderkleuring. Anders had ik met de Zuidnederlandse ontmoetingen begin volgend seizoen gestopt. Ze hadden die zenderkleuring beter niet door kun nen voeren. Aan de andere kant was het toch een chaotische toestand. Ik heb gezegd: zenderkleuring betekent voor mij dat je onmiddellijk het program ma kunt vinden dat je niet wilt horen. Veel program ma’s die veel werden beluisterd, zijn verdwenen of naar een ongunstiger tijdstip verhuisd. Ik luisterde graag op zondagavond naar Tombola op III. Lekker rustige muziek, Frank Sinatra en zo. Dat is nu weg. Het alternatief op I is Johann Strauss, af gewisseld door Sibelius. Een aardig programma van Elles ‘Berger en Joop Smits is ook verdwenen. Ze beginnen nu op zaterdagmorgen om zeven uur. Dan ben ik nog niet aanwezig. Je houdt nog een beetje je eigen aanpak. Dat Was de gemoedelijke aanpak. Je mag nog wel gemoede lijk zijn, maar niet langer dan één minuut. Wat ik vooral deed, was met mensen praten. Dat mag niet meer. Om nou over te gaan op van die strakke aankondigingen: nee”. Een generatie lang zwierf hij door radioland. Een niet weg te denken monument van pretentieloze gezelligheid. Het begon in 1948 met Boer Biet en de Bietenbouwers. „Ik had het nooit gedaan. In het begin schreef ik wel veel teksten voor de VARA. Jan Hahn, bij velen beter bekend als Peter Pech, was daar hoofd amusement. Er was een tekstje bij in het Veluws. Zei Jan: Moet je een boerenpakkie aantrek ken. Zo stond ik in een boerenpakkie amusement te doen. Toen moest ik een naam aannemen. In een opwelling zei ik: Kruutmoes. Zo is het gebleven. Gait Jan Kruutmoes. Dat programma heette: „En nu OK”. meer onzekere en persoonlijke elementen in zijn kritiek verwerkt dan de man die zich toelegt op het blootleggen van de structuur. Een kritikus die minder risico loopt is Aad Nuis van De Haagse Post. Ook zijn recensies zijn altijd informatief, maar minder dan bij Peeters geeft Nuis zichzelf bloot, laat hij zijn eigen ideeën en zijn passie een rol spelen. Zijn oordeel is bijna altijd genuanceerd, zijn kritieken zijn keurig maar uiteindelijk wel een beetje grijs. En dan Wam de Moor. Van hem was tot nu toe in boekvorm weinig te krijgen. We kennen hem natuurlijk als de eminen te pleitbezorger van Van Oudshoorn en het lijkt erop alsof zijn pogingen wat dat betreft eindelijk succes gaan krijgen. Bij middelbare scholieren bespeur ik name lijk een groeiende belangstelling voor de ze sombere existentialist-avant-la-lettre. Wie iets wil lezen over de opvattingen van De Moor t.a.v. de literaire kritiek kan binnenkort een keuze maken uit niet min der dan vier boeken. Eind van dit jaar verschijnt Wachten op de Tachtigers, een bundel poëziekritieken, binnenkort komt er een bundel uit met besprekingen van prozaschrijvers die in de periode 1969- 1978 debuteerden, hun hoogtepunten be reikten of er overheen kwamen, en met profielen van enkele oudere auteurs als De Schoolmeester, Coenen en Terborgh. En voor mij liggen nu twee andere bun dels van De Moor: Meester en leerling, over moderne schrijvers die in de voetspo ren treden van hun meester Vestdijk, en Koolhaas onder de mensen, dat voorna melijk gaat over de „mensen”romans van deze door Wam de Moor zo bewonderde schrijver. De uitgangspunten van De Moor zijn eigenlijk heel simpel. Zijn voornaamste taak is volgens hem om een verbinding tot stand te brengen tussen schrijver en kri tiekenlezer. Hij zal dus minder beoordelen en veroordelen, dan Peeters, maar hij probeert aan de lezers van zijn artikelen duidelijk te maken wat de auteur bezielt. De Moor noemt dit empathische kritiek. Meester en leerling bevat boekbespre kingen van werk van Hella Haasse, Wil- Tot besluit een idee, waarbij u de geest »ens lekker kunt laten uitwaaien (het is een stelling van J. Cole uit Delft): ,Het vervangen van auto's door trapauto's ran een gunstige invloed hebben op de verkeersveiligheid, het energieverbruik en ie volksgezondheid". issen. Kees Schilperoort is een van de mensen die door de zenderkleuring versneld van het toneel verdwijnen. Nou ja, die zenderkleuring is niet helemaal de schuld. Anderhalf jaar geleden had hij al eens voorzichtig meegedeeld aan het eind van dit seizoen niet weer voor de microfoon te willen komen. De laatste drie jaar voor zijn pensionering wil hij zich beperken tot wat hand- en spandiensten achter de schermen van de KRO, bij wijze van afbouw. Zonder pijn. Maar wat doen nou die luisteraars. Ze blijven maar bellen. Vooral oudere dames vinden het blijkbaar erg jam mer dat Kees verdwijnt. Dat doet een mens goed. Uit de brieven komt Koolhaas naar vo ren als een gepassioneerd schrijver die zich bepaald niet schaamt voor zijn emo ties. En wie van u had iets anders ver wacht na Vanwege een tere huid, De geluiden van de eerste dag en Een kind in de toren? Boeiend is het te volgen op welke wijze de correspondentie invloed gaat hebben op de kritieken èn op de romans. Hoewel Koolhaas woedend rea geerde op Vertellen is menselijk, een es say over zijn laatste romans door Jacques Kruithof, en geëmotioneerd opmerkte dat hij niet wenste te lezen hoe verkeerd hij zijn boeken schreef, blijkt uit de bundel van De Moor dat Koolhaas zich natuurlijk wel iets gelegen laat liggen aan de mening van de kritikus, mits die mening, en dat vind ik volkomen terecht, maar „empa- thisch” onder woorden is gebracht. Kool haas heeft derhalve o.a. onder invloed van De Moor, aan zijn laatste boeken meer technische aandacht besteed dan hij ge woon was. Het interessantste van de twee boeken is voor mij Koolhaas onder de mensen. Niet, alleen omdat ik zeer veel bewondering heb voor de vertellerskwaliteiten van Koolhaas en voor de essentie van zijn romans, maar ook en vooral omdat De Moor in deze bundel kritieken brieven heeft opgenomen die beide heren elkaar vanaf begin 1972 schreven en die steeds de boeken van de eerste en de besprekingen van de tweede tot onderwerp hebben. maar ik zag dat niet zo zitten. We woonden in Apeldoorn naast de regisseur van amateurtoneelve- renigingen. Ik was bevriend met zijn zoon. Daardoor kwam ik in aanraking met het artistieke vak. Toen ik wat groter werd, vroeg hij ons wel eens voor een klein rolletje. Door die familie Holtland is mijn belangstelling voor het vak gewekt. Hij was spraakle- raar en sleep onze spraak wel eens wat bij. Voor ik Hilversum onveilig ging maken, trad ik wel met amateurs op. In de jaren ’30 schreef ik gedichten en korte verhalen, die in „Cinema en theater” ver schenen. we negen jaar vijf keer per week hebben gespeeld. Af en toe ontmoet ik nog mensen die toen aan „Raden maar” hebben meegedaan. Dan komt er een vent naar je toe, die denkt dat je na zoveel jaar nog weet dat hij een knippende heggeschaar moest raden. Uiteraard word je veel herkend. Ik vond dat niet erg. Je bent in dat vak gegaan om herkend te worden. Soms is het wel eens een beetje hinderlijk. Als je in een restaurant zit en ze beginnen te schreeuwen: Hé ome Kees, of „Keessie Dan denk ik: laat me toch even rustig zitten. Die bekendheid is gekomen door acht jaar televisie met Mik en vier jaar met het Gulden Schot. Weet je wat me wel eens hindert? Dat oudere mensen in Nederland bij de tv niet meer aan de bak komen. Dat is een heel verschil met de Duitse televi sie. Neem Frankenfeld en Kulenkampf. Daar staat een keurige grijze heer het sportprogramma aan te kondigen. Hier niet. Hier moeten het allemaal jonge lui zijn. Presentatie is moeilijk. Ze letten op hoe je kijkt, hoe je staat, hoe je das zit. Bij de radio heb je dat niet. Wat te lang praten op de radio kon best, als het leuk en gezellig was. Op de televisie is het gezeur. Dan zeggen ze: laat die vent nou maar es ophouen. Jarenlang heb ik met de Boertjes van Buut’n door het land gereisd. Dan stond je in zo’n zaal met de mensen te babbelen. Dat was gezellig. Veel vrije tijd had ik toen niet. Je had de Boertjes van Buut’n, je had Mik, ’s avonds het land in, het Gulden Schot en iedere middag Raden maar. Dat was aanpoten ge blazen. Met optreden in het land ben ik vier jaar geleden al gestopt. Toen zei mijn vrouw dat het zo wel genoeg was. Ze had gelijk. Ik zat bij nacht en ontij langs de weg. En ik had toch al zo’n last van fobieën. Dat is iets verschrikkelijks. Angst voor een hartinfarct en zo. Dat was gecombineerd met een vreselijke hekel aan autorijden. Als ik ’s avonds ergens naar toe lem Brakman, Sjoerd Leiker, Willem G. van Maanen, Willem van Toorn, Judicus Verstegen, Maarten ’t Hart en Doeschka Meijsing. Deze besprekingen die versche nen zijn tussen 1970 en 1977 worden voor af gegaan door drie recensies van romans van Vestdijk en een inleiding. Hierin moti veert Wam de Moor zijn boek. Hij hoopt met Meester en leerling de contoeren te suggereren van een school. Van auteurs die met Vestdijk gemeen hebben dat zij geïntrigeerd worden door de thema’s macht, vergankelijkheid, relatie tussen verbeelding en werkelijkheid. Qua vorm kiezen zij bijna allen voor de psychologi sche roman, hoewel ook de historische beoefend wordt. Carel Peeters komt als daadwerkelijk kritikus het minst aan bod. Zijn werk als redacteur van de maandelijkse boekenbij lage van het weekblad Vrij Nederland eist zoveel tijd dat hij zelf nauwelijks nog aan het beoordelen toekomt. Ik betreur dat want zijn kritieken zijn altijd persoonlijk i en informatief. Hier komt nog bij dat Peeters van de drie de enige is die zijn uitgangspunten in de vorm van een theo retische verhandeling op papier heeft ge zet. Ik doel hier op zijn essay Het avon tuurlijk uitzicht. (1976). In deze polemiek waarin hij aangeeft wat er volgens hem mis is met de literaire kritiek, komen ook zijn eigen ideeën naar voren, ideeën over hoe men wèl zinvolle kritiek zou kunnen beoefenen. Peeters is bepaald geen merlinist. Deze is volgens hem voornamelijk geïnteres seerd in het analyseren van een literaire structuur. Peeters houdt niet van die iso- leercel; kritiek is voor hem een ars combi- natoria: „Het is de kunst van het combine ren van verschillende soorten feiten: lite raire kritiek legt verbanden buiten het literaire werk zodat het betekenis krijgt; en ze legt verbanden met wat et verder op de wereld wordt gedacht en gedaan. Maar die verbanden kunnen alleen ontstaan doordat de kritikus zijn kennis, zijn voor keuren, zijn cultuuropvatting, zijn onder scheidingsvermogen, zijn passie om iets te weten, aanwendt.” Het zal duidelijk zijn dat een kritikus die zich zo ver van de te beoordelen tekst waagt, risico’s loopt, omdat hij zoveel Gezelligheid is troef in huize Schilperoort. Kees in zijn stoel naast de haard steekt vergenoegd een sigaar op en houdt opgewekt het gesprek gaande. Er is snel koffie met koek. Zijn vrouw blijkt al even vrijgevig met kwinkslagen als de man aan wie zij 34 jaar geleden het jawoord gaf. Kees thuis is niet anders dan Kees voor de microfoon. Een man die zijn problemen verdoezelt onder een berg grappen. Geen diepgraver, maar een rondborstig genieter van het goede leven. Het gevaar van een dergelijke opvatting is evident: een empathische kritiek kan zich beperken tot het analyserend navertellen van de fabel. Niet bij de Moor echter. Ondanks een altijd uitvoerige en uitste kend leesbare analyse blijft het oordeel nooit achterwege: door woordkeus, door stijl blijkt zijn enthousiasme en over slechte boeken schrijft hij gewoon niet. Ingezonden brieven die worden geplaatst in een omroepgids bevatten doorgaans niet de gepeperde leesstof die je in deze categorie graag zou zien. Waar bepaalde programma’s toch smeken om puntig geformuleerd sarcasme, komen de briefschrijvers hoogstens tot wollige kritiek in de trant van „Kon dat nou niet anders?” of „Was dit niet een beetje te’gevolgd door goedmoedige raadgevingen. Instemming en lof daarentegen overheersen in die mate, dat het wel eens lijkt alsof de bestuurders van de betreffende omroep zich enige huiselijke pseudoniemen hebben aangemeten om, aldus vermomd, al bij voorbaat ten strijde te trekken tegen eventuele critici. Men weet altijd namens velen te spreken, wanneer men bedankt „voor die leuke Pinokkio, de kinderen zijn er dól op, ga zo door!”. En „wét was Hans van Willigenburg weer op dreef, en zo beschééfd - hulde!”. Een bordje lauwe pap. Het kan ook anders. Leest u de volgende gespierde hartekreet uit de Bollenstreek, die in de VARA-gids van de vorige week is afgedrukt: „Kijkend naar de nieuwe tv-serie Edward Mrs. Simpson brak er iets in me. Na veertig jaar hard werken voor mijn kleuren-tv wil ik ook kunnen kijken zonder over mijn nek te gaan. Als ik na een acht uur lange werkdag moe thuis kom, heb ik geen behoefte aan oeverloos gelul. Toen ik twintig jaar geleden lid van de VARA werd, stond de A nog voor arbeider. En de hedendaagse arbeider is geïnteresseerd in voetbal, geweld en sex. Nu wil ik niet zeggen dat het het enige op tv moet zijn, maar als de hoofdrolspeelster in een nieuwe tv-serie kun je toch op zijn minst een meid met tieten nemen. Misschien ben ik wel te ver gegaan, maar de VARA maakt het de laatste tijd wel helemaal bont! Begrijp me goed, de VARA heeft ook best goede programma's, maar ze zijn te schaars om genoemd te worden". Nu kom ik er niet veel meer uit. Ik ben 62. Ga het land niet meer in. Ik ben nu een televisieslaaf, een alleskijker. Ik heb er de grootste belangstelling voor. Je kent zoveel mensen en je wilt graag zien hoe ze het eraf brengen. Je krijgt ook een milder oordeel, omdat je weet hoe moeilijk het is. Nee, ik zit niet verlegen met m’n vrije tijd. Ik lees graag en ik schrijf veel. Ik heb een paar boekjes en verhalen geschreven. Bin nenkort verschijnt er een Apeldoorn-boek, waaraan ik een flinke bijdrage geleverd heb. Ik sta niet vroeg op. Voor je je krant uit hebt en je koffie op is, is de dag half om. En mijn vrouw en ik eten graag een hapje buiten de deur. Ik schrijf voor tijdschriften. Dat is me tot dusver aardig gelukt. Ik werk nu mee aan een film voor de VARA. Een gespeelde documentaire over de geschie denis van de Amsterdamse Dapperstraat. Van de zomer heb ik 22 scènes gespeeld voor de Open School van de NOS. Daarvóór zat ik in „De man in de trein”, een van de korte Kronkel-filmpjes van Carmiggelt. Dat is nogal goed aangeslagen. Toen hebben ze ontdekt: hé, die vent kan ook acteren. Nu word ik steeds gevraagd. Onlangs is er nog een film met mij erin uitgezon den: Dizzy Man’s Band story. Voor de Open School speelde ik allerlei rolletjes. Van politieagent via spe cialist tot burgemeester. Erg leuk om te doen. Eigen lijk doe ik dat al jaren. Ik zat ook in het panel van „Wie van de drie” vóór Kees Brusse erin kwam. En waar ik ook wel eens aan heb meegedaan, waren de shows van Barend Servet. Gewoon kleine typetjes spelen. Natuurlijk bekijk ik wel van tevoren wat er van me wordt verwacht. Barend Servet kan me wel tien blote meiden om mijn hals hangen. Dat zou ik wel weigeren. In de loop der jaren zijn hier heel wat journalisten en fotografen over de vloer geweest. Fotografen zetten soms je hele huis op z’n kop. Poéeren in de stoel, met een sigaar, in de tuin, bij een boom, in het bos, in een restaurant, naar een ander restaurant. En die journalisten maar vragen. Een heeft me eens gevraagd of ik ook met andere vrouwen op stap ging. Als ik nee zeg, geloof je me niet, heb ik geantwoord. En als het zo zou zijn, zeg ik het je niet. Aan het einde va'n het gesprek zei hij: Dat is niet veel, hè? Wat wil je, als je 34 jaar gelukkig getrouwd bent met dezelfde vrouw en drie kinderen hebt. Dan heb je niet veel bijzonders te vertellen”. Hier wordt gebroken met de havermouttraditie. Hier staat een krachtig gekruide pot op het vuur. Maar wat is de uitwerking ervan? Men laat nu op zijn hoogst een boer na de maaltijd, en dat is dat. De brief zal niet veel méér effect hebben dan het gemiddelde ingezonden stuk in zo’n omroepblad: in Engeland, waar die tv- serie is gemaakt, wordt hij niet gelezen, de borsten van die hoofdrolspeelster worden er niet groter door, de lezers van de VARA- gids zijn het er voor een deel wèl en voor een deel niet mee eens, en de VARA gaat er de programmering niet voor wijzigen JSterker: de VARA doet er helemaal niets mee. En zo, zonder naschrift van redactie of Drogrammaleiding, wordt de ontboezeming i/an de ontevreden kijker min of meer teruggebracht tot getier in het luchtledige. Ten overvloede valt de uitbarsting ook nog Neg tegen een andere brief in dezelfde rubriek, geschreven door een VARA-lid uit Sneek „Het was weer lachen geblazen onder het motto „Hoe bestaat het?" Het bleek weer eens dat de humor op straat ligt, zoals iemand eens heeft gezegd. De „geestige” woordspeling over heren en dames op een /oetbalveld met de handen voor hun kruis jeeft echter, om het zacht te zeggen, wel te i jenken. Laten we toch proberen het fijn te louden Ik heb die „geestige” woordspeling niet jehoord, maar ik vermoed dat de man uit - ie Bollenstreek déér weer minder moeite nee gehad zal hebben. En zo is de stand 1 -1Die rubriek kan nog aren mee. U .v o i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 31