Letterkast
s
Bundels over Koolhaas en de invloed van Vestdijk
KEES SCHILPEROORT STOPT
r
R
Uitwaaien
f|
De boer
M
HET INTERESSANTE VAN WAM DE MOOR’S KRITIEK
F
door Johan Pameijer
iren
O.Xz
Zenderkleuring
Vestdijk
iren
iren
iren
Alleskijker
I
p
Afscheid van babbelaar
i
X-
Pats-boem!
023-
van
<taak
WIM VOGEL
KEES TOPS
F
at ze
iciteit
In die tijd had je ook een programma voor de
Nederlandse strijdkrachten. Ik werd uitgenodigd om
conferences te doen. Op een keer werkte ik in de
Kadiclub in Rotterdam. We hadden een opname met
het Orkest Zonder Naam van Ger de Roos. Ik moest
de aankondigingen doen als Gait Jan Kruutmoes.
Paar maanden later kreeg ik een brief van Ger de
Roos: de KRO gaat een boerendag uitzenden. Voor
die ene dag moet ik een boerenkapel samenstellen. Ik
heb al een polkaatje en een walsje gemaakt met de
titels Karnemelksepappolka en Pompzwengelwals.
Wil jij die nou in Veluws dialect aankondigen? Dat
heb ik gedaan. Een kwartier gespeeld en aangekon-
digd. Daar zijn zoveel reacties opgekomen, dat die
boerenkapel dertig jaar heeft bestaan.
Ik zou econoom worden. Dat wilde mijn vader,
De storm die ruim een jaar geleden
opstak in het wereldje van de Neder
landse literaire kritiek, is gaan liggen.
Helaas is ook de discussie gestrand
over wat een goede kritiek zou moe
ten zijn. Toch ligt dit niet aan de drie
mensen die volgens mij onmiddellijk
na Fens genoemd moeten worden:
Carel Peeters, Aad Nuis en Wam de
Moor. Zij hebben zich de afgelopen
jaren meer dan eens uitgelaten over
hun uitgangspunten.
Dat werk boeide mij. Net als de journalistiek. Dat
kwam me van pas toen ik in het begin van Hilversum
III een programma deed „Koffie met Kees”. Het was
pretentieloos werk, maar het is niet zo gemakkelijk
als het lijkt. Er kwam veel improvisatie bij. Ik ben
altijd ad rem geweest. Pats erbovenop. Op school
zeiden ze al: jij zit nooit om een antwoord verlegen. Ik
mag nog blij zijn dat ik verkering gekregen heb.
Dat vermogen om te improviseren kwam goed tot
zijn recht toen ik in het Forum „Kopstukken” zat met
Godfried Bomans. Daarin zaten Cees de Lange en ik
elkaar altijd dwars. We waren allebei erg ad rem.
Maar we hadden ook veel waardering voor elkaar.
We probeerden mekaar in snedigheid te overtroeven.
Dat werd ter plekke bedacht.
Improviseren vinden de mensen leuk. Dat was ook
mijn sterkste zijde in het spelletje „Raden maar”, dat
Ook dat is een acceptabele vorm
selectie.
Ti Simon Vestdijk
In de inleiding van zijn bundel schrijft
De Moor: „Ik ben ervan overtuigd, dat ons
groeiend persoonlijk contact hier ont
staan uit waardering voor eikaars werk
haar invloed heeft gehad op de aard van
de kritiek. Ik betreur dat niet.” En ik, als
lezer, evenmin. Zijn kritieken zijn er dui
delijk emotioneler op geworden, en geven
uiteindelijk veel meer dan van een recen
sie verwacht mag worden. Je zou kunnen
zeggen dat De Moor iets minder navertelt
en meer analyseert waarbij hij gebruik
maakt van de tekst die voor hem ligt maar
ook zicht geeft op eigen emoties. Hij loopt
om met Peeters te spreken steeds meer
risico, en wenst dat ook.
H Kees Schilperoort
moest, zat ik ’s morgens al: vanavond naar Heerle::
Wat zal het bij de Oude Rijn weer druk zijn, en waar
ik moet wezen in Heerlen. Als ik het maar vlot vind.
De hele dag zat ik op de klok te kijken. Zal ik
afzeggen? Dan maar ziek. Als ik alleen in de auto zat,
kreeg ik scheuten hier en pijnen daar. Dan dacht ik:
als ik hier rechtsaf ga, dan kan ik nog net het
ziekenhuis halen. Maar ik ging toch maar rechtdoor.
Wam de Moor is ooit Kees Fens opge
volgd als literair kritikus van De Tijd. Wat
mij betreft mag u hem op dit moment
beschouwen als zijn definitieve opvolger
want hij is voor mij de meest betrouwbare
recensent en een levend bewijs van de
stelling dat het met die literaire kritiek
niet zo slecht gesteld is als wij nauwelijks
een jaar geleden dachten.
De Moor constateert zelf al dat slechts
een gedegen studie van jaren antwoord
kan geven op de vraag waaruit de invloed
van Vestdijk nu precies bestaat. Soms
betreft die immers maar een enkel aspect
van het werk maar over het algemeen is
De Moors suggestie reëel. Ook uit deze
besprekingen blijkt weer dat het enthousi
asme van deze kritikus hand in hand gaat
met de kwaliteit. De Moor wenst zijn emo
tionaliteit voortdurend te verantwoorden
en naarmate de roman die hij bespreekt
gaver is, des te meer ruimte heeft hij
nodig omdat zijn analyse grondiger en
essentiëler wordt.
Carel Peeters; Het avontuurlijk uitzicht. Uit
geverij De Harmonie. Amsterdam, 1976.
Wam de Moor; Koolhaas onder de mensen.
Uitgeverij Athenaeum/Loeb. Amsterdam, 1978.
Wam de Moor; Meester en leerling. Uitgeverij
Bzztöh. ’s Gravenhage, 1978. Prijs: 17,50.
r van
2 CH
Die zenderkleuring, ja wat kun je daarvan zeggen?
„Ik heb altijd programma’s gehad waarin veel ge
praat werd. Dat mag nou niet meer. Op Hilversum I
moet 70 percent muziek zijn en 30 percent gesproken
woord. Ik deed in mijn Zuidnederlandse ontmoetin
gen precies het omgekeerde. Dat kon nu niet meer.
De mensen denken dat ik eruit gezet ben met narig
heid. Dat is beslist niet het geval. Mijn afscheid is
gewoon vervroegd door de zenderkleuring. Anders
had ik met de Zuidnederlandse ontmoetingen begin
volgend seizoen gestopt.
Ze hadden die zenderkleuring beter niet door kun
nen voeren. Aan de andere kant was het toch een
chaotische toestand. Ik heb gezegd: zenderkleuring
betekent voor mij dat je onmiddellijk het program
ma kunt vinden dat je niet wilt horen. Veel program
ma’s die veel werden beluisterd, zijn verdwenen of
naar een ongunstiger tijdstip verhuisd. Ik luisterde
graag op zondagavond naar Tombola op III. Lekker
rustige muziek, Frank Sinatra en zo. Dat is nu weg.
Het alternatief op I is Johann Strauss, af gewisseld
door Sibelius. Een aardig programma van Elles
‘Berger en Joop Smits is ook verdwenen. Ze beginnen
nu op zaterdagmorgen om zeven uur. Dan ben ik nog
niet aanwezig.
Je houdt nog een beetje je eigen aanpak. Dat Was
de gemoedelijke aanpak. Je mag nog wel gemoede
lijk zijn, maar niet langer dan één minuut. Wat ik
vooral deed, was met mensen praten. Dat mag niet
meer. Om nou over te gaan op van die strakke
aankondigingen: nee”.
Een generatie lang zwierf hij door radioland. Een
niet weg te denken monument van pretentieloze
gezelligheid. Het begon in 1948 met Boer Biet en de
Bietenbouwers. „Ik had het nooit gedaan. In het
begin schreef ik wel veel teksten voor de VARA. Jan
Hahn, bij velen beter bekend als Peter Pech, was
daar hoofd amusement. Er was een tekstje bij in het
Veluws. Zei Jan: Moet je een boerenpakkie aantrek
ken. Zo stond ik in een boerenpakkie amusement te
doen. Toen moest ik een naam aannemen. In een
opwelling zei ik: Kruutmoes. Zo is het gebleven. Gait
Jan Kruutmoes. Dat programma heette: „En nu OK”.
meer onzekere en persoonlijke elementen
in zijn kritiek verwerkt dan de man die
zich toelegt op het blootleggen van de
structuur.
Een kritikus die minder risico loopt is
Aad Nuis van De Haagse Post. Ook zijn
recensies zijn altijd informatief, maar
minder dan bij Peeters geeft Nuis zichzelf
bloot, laat hij zijn eigen ideeën en zijn
passie een rol spelen. Zijn oordeel is bijna
altijd genuanceerd, zijn kritieken zijn
keurig maar uiteindelijk wel een beetje
grijs. En dan Wam de Moor. Van hem was
tot nu toe in boekvorm weinig te krijgen.
We kennen hem natuurlijk als de eminen
te pleitbezorger van Van Oudshoorn en
het lijkt erop alsof zijn pogingen wat dat
betreft eindelijk succes gaan krijgen. Bij
middelbare scholieren bespeur ik name
lijk een groeiende belangstelling voor de
ze sombere existentialist-avant-la-lettre.
Wie iets wil lezen over de opvattingen
van De Moor t.a.v. de literaire kritiek kan
binnenkort een keuze maken uit niet min
der dan vier boeken. Eind van dit jaar
verschijnt Wachten op de Tachtigers, een
bundel poëziekritieken, binnenkort komt
er een bundel uit met besprekingen van
prozaschrijvers die in de periode 1969-
1978 debuteerden, hun hoogtepunten be
reikten of er overheen kwamen, en met
profielen van enkele oudere auteurs als
De Schoolmeester, Coenen en Terborgh.
En voor mij liggen nu twee andere bun
dels van De Moor: Meester en leerling,
over moderne schrijvers die in de voetspo
ren treden van hun meester Vestdijk, en
Koolhaas onder de mensen, dat voorna
melijk gaat over de „mensen”romans van
deze door Wam de Moor zo bewonderde
schrijver.
De uitgangspunten van De Moor zijn
eigenlijk heel simpel. Zijn voornaamste
taak is volgens hem om een verbinding tot
stand te brengen tussen schrijver en kri
tiekenlezer. Hij zal dus minder beoordelen
en veroordelen, dan Peeters, maar hij
probeert aan de lezers van zijn artikelen
duidelijk te maken wat de auteur bezielt.
De Moor noemt dit empathische kritiek.
Meester en leerling bevat boekbespre
kingen van werk van Hella Haasse, Wil-
Tot besluit een idee, waarbij u de geest
»ens lekker kunt laten uitwaaien (het is een
stelling van J. Cole uit Delft):
,Het vervangen van auto's door trapauto's
ran een gunstige invloed hebben op de
verkeersveiligheid, het energieverbruik en
ie volksgezondheid".
issen.
Kees Schilperoort is een van de mensen die door de
zenderkleuring versneld van het toneel verdwijnen.
Nou ja, die zenderkleuring is niet helemaal de schuld.
Anderhalf jaar geleden had hij al eens voorzichtig
meegedeeld aan het eind van dit seizoen niet weer
voor de microfoon te willen komen. De laatste drie
jaar voor zijn pensionering wil hij zich beperken tot
wat hand- en spandiensten achter de schermen van
de KRO, bij wijze van afbouw. Zonder pijn. Maar
wat doen nou die luisteraars. Ze blijven maar bellen.
Vooral oudere dames vinden het blijkbaar erg jam
mer dat Kees verdwijnt. Dat doet een mens goed.
Uit de brieven komt Koolhaas naar vo
ren als een gepassioneerd schrijver die
zich bepaald niet schaamt voor zijn emo
ties. En wie van u had iets anders ver
wacht na Vanwege een tere huid, De
geluiden van de eerste dag en Een kind in
de toren? Boeiend is het te volgen op
welke wijze de correspondentie invloed
gaat hebben op de kritieken èn op de
romans. Hoewel Koolhaas woedend rea
geerde op Vertellen is menselijk, een es
say over zijn laatste romans door Jacques
Kruithof, en geëmotioneerd opmerkte dat
hij niet wenste te lezen hoe verkeerd hij
zijn boeken schreef, blijkt uit de bundel
van De Moor dat Koolhaas zich natuurlijk
wel iets gelegen laat liggen aan de mening
van de kritikus, mits die mening, en dat
vind ik volkomen terecht, maar „empa-
thisch” onder woorden is gebracht. Kool
haas heeft derhalve o.a. onder invloed van
De Moor, aan zijn laatste boeken meer
technische aandacht besteed dan hij ge
woon was.
Het interessantste van de twee boeken is
voor mij Koolhaas onder de mensen. Niet,
alleen omdat ik zeer veel bewondering
heb voor de vertellerskwaliteiten van
Koolhaas en voor de essentie van zijn
romans, maar ook en vooral omdat De
Moor in deze bundel kritieken brieven
heeft opgenomen die beide heren elkaar
vanaf begin 1972 schreven en die steeds de
boeken van de eerste en de besprekingen
van de tweede tot onderwerp hebben.
maar ik zag dat niet zo zitten. We woonden in
Apeldoorn naast de regisseur van amateurtoneelve-
renigingen. Ik was bevriend met zijn zoon. Daardoor
kwam ik in aanraking met het artistieke vak. Toen ik
wat groter werd, vroeg hij ons wel eens voor een
klein rolletje. Door die familie Holtland is mijn
belangstelling voor het vak gewekt. Hij was spraakle-
raar en sleep onze spraak wel eens wat bij. Voor ik
Hilversum onveilig ging maken, trad ik wel met
amateurs op. In de jaren ’30 schreef ik gedichten en
korte verhalen, die in „Cinema en theater” ver
schenen.
we negen jaar vijf keer per week hebben gespeeld. Af
en toe ontmoet ik nog mensen die toen aan „Raden
maar” hebben meegedaan. Dan komt er een vent
naar je toe, die denkt dat je na zoveel jaar nog weet
dat hij een knippende heggeschaar moest raden.
Uiteraard word je veel herkend. Ik vond dat niet
erg. Je bent in dat vak gegaan om herkend te worden.
Soms is het wel eens een beetje hinderlijk. Als je in
een restaurant zit en ze beginnen te schreeuwen: Hé
ome Kees, of „Keessie Dan denk ik: laat me toch
even rustig zitten. Die bekendheid is gekomen door
acht jaar televisie met Mik en vier jaar met het
Gulden Schot.
Weet je wat me wel eens hindert? Dat oudere
mensen in Nederland bij de tv niet meer aan de bak
komen. Dat is een heel verschil met de Duitse televi
sie. Neem Frankenfeld en Kulenkampf. Daar staat
een keurige grijze heer het sportprogramma aan te
kondigen. Hier niet. Hier moeten het allemaal jonge
lui zijn. Presentatie is moeilijk. Ze letten op hoe je
kijkt, hoe je staat, hoe je das zit. Bij de radio heb je
dat niet. Wat te lang praten op de radio kon best, als
het leuk en gezellig was. Op de televisie is het gezeur.
Dan zeggen ze: laat die vent nou maar es ophouen.
Jarenlang heb ik met de Boertjes van Buut’n door
het land gereisd. Dan stond je in zo’n zaal met de
mensen te babbelen. Dat was gezellig. Veel vrije tijd
had ik toen niet. Je had de Boertjes van Buut’n, je
had Mik, ’s avonds het land in, het Gulden Schot en
iedere middag Raden maar. Dat was aanpoten ge
blazen.
Met optreden in het land ben ik vier jaar geleden al
gestopt. Toen zei mijn vrouw dat het zo wel genoeg
was. Ze had gelijk. Ik zat bij nacht en ontij langs de
weg. En ik had toch al zo’n last van fobieën. Dat is
iets verschrikkelijks. Angst voor een hartinfarct en
zo. Dat was gecombineerd met een vreselijke hekel
aan autorijden. Als ik ’s avonds ergens naar toe
lem Brakman, Sjoerd Leiker, Willem G.
van Maanen, Willem van Toorn, Judicus
Verstegen, Maarten ’t Hart en Doeschka
Meijsing. Deze besprekingen die versche
nen zijn tussen 1970 en 1977 worden voor
af gegaan door drie recensies van romans
van Vestdijk en een inleiding. Hierin moti
veert Wam de Moor zijn boek. Hij hoopt
met Meester en leerling de contoeren te
suggereren van een school. Van auteurs
die met Vestdijk gemeen hebben dat zij
geïntrigeerd worden door de thema’s
macht, vergankelijkheid, relatie tussen
verbeelding en werkelijkheid. Qua vorm
kiezen zij bijna allen voor de psychologi
sche roman, hoewel ook de historische
beoefend wordt.
Carel Peeters komt als daadwerkelijk
kritikus het minst aan bod. Zijn werk als
redacteur van de maandelijkse boekenbij
lage van het weekblad Vrij Nederland eist
zoveel tijd dat hij zelf nauwelijks nog aan
het beoordelen toekomt. Ik betreur dat
want zijn kritieken zijn altijd persoonlijk
i en informatief. Hier komt nog bij dat
Peeters van de drie de enige is die zijn
uitgangspunten in de vorm van een theo
retische verhandeling op papier heeft ge
zet. Ik doel hier op zijn essay Het avon
tuurlijk uitzicht. (1976). In deze polemiek
waarin hij aangeeft wat er volgens hem
mis is met de literaire kritiek, komen ook
zijn eigen ideeën naar voren, ideeën over
hoe men wèl zinvolle kritiek zou kunnen
beoefenen.
Peeters is bepaald geen merlinist. Deze
is volgens hem voornamelijk geïnteres
seerd in het analyseren van een literaire
structuur. Peeters houdt niet van die iso-
leercel; kritiek is voor hem een ars combi-
natoria: „Het is de kunst van het combine
ren van verschillende soorten feiten: lite
raire kritiek legt verbanden buiten het
literaire werk zodat het betekenis krijgt;
en ze legt verbanden met wat et verder op
de wereld wordt gedacht en gedaan. Maar
die verbanden kunnen alleen ontstaan
doordat de kritikus zijn kennis, zijn voor
keuren, zijn cultuuropvatting, zijn onder
scheidingsvermogen, zijn passie om iets te
weten, aanwendt.”
Het zal duidelijk zijn dat een kritikus
die zich zo ver van de te beoordelen tekst
waagt, risico’s loopt, omdat hij zoveel
Gezelligheid is troef in huize Schilperoort. Kees in zijn stoel naast de haard steekt vergenoegd een
sigaar op en houdt opgewekt het gesprek gaande. Er is snel koffie met koek. Zijn vrouw blijkt al even
vrijgevig met kwinkslagen als de man aan wie zij 34 jaar geleden het jawoord gaf. Kees thuis is niet
anders dan Kees voor de microfoon. Een man die zijn problemen verdoezelt onder een berg grappen.
Geen diepgraver, maar een rondborstig genieter van het goede leven.
Het gevaar van een dergelijke opvatting is
evident: een empathische kritiek kan zich
beperken tot het analyserend navertellen
van de fabel. Niet bij de Moor echter.
Ondanks een altijd uitvoerige en uitste
kend leesbare analyse blijft het oordeel
nooit achterwege: door woordkeus, door
stijl blijkt zijn enthousiasme en over
slechte boeken schrijft hij gewoon niet.
Ingezonden brieven die worden geplaatst
in een omroepgids bevatten doorgaans niet
de gepeperde leesstof die je in deze
categorie graag zou zien. Waar bepaalde
programma’s toch smeken om puntig
geformuleerd sarcasme, komen de
briefschrijvers hoogstens tot wollige kritiek
in de trant van „Kon dat nou niet anders?”
of „Was dit niet een beetje te’gevolgd
door goedmoedige raadgevingen.
Instemming en lof daarentegen
overheersen in die mate, dat het wel eens
lijkt alsof de bestuurders van de
betreffende omroep zich enige huiselijke
pseudoniemen hebben aangemeten om,
aldus vermomd, al bij voorbaat ten strijde te
trekken tegen eventuele critici. Men weet
altijd namens velen te spreken, wanneer
men bedankt „voor die leuke Pinokkio, de
kinderen zijn er dól op, ga zo door!”. En
„wét was Hans van Willigenburg weer op
dreef, en zo beschééfd - hulde!”.
Een bordje lauwe pap.
Het kan ook anders. Leest u de volgende
gespierde hartekreet uit de Bollenstreek,
die in de VARA-gids van de vorige week is
afgedrukt:
„Kijkend naar de nieuwe tv-serie Edward
Mrs. Simpson brak er iets in me. Na veertig
jaar hard werken voor mijn kleuren-tv wil ik
ook kunnen kijken zonder over mijn nek te
gaan. Als ik na een acht uur lange werkdag
moe thuis kom, heb ik geen behoefte aan
oeverloos gelul. Toen ik twintig jaar
geleden lid van de VARA werd, stond de A
nog voor arbeider. En de hedendaagse
arbeider is geïnteresseerd in voetbal,
geweld en sex. Nu wil ik niet zeggen dat het
het enige op tv moet zijn, maar als de
hoofdrolspeelster in een nieuwe tv-serie
kun je toch op zijn minst een meid met
tieten nemen. Misschien ben ik wel te ver
gegaan, maar de VARA maakt het de
laatste tijd wel helemaal bont! Begrijp me
goed, de VARA heeft ook best goede
programma's, maar ze zijn te schaars om
genoemd te worden".
Nu kom ik er niet veel meer uit. Ik ben 62. Ga het
land niet meer in. Ik ben nu een televisieslaaf, een
alleskijker. Ik heb er de grootste belangstelling voor.
Je kent zoveel mensen en je wilt graag zien hoe ze het
eraf brengen. Je krijgt ook een milder oordeel, omdat
je weet hoe moeilijk het is. Nee, ik zit niet verlegen
met m’n vrije tijd. Ik lees graag en ik schrijf veel. Ik
heb een paar boekjes en verhalen geschreven. Bin
nenkort verschijnt er een Apeldoorn-boek, waaraan
ik een flinke bijdrage geleverd heb. Ik sta niet vroeg
op. Voor je je krant uit hebt en je koffie op is, is de
dag half om. En mijn vrouw en ik eten graag een
hapje buiten de deur.
Ik schrijf voor tijdschriften. Dat is me tot dusver
aardig gelukt. Ik werk nu mee aan een film voor de
VARA. Een gespeelde documentaire over de geschie
denis van de Amsterdamse Dapperstraat. Van de
zomer heb ik 22 scènes gespeeld voor de Open School
van de NOS. Daarvóór zat ik in „De man in de trein”,
een van de korte Kronkel-filmpjes van Carmiggelt.
Dat is nogal goed aangeslagen. Toen hebben ze
ontdekt: hé, die vent kan ook acteren. Nu word ik
steeds gevraagd.
Onlangs is er nog een film met mij erin uitgezon
den: Dizzy Man’s Band story. Voor de Open School
speelde ik allerlei rolletjes. Van politieagent via spe
cialist tot burgemeester. Erg leuk om te doen. Eigen
lijk doe ik dat al jaren. Ik zat ook in het panel van
„Wie van de drie” vóór Kees Brusse erin kwam. En
waar ik ook wel eens aan heb meegedaan, waren de
shows van Barend Servet. Gewoon kleine typetjes
spelen. Natuurlijk bekijk ik wel van tevoren wat er
van me wordt verwacht. Barend Servet kan me wel
tien blote meiden om mijn hals hangen. Dat zou ik
wel weigeren.
In de loop der jaren zijn hier heel wat journalisten
en fotografen over de vloer geweest. Fotografen
zetten soms je hele huis op z’n kop. Poéeren in de
stoel, met een sigaar, in de tuin, bij een boom, in het
bos, in een restaurant, naar een ander restaurant. En
die journalisten maar vragen. Een heeft me eens
gevraagd of ik ook met andere vrouwen op stap ging.
Als ik nee zeg, geloof je me niet, heb ik geantwoord.
En als het zo zou zijn, zeg ik het je niet. Aan het einde
va'n het gesprek zei hij: Dat is niet veel, hè? Wat wil je,
als je 34 jaar gelukkig getrouwd bent met dezelfde
vrouw en drie kinderen hebt. Dan heb je niet veel
bijzonders te vertellen”.
Hier wordt gebroken met de
havermouttraditie. Hier staat een krachtig
gekruide pot op het vuur.
Maar wat is de uitwerking ervan? Men laat
nu op zijn hoogst een boer na de maaltijd,
en dat is dat.
De brief zal niet veel méér effect hebben
dan het gemiddelde ingezonden stuk in
zo’n omroepblad: in Engeland, waar die tv-
serie is gemaakt, wordt hij niet gelezen, de
borsten van die hoofdrolspeelster worden
er niet groter door, de lezers van de VARA-
gids zijn het er voor een deel wèl en voor
een deel niet mee eens, en de VARA gaat
er de programmering niet voor wijzigen
JSterker: de VARA doet er helemaal niets
mee.
En zo, zonder naschrift van redactie of
Drogrammaleiding, wordt de ontboezeming
i/an de ontevreden kijker min of meer
teruggebracht tot getier in het luchtledige.
Ten overvloede valt de uitbarsting ook nog
Neg tegen een andere brief in dezelfde
rubriek, geschreven door een VARA-lid uit
Sneek
„Het was weer lachen geblazen onder het
motto „Hoe bestaat het?" Het bleek weer
eens dat de humor op straat ligt, zoals
iemand eens heeft gezegd. De „geestige”
woordspeling over heren en dames op een
/oetbalveld met de handen voor hun kruis
jeeft echter, om het zacht te zeggen, wel te
i jenken. Laten we toch proberen het fijn te
louden
Ik heb die „geestige” woordspeling niet
jehoord, maar ik vermoed dat de man uit -
ie Bollenstreek déér weer minder moeite
nee gehad zal hebben.
En zo is de stand 1 -1Die rubriek kan nog
aren mee.
U .v
o
i