Letterkast Vuur!!! I 1 I L i I BOERENGOLF OVER door Hans Rombouts Multatuli Negentiende eeuw Feodale tijdperk Mochtar Lubis „HET LAND VAN DE REGENBOOG” Christelijke kerken door lOt F 7 I Het lijkt wel of er in de uitgeverswereld ondergrondse stromingen zijn, die nu en dan op diverse punten naar boven komen. In dezelfde periode verschijnen er ineens veel boeken over een zelfde onderwerp, terwijl vaak niet aan toonbaar is waarom dat gebeurt. Oorlogslitera tuur bijvoorbeeld laat een duidelijke eb- en vloedbeweging zien. Vrij plotseling komt er een serie oorlogsboeken uit, dan wordt het weer minder en dan ineens stroomt er weer een toevloed naar de boekwinkels. Zoals er de laatste maanden weer veel boeken over con centratiekampen en bespiegelingen over Hitler zijn verschenen. Wat meer op de achtergrond was er een „Indonesische stroming”. Binnen een vrij kort tijdsbestek zagen de drie volgende boeken over Indonesië het licht: Het land onder de regenboog, Reizend door Oost-Indië en Bali. HF -s on te Mochtar Lubis schreef I Priester uit de Minahassa i 1 Dieper de (vroegere) historie in duikend verza melde Bea Brommer prenten en verhalen uit de negentiende eeuw, het tijdsbestek, waarin het Ne derlandse gezag na een korte Britse interim-perio- de in Oost-Indië werd hersteld. Een periode, waarin ambtenaren en wetenschapsbeoefenaren druk al lerlei bevindingen opschreven, de een wat voorzich tiger, de ander wat bloemrijker van taal, de een zijn ervaring meldend van vorstenhoven, de ander zijn contacten beschrijvend met de „gewone Indische mensen”. Boeiende verhalen over het algemeen en goed gedoseerd over de volgende onderwerpen: Batavia, slaven en oudgasten, reizen over Java, sultans en onderdanen, per schip naar de eilanden en Borneo en Sumatra. Het boek „Reizend door Oost-Indië” werd uitgegeven bij gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Tropenmuseum in Amsterdam (nog tot 4 juni 1979 te zien). Met name de prenten in het boek geven een goede kijk op het leven in de vroegere Gordel van Smaragd. Lubis gaat bij de behandeling van het feodale tijdperk in op de doorwerking van de ideeën uit die tijd op het huidige Indonesië: „Het zijn hardnekkig voortlevende opvattingen uit die tijd, die de weg naar een maatschappelijke en politieke moderne samenleving zeer bemoeilijken. Een van die rem mende invloeden uit het feodale verleden is de algemeen heersende opvatting, dat het volk geen macht kan bezitten, die wordt immers van bovenaf opgelegd. Vandaar de afwachtende en passieve houding van de gewone man en vandaar dat dege nen, die aan de macht zijn, ervan overtuigd zijn, dat zij precies weten wat het beste is voor die gewone man. De eeuwenoude structuur, zoals we die bij de Atoni op Timor hebben aangetroffen, is eigenlijk nog steeds aanwezig in Indonesië”. Daar staat ze dan Neem me niet kwalijk, maar ik dacht eerst aan een ter beschikking van de regering gestelde, die een nieuw speeltje heeft gekregen een leuk kanonnetje, dat je voort kan trekken aan een touwtje, zoals je zelf vroeger een houten hond (een levende was te duur en gaf trouwens zon rotzooi) achter je aan sleurde. Een stuk speelgoed, waar je mooi hard mee kon gooien als je verschrikkelijk kwaad was. Kwaad, omdat je in je eergevoel of je rechtvaardigheidsgevoel was aangetast Wel, als ik een foto als hierbijgaand zie, dan kan ik wel weer gaan gooien Met zo’n kanonnetje bijvoorbeeld. Naar al die grote kerels in die pakken met die petten. Waar halen ze het lef en de brutaliteit vandaan om een vrouw, die dan toevallig nog koningin is, zulke imbeciele handelingen te laten verrichten. Een vuistgroot kanonnetje laten atvurenIk zie trouwens op die foto nog van die wapenminnaars, die de handen in de oren steken bij het verdwijnen van de piepkleine losse flodder in de heldere Hollandse lucht. Daar moet je een oorlog mee winnen. Het is déérom ook een schandaal van de marine, die zich op dat moment zeker niet koninklijk mocht noemen, lijkt me zo, omdat van Juliana bekend is dat zij vredelievend is, een pacifiste. Die laat je toch ter gelegenheid van een zeilwed strijd bij de viering van het honderdvijftigjarig bestaan van het Koninklijk (sic) Instituut voor de Marine, geen wapentuig hanteren, hoe klein dat ook is. In Nederland zijn we trouwens uniek op het gebied van het uitdenken van leuke openingen Bij een nieuwe zaagfa- briek ligt een zaag klaar (het hout is dan herinner ik me - niet als opener, maar als professionele toeschouwer - voorgezaagd), bij de opening van een fabriek van blikope nersjuist, ja. Bij de opening van een vlaggenfa- briek zal er een speciaal dundoek klaar liggen voor de opener, bij de opening van een scharenfabriek ligt het voor de hand dat!!! Ik weet niet of de opening van het nieuwe pand van Durex ook officieel verricht is. Hoe dan ook, terug naar de koningin. Ze heeft al heel wat kunstjes moeten uitvoeren. En ze doet dat met een glim lach, omdat ze te netjes is om kwaad te worden en te zeggen tik zelf maar op een metalen letter U, die gedekt wordt door een mercuriushoed, waarin dan weer een microfoon verstopt is, die het tikje van het stokje op het metaal over het hele terrein van de Utrechtse Jaarbeurs hoorbaar maakt (13 maart 1956). Je zal aan een touw moeten trekken, waardoor een deur wordt openschoven van een hok waaruit dan twee pelika nen - uit West-Afrika, zo wordt saillant meegedeeld - dribbelen en te water gaan (1959). Of je zal zeven voorzittershamers tegelijk moeten overhandigen (opening paleis van Justitie in Den Haag, 1957) Of je zal aan een katrol moeten draaien, waardoor een boom op een bepaalde plaats gezet wordt ter herinnering aan de opening van een school, en je zal dan een schop in de handen geduwd krijgen om die boom dan nog eens onder de aarde te stoppen. Terwijl je misschien een gloeiende hekel aan tuinieren hebt of misschien net blaren op je vingers hebt van het tekenen van Koninklijke Besluiten (1971). Of je zal een loodzware bronzen deur moeten opendu wen van een nieuw provinciehuis, terwijl je misschien juist herstellend bent van een zware kou of een ander ongemak (1971). Men loopt wat af als officiële opener (over bruggen, wegen, paden, fabriekscomplexen, door tunnels, ziekenhui zen en scholen) Men drukt wat knoppen in in de loop der jaren (de entourages van die knoppen, al of niet geplaatst op perzische kleedjes, kan een studie op zich opleveren). Men knipt kilometers lint door, men metselt hoge tassen stenen in. Men draait wat sleutels om Men ritst wat doeken en gordijnen opzij in zo’n leven. Men fluit of toetert wat af. Het enige vermakelijke is en dan kun je eens een keer ongedwongen hardop lachen hoewel. - is als de kunstig aangebrachte openingsinstallatle niet werkt Mis schien komt er trouwens ooit nog wel eens een toeleve ringsbedrijf voor bedrijfsopeningen, snel koninklijk onder scheiden De koningin liet eens weten dat lieden die zich met protocol bezig houden of liever denken, dat ze er zich mee moeten bezig houden „wat is dat, protocol?!” idioten zijn. Al die lieden, die zo nodig de koningin de vreemdste fratsen en de raarste kronkelingen laten maken, zouden allemaal ter beschikking van de regering gesteld moeten worden Men zou er een museum van openingen mee kunnen maken Laat die lieden maar de hele dag op knoppen drukken en kanonnetjes afschieten. Kan de konin gin daar bij de opening van dat museum haar laatste opening verrichten via een muisklein trotyl-ladinkje. HANS ROMBOUTS rf. Bali, gezien door Willem Hofker, uitg. Omniboek, ƒ57,50. Reizend door Oost-Indië, samengesteld door Bea Brom mer, uitg. Het Spectrum. Het land onder de regenboog, door Mochtar Lubis, uitg. Sijthoff, 45. Wellicht is deze Indonesië-belangstelling te ver klaren uit het feit, dat degenen, die een historische periode hebben meegemaakt, dat nog graag willen vastleggen voor latere generaties. Of zijn het uitin gen van het vasthouden van een tijd, die nu mooier schijnt dan ze vroeger wellicht was; nostalgie dus? Die laatste verklaring lijkt volledig van toepas sing op „Bah” dat samengesteld is uit tekeningen en schilderingen van Willem Hofker en diens echtge note Maria Hofker-Rueter en tekst van Thea Kui- per-Weijhenke. Alle drie zijn - zoals iedereen die ooit Indonesië en dan in het bijzonder Bali bezocht of er woonden (zoals het echtpaar Hofker) - volledig in de ban geraakt van al het moois, dat het Indone sische eiland te bieden had en heeft. Hoofdzaak vormen de prenten (in kleur en zwart-wit) van Hofker, waaruit zijn grote liefde en opmerkzaam heid ten aanzien van de Balinezen blijkt. Tussen de tekst vindt men een aantal getekende schetsen van Maria Rueter uit haar dagboek. Thea Kuiper pro beerde in woorden de sfeer van de vooroorlogse jaren op Bali weer te geven (de Hofkers woonden van 1938 tot 1944 op het eiland). De godsdiensten - en met name het hindoeïsme - heeft natuurlijk een grote rol gespeeld in de ge schiedenis van het land. Lubis gaat daar ook vrij uitgebreid op in. Hindoeïsme, boeddhisme en de islam waren in de archipel, toen de „barbaren” kwamen, zoals Lubis de Europeanen noemt. De strijd om die er weer uit te krijgen - hetgeen eeuwen zou duren - was daarmee ook begonnen. Aanvanke lijk waren het de Portugezen en Spanjaarden, die hun grijpgrage armen naar Indië uitstrekten. Daar na - in 1600 - kondigden de Hollanders zich bij de Molukken aan, die met behulp van de plaatselijke bevolking snel een einde maakten aan de Portugese hegemonie. „Waarmee” zo schrijft de auteur, „niet gezegd is dat hierna een vreedzaam en zegenrijk tijdperk voor de Molukkers zou zijn begonnen”. Lubis wijst er wel op, dat de Portugezen niet alleen kerken en mariabeelden hebben achtergelaten. Ook Europese verworvenheden op het gebied van scheepsbouw, huizenbouw, verrijking van taal en muziek. en stammen ging later, toen het eilandenrijk ont stond, door, maar nu niet alleen meer te voet, maar uiteraard ook per boot of vlot. Rond 3000 voor Christus ontstonden er dorpen en leefgemeen schappen. Een duidelijk voorbeeld, zo zegt Lubis, in zijn beschouwing over de verwantschappen van de In donesische groeperingen en volkeren van het feit, dat die eenheid uit de prehistorie stamt, is terug te vinden in de voorouderverering: zelfs de islam en het christendom zjjn er niet in geslaagd om dit bijgeloof te elimineren. Er bestaan duidelijke overeenkomsten in de scheppingsverhalen van de diverse volkeren. Die eenheid-van-oorsprong zou later van politiek belang worden, toen het oude koloniale eilandenrijk Oost-Indië als eenheid be schouwd bleef worden als de natie Indonesië en niet uiteenviel in federaties of afgescheiden ge bieden. Dan komen we tenslotte toe aan het interessant ste van de drie boeken. Het is dan ook heel anders van opzet. Eigenlijk niet te vergelijken met de andere twee (al geeft Reizend door Oost-Indië een aardige aanvulling over het leven tijdens het Neder landse koloniale bewind). „Het land onder de regen boog” draagt als ondertitel „de geschiedenis van Indonesië” en is geschreven door de bekende Indo nesische journalist en auteur Mochtar Lubis. Belangrijk is bij deze geschiedschrijving te we ten, vanuit welk gezichtspunt de historie bekeken is. Allereerst dit: Lubis is een man van principes: voor menselijke waardigheid en mondigheid, voor vrijheid van meningsuiting en tegen misbruik van macht en corruptie. Zoals men weet zaken, die in het jonge Indonesië alle aandacht vragen. Niet verwonderlijk is natuurlijk, dat Mochtar Lubis werd opgepakt of een spreek- en schrijfverbod kreeg. Dat gebeurde in de periode 1956-1961 (onder Soekarno) en in 1975 (onder Soeharto). De krant, die hij in 1951 oprichtte, de Indonesia Raya, kreeg een verschijningsverbod opgelegd. In 1967 ontving hij de Gouden Vrijheidspen van de Internationale Federatie van Dagbladuitgevers. Mochtar Lubis schreef deze geschiedenis van Indonesië vanuit zijn duidelijke optiek als Indone siër. Logisch zal men zeggen. Het is wel een moeilijk Werkstuk geweest, omdat de historie, met name na 1500 altijd Europees benaderd is en beschreven, Portugees, Nederlands of Brits. Zoals Lubis pak kend zegt: „Hetgeen zich afspeelde in de Indonesi sche archipel werd gadegeslagen vanaf het scheepsdek, de vestingwallen van de factorijen en de hoge stoepen van de deftige patriciërshuizen. Het is voor mij een niet aflatend gevecht geweest om - dwalend door driehonderd jaar blanke overheersing - mijn Indonesische identiteit te hand haven tegenover de welhaast verpletterende hoe veelheid Europese geschiedschrijving. Met name is deze strijd heftig geweest op die momenten, waarop ik passages uit Europees historisch materiaal te genkwam, waarin een auteur rechtvaardiging zocht voor de (wan)daden van zijn voorvaderen”. Mochtar Lubis schetst de geschiedenis van Indo nesië, vanaf het eerste begin, de Oertijd, toen het land onder de regenboog (dat is iets anders dan de gordel van smaragd) gevormd werd door een grote landbrug, die het vasteland van Zuidoost-Azië met het Australische continent verbond. Tot aan de periode van ca. 10.000 jaar voor Christus konden mens en dier afkomstig van het Aziatische conti nent deze gebieden te voet binnentrekken. In die tijd had Indonesië het karakter van een savanne- landschap in de droge tijden en werden de graslan den in de regentijden tot oerwouden. De Indonesiërs zijn van origine afkomstig van het Maleise schiereiland, maar ten gevolge van het feit, dat vele stammen in de prehistorie lange tijd geheel afzonderlijk van elkaar hebben gewoond en daar door verschillende beschavingsvorming hebben aangenomen, is er een grote verscheidenheid van volkeren ontstaan, kenmerkend voor de Indonesi sche samenleving. De verspreiding van de volken >j geschiedenis Indonesië Uiteraard spreekt Lubis - zij het kort - over Eduard Douwes Dekker, die als Multatuli zijn Max Havelaar in 1860 het licht deed zien. „Dit boek heeft een blijvende invloed uitgeoefend op Nederlandse progressieven en het is door vele Indonesische nationalisten-leiders gebruikt om de veroordeling van Nederlands’ koloniale praktijken kracht bij te zetten”. Java werd inmiddels - vanaf 1831 - „pas echt wingewest voor de Nederlanders. Het zweet en bloed van de Indonesische boeren op Java hielp de Nederlandse regering haar schulden af te betalen, de 140 miljoen gulden aan obligaties van de voor malige VOC, de delging van de schulden van de Nederlandse staat zelf, de kosten van de oorlog tegen België en de bouwkosten van spoorwegen en investeringen in de Nederlanden. Ook werden schatten verdiend door de Nederlandsche Handel- Maatschappij”. Nog was er een stukje Indië onafhankelijk: Atjeh. Gouverneur-generaal Loudon verklaarde in 1873 de oorlog aan het sultanaat. Het werd een langdurig gevecht, waarbij „aan Nederlandse zijde de officie ren Van Daalen, Darlang en Christoff el bekend werden als beulen, massamoordenaars”, aldus Lu bis. Een Nederlander was er, kapitein Vannoy, die zijn stem verhief tegen de onmenselijke manier, waarop de Nederlanders oorlog voerden tegen de bewoners van Atjeh. De Nederlandse bevelhebber Van Heutz, aldus de auteur, trad nooit op tegen het wangedrag van zijn officieren en troepen. In 1903 gaf de sultan zich over. Pas in 1913 keerde de rust tot zekere hoogte terug in Atjeh. Maar de werkelij ke vrede kwam er nooit (opstanden in 1926, 1933, 1942). Overigens merkt Lubis op, dat de Atjehers niet minder wreed vochten. Een belangrijke factor in de totale onafhankelijk heidsbeweging was natuurlijk, dat de Aziaten za gen dat de Europeanen niet onoverwinnelijk wa ren. In 1905 zagen ze dat duidelijk, toen de Russen door de Japanners verslagen werden. Een andere factor was dat het cultuurpatroon van de Indone siërs, ondanks de zware (onmenselijk zware, noemt Lubis het) last van het cultuurstelsel, dat op de Javanen drukte. Met name in de dorpen verzette de Indonesische maatschappij zich tegen de Neder landse koloniale macht. Bij die Nederlanders - en vooral bij ethisch ingestelde liberalen, die zich ook bezig hielden met de economische en sociale eman cipatie van de Indonesiërs - leefde het idee van een nieuwe politieke structuur. In zekere zin werd zelfs de autonomie van Indonesië geopperd, maar de structuur werd nooit duidelijk omlijnd. Een jonge generatie Indonesiërs, die met behulp van het on derwijssysteem van Nederland zelf opgeklommen waren, wilden echter de onafhankelijkheid op de Nederlanders heroveren. Er ontstonden discussies, ook onder de Indonesische intellectuelen: westerse vernieuwing accepteren en oude traditionele waar den verwerpen of dat combineren of alleen vanuit dé traditie vechten. Een discussie dus tussen mo dernisten en traditionalisten, die van diepgaande invloed was op de onafhankelijkheidsbeweging. In Holland ontstond de zg. ethische politieke opvatting (Indonesië de weg te wijzen naar de emancipatie). Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak waren er maar 230 academici en 221 artsen in Indonesië. In 1940 deden slechts 240 Indonesiërs eindexamen voor een middelbare school. Dertig jaar ethische politiek had geen sociale verandering van betekenis gebracht. De steden groeiden. De grote groep minder be voorrechte stadsmensen vormde de basis, waarop de nationalistische leiders de kiemen van de strijd voor de vrijheid konden leggen. Men streefde naar eenheid. In 1928 had het Indonesische Jeugdcon- gres al gestemd voor het Maleis als eenheidstaal. Jong Indonesië werd opgericht. In 1927 werd de Partai Nasional Indonesia gevormd met als voorzit ter Soekarno. Er ontstond onenigheid. Hatta en Sjahrir stichtten de Pendidikan Nasional. Soekar no, Hatta, Sjahrir en andere leiders werden gear resteerd en naar het Nederlandse concentratie kamp Boven-Digoel verbannen. Er kwamen in de nationalistische beweging twee hoofdstromingen: de samenwerkers (met Nederland) en de niet-sa- menwerkers. De Nederlandse regering verwierp de zg. Petitie Soetarjo (onafhankelijkheid binnen het kader van de Grondwet in gelijkwaardigheid aan de drie andere gebiedsdelen van het Koninkrijk). De Indonesische nationalisten, waarbij ook de com munisten, begrepen toen dat ze hun krachten moes ten bundelen. In die sfeer brak de oorlog tegen Japan uit. Lubis gaat dan uiteraard gedetailleerd in op de ontwikkelingen, die tenslotte leidden tot de onafhankelijkheid en daarna de groei in zelfstan digheid van Indonesië. En tenslotte kijkt hij verder. Hij stelt daarbij de vraag of Indonesië, dat in staat was het verleden te overleven, ook het heden en de toekomst zal overleven. Waarbij hij nadrukkelijk wijst op de sterke band, die nog is blijven bestaan tussen Nederland en Indonesië. Het land onder de regenboog telt vele interessan te illustraties. Ontmoeting tussen Soetan Sjahrir en Van Mook, de luite- nant-gouverneur-generaal. verdedigden hun verworvenheden fel. Ze waren nu ook bereid onder het motto „oog om oog, tand om tand” de strijd tegen de nieuwe overheersing, die der Nederlanders aan te gaan. De steeds weer oplaaiende tegenstand, die de Indonesiërs hebben geboden tegen de bezetting van de Nederlanders, de grote en kleine oorlogen, zou tot aan het bittere eind in de twintigste eeuw voortduren. „Niet min der dan de Nederlanders waren de Indonesiërs overtuigd van hun recht; zij vochten immers om het behoud van hun eigen geboorteland. Zo er al, om met Coens woorden te spreken „daer in Indiën wat groots verricht is”, dan is dat onder meer gepaard gegaan met het uitmoorden van dorpen, het ontvol ken van gebieden en het verwoesten van bouw gronden”. Mochtar Lubis gaat uitvoerig in op de manier van koloniseren van de VOC en de strijd, die ook nog eens tegen mede-Europeanen gevoerd moest wor den (zoals tegen de Engelsen, in het begin van de negentiende eeuw), die de macht zelfs voor korte tijd overnamen). Niet mals is Lubis in zijn kritiek op de christelijke kerken, die in het zog van de VOC naar Indonesië kwamen. „Omdat de christelijke kerken een com fortabel onderdak kregen van de koloniale bewind hebbers, hebben zij vrijwel nooit verzet aangete kend tegen de smadelijke en bloedige praktijken van de VOC en waren zij in hun kritiek op het latere Nederlandse gouvernement, op gunstige uitzonde ringen na, vaak zeer terughoudend”. De Indonesiërs, die vele jaren gevochten haddeif tegen de Portugezen, waren ten tijde van de VOC al in belangrijke mate overgegaan tot de islam. Ze Chinese smid in Batavia, in de tijd van de VOC .Totale confrontatie' een door Soekar no gelanceerde politieke leus tegen imperialsme en kolonialisme. Na de mislukte staatsgreep in 1965 waren de muren van Jakarta met allerlei politieke slogans bedekt. O’

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 25