Mislukt debuut van Sterckx en Van Manen J door Diny Schouten fa Moeizaam Smoes van structuren Plaatsvervangende schaamte Rancune Intelligent a ,Er zitten toeh ook voordelen aan vrouw-zijn!' iii 24 g, iet >0- ran ize „Hedendaagsch feminisme. Ze haten de cultuur,ze haten talent, ze willen de beeldenstorm overdoen en de spelling vereenvoudigen. Geen man die in vrouwen de intelligentie zo haat als deze, zich „zustersnoemende kleuterschooljuffrouwen. Ze willen ..vrouwelijke wetenschap, maar wetenschap, kunst en cultuur zijn niet vrouwelijk of mannelijk, zoals ze ook niet Arisch zijn, of proletarisch, of zwart. In onze maniakale eeuw moet alle onzin tot in de treure herhaald worden, ditmaal uit vrouwenmondjes. Maar of je nu door de reu of I door de teef gebeten wordt, wat maakt het voor verschil? Misschien moet ik toch maar besluiten om het allemaal schattig te vinden, anders maak ik me te kwaad(Renate Rubenstein, Hedendaags feminisme, p. 43 3n p.14) Het is treurig, maar waar, de Nederlandse romandebuten van de afgelopen paar jaar zijn vaak goed geschreven, maar gaan mees tal nergens over. (Wim Vogel wees hier onlangs in Erbij ook al op.) IV. F. Hermans heeft eens gezegd* dat het weinig nut heeft om serieuze, argumenterende stukken te schrijven over slechte schrijvers, die toch vanzelf vergeten worden. Ik ben het daar eigenlijk mee eens, maar zal toch proberen om u een idee te geven waarom twee van de drie debuten die ik hier voor me heb en die kortelings verschenen zijn, inderdaad maar zo snel mogelijk vergeten dienen te worden. Renate Rubinstein vindt het feminisme rancune-ideologie I Carry van Bruggen in Renate Rubinstein Nederland zo weinig schrijfsters zijn. Zou zoveel boosaardigheid uit een vrouwenpen tien jaar geleden „echt vrouwelijk” genoemd zijn? Als ’t zo was, dan moet er toch iets veranderd zijn, want Renate Rubinstein krijgt nu voortdurend het verwijt te horen dat ze juist „echt mannelijk” redeneert: je bent gehersenspoeld door de mannen, je schrijft als een man („Ik schiet dan altijd in de lach. Welke man? Een intelligente man? Of een domme?”). De redenering dat Rubinstein is ingehuurd door de mannenmaatschappij (waarvoor eigenlijk?) is een goed voorbeeld van het sport automatische verklaringen dat altijd en overal volgt op verschijnselen die ons niet welgevallig zijn. Dat de wereld er niet uitziet, zoals zij eruit zou moeten zien: het is allemaal de schuld van de multinationals, of de kapitalistische maatschappij, of het verkeerde rolpatroon, of van het mannelijke denken. Vroeger waren het de vrijmetselaars, of de joden. Nu zijn het de „structuren” die het allemaal op hun kwade geweten hebben. Oorlog, uitbuiting, alcoholisme, druggebruik, milieuvervuiling, inkomensverschillen en vrouwenonderdrukking, daar hebben „ze” immers belang bij? Dat ziet toch iedereen? werd vorig jaar bijeengebracht door Karei van het Reve, in een boekje dat ik het verstandigste van 1978 vind: Uren met Henk Broekhuis (uitgeverij Van Oorschot). Ook Renate Rubinstein is iemand die struikelt over ononderzochte gemeenplaatsen, en er daarom vol aandacht bij stil blijft staan. In Hedendaags feminisme beperkt ze zich tot onderzoek naar slechts één groot misverstand: de bewering dat vrouwen onderdrukt worden. De „smoes van de structuren”, het geklaag over onderdrukking, is niet anders dan hun excuus voor eigen onvermogen, is haar uitkomst. Ach het zal wel overgaan, maar dat denk ik nu al tien jaar. Ik ben in elk geval mijn veronderstelde achterban kwijt. Mijn zusters, weet je wel. Het zijn allemaal schoonzusters geworden.” Bijvoorbeeld: waarom zijn vrouwen zo ondervertegenwoordigd in beroepen die enige aanzien verlenen (in het januarinummer van De Gids geeft de socioloog Derek Phillips daarover veel recente cijfers). Waarom zijn er zulke opvallende verschillen tussen mannen en vrouwen in Opleiding en inkomen? Hoe kan de Sociale Atlas van de Vrouw tot de conclusie komen dat „ervan meisjes wordt verwacht dat ze intelligent zijn, maar niet al te intelligent”? Hoe de verschillen te verklaren? Ik vind het nogal flauw om, als Renate Rubinstein, alle ongelijkheid toe te schrijven aan het persoonlijk falen van vrouwen zelf. In Hedendaags feminisme verklaart ze het een interessante vraag te vinden waarom er geen beroemde vrouwelijke componisten zijn, en ook dat ze er geen antwoord op kreeg toen ze die vraag inbracht in een schrijfstersforum. Dat artikel is uit 1976, nu, een paar jaar later, zegt ze me dat de vraag haar eigenlijk niet meer boeit, en dat ik haar dat niet vragen moet, omdat ze er geen interessant antwoord op weet. Ook niet op de vraag, waarom er in „Ik begrijp niet wat je bedoelt! Ik bestrijd het feminisme in zoverre als het uit mijn naam spreekt. Als je tegen een ideologie bent, betekent dat niet dat je tegen elke zin en bijzin ervan bent. Aan het feminisme zit ook een aardige kant. Ik zeg het in mijn boekje echt heel duidelijk. Ik zeg: er is niet zoiets als een eigen aard, van de vrouw, van de man. Ik heb ook gezegd: ik ben voor emancipatie, allicht, daar is iedereen voor, en tegen feminisme. Ik construeer daar een tegenstelling tussen”. Als ik later, een beetje ontmoedigd omdat we eikaars argumenten niet zo erg overtuigend vinden, wegga, zegt ze, ironisch: „We hebben het helemaal niet over Het Raadsel Man gehad. Dót lijkt me nou een leuk onderwerp”. Misschien omdat ik over Carry van Bruggen schreef (in een boekje van De Engelbewaarder) is Renate Rubinstein (49 jaar) bereid tot een gesprek. Over Hedendaags feminisme dan wel, liever niet over Niets te verliezen en toch bang (Meulenhoff), haar persoonlijke relaas over „de paniek van de echtscheiding”. Over feminisme denken we verschillend, en dat maakt ons gesprek nogal moeizaam. De verdienste van haar artikelen tegen het huidige feminisme vind ik haar weerlegging van de „vanzelfsprekendheden”, de onbewezen, ondoordachte en ononderzochte veronderstellingen van de vrouwenbeweging. Maar ook als je aannemelijk hebt gemaakt dat vrouwen niet onderdukt worden, en heus evenveel kansen krijgen als mannen, dan blijven er toch nog wel wat vragen over. Vragen die ik interessant vind, maar zij niet. Verzet tegen zulke „vanzelfsprekende” verklaringen, waarmee een collectief zichzelf verblindt, is te vinden op bijna iedere bladzij van het werk van Carry van Bruggen (1881-1932). Als hommage, maar ook als noodzakelijke herhaling citeert Renate Rubinstein Carry van Bruggen: „Deze collectieve vooroordelen dragen voor het gevoel het karakter van vanzelfsprekendheden. Waar deze heerschappij voeren, wordt aan critisch onderzoek niet meer gedacht. De groepsdrift is de fundamentele begripsverduisterende bevangenheid, die den mensch overal doet zien, wat hij gelooft te zullen zien”. Het citaat komt uit Hedendaagsch Fetischisme (1925), een studie over de taal, waarin Carry van Bruggen de heersende „idéés revues” van haar tijd confronteert met de taalverschijnselen die er de weerspiegeling van zijn. Een dergelijke vermakelijke verzameling van „opinions chics”, de klakkeloos overgenomen beweringen die in een bepaalde tijd pasmunt zijn in de conversatie, „Here ontferm u over hun warrig brein”, staat in „Hora est”, het eerste van de negen artikelen, de meeste uit Vrij Nederland, die ze bundelde in de brochure Hedendaagse feminisme (uitgeverij Meulenhoff). De titel is een opdracht aan Carry vam Bruggen, die al in 1916, in een blad voor vooruitstrevende dames nog wel, de lezeressen tegen zich innam door haar opmerking, dat het onzinnig is om te verwachten dat door het vrouwenkiesrecht alle onrechtvaardigheid op de wereld „vanzelf” zal verdwijnen. Soortgelijke verwachtingen hoor je ook nu weer veel: „Hora est” gaat over de roze toekomstfantasieën van hedendaagse feministen, die in Opzij trots komen verklaren dat oorlog door mannen is uitgevonden. De „betutteling van vrouwen door vrouwen” zit Renate Rubinstein hoog, en de bejubeling van het „vrouwelijke principe” wekt allang niet meer haar lachlust op, maar is reden voor haar woede en plaatsvervangende schaamte: „Ik kan niet anders dan het eens zijn met wat Maarten ’t Hart, Gerrit Komrij en sinds kort ook Blokker over die vrouwenmanifestaties of hun woordvoersters schrijven, maar voor mij is het erger. Zij hoeven zich er niet voor te schamen, maar ik wel. Literatuur wordt op de markt gebracht om geen andere reden dan dat een vrouw er verantwoordelijk voor is, andere vrouwen staan massaal op om in hun handen te klappen: bravo - een boek, het vrouwtje kan al lettertjes schrijven, het vrouwtje heeft eem eigen boekje gemaakt! Niet alle vrouwen natuurlijk, stel je voor, maar de zogenaamde „bewuste” vrouwen, waren ze maar bewusteloos gebleven, met hun lamentabele, je het zweet in de handen drijvende grappigheid en hun resoluut besluit om de wereld te behandelen als een kleuterschool waarvan zijzelf de juffrouw zijn. Gebrek aan ambitie, waar we het net over hadden, kan leiden (en leidt bij veel vrouwen) tot verlies aan zelfrespect. „Ik heb nooit erg duidelijke plannen gehad, nog steeds niet. Ik heb altijd met zo weinig mogelijk werk mezelf in leven willen houden. Maar heeft dat nou zoveel met eigenwaarde te maken? Dat hoeft toch niet, het is toch niet nodig dat een meisje zo min over zichzelf denkt? Ik heb mezelf nooit zo erg proberen te rechtvaardigen, noch mezelf slachtoffer gevoeld van de vrouwelijke staat. Ik leg andere criteria aan. Ik vind boeken niet interessant omdat ze van een vrouw zijn maar omdat ze goed zijn, en dat komt zelden voor. Ik heb geen zin om verzachtende omstandigheden aan te voeren. Juist in het schrijven, in de journalistiek bestaat het allemaal niet. Ja, ’t geld, je verdient minder, ik heb erg veel jaren heel weinig verdiend omdat ik geen gezin had om voor te zorgen en dus minder au sérieux werd genomen. geschreven verhaaltje, gaat de lezer natuurlijk op zoek naar enigerlei betekenis, een zekere gelaagd heid misschien, in de ontwikkeling van deze ro man. Hij kan lang zoeken. De nevenintriges doen aan het hoofdplot niets toe of af. En in de bij figuren zit de diepgang ook niet. Niet in Margreet, Wouters bovenbuurvrouw en de moeder van Wil lem, niet in de vader van Margreet die op zijn ziekbed pseudo-levenswijsheden spuit, en niet in Eileen met wie Wouter om Willem strijdt, noch in haar man Felix. Stuk voor stuk aardig getekende portretten, maar niet meer dan dat. Het portret van Wouters vriend Martin, schoolvoorbeeld van een promiscue levende nicht, is trouwens het geslaagdste. ’s Avonds, in een alcoholische bui, wil het idee wel eens bij mij postvatten dat het opschrijven van gebeurtenissen uit mijn leven, en het portret teren van de bijbehorende mensen, buitengewoon interessant zou zijn. De volgende morgen ben ik me er dan weer van bewust, dat er heel wat meer nodig is dan een smeuïge verteltrant en wat rake observaties om tot een literair geslaagd resultaat te geraken. Jaap van Manen is nuchter in de val gelopen. En dat getuigt van een pijnlijk gebrek aan zelfinzicht en literair waarnemingsvermogen. De vraag dringt zich op of er in Nederland net als in Amerika, waar de „gay-market” big busi ness is, een echte literaire homocultuur zal ont staan. Van boeken als Verliefd zullen we het dan niet moeten hebben, want vandaar is het nog maar één stap naar een nieuwe Bouquet-reeks. Voor nichten. Met Verplegerromans waarin de knappe, jonge chirurg tenslotte een mooie B- verpleger in de armen mag sluiten, waarna zij samen een riant pand in Amsterdam-Zuid betrek ken. Of Kasteelromans waarin de eerbiedwaardi ge, al wat grijzende, oudere markies toch zijn Jaap van Manen: Verliefd, Querido, prijs ƒ24,50; Piet Sterckx: Een burgelijke vakantie in het zuiden, Elsevier- Manteau, prijs 18,90; Hans Kok: Het zoeken van een passende woning, Querido, prijs 19,90. Maar vrouwen worden niet gediscrimineerd, dat is gewoon niet waar. Het geldt niet voor mezelf, het geldt niet voor de vrouwen om me heen. Wat ik wel zie is dat er behoefte is om iemand de schuld te geven. Ik ben geen feministe, ik ben mezelf. Dat geklaag van ze. Vrouwen worden niet onderdrukt, beide partijen onderdrukken elkaar. Mensen zijn overigens nooit meester van zichzelf. Feminisme vind ik een rancune-ideologie”. „Weet je, hoe meer ik ophoud met erover na te denken, des te meer ik eigenlijk vind dat ’t verderfelijke van het hele feminisme, het ervoor of ertegen zijn, het over mannen of over vrouwen schrijven, is dat je uit het oog verliest over wie je eigenlijk hebt. Ik geloof dat ik inderdaad vroeger dacht dat het leven voor mannen makkelijker was, want die vrouwen die moesten zich schikken, die houden een man graag vast en zo. Ik zag vrouwen als één grote klont vrouw, alsof ze allemaal ongeveer hetzelfde zijn. Dat vind ik allemaal niet meer. Nu ik het boekje gemaakt heb, heb ik in het onderwerp ook niet meer veel zin. Nou had ik er nooit zoveel zin in want er staat ook niet in hoe het wel is, ik probeer niet een andere idiologie uit, het is vooral een kritisch boekje”. „Er is in Nederland geen probleem voor iemand die leesbaar schrijft om gepubliceerd te worden, er is wel een ontzaglijk probleem voor debuterenden, voor menden die gepubliceerd willen worden, en dat is gelijk voor mannen en vrouwen. Er zijn hier inderdaad weinig vrouwelijke schrijvers, weinig goeie dan. Minco, Haasse, Burnier, Annie Romein, Annie Schmidt, nogal wat dichteressen. Ik heb er geen verklaring voor dat wij in de verste verte niet zoveel vrouwen hebben die schrijven als bijvoorbeeld de Engelsen. Ik denk wel ’s dat de Nederlandse vrouwen een beetje achterlijk zijn. We hebben heel weinig intellectuele vrouwen, weinig intelligente vrouwen, behalve Ethel Portnoy en Carry van Bruggen, heel weinig vrouwen die geestig zijn. Maar een verklaring, is die er? Ja, misschien heeft alles wel een verklaring, maar ik weet er geen, behalve dat het niet is omdat ze geen kans zouden krijgen om het te zijn! Of dat er geen uitgever zou zijn die ze niet zou uitgeven, ook al zouden ze wel goed verkopen. Uitgevers geven alles uit wat verkoopt”. Er zijn ook maar weinig vrouwelijke columnisten. „Wat kan het je schelen! In het buitenland zijn ze er wel. En dat ik er ben kan beeldschone, jonge vriend krijgt, nadat een wrede douarière en een gemene butler die onder één hoedje spelen, getracht hebben de minnaars in de wielen te rijden. (U raadde het al: de douarière wilde eigenlijk de markies, en de butler wilde de jongen.) Heren van Bouquet, heb ik u op een idee gebracht? Hier ligt misschien een goudmijn te wachten! Als thema komt de homoseksualiteit natuurlijk allang in de Nederlandse literatuur voor. Wie daarvan een overzicht wil hebben, kan dat vinden in Adriaan Venema’s Homoseksualiteit in de Ne derlandse literatuur (Paris-Manteau, Amster- dam/Brussel, 1972). Het is jammer genoeg een wat drammerig boekje, waarin Venema soms spijkers op laag water zoekt en zijn eigen voorkeuren wat al te veel laat meespelen. Wie ondertussen op zoek is naar een echt goed boek met een homoseksueel thema, die leze Ik had een wapenbroeder van Maarten ’t Hart (Arbeiderspers, Amsterdam, 1973, derde druk 1978). Deze schitterende roman heeft alles wat Verliefd van Jaap van Manen mist. Blijkens de flaptekst is Een burgerlijke vakan tie in het zuiden van Piet Sterckx het romande buut van „een geroutineerd schrijver wiens to neelstukken in zowat alle kamergezelschappen in Vlaanderen en Nederland zijn gespeeld”. Mijn verwachtingen waren dus hoog gespannen, hoe wel ik langzamerhand beter zou moeten weten. Na de eerste vier bladzijden zuchtend gestopt. In dit korte stukje trof ik al 9 (zegge negen!) stijlfou ten en grammaticale blunders aan. Een burgerlijke vakantie in het zuiden, de titel zegt het al, beschrijft een vakantie van twee echtparen van middelbare leeftijd op het eiland Formentera. Greet en Piet (de ik-persoon) bene vens Simonne en Bert gaan gevieren in het huisje Verliefd van Jaap van Manen is voor zover ik weet het eerste boek dat een beeld geeft van het Amsterdamse nichtenleven in de jaren zeventig. Wouter Talma, de hoofdpersoon van het boek, is een 42-jarige zakenman, vrijgezel en homofiel. Aan zijn rustige leventje komt een eind als hij met een vriendin en diens jonge minnaar, Willem, mee op vakantie gaat naar Venetië. Daar wordt Wou ter verliefd op Willem. Willem is een wat noma disch type, die het allemaal wel leuk vindt. Wouter en Willem beleven aangename ogenblikken met elkaar, en Wouter voelt voor het eerst dat zijn bewust gekozen alleen-zijn toch niet bevredigend is. Met Willem zou hij voorgoed samen willen zijn. Helaas kan dat niet doorgaan, want Willem wil naar India (tja, ’t is een boek van deze tijd). Wouter besluit tenslotte om zich weer aan zijn zaak te wijden en verhuist uiteindelijk naar Amerika. Geconfronteerd met zulk een eenvoudig, vlot van een vriendin wonen, en leren elkaar steeds beter kennen. Eerst wagen ze de stap om in het vervolg naakt te lopen en te dansen, hetgeen de schrijver verleidt tot een soort lyrisch proza dat door zijn stunteligheid hoogst lachwekkend wordt. Het is treurig om te zien, en soms uitermate vermakelijk, hoe de schrijver van dit boek aan de banale gebeurtenissen van het vakantiereisje een diepere betekenis tracht mee te geven door zijn stijl te vermodderen met deels hysterische, deels afgezaagde hyperbolen, en hoe hij probeert om het verhaal op te kloppen met quasi-filosofische trivialiteiten. Met het proza van de heer Sterckx is over de hele linie iets vreemds aan de hand. Afgezien van de talrijke stijl- en grammaticale fouten, lijkt het soms door het Vlaams beïnvloed. Maar het is geen echt Vlaams. En behoorlijk Nederlands kan je het ook niet noemen. Wat is het dan wel? Laten we het maar snel vergeten. Het is mode geworden in Nederland om co lumns in dag- en weekbladen te verzamelen en in boekvorm uit te brengen. Gelukkig maar, want zo blijft veel goed werk van uitstekende schrijvers bewaard. Angst voor de kattenbak, de groente man, de visverkoper en de gemeentereiniging hoeft menig cursivist niet meer te kennen. Zo zijn in de afgelopen paar jaar de stukjes gebundeld van Komrij, Hofland, Grijs en Blokker, om maar een paar coryfeeën te noemen. Hans Kok was vroeger journalist, nu ambte naar. Zijn korte observaties verschijnen regelma tig op de Achterpagina van NRC/Handelsblad, en zijn nu bijeengebracht in Het zoeken van een passende woning. Het zijn intelligente, sympathie ke stukjes. Ze zijn minder literair in het weerge ven van en het filosoferen over dagelijkse realitei ten dan de Overpeinzingen van Montag (Hofland), maar ontlenen hun kracht aan een gecomprimeer de manier van formuleren. Uit het stukje Na de drank: „Het is bijvoorbeeld een fabel dat men drinkt „om te vergeten”. Dat komt misschien weleens voor, maar het is toch een uitzondering. De meeste mensen, en ook de meeste drinkers, willen hele maal niet vergeten, integendeel, men wil zich juist veel herinneren en hoopt dat de alcohol daarbij behulpzaam zal zijn. Ook is het over het algemeen niet zo dat men drinkt om (tijdelijke) verlichting van een juk, een noodlot te bewerkstelligen. U en ik, de gewone drinkers die samen de onrustbaren de statistiek maken en de volksgezondheid onder mijnen, drinken niet voor verlichting maar voor verzwaring, verheviging van ons lot. Dat lot is immers in het geheel niet zwaar, het is licht, onaangenaam flutterig licht, het is een onbedui dend lichtgewicht lot, een ballon, die, door hem elke dag even met drank in plaats van met gas te laten vollopen, althans tijdelijk een beetje gewicht krijgt.” ’t Is goed dat de stukjes van Hans Kok aan de vergetelheid zijn ontrukt. JEROEN KOOLBERGEN *in een interview met Hans Sleutelaar, Hqns Verhagen en C. B. Vaandrager voor Gard Sivik, oktober '63, herdrukt in Scheppend nihilisme, interviews met W. F. Hermans, samengesteld door Frans A. Janssen; verschijnt eind september 79 bij Loeb van der Velden, Amsterdam. anderen misschien stimuleren”. Even later, geïrriteerd, als ik nog een aantal beroepen opsom (uit het artikel van Phillips in De Gids): „Ik denk dat juist de feministen vrouwen wel erg onderschatten. De vrouwen die iets kunnen willen er nooit iets mee te maken hebben”. „Ik kom daar maar niet overheen, dat vrouwen onderdrukt zouden worden, ik kom nooit aan een echt gesprek daarover toe. Misschien, dat ik het wel zo zou zien als ik lesbisch was, maar ik ga niet met een vrouw naar bed. Mijn visie op de wereld wordt daardoor beïnvloed, dat is vast zo. Ik ben heteroseksueel, ik had geen betoverende relatie met mijn moeder, wel met mijn vader, dus allicht kijk ik anders naar de verhouding tussen mannen en vrouwen dan een homoseksuele vrouw”. Vrouwen worden niet onderdrukt, zeg je, maar ze stellen wel vaak hun ambities lager, ze zijn vaker inschikkelijk, laten het werk van hun echtgenoot voorgaan, om te kunnen zorgen dat het huis gezellig is. „Er wordt zo gedaasd over dat werk. Werk maakt mij toch niet gelukkig? Ik heb m’n werk, maar daarnaast wil ik ook nog gelukkig zijn. Ik heb nog nooit een man ontmoet die zei dat hij gelukkig was door zijn werk; hij zou liever zijn tong afbijten dan het te zeggen. Voor geluk heb je een lieve vrouw, een gelukkig huis, een lekkere meid, kortom van alles, maar niet dat je elke dag naar de Shell kunt gaan. Dat wil niet zeggen dat het niet belangrijk is, maar iemand die iets wil ondernemen, dat vindt z’n weg toch wel? Schrijven gebeurt altijd tegen de verdrukking in, ik ken geen schrijver die niet ingelukkig is, melancholiek, of ziek. En er zijn nogal wat vrouwen die door him mannen geholpen zijn of überhaupt op gang gezet zijn, Mary McCarthy, Colette, Ethel Portnoy. Er wordt altijd zo gedaan van: die vrouwen die zitten daar maar met hun kinderen en hun man. Die kinderen hebben ze toch ooit een keer willen hebben? Ze worden toch niet bij je op de stoep gezet? Ze doen alsof er geen keuze mogelijk zou zijn. Het is makkelijker om een vrouw tè zijn, er wordt minder van je geëist, er wordt voor je gezorgd, je hebt meer vrijheid, er zitten toch ook voordelen aan? De vrijheid om marginaal te zijn, als ik een man was zou ik er ontzettend jaloers op zijn dat er wezens zijn die in de verste toekomst niet voor een ander mens geld hoeven te verdienen. Een man heeft z’n kinderen in bruikleen; als zijn vrouw na een poosje een andere man wil, is hij ze kwijt. Een hard lot moet dat zijn, als je als man een grote behoefte hebt aan kinderen. Een vrouw krijgt altijd de kinderen toegewezen. Daar is natuurlijk geen oplossing voor, maar dat klagen en beschuldigen... vrouwen doen alsof alle onderdrukking over hun rug gebeurt, dat is zo’n onzin, ’t is zo ontzaglijk onbillijk”. „Het feminisme is een grote excuusfabriek”, schrijf je in Hedendaags feminisme. Waarom schrijf je erover? Ben je in wat de feministes beweren nooit iets tegengekomen waarvan je dacht dat het met jou te maken had?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 25