Spitsbergen-expeditie moet snel werken toerisme M Bedreiging door het PM W ÉT kJ door Carlo Nagel Basiskamp Nederlandse namen ■nam Historie Ijsberen Toerisme 3 Irijf i voor I In slechts enkele Nederlandse musea bevinden zich voorwerpen die betrekking hebben op de Nederlandse walvisvaart. Toch is die in de 17e en 18e eeuw erg belangrijk geweest. Er is ook veel gepubliceerd, maar gebruiksvoorwerpen zijn er vrijwel niet boven water gekomen. Een expeditie van acht man, met als wetenschappe lijk leider de Utrechtse fysisch geograaf Louwrens Hacquebord (31 jaar), vertrekt op 16 juli voor zes a zeven weken naar de noordwesthoek van Spitsbergen om er de iokatie van nederzettingen, anker- en vesti gingsplaatsen van 17e-eeuwse walvisvaarders, die voornamelijk van Nederlandse afkomst waren, te on derzoeken. Verwacht mag worden dat het Spitsbergen-project, f o dat zich over enkele jaren zal uitstrekken, belangrijk materiaal uit de Nederlandse walvisvaartstations zal opleveren. Het is afkomstig uit een afgerond tijdvak de eerste helft van de Gouden Eeuw en het is niet verstoord door latere bewoning: twee uitzonderlijke onderzoeksomstandigheden, die in Nederland niet zijn te vinden. Lage temperaturen hebben gezorgd voor een goede conservering van wat is achtergebleven, zodat er naar alle waarschijnlijkheid gebruiksvoorwerpen zullen worden gevonden die in Nederland niet of nauwelijks bewaard zijn gebleven: huisraad en kleding, jachtge- reedschap en andere gereedschappen, wapens en nautische instrumenten, ruïnes van traankokerijen, loodsen en woningen, voedsel- en vangresten. 1 9.- W V 1 Restanten, zoeken van walvisvaart ■t jan u ,/B tieglas Drs. Louwrens Hacquebord Spitsbergen zoals het nu is I I In de zomer van 1978 maakte J B. Kist een verkenningstocht naar Smeerenburg om eens te onderzoeken wat er nog over is van de vestigingen uit de tijd van de baaivisserij. Zijn rapport, in oktober jl. geschreven, geeft een realistischer beeld van de omstandigheden op Spitsbergen. „Door de slechte drainering blijft de ontdooide grond erg drassig. Verplaatsing te voet door het terrein is moeilijk. Mede door het rumoer van wind, zee, lawines, steenstortingen en het kalven van glets jers is het op het eiland zelden stil. Weers veranderingen treden snel en meerdere malen per dag op. De wind is meestal hard”. „Het bleek niet eenvoudig een vlakke, niet drassige plek voor de tent te vinden en hij kon in de wind slechts staande worden gehouden door rondom op flap pen en lijnen zwaar drijfhout te stapelen”. Door de grote luchtvochtigheid, wolken en mist, was de tent bijna voortdurend nat. Onder die omstandigheden bleek het uiterst moeilijk iets droog te houden. Dit was met name een bezwaar voor de kle ding en voor de batterijen van de appara tuur, die zonder uitzondering na twee we ken de geest gaven, in één geval zelfs met veroorzaking van brand door kortsluiting. Ook het teken- en schrijfgerei bleek tegen de omstandigheden niet opgewassen”. „Hoewel de temperatuur alleen af en toe ’s nachts onder nul daalde, bleek het ook moeilijk in de tent een aanvaardbare ver- blijfstemperatuur te handhaven. Als basis voor het ontbijt koos ik enkele kilo’s müs li, gemengd met melkpoeder en suiker. Voor overdag nam ik chocola en gedroog de vruchten mee. De avondmaaltijd moest worden bereid uit een assortiment ge droogde peulvruchten en uien, specerijen, rookspek en blikken corned beef. Als war me dranken koos ik koffie en thee. Bij dit voedsel miste ik brood en alcoholica, dit laatste vooral bij het overwinnen van on gemakken”. De expeditie beperkt zich met tot de nederzetting Smeerenburg op het Amster damse Eiland, waarvan bekend is dat er vanaf 1617 Zaankanters zaten. Ook de Harlinger Traankokerij op Deens Eiland (1636), de Zeeuwse Uitkijk (1617) op Ytre Norskoy en andere walvisvaartstations worden opgemeten. Met behulp van een metaaldetector worden de huisplattegron- den bepaald. Wat dat betreft heeft de expeditie mee, dat er geen natuurlijk ijzer op het Amsterdams Eiland voorkomt. Waar de meter uitslaat, hebben menselij ke nederzettingen of ovens gestaan. Hacquebord laat op een oude kaart zien dat het in de noordwesthoek van Spitsber gen wemelt van Nederlandse namen zoals „Gekloofde klip”, „Duivelshoek” en „Hol landse kokerij”. Toch zaten de Nederland se walvisvaarders alleen in de zomer maanden op Spitsbergen. Als zij naar huis gingen, namen ze hun spullen mee. Vraag: is er dan nog wel wat te vinden? Hij veronderstelt dat de resten op een centimeter of 40 diep liggen. „De grond is er tot een meter diep ontdooid en bestaat uit zand met stenen, wat humus, een echte Hacquebord: „Ze zullen zeker afge dankt materiaal hebben laten liggen, maar ik denk ook wel goed materiaal, want die hutten werden een jaar later weer gebruikt. Ik stel me voor dat die in de loop van de tijd nadat ze niet meer werden gebruikt zijn ingezakt, dat er van alles overheen is gekomen”. toendra-bodem. En drassig, je zakt er tot je enkels in”. Deze zomer richt dg expeditie,zijn basis kamp in op het Amsterdams Eiland. De leden beginnen met het opmeten van de plaatsen waar de nederzettingen vroeger hebben gestaan, met het maken van hut- plattegrondeh. Het graafwerk begint pas volgend jaar”. Hacquebord: „Op Smeerenburg werken we misschien een „tong” van 200 bij 500 meter af. We kunnen onze metingen be ginnen aan de hand van luchtfoto’s. De resten van de ovens zie je er duidelijk op. Waar de tenten of hutten hebben gestaan, is moeilijken te zien, al geeft de vegetatie aanwijzingen”. Hij concludeert: „De som van overblijf selen van de Nederlandse walvisvaart op Amsterdams Eiland is drie begraafplaat sen, een aantal losse graven, verspreid wrakhout en een strook vlak terrein, waarin zich de overblijfselen van zeven traanovens (zes dubbele en een enkele) bevonden, samen met resten van vier hou ten gebouwen. Het is niet te verwachten dat de kwetsbare houtresten van de ten ten de tand des tijds en van de toeristen Een hele kluif voor iemand die op dit onderwerp wil promoveren en toch is dat precies wat drs. Hacquebord van plan is. Voorlopig staat hij voor vijf jaar bij de Rijksuniversiteit van Groningen „onder contract”. fraam rTNO NEN raden it) en n te en, elk p elke dit ange- nd nid- jreik- arden/ jste- Een stukje historie: nadat Spitsbergen in 1596 door Willem Barentsz en zijn reis- De wetenschappelijke leider van de ex peditie zegt: „Vooral in volgende jaren zullen we met name letten op begraaf plaatsen. In de toendra verteert alles min der snel. Best mogelijk dat we geraamten vinden met nog delen van kleren aan. Dan kun je daaruit misschien opmaken of het een Nederlander, een Deen of een Engels man is geweest. Of een Bask, want Bas- ken gingen in die dagen vaak mee als harpoeniers”. Hij gaat nog een stapje verder: „De mensen liepen vroeger in klederdracht, dus het zou zelfs kunnen dat we aan de hand van kledingresten vaststellen of een begraven walvisvaarder uit Noord-Hol- land dan wel uit Friesland afkomstig is geweest. Ieder gewest had bovendien zijn eigen duiten”. 1 de relaties tussen Nederlandse walvis vaarders en die van andere landen, maar ook gegevens over scheepstypen, het nau tisch materieel, vaarroutes, jachtgereed- schap, ontwikkeling in jachttechnieken. Het onderzoek van de sociaal-economi- sche aspecten zal voornamelijk bestaan uit archief- en bronnenonderzoek. De re sultaten hiervan moeten verhelderend kunnen werken waar het op de juiste interpretatie van de vondsten aankomt. De gedachten gaan uit naar de volgende sectoren van onderzoek: bevolkingssa menstelling, arbeidsverhoudingen, gees telijke en lichamelijke gezondheid en communicatiemogelijkheden met andere walvisvaartuigen zowel als met het thuis land. nog lang zullen kunnen weerstaan. Ook de begraafplaatsen en in mindere mate de verspreide graven aan de noordkust heb ben te lijden van souvenirjagers. Het is mijn overtuiging dat een snelle aanpak geboden is”. Het onderzoek van de historische en technologische aspecten zal zich richten op het achterhalen van gegevens over de opkomst van de Nederlandse walvisvaart, de bloei en teruggang van de baaivisserij, Dr. Hacquebord: „Je moet wel met sponsors in zee gaan, omdat de universi- teit zo’n proleet nooit helemaal voor haar rekening neemt. Alleen dit jaar kost de tocht al meer dan een halve ton. Ga maar na: die boten en motoren, tentenDe overtocht kost voor de mensen al 14 mille, voor de bagage nog eens 10 mille. Maar we maken geen reclame voor kindermeel of zo; het zijn gerichte produkten. De één zorgt dat we er komen. Een ander voor het materiaal, de derde dat het op een popu laire manier wordt gepubliceerd. We laten ons wetenschappelijk programma beslist niet door de sponsors bepalen”. Drs. Hacquebord, thuis in zijn woning aan de Croeselaan in Utrecht: „Over vier of vijf jaar moet de hele geschiedenis van de Nederlandse walvisvaart op Spitsber gen vaststaan. Wat wij er gaan doen, zou je industriële archeologie kunnen noe men. Het gaat om historisch onderzoek naar een bedrijfstak. Het unieke van de expeditie is dat wij heel recente archeolo gie bedrijven, waarvan de vondsten kun nen worden vergeleken met geschreven bronnen, zoals oude scheepsjournalen. Vandaar dat ik na terugkomst in de ar chieven duik”. Volgens Louwrens Hacquebord is van de walvisvaart op Spitsbergen een overdreven beeld ontstaan. „Kijk eens op die 17e-eeuwse schilderijtjes: Amster damse kooplieden lopen keurig gekleed langs de traankokerijen aan de kust. Smeerenburg zou volgens de verhalen een stadje met ’s zomers wel 10.000 inwoners zijn geweest, met een kerk, met wallen en vestingswerken. Er zouden per zomer wel 200 300 schepen naar toe zijn gevaren. Schromelijk overdreven!” Hoe de dagindeling van de expeditie op Spitsbergen zal zijn, weet hij nog niet precies. „Ik ben er nooit geweest. We nemen in ieder geval gedroogd voedsel en noodrantsoenen van het Nederlandse le ger mee. Ook wapens, want je kunt na tuurlijk een keer een ijsbeer tegen komen”. „Het blijft in de zomermaanden 24 uur per etmaal licht bij een temperatuur van nul tot zes graden en af en toe sneeuwval. Pas eind augustus wordt het kouder. Het grootste nadeel is de voortdurende mist. We zullen de eerste week wel eens kijken hoe we op het klimaat reageren. Daarna stellen we een soort schema op. Ik denk wel dat je je aan acht uur slaap moet houden, anders ben je na een paar weken opgebrand”. De verantwoordelijkheid voor acht man drukt de Utrechter wel een beetje. „In ieder geval ben ik in dienst hospik ge weest”, zegt hij optimistisch. „Er gaat een EHBO-trommel mee, maar als de nood echt aan de man komt als bijvoorbeeld iemand een been breekt dan laten we via een radioverbinding een helikopter komen”. Dat er in het hoge noorden best af en toe iets mis kan gaan, ondervond Kist vorig jaar nog aan den lijve, toen de boot die hem zou meenemen rustig doorvoer en niet reageerde op zijn noodsignalen: twéé rode noodfakkels, een groot vuur en vijf snel afgevuurde geweerschoten. Pas drie dagen later werd hij meegenomen door een toevallig passerende Zweedse solo zeiler. Met de Spitsbergen-expeditie was enige haast geboden. De kust van het Amster dams Eiland, waarop de traankokerijen liggen, wordt bedreigd door het oprukken van de zee. Milieuvervuilingsrampen zijn niet denkbeeldig. Toerisme vormt een be dreiging voor de cultuurmonumenten op Spitsbergen. Voor veel toeristen zijn eigenhandig op gegraven voorwerpen exclusieve souve nirs. Weliswaar bestaan de toeristen nog grotendeels uit avontuurlijke enkelingen, maar ook de georganiseerde belangstel ling is groeiende. Neckermann-Reizen heeft bijvoorbeeld in zijn programma een bbotreis van het noorden van Noorwegen via Spitsbergen naar Groenland en Ijs land opgenomen. Spitsbergen staat bovendien op de drempel van nieuwe industriële ontwikke lingen, die het Smeerenburg-gebied niet ongemoeid zouden kunnen laten. Ook J. B. Kist bevestigde dat nog eens na zijn eenmansonderzoek in de afgelo pen zomer. Hij schreef: „Voorlopig lijkt mij de conditie van Smeerenburg het meest zorgelijk. De combinatie van het geweld van de natuur met excessief toe- ristisch bezoek (150 Duitse toeristen op één dag, die van niets wetend door de grondsporen van Smeerenburg heen stampen: zie dienstregeling Neckermann) zou kunnen veroorzaken dat in luttele jaren niets meer te onderzoeken is”. genoten was ontdekt, ontstond in Neder land al snel belangstelling voor het gebied op grond van de mogelijkheden die het bood vopr de robbenjacht en de walvis vaart. Het kenmerkende daarvan was tot circa 1660 dat walvissen vlak onder de kust konden worden gevangen. Baaivisse rij heette dat. Het spek van de walvissen werd ter plaatse op de kust tot traanolie verwerkt, vandaar de tientallen traankokerijen die op de noordelijke kusten zijn gevonden. De expeditie naar Spitsbergen wordt gedeeltelijk bekostigd door drie sponsors. In de tijden van de vroegere (intensieve Nederlandse walvisvaart (eind zeventiende eeuw bestond er uiteraard geen organisatie als Green Peace, die verhindert om walvissen te vangen. Integendeel: men was trots op wat men deed. De dichter Jan Frederik Helmers wijdde er een gedicht aan in het kader van zijn Lofbundel De Hollandsche Natie. Dat gedicht treft men hieronder aan. Maar Hollands heldenkroost dringt weer naar 't kille Noord De onmeetbre Walvisch wordt daar in zijn rust gestoord: - De zeeman ziet nauw in t verschiet de watren koken, En twee fonteinen, uit de golven opgebroken, Zich heffen naar de lucht, of 't volk stort in de boot; Zijnadren 'tzeegedrogt, dat uit der watren schoot Zich heft, een eiland schijnt, waarop twee stroomen springen, En sterke brandingen van alle zijde omringen; De harpoenier, het staal in de opgeheven hand, Een lijn in de andre, wenkt, zij nadren, hij houdt stand, Heeft on verwrikt het oog op ‘t vreeslijk dier geslagen, Om zijn driepuntig staal 'tgedrogtin 't hoofd te jagen, Hij staart! hij werpt! hij treft! het monster voelt de wond, Blaast stralend water uit, schier krimpend naar den grond, Een breede stroom van bloed verwt straks de ontsloten golven. De walvisch, in den schoot des afgronds nu bedolven. Beroert den bodem van den diepen oceaan; Hij wil zich door de vlugt van t hechtend staal ontslaan; Vergeefs, een sterke lijn aan 't ijzer vastgedreven, Verraadt den schepeling waar 't monster is gebleven; Het staal dringt dieper door, verscheurt de grove leên; (Zoo scheuren wroegingen des booswichts hart van een, hij tracht zich door de vlugt heur’ slangenbeet te onttrekken; Vergeefs! zijn knagend hart blijft haar ter woning strekken) De smart, den dood ter prooi, verlaat nu ’tzeegedrogt Der watren zwarten schoot, en snakt naar ademtogt, Het rijst, schiet stroomen bloed uitstervende ingewanden, En geeselt met zijn staart de golven tot zij branden, En koned stijgen naar de lucht, en met geweld Een draaikolk vormen op het schuimend pekelveld; Nu wordt de laatste pijl 'tgedrogtin t lijf gedreven, En 't scheepsvolk ziet in 't bloed het vreeslijk monster sneven." .1 a Va- rara TB/.’.'-'" l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 21