Pierementen-
Onder Vandernoots
paradijs rond
Grote Kerk
leiding kunnen
Vernieuwde Julia drukt
onontkoombaarheid uit
Van spel en ernst in een Confrontatie
Symfonie Joseph Jongen
suggestief uitgevoerd
wonderen gebeuren
a
Ma
O
ft
|F
V
Jl
NPO musiceert
Britse filmacteur
Michael Wilding
overleden
afgewogen in
Concertgebouw
ui
■ih
Wisselend
Natuurlijkheid bij danseres Karin Schnabel
Flitsend
f
door John Oomkes
SALUUT AAN SCHEIDENDE DIRIGENT
7
KUNST
19 7 9
JULI
MAANDAG 9
Orgelconcert door TON KOOPMAN
V
1 n
f
O
- M»
-
f
ner
'en
de
er-
e
JOHAN VAN KEMPEN
3n-
se-
>en
ur-
ren
cu-
ren
en
van
ka-
ke,
im,
(ADVERTENTIE)
Bennebroek Ned.Hervormde Kerk
Woensdag 11 juli, 20.30 uur
Entrée f. 6,-- CJP f. 3,50
Progr. o.m. Sweelinck, Frescobaldi, Bach.
ieg
■e
de
ia
^en
HAARLEM. Het vijfde concert binnen
het kader van de Orgelmaand, betekende
tevens het klinkende afscheid van André
Vandemoot bij het Noordhollands Phil-
harmonisch Orkest; althans voor de ogen
van het Haarlems publiek, want in augus
tus staat hij met het NPO in Parijs. Een
gebeurtenis - zaterdagavond in het Haar
lems Concertgebouw - die zonder officië
le plichtplegingen verliep omdat Vander-
noot daar nu eenmaal de voorkeur aan
gaf, gezien de gespannen verhoudingen
tussen deze scheidende NPO-dirigent en
zijn orkest. Een vaarwel dat overigens
een harmonisch beeld te zien gaf.
Het zal daarbij wel voor het laatst ge
weest zijn, dat het Concerto per organo
romantico e orchestra van Anton van der
Een negental pierementen was zondagmid
dag niet het enige middelpunt van een druk
bezochte orgelmanifestatie op en rond de
Grote Markt, hoezeer de NOS-tv en duizenden
belangstellenden ook met interesse kennisna
men van het door Mr. Romke de Waart gepre
senteerde evenement. Het publiek werd door
hem geprikkeld tot deelname aan een luister-
wedstrijd en uitgenodigd even de Grote Kerk
te bezoeken. Daar werd niet alleen een voor
proefje gegeven op de morgenavond plaats
hebbende combinatie van kerk- en draaiorgel,
maar leverde een drietal jeugdige kandidaten
(zie foto) aardige draaiersprestaties af op een
Flötenuhr.
Horst ten gehore werd gebracht. Al kreeg
dit driedelige werk met stadsorganist Al
bert de Klerk als solist een bijzonder
gewetensvolle uitvoering, dit neemt niet
weg dat het hier van. a tot z om een stuk
betreurenswaardig maakwerk gaat.
Vanwege het feit dat dit Orgelconcert in
1952 speciaal voor de - toen nog prille -
Orgelmaand werd gecomponeerd en het
eerste en derde deel respectievelijk aan
Haarlem en Albert de Klerk werd opge
dragen, leek het op zichzelf een leuke
gedachte deze compositie nog eens te la
ten klinken. Concertbezoekers die Van
der Horst vroeger in de VPRO-morgen-
wijdingen voor de radio hebben horen
improviseren in de van hem bekende con
ventionele stijl, zullen echter makkelijk
hebben kunnen begrijpen hoe deze musi
cus zich als componist geweld heeft aan
gedaan om in dit concerto, met ruw har
monisch en instrumentaal effect, een zo
genaamd „modern” gezicht te kunnen la
ten zien.
Genoegdoening verschafte de Sympho
nic concertante avec grand orgue van de
in 1953 overleden Belgische* componist
Joseph Jongen, welk groots opgezet werk
evenals de ter opening gespeelde Ricerca-
re van Hendrik Andriessen, een spannen
de en kleurrijke uitvoering kreeg.
Joseph Jongen schreef relatief gezien
nog ouderwetser dan Van der Horst in
zijn tijd, maar wat er aan muzikale genie
ting van deze vaktechnisch uitstekend ge
concipieerde partituur (gedateerd of niet)
overblijft, bleek de uitvoering ervan ten
volle te rechtvaardigen.
Voor Joseph Jongens, vierdelige symfo
nie in op de Franse romantiek gebaseerde
stijl, was een tweede en met deze composi
tie vertrouwde solist aangetrokken om de
uiterst belangrijke solopartij te vertolken.
De componist spreekt in zijn toelichting
bij dit uit 1925 daterende opus over een
„groot orkestraal werk waarin het orgel
als tweede orkest een rol speelt”.
„De instrumenten zijn duidelijk ver
want, werken beide met pijpen, zijn af
hankelijk van luchtvoorziening, of er nu
gepompt of gedraaid wordt. Dan verder
heb je het punt van het sociaal functione
ren van kerk- en straatorgel, heel saillant.
Beide worden in een beperkte kring ge
waardeerd en de aanhang is fanatiek
trouw”.
In handen van de Vlaamse organist Hu
bert Schoonbroodt, werd die virtuoze rol
uiterst suggestief tegen het onder Van
dernoots leiding het met fraaie en afgewo
gen klank rriusicerende NPO uitgespeeld,
waarbij zowel de intieme als de op uiterlij
ke schittering gerichte gedeelten, juist
door de het geheel in evenwicht houdende
tegenstelling, steeds konden boeien.
„Voordat onze draaiorgelvrienden ech
ter de kerk uitlopen”, zo merkt Kee grijn
zend op, „komt dan deel twee, waarin de
vier secties van het draaiorgel aan bod
komen. „Van bassen en accompagnemen-
ten, van zang en tegenzang”, heet het. Het
gebruikelijke gamma van een pierement.
Vier registers, daarmee kan alles worden
gedaan. Melodie, tegenmelodie, begelei
ding, noem maar op. Ik heb daarvoor de
onredelijk is de orkestcommissie; het zijn
allemaal zaken die je ook als recensent
beter maar niet kunt weten, om zo onbe
vooroordeeld mogelijk naar het muzikaal
resultaat te kunnen luisteren. Het is al
belastend genoeg om van een solist te
horen te krijgen wat mij dit jaar meer
dan eens is overkomen dat er niet of
nauwelijks gerepeteerd kon worden om
dat Vandernoot bokkig en met de armen
over elkaar achter zijn lessenaar zat en de
orkestleden aan het kaarten waren, ter
wijl bestuur en directie machteloos ston
den in hun pogingen de kortsluiting onge
daan te maken.
wals gekozen, typerend voor het straator
gel; alleen wel met een verschuivend
maatschema: 5/4 en 6/4”.
Met Hans van Tuuren, Rob Schlebaum,
Tom Meijer en Gijs Perlee zal Piet Kee
morgenavond tot op de spier gespannen
de realisatie van zijn Confrontatie erva
ren. De uitkomst, het resultaat van een
werkwijze die hij zó omschrijft: „Ik pluk
de dingen gewoon van de straat en die zet
ik in de kerk. Wat doen we er dan mee, is
de vraag? Hopelijk constateren dat het
sociale isolement waarin de beide instru
menten functioneren op een artistieke
wijze doorbroken kan worden”.
ave
en
1.00
Ier
lm.
•ta-
or-
CHICHESTER (UPI) De Britse film
acteur Michael Wilding die vroeger ge
trouwd is geweest met Elizabeth Taylor,
is zondag op 66-jarige leeftijd in zijn villa
bij het Engelse dorp Chichester aan de
gevolgen van een val overleden.
Volgens de plaatselijke politie was Wil
ding na zijn val overgebracht naar een
ziekenhuis in Chichester, maar was hij
korte tijd later bezweken.
Michael Wilding, die vier keer in het
huwelijk trad, heeft voor de film naam
gemaakt met onder andere Spring in Park
Lane, Maytime in Mayfair, Waterloo, The
Courtneys of Curzon Street en Trent’s last
case.
De overleden acteur debuteerde op het
Londense toneel in 1935 in het West End.
De rol van de wereldwijze Britse heer die
niet altijd het meisje krijgt was hem op
het lijf geschreven
In 1952 trouwde Wilding met Elizabeth
Taylor, een huwelijk dat vijf jaar later
werd ontbonden. Uit dat huwelijk werden
twee zoons geboren, Michael jr. en Chris
topher. Toen zij in 1957 scheidden, zei Liz
Taylor: „Ik heb nog steeds veel sympathie
en respect voor hem het is een vriend
schappelijke echtscheiding”.
Dat is een zaak om naar uit te zien want
deze Julia munt uit door een grote natuur
lijkheid. Karin Schnabel is geloofwaardig
en sympathiek. Deze danseres heeft ruim
voldoende techniek in huis om haar op
dracht perfect uit te voeren maar verliest
zich nooit in virtuositeit. Ze is jong genoeg
om een meisje van veertien (Julia) te spe
len en rijp genoeg om haar onvoorwaar
delijke overgave aan Romeo met de daar
aan verbonden dramatiek zichtbaar te
maken. Een Julia die je niet tot tranen toe
ontroert, maar die je wel met de neus op
:al
is-
2
iet
ti-
ig-
jp
le
ap
is-
ap
ij-
iur-
tv-
im-
-se-
),45
..15
ige.
>.30
im-
sn-
.35
.45
ro-
m-
th,
al.
en
ar
ad
ils
m-
ij-
;r-
g-
n”
in-
ag
AMSTERDAM. Vrijdagmiddag danste Karin Schnabel in de Amsterdamse Stads
schouwburg haar tweede voorstelling als Julia met Het Nationale Ballet Omdat ik
haar première destijds heb gemist neem ik met genoegen deze gelegenheid waar om
mijn achterstand in te halen. Van december tot maart aanstaande zal Het Nationale
Ballet nog vijftien Romeo’s geven, waarvan Karin Schnabel er enkele voor haar
rekening mag nemen.
„In het derde deel antwoordt het Müller-
orgel met een fuga, ook al typerend dus.
In dit gedeelte van Confrontatie komt de
ontmoeting tussen de verschillende in
strumenten mijns inziens het sterkst tot
stand. Dan zet zich ook Cor Brandenburg
met het Flötenuhr in beweging, koersend
naar het midden van het schip, naar een
positie precies midden tussen de instru
menten. Overeenstemmend dus met de
historische functie van dat instrument.
Op dat moment vertegenwoordigt Cor
voor mij zowel de kerkorganist als de
orgeldraaier. Het ogenblik van verbroede
ring. De ontmoeting wordt in het vierde
deel hoe kan het anders? besloten
met een Afscheid”.
Constateren dat elk instrument nu een
maal functioneert in zijn „splendid isolati
on”, is er bij Piet Kee niet bij. De 52-jarige
Haarlemse stadsorganist heeft zich in de
loop der jaren nu eenmaal geprofileerd
als een weinig conventioneel denkend mu
sicus, hoezeer hij ook met de klassieke
literatuur overweg kan. „Een volgende
stap lag natuurlijk voor de hand: haal een
paar straatorgels de kerk in. Maar dan?
Een goedkope tegenstelling scheppen?
Zo’n pierement een potpourri laten spe
len? Nee, dat kon niet. Maar als in een flits
zag ik wel de constructieve en artistieke
mogelijkheden van zo’n ontmoeting”.
Confrontatie, zo heet het resultaat van
Kee’s bespiegelingen over die twee orgel
werelden. Het is ook de titel van een
compositie die hij schreef teneinde die
beide entiteiten met elkaar te confronte
ren. En dat dan in de meest letterlijke
betekenis van het woord. Plaats het front
van een draaiorgel tegenover dat van het
statige Müller-orgel.
Kee: „Heel duidelijk daarbij is het facet
van het doorbreken van isolement. Iets
wat voor zover ik weet nog nergens ter
wereld is uitgevoerd. Probeer een stuk
draaiorgelpubliek de kerk in te krijgen.
En dan begrijp je best dat je niet kunt
verwachten dat ze onmiddellijk waarde
ring hebben voor een werk van Bach.
Laat omgekeerd ook het kerkorgelmin-
nende publiek eens horen hoe mooi een
straatorgel kan klinken. Laat horen hoe
volwaardig elk instrument in zijn hoeda
nigheid is”.
En dat is het hem nu juist: Wat doet een
dirigent, die een toernee heeft gemaakt
met de Wiener Philharmoniker, opeens
met een vast engagement in een provin
ciestad als Haarlem? Lijkt dat niet min of
meer op een afgang: Vandemoot heeft er
in een interview in onze krant weleens iets
van laten doorschemeren; een kwestie
van persoonlijkheid, heeft hij het onder
meer genoemd. Vandernoot is zijns in
ziens een te gewone jongen gebleken.
Als ’ie van een teleurstellende repetitie
met het orkest van het Brusselse Beurs
theater waarvan hij chef-dirigent is
geweest terugkwam, moest een alle
daags gekleurd gesprekje met de krante-
verkoper hem er qua humeur weer boven
op brengen. Hij heeft eenvoudige vrien
den, daar voelt hij zich mee op z’n gemak.
En het niet inlossen van de aanvankelijk
gewekte carrièreverwachtingen zouden
dan verder ook nog op zijn weinig culture
le afkomst terug te voeren zijn.
Gezien de vele andere, soortgelijke
voorbeelden in de muziekwereld met wèl
supersuccesvolle afloop, kan dat toch niet
de werkelijke reden zijn. Maar in elk geval
kan en wil Vandernoot zich niet aanpas
sen aan de leefwijze van de topmensen in
de muziek. Hij verwijt degenen die zich
dan wèl met gemak in zo’n milieu bewe
gen soms ook een flinke portie charlatane
rie. Misschien kent Vandernoot de spelre
gels onvoldoende en tilt hij te zwaar aan
het show-aspect.
de feiten drukt die dit drama onontkoom
baar maken.
Rudi van Dantzig maakte zijn ballet,
Romeo en Julia, in 1967 in opdracht van
Sonia Gaskell. Hij kreeg trouwens prompt
ruzie met zijn opdrachtgeefster omdat hij
meende, in navolging van de Russische
productie van Leonid Lavrovsky die hem
als voorbeeld diende, een overdaad aan
decors nodig te hebben. Sonia Gaskell
vond dat dat allemaal best iets soberder
kon, iets wat Rudi van Dantzig nu zelf ook
vindt.
Vandaar dat het tweede decor, dat Toer
van Schayk in 1974 voor dit ballet ont
wierp wel geraffineerder maar ook een
voudiger werd. Toer van Schayk blijft
trouwens aan dit decor werken en voegde
er in het begin van dit seizoen een nieuw
prosceniumdoek aan toe, dat aan werk
van Brunelschi doet denken.
Ook Rudi van Dantzig blijft aan zijn
creatie werken. Wat in 1967 gezien kon
worden als een redelijk geslaagde
examenopgave heeft hij nu aanmerkelijk
verdiept door psycholo.chische achter
gronden te schilderen en het geheel steeds
te voorzien van symbolische aankondigin
gen van de dramatische ontwikkelingen.
Zo worden de liefde die in Julia ontbrandt
aangekondigd door twee vrijende bedien
den; de duels door een kind dat met een
zwaard speelt; de dood door een grote pop
met een zeis in een processie en het ster
ven van Julia door haar ontmoeting met
de geesten van de eerder in het drama
gevallen Tebaldo en Mercutio.
Tot voor kort was het nog een ernstig
bezwaar, dat Romeo naast zijn scherm-
scènes en liefdesduetten nergens de kans
kreeg zich zelfstandig te manifesteren.
Daar is nu aan tegemoet gekomen door
een nieuwe solo voor hem. Die solo maak
te Rudi van Dantzig voor ieder van zijn
Romeo’s een beetje verschillend, aange
past aan hun mogelijkheden.
De solo van Zoltan Peter (hij verving
overigens Clint Farha) die in deze voor
stelling een erg sterke en tamelijk onbe
zorgde Romeo neerzet, is in ieder geval
erg fraai, maar Zoltan Peter is dan ook
technisch de beste danser waarover Het
Nationale Ballet beschikt. Helaas zal hij
de groep binnenkort verlaten, een ernstig
verlies.
CONRAD VAN DE WEETERING
Kee praat met méér dan een klinisch
analyserende onbewogenheid over zijn
geesteskind. Het is een gevolg van het feit
dat hoe langer hij bezig was met de uit
werking van het idee, hoe meer details
hem begonnen te treffen”. In mijn stuk
citeer ik een 19e-eeuwse romantische
draaiorgelstijl, kopieer ik niet. Je moet
tegelijk een instrument in zijn eigen waar
de laten als zowel het kunnen relativeren.
Af en toe even speels zijn, daar hou ik van.
Niettemin ben ik met het spel zeer begaan.
Het hele proces van het vervaardigen van
de boeken voor de draaiorgels bijvoor-
beld. Met Tom Meijer, de man die de
boeken gekapt heeft, voerden we op het
laatst haast eindeloze gesprekken over de
articulatie en de timing waarmee de or
gels op elkaar dienden te reageren. Ge
sprekken tot op de millimeter. Elke milli
meter die je meer kapt, is dan een millime
ter meer muziek”.
HAARLEM. „Toen ik vorig jaar dat draaiorgelevenement zo had meegemaakt,
vond ik dat gewoon een belevenis. Voor mij was het wel het hoogtepunt van de
orgelmaand, alleen al vanwege het totaal andere publiek dat op het gebeuren op de
Grote Markt afkwam. Omdat toen via luidsprekers het geluid van het Müller-orgel ook
op de markt te horen was, vielen me de verschillen en overeenkomsten tussen kerk- en
straatorgels nog eens des te natdrukkelijker op”.
belangrijke schakel, zodat de cirkel min
of meer gesloten was. Bovendien zag ik er
een dramatische mogelijkheid in. Zo’n
Flötenuhr is zo klein en mobiel, het kan in
principe de hele kerk door. In die zin poog
ik het ook te gebruiken: een letterlijke
schakel tussen de andere, in de kerk opge
stelde orgels”.
Piet Kee heeft zijn compositie in vier
onderling verbonden delen uitgeschreven.
Een gedeelte ervan was zondagavond al
op tv te zien in de NOS-reportage „Een
andere draai aan het orgel”, maar daar
maakte het ten onrechte een wat fragmen
tarische indruk. Kee: „Orgel”spel” heet
het openingsdeel. Het is heel serieus in
zeggingskracht, maar de humor werkt er
alsof er sprake is van dubbele bodems.
Een enorme, climax moet daarin veel
spanning opbouwen, die aan het geheel
een zekere mate van relativering ver
schaft”.
ü- ANDRÊ VANDERNOOT: Maestro-achtige
manier van leven afgewezen.
IHIHIIIHIIIIIIIirillllllHIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlIllllllHIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIlIlnlIllllllllllllllllllllllllllllHIIIIUIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIinillllllllllllllHIIIIIIIIIIIIII
Of zou het niet evengoed kunnen zijn
dat de combinatie van talent en psychi
sche geaardheid hebben gezorgd dat deze
kunstenaar automatisch precies op de
plaats is aangeland waar hij functioneel
is? En zou overigens de roem van een
dirigent van wereldklasse in wezen meer
waard kunnen zijn dan de bevrediging die
het op hoger plan brengen van een provin
ciaal orkest (zoals dat hier in die zes jaar
toch duidelijk is gebeurd) geeft?
U merkt wel, geachte lezers, dat ik met
deze beschouwing waarmee ik André
Vandernoot mede namens onze krant een
saluut breng en een oprecht goede wens,
voor de toekomst in Brabant meegeef
dat ik daarrriee voor één keer de vrijheid
neem om de bij recensies nagestreefde
objectiviteit in te ruilen voor een benade
ring vanuit de meest persoonlijke gedach-
tensfeer, zonder rekening te houden met
een eventueel nuttige tactiek, kortom zon
der welke facade dan ook.
Blijft overigens de vraag hoe het moge
lijk is geweest, dat het orkest onder Van
dernoots leiding soms gespeeld heeft of
het Concertgebouworkest aan het woord
was en dan weer eens alsof er amateurs in
de NPO-gelederen waren opgenomen. Is
de wisselvalligheid van Vandernoots ar
tiestennatuur de oorzaak of was dat laat
ste voornamelijk te wijten aan de slechte
werksfeer, die soms werkelijk musiceren
leek uit te sluiten.
In hoeverre werd Vandernoot gedekt
door directie en bestuur, hoe redelijk of
HAARLEM. Het is vreemd om je bij
het afscheid van André Vandemoot na
zes jaar dirigentschap bij het Noordhol
lands Philharmonisch Orkest nog te moe
ten afvragen: wie was Vandemoot eigen
lijk? Ja, als ik alle concerten in ogen
schouw neem die ik naar eer en geweten
heb verslagen in die betreffende jaren,
dan zeg ik: hij was natuurlijk een uitste
kend vakman en dan nog wel één met
vermogens die ver boven de middelmaat
van de dirigent van een provinciaal or
kest uitgingen.
Dubieuze invallen in een domme orke
stratie, waarmee hij dan ook de toehoor
der geweld aandoet, althans beslist nie
mand van het publiek kan plezieren. Zo
dat je, nu de partijen dus waarschijnlijk
definitief de kast in gaan, in elk geval kunt
spreken van een afscheid zónder
weemoed.
Illustrerend was, wat dat betreft, Vander
noots uitspraak over een ervaring die hij
destijds naar aanleiding van een gastdi-
rectie bij de Berliner Philharmoniker
opdeed.
Toen hij bij die gelegenheid in een defti
ge suite van een peperduur hotel werd
ondergebracht, waar grandioze boeketten
en overdreven hoog opgetaste fruitscha
len hem haast in verlegenheid brachten,
werd er nog nederig gevraagd of de „mae
stro” er allemaal genoegen mee kon ne
men. Naar Vandernoots gevoel had hij
toen geïrriteerd op een fruitschaal wij
zend moeten zeggen: „Wat moet ik met al
die snertdruiven, breng onmiddellijk
champagne en kaviaar.”
Zou Vandernoot gefrustreerd geraakt
zijn, of verbitterd, door al die flauwekul
en het daardoor niet doorzetten van de
voorspelde grootse carrière-op-internatio-
naal-niveau? Vandernoot wijst die „mae
stro voor en maestro na”-achtige manier
van leven dus af. Maar heeft hij alle, vaak
domme, beelden en ideeën waarop die
muziekmaatschappij gebouwd is (en waar
je rekening mee moet houden en tegelijk
schijt aan moet hebben) dan ook werke
lijk doorzien? Zo ja, waarom is hij dan zo
weinig ontspannen in de relatie met de
musici die met hem moeten werken? Is
karakter en lot dan soms niet een een
heid? En zou je dus wel kunnen stellen dat
de persoon Vandernoot de artiest Vander
noot in de weg zit, of althans de uitslag
van zijn carrière-vleugels limiteert?
Het afgelopen jaar investeerde Kee heel
wat tijd in het uitwerken van dit idee in
een goedlopende compositie, die dinsdag
avond 20 uur zijn wereldpremière beleeft
tijdens een gratis toegankelijke orgelbe
speling in de Grote of St. Bavokerk. Een
huzarenstukje, want hoe combineer je de
specifieke klankgamma’s van de verschil
lende instrumenten op een verantwoorde
wijze. Hoe voorkom je met andere woord-
ne dat zo’n intrigerend idee blijft steken in
hol spektakel? Kee: „Ja, als je aan zo’n
programma begint, krijg je met allerlei
aspecten te maken. Hoe bouw je het op
zonder te vervallen in muziek die niet in
die kerk past? Hoe zorg je ervoor dat zo’n
draaiorgel niet alleen maar als decoratie
dient maar ook als volwaardige solist kan
functioneren?”.
„Allereerst moest ik op zoek naar twee
geschikte orgels. Nou, ik ben maanden
achtereen bij alle mogelijke orgeldraaiers
in het land op bezoek geweest. Rotterdam,
Haarlem, Amsterdam. Overal kun je nog
die sfeer opsnuiven. Ook in de hal hier in
Haarlem staan instrumenten die zeer de
moeite waard zijn. Ik ben daar zo vaak
wezen kijken dat ze me er kunnen uitteke
nen. Je wordt nu eenmaal getroffen door
de trots die die mensen hebben voor hun
instrument; hoe ze er een eer in stellen om
goed voor de dag te komen”.
„Bij Perlee in Amsterdam heb ik uitein
delijk twee instrumenten die in grote mate
onderling overeenstemden, kunnen vin
den. Dat is daarom zo’n probleem omdat
de stemmingen telkens verschillen, hè?
Maar de Arabier en de Oranjestad kon
den gestemd worden naar het Müllerorgel
en beschikken ook over ruime mogelijk
heden (respectievelijk 75 en 71 toets). Bij
hem thuis liep ik ook tegen zo’n fluitorgel-
tje, Flötenuhr op. Perlee bouwt ze onder
meer voor huiskamergebruik”.
„Het heeft een heel intiem geluid.
Haydn en Mozart schreven er al fantasti
sche muziek voor. In de ontwikkeling van
het draaiorgel vormt het bovendien een
L
.z
Het uitvoeringsresultaat was dus per
periode en soms per concert zéér wisse
lend. Soms kon je bewondering hebben
voor hetgeen Vandernoot aan artistieke
lading wist op te roepen en tegelijkertijd
voor de manier waarop de orkestleden
hun partijen ondanks de vaak onduidelij
ke en vreemd-tremolerende slagtechniek
van de dirigent, in klank wisten om te
zetten. En andere keren kon je je verbazen
over het liefdeloze gemak waarmee ieder
een zijn kop in de wind gooide om (schijn
baar?) slecht voorbereide concerten dan
toch maar even af te wikkelen. Applaus
komt er toch wel, de meeste mensen horen
toch niks en die ene Haarlemse krant zal
z’n fatsoen wel houden. Dat idee.
Zo kom ik dan weer terug op het uit
gangspunt van dit artikel: hoe zit dat nu
precies. Alleen weet ik wèl dat 'ie een man
is onder wiens leiding er muzikale wonde
ren kunnen gebeuren.
Denk in dat verband aan de bijzondere
prestaties op het gebied van de grote
romantische symfonieën en bijvoorbeeld
aan de Beethovendag, waarop het NPO in
alle opzichten met kop en schouders bo
ven de andere, voor deze manifestatfe
uitgenodigde orkesten uitstak. Eh aan het
sublieme Bartók-concert in de serie Com
ponistenportretten, aan de heuglijke uit
voering van Ravels tweede suite uit Daph-
nis en Chloë en van composities uit de
Tweede Weense school, om de belang
rijkste gebeurtenissen te noemen. Wonde
ren, durf ik gerust nogmaals te zeggen.
Wonderen die in de toekomst hopelijk in
nog grotere frequentie in Brabant zullen
voorkomen dan de afgelopen zes jaar in
Noord-Holland het geval was: dat is mis
schien dan ook wel de beste wens die je
André Vandernoot bij zijn vertrek zou
kunnen meegeven.
JOHAN VAN KEMPEN
iiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
rf- PIET KEE: „Ik pluk de dingen gewoon
de straat en die zet Ik in de kerk".
En als persoon zo voel ik dat tenmin
ste wel ui( het contact dat ik zo nu en dan
met de scheidende NPO-dirigent
had past Vandemoot daarom ook
juist wel weer in de provincie. Zijn
(Vlaamse) humor is vaak flitsend, maar
eerder boertig dan bekakt. En hij past in
die zin misschien ook inderdaad minder
goed onder de kristalkronen en in het
rode pluche van het Amsterdams Con
certgebouw, om het zo maar eens te
zeggen.
En het is eigenlijk mede daarom zo
merkwaardig dat Vandernoot zijn carriè
re begonnen is op de toppen van de cul-
tuursnob-milieus, als je dat tenminste in
navolging van deze dirigent zo wilt noe
men. Want als nieuwkomer werd hij ge
vierd als een toekomstige ster van wereld
formaat en heeft hij van de waanzinnige
handel en wandel die bij een dergelijke
idool-opklopperij hoort, versteld gestaan.
w O'