Bezinning op formule jazzevenement noodzakelijk; optreden Shepp en Rivers prima The B-’52’s werken met Minnie Riperton overleden Haarlemse orqelmaand Rusteloos onevenwichtig effect bij Daniel Roth intrigerende eenvoud Dansers Nationale Ballet maakten zelf choreografieën I Scepsis Potpourri-orgelconcert in Haarlemse basiliek Jaren '60 herleven met Amerikaanse groep Betrekkelijk Rivers en Shepp Tegenpolen Eerste lustrum Ir Ml 7 KUNST 19 7 9 JULI 1 6 MAANDAG DEN HAAG. „De geschiedenis van de jazz in drie dagen” luidde de meest opvallende wervingsleus in de folder die enkele maanden geleden de vierde editie van het Northsea Jazz Festi val aankondigde. En hoewel de meeste reclameboodschappen terecht aan de laars worden gelapt, schuilt er een grote kern van waarheid in deze kreet. Vraag het een ieder die gedurende het afgelopen weekeinde in het Haags Congresgebouw aanwe zig was, het anbod aan artiesten (ongeveer 550 musici in een driedaags gebeuren; ruim zeventig uur live jazz per dag) is zo overweldigend dat geen enkele vergelijkbaar gebeuren hetzelf de kan beloven en min of meer waarmaken. Slechts enkele gouden momenten op festival i f s r I- r 6 ir (Van onze kunstredactie) n t. r: r: ?r a. JAAP STORK er ook JOHN OOMKES CONRAD VAN DE WEETERING as f 3g ur k- 0- vertolking van Francks Fantaisie (des tijds geschreven ter gelegenheid van de inwijding van het nieuwe Cavaillé-Collor- gel in het Parijse „Trocadéro”) nogal eens aan zijn zonder twijfel piëteitsvolle doel voorbij. Ongelukkigerwijs speelde de af grijselijke bibbertremulant bij dit geheel ook nog eens een weinig flatterende rol (kies dan in hemelsnaam maar voor de Voix Céleste). Alains „Deuxième Fantaisie”, soberder en mét partituurgetrouyve timbres opge zet, verkreeg over het geheel een veel natuurlijker doorstroming en kwam daar door stabieler uit de verf. Een indringende profilering van Char- Het argument dat ieders meug aan bod komt, is derhalve een wat al te doorzichtig excuus voor een programmabeleid waar- Leo Besseling probeert in „Mekanis- men" iets van een dramatische structuur door een spanning te creëren tussen de dansers en de muziek uit een pianola. Het begin is aardig maar omdat de dansers niet echt óp die muziek reageren is de spanning gauw zoek. Rob van Woerkom begint zijn „Duet" op muziek van Paul Hindemith met een erg fraaie solo voor Marco Carrabba, maar weet daarna absoluut niets aan te vangen met de grote kwaliteiten van Jeanette Vondersaar. Scène uit Manhattan - a dance rehearse! met op de voorgrond Jeanette Vondersaar. (:oto Jorge Fatauros) En wat „Never" van John Brown nog met dans te maken heeft is een totaal raadsel. In de foyer van het derde balkon ligt Clint Farha gekleed en wel in een gevulde badkuip en mompelt een tekst, waaruit blijkt dat hij het moeilijk heeft met zichzelf en de wereld. Dat geheel is dan ook nog een paar keer te zien in verschillende monitoren op, dat balkon. Totaal oninteressant. Onder de iets betere experimenten valt Jan Linkens choreografie op het eerste deel van de eerste symfonie van Glazoe- AMSTERDAM. „Ik werkte als tekstmonteur, paste-up, bij de plaatselijke krant in Athens, in (de Amerikaanse staat) Georgia. Een jaar geleden nog. Geen al te vervelend werk, maar je moet het niet bij een al te conservatieve krant doen. Cindy was toen kelnerin, Fred ober. Keith en Ricky werkten in dienst van een busstation. Het was toen al enige tijd een hechte kring waar niemand tussen kwam. We vatten het idee op om samen wat te gaan doen. Dat betekende nu zo’n anderhalf jaar geleden de oprichting van The B-52's; eigenlijk een bijnaam die men in het zuiden van de VS bezigt voor kapsels zoals Cindy en ik dragen." De muziek heeft een sterk pulserende werking, die door krachtig drummen van Keith Strickland en gehaaid ritmisch gi taarspel van de slechts vier snaren benuttende Ricky Wilson tot stand wordt gebracht. Daaroverheen plompe meiden zang alsof de jaren zestig zojuist tot leven zijn gekomen. De gedachten gaan daarbij uit naar The Ronettes en The Shangri- Las, maar het totaalgeluid is nog kaler. Ook al door dat een bassist ontbreekt; slechts de hoogstnodige basloöpjes wor den door Kate aan een bassynthesizer ontlokt. Een een/aam Farfisa-orgeltje jen gelt zo nu en dan zeurderig mee. En zo’n zelfde gevoel roept ook al dë stem van Fred Schneider op. Het is allemaal alsof een singletje van Gruppo Sportivo op 33 in plaats van 45 toeren wordt gedraaid. Kate toelichtend: „Het idee bij onze mu ziek is belangrijker dan de uitwerking, want bekwame musici zijn we niet. Essen tieel voor ons zijn twee zaken. Ten eerste: dat we alle muziek met ons vijven maken. Dat verklaart waarom we geen aparte bassist hebben. Ten tweede: dat het dans bare muziek is. We hebben daarop inmid dels al de nodige kritiek gehad in Europa, want alles dat ook maar enigszins de gedachte aan de leegheid van disco op roept is hier fout. Dance this Mess around, ja, dat zingen we. Maar wat is daar nou fout aan? Met dansen los je je zorgen weliswaar niet op, maar nadat je je gea museerd hebt, ben je er wel beter tegen bestand.” Ietwat aankleding kunnen de songs, 6060-842, 52 Girls en Hot Lover bijvoor beeld, nog wel gebruiken. Hetzelfde gaat ook voor het theatrale aspect op. De aan kleding is schitterend, maar moet overtui gender over het voetlicht worden ge bracht. Het dragen van hoge kapsels, Mondriaan-j arken en genopte blousjes al leen is niet genoeg. 1S- ur 5, )- ir n Als je na enkele jaren enigszins gewend bent aan de paradijselijke beloften van dit meerdaagse evenement, ga je er de be trekkelijke kanten van inzien. Goed, „Den Haag” is het enige Nederlandse jazzfesti val dat er in slaagt een grootsubliek te vinden voor muziekvormen die normali ter alleen kunnen rekenen op waardering van een kleine minderheid. En de pedago gische werking die zélfs van een concert van Ella Fitzgerald of Oscar Peterson uitgaat, mag natuurlijk niet worden on- Het gaat te ver om bij elke naam een uitgebreide analyse te geven, maar als het erom gaat de toppers van het weekeinde op een rijtje te zetten, dan luidt het mijne als volgt: het dubbelkwartetconcert van Sam Rivers en Archie Shepp, pianist Do rothy Donegan, het kwintet van de Ameri kaanse gitarist John Abercrombie, het Dexter Gordon Kwartet, het Woody Shaw Kwintet, het Sun Ra Arkestra, B. B. King en de Muddy Waters Blues Band. Gloed volle momenten waren verder weggelegd voor hen die de concerten van Clark Ter ry’s Big Band, Tony Williams Lifetime ’80, Grover Washington jr., het Yosuke Ya- mashita Trio, het Theo Loevendie Con sort, Barrelhouse, Willie Bobo, Dollar Brand en Albert Collins bijwoonden. Een artistiek hoogtepunt van jewelste vormt de botsing van Archie Shepp en de Newyorker Sam Rivers, wiens worksho pachtige Rivbea Orchestra later in de vrijdagnacht ook nog in actie kwam. Bij mijn weten hebben Shepp en Rivers ei kaars fantasierijke creatieve potentie nog niet eerder beproefd, zodat sowieso spra ke was van een opmerkelijke gebeurtenis. Vanuit een chaotische brij waaraan met name twee slecht correlende slagwerkers bijdragen groeit de ontmoeting deson danks niet uit tot een agressieve kracht meting, maar tot een subtiel aftasten van de wederzijdse tolerantie. Vooral het vraag- en antwoordspel op twee soprano’s en het latere optrede van Shepp op piano vormen de climaxen in een bewogen set, die het opnemen dubbel en dwars waard zou zijn geweest. Vergelijkbaar afgewogen ensemblespel treedt later in het weekeinde ook op bij de formaties van Woody Shaw en Dexter Gordon, hoewel een stuk minder verras send. Als leiders overigens zijn Shaw en Gordon ongeveer eikaars tegenpolen; de k, k- jk B- >g 0 o )- r □p d. la' i. 0 is 7 f e g 0 a. 0- s- 0- rag» Bekaf is Kate Pierson na afloop van het Nederlandse debuut vrijdagnacht in Pa radiso. Zo’n 800 liefhebbers van goede en eigentijdse muziek reageerden ade quaat op aankondigingen dat de in Ameri ka sensatie verwekkende B-52’s zouden optreden. Na de eerste kennismaking op het concertpodium is Kate de enige die even wil praten. Geen overbodige luxe want de vijf mans band valt niet alleen op door de hoge coiffures. bij zoveel mogelijk artiesten van naam geafficheerd dienen te worden. In voor gaande jaren waren er nog teveel uitschie ters, om te voorkomen dat de. scepsis over de 'opzet bij een nadere analyse zou overheersen, dit jaar echtér is het gevoe len dat een vergulde middelmaat het festi val heeft bepaald vrij algemeen. Natuurlijk is het riskant om een derge lijke stelling te poneren in de wetenschap dat dit verslag onmogelijk een betrouwba re weergave kan zijn van drie keer zeven tig uur muziek. En dat de selectie waarop hij gebaseerd is derhalve het overgrote deel van de concerten in directe zin buiten beschouwing laat. Toch is dit oordeel door toepassing van enige deductie wel aanne- fnelijk te maken. Zelfs als je bi de selectie uit het aanbod HAARLEM. Ik heb zo’n vermoeden dat voor het gros van de bezoekers van het zaterdagmiddag door de Parijse organist Daniel Roth verzorgde recital in de Kathe drale Basiliek Sint Bavo, het programma pas in feite begon na het tweede werk. Op dat moment begon er in de immense ruimte iets van rust en aandacht te ontstaan. zijn een expressiviteit nastreeft die in details soms heel intrigerend uitwerkt (mede dankzij zijn delicate registratiekunst), maar die in het totaalbeeld een vaak rusteloos en on evenwichtig effect sorteert dat terug te voeren is op merkwaardig abrupte en sterk overtrokken tempovertragingen en - versnellingen. Met een dergelijke, aan het larmoyante t "grenzende gevoeligheid schoot Daniel Roth met name in zijn overigens gave i Helemaal onbegrijpelijk was dat niet, want ondanks dat Daniel Roth aan het Adema-orgel bij herhaling de meest ge- raffineerde klankcombinaties ontlokte in „Evocation de la Pentecóte” (een composi tie van eigen hand) en in André Jolivet’s „Mandala”, van enig belangwekkend compositorisch constructivisme was in beide werken nauwelijks sprake. De wei nige zeggingskracht welke nog kon wor den opgeroepen via effectvolle kleurwis- selingen en karaktercontrasten was met name in „Mandala” al gauw verdwenen vanwege steriel voortborduren op uit zichtloze motieven en het te vaak doorbre ken van spanningslijnen. Het „Wie lust ’r een cluster?” was op den duur dan ook beslist wèl aan dovemansoren gezegd. Het beluisteren van Roths resterende programma gaf intussen ook al geen aan leiding tot onverdeeld optimisme, al kon iedereen wel degelijk waarnemen dat hier au fond een kunstenaar met buitengewo ne muzikale capaciteiten aan het werk was; niet voor niets ontfermt hij zich tijdens de periode van de Zomeracademie in het kader van de Haarlemse Orgel- maand als docent reeds vele jaren over de uitvoeringspraktijk van de 19 en 20 eeuw- se literatuur. Voor de wisselende spelindrukken wa ren naar mijn gevoel twee omstandighe den in negatieve zin verantwoordelijk. In de eerste plaats was er de storende, om niet te zeggen irritante neiging van de concertgever om diverse composities door slechts zulke geringe tussenpozen van el kaar te scheiden, dat de gang van zaken op een soort potpourri begon te lijken. Zo gunde Daniel Roth het publiek bijvoor beeld ternauwernood een halve minuut om de verstilde epilogen van Alains „Deuxième Fantaisie” en Francks „Fan- .taisie in A” op zich te laten inwerken. Een naar de afwerking van een routineklus zwemend garderobetempo dat bij Roths landgenoot Gaston Litaize, die zich vorige week vrijdag op het juryconcert van het improvisatieconcert presenteerde, merkbaar was. Punt twee is dat Daniel Roth in zonder meer hoogontwikkelde spel trompettist nimmer overheersend en tot in alles accuraat, de bij vlagen herboren Dexter vooral viriel en daarbij ruimte eisend. Minder muzikaalinteressant, maar wel een belevenis van nieuw niveau vormt het optreden van pianiste Dorothy Donegan op zaterdagavond. In de amu sante manier waarop zij haar instrument behandelt lijkt ze op een vrouwelijke te genhanger van Domino of Jerry Lee Le wis, in haar vermakelijke improvisaties parafraseert zij bekende themaatjes op het pastiche-achtige af, daarbij een enor me fysieke inzet aan de dag leggend. Judy Collins’ sentimenteel-tedere ballad Send in the Clowns wordt zo bijvoorbeeld tot een stompende boogie. Opvallend is ook het aantal matige, soms bijna futloze of zuiver routineuze podiumbeurten in het kader van dit Northsea Festival geweest, iets waarbij de omstandigheid van het vermoeiende ge reis tussen de grote Europese zomerfesti vals (Nice, Montreux, Pori, Den Haag, München, Londen en Barcelona) een rol speelt. Zo komt bijvoorbeeld het kwartet van Milt Jackson uitgesproken uitge kauwd over en haalt de big band van Dizzy Gillespie amper een voldoende. Nogal beneden verwachting blijft oók het slecht sluitende spel van het nieuwe kwar tet van Dave Brubeck en de weinig span nend verlopen Tenorsax Battle aan het slot van de driedaagse. Alleen Illinois Jac ket, Dexter Gordon en pianist Hank Jones harken daarbij enkele inspiratievolle mo menten aaneen. Minnie Riperton, wier recent opgeno men derde album momenteel hoog in de hitlijsten staat, gold een jaar of tien gele den als een stemwonder. Bijna vijf okta- ven omvatte haar bereik en een klassieke training maakte dat zij er een goed ge bruik van wist te maken. Na een verband bij Chess Records koos zij in 1974 voor een solocarrière, daarbij ondersteund door Stevje Wonder. Haar bekendste song, „Loving You”, alsmede haar debuu talbum „Perfect Angel” verschaften haar ruime erkenning. les Tournemires bespiegelende choral- poèmes „Sitio” (Mij dorst) en „Consom- matum est" (Het is volbracht) verschafte Daniel Roth tenslotte de hem toekomende erkenning als specialist in zijn genre, het geen eveneens opging voor diens enerve rende voordracht van Tournemires quasi- improvisatorische „Deuxième fresque symphonique sacrée”, gebouwd op het „Veni, Creator Spiritus”, waardoor op de ze drukbezochte matinee de Pinksterge- dachte zowel in „Prelude” als „Finale” centraal stond. Ella Fitzgerald, Count Basie (die dit jaar zijn 75e verjaardag vierde"), Lionel Hamp ton of Dave Brubeck, noch van hen die geamuseerd of bewogen de betreffende concerten bijwoonden. Maar je kunt met geen mogelijkheid heen om het feit dat de meeste artiesten die het festival zouden moeten maken hun hoogtijdagen allang achter de rug hebben. In het beste geval zullen hun live-prestaties veel van de vroe gere glans in herinnering brengen en daarmee de waarde van het geheel bepalen. nov. De pasjes die hij bedacht heeft zijn net iets te moeilijk voor zijn zes dansers, laten maar zelden een vloeiende beweging ontstaan, maar vertonen toch een duide lijke relatie met de muziek. Er is zelfs een poging gewaagd tot een eenvoudig maar toch bijzonder armgebruik en er is een herkenbare structuur. Leon Koning stelt zich in „Manhattan - a dance rehearsal” tot doel op de goede theatermuziek van Francois Glorieux met 34 dansers Amerikaans amusement op het toneel te brengen. Het steekt vol kleine grapjes (het duel tussen de twee vrijheids beelden, Jeanette Vondersaar en Caroline lura), citaten (uit Ivesiana, uit Life, uit vier Temperamenten) en interessante groepsopstellingen, maar het komt nooit tot echte dans en mist ook de perfecte organisatie die Amerikaans amusement nu juist zo boeiend maakt. Tot slot is er gelukkig ook een uitste kend geslaagd stuk, „Lexicon” van Mi chael Corder op muziek van Boleslav Martinu, sprankelend en speels uitge voerd door Alexandera Radius en Han Ebbelaar. De choreograaf beperkt zich uitsluitend tot een opeenstapeling van alle malle menselijke knopen of liften die hij maar bedenken kan, vermengd met ou derwetse fotoposes. Maar het is onderhou dend en grappig en in de blauwe kos tuums, die Lazaro Prince hiervoor ont wierp zien de dansers er ook nog erg fraai uit. Wat betreft de publieke belangstelling is het resultaat dit jaar wat beneden de verwachting gebleven. Promotor Paul Ac- ket, een man die alleen al voor zijn vrijwel onbezoldigde arbeidskracht de nodige er kenning verdient, waagt gaarne veel. Soms teveel zo geeft hij grif toe: „Achter af ben ik blij dat Fats Domino verstek moest laten gaan; zijn gage was erg hoog. Natuurlijk wil ik dat het festival zoveel mogelijk te bieden heeft, maar er zijn grenzen”. Het punt waarop Acket dit jaar quitte zou spelen lag ergens tussen de 22.000 en 25.000 bezoekers. In een voorzichtige schatting geeft hij te kennen dat 22.000 a 23.000 de weg naar Den Haag hebben weten te vinden; gegevens het feit dat de belangstelling vanuit het buitenland sterk is toegenomen een cijfer dat in vergelij king tot vorig jaar (21.000) niet al te sterk imponeert. Het Northsea Jazz Festival is een schep ping van een man die yanuit zijn brede liefde voor de jazzmuziek graag grossiert in aanbiedingen. Het is een supermarkt op het gebied van de geïmproviseerde mu ziekstijlen, opgezet vanuit de overtuiging dat de klant koning behoort te zijn, die al dolende door de zeven zalen in het grote complex zijn eigen wagentje vol kan la den. Wat dit jaar niet verkrijgbaar is, zal een volgende keer ruim voor handen zijn. Die opzet. Volgens de woorden van Kate Pierson willen The B-’52’s intrigerende eenvoud brengen. Dat lukt in de praktijk voortref felijk, al is het allemaal zo nu en dan wat te uitgesponnen en te eentonig. Maar evenals op het titelloze debuutalbum van de groep wekken enkele krachtige songs voldoende vertrouwen om op een gevari eerder ontwikkeling in de toekomst te kunnen hopen. zo min mogelijk afgaat op traditionele namen (dus geen Lionel Hampton omdat hij het afgelopen jaar al tweemaal in ons land te beluisteren was, maar ook geen bezoek aan Willem Breuker om soortgelij ke redenen) dan krijg je een lijstje dat opgebouwd is uit namen van hetzij musici die op een of andere manier nieuwe stimu lansen aanreiken, hetzij artiesten die nog niet eerder op dit festival te beluisteren waren, respectievelijk voor het eerst in de desbetreffende samenstelling kwamen opdraven. derschat, maar is dat werkelijk waar het om gaat? De krampachtig aandoende opzet om zoveel mogelijk te willen bieden wordt bij voorbaat verdedigd met een „U kiest uw eigen festival” of door het; accent te leggen op de niet te loochenen „sociale" waarde van een dergelijk gebeuren. De geschiedenis van de jazz in drie dagen. Het is waar. Ga maar na: een veelvoud van stijlen: harlem jump, new Orleans, dixieland, bop, big band orkesten, free, rockazz, latin, blues, loft en wat al niet meer. Maar ga d’r als doorsnee-bezoeker maar aan staan. Zeker als je met wat vrienden of kennissen de essentie van het festival probeert op te snuiven, kom je niet verder dan een gevoel van verbazing over de omvang van de gebeurtenissen en de niet concreet te maken sensatie dat er werkelijk iets gebeurt. Met een haast als motto fungerende slagzin als „de geschiedenis van de jazz in drie dagen” is een festival als dit per definitie voornamelijk retrospectief, met andere woorden gericht op het verleden. Die constatering houdt geen veroordeling in van de huidige waarde van artiesten als Zeven titels staan er op het programma. De eerste indruk is. dat de meesten van deze choreografen bij het benutten van hun kans, er zo weinig blijk van geven, dat ze iets van theater hebben begrepen. Bij de opleidingen wordt daar kennelijk erg weinig aandacht aan besteed. Een tweede indruk is, dat al deze men sen sterk uiteenlopende uitgangspunten hebben. Grahame Lustig laat in „After a Fashion" zeven dames in ronduit schitte rende kostuums uit de dertiger jaren po seren en paraderen rond een wat houteri ge man. Het is net zo boeiend of vervelend als een modeshow. De ontwerper van de kostuums is de danser Lazaro Prince; ze werden uitgevoerd door Annemarie Norton. Al met al een festival dus waarin enkele gouden momenten afsteken tegen de eer der gememoreerde vergulde middelmaat. Gezien de moeite die Acket, de Stichting Northsea Festivals en de ongeveer 600 medewerkers investeren in het zo ge smeerd mogelijk laten verlopen van alle podiumactiviteiten toch een te magere oogst. „Den Haag” hoeft geen grotere ver sie van eigentijdsere festivals als Gronin gen of Moers te worden, maar dat neemt niet weg dat bezinning op de formule nu zeker noodzakelijk is. De beslissing of volgend jaar het eerste lustrum wordt gevierd is nog niet genomen. Als het zover komt zou het werkelijk een stap in de goede richting zijn, indien het aanboed wat meer gestroomlijnd zou zijn, wellicht via het aanbrengen van een zekere thema tiek, waarbij de gemiddelde bezoeker zich meer koning zou voelen. En daardoor wellicht meer zou opsteken van de ge schiedenis van de jazz. JOHN OOMKES Sam Rivers (links) en Archie Shepp in actie tijdens hun prachtige set op de eerste avond van het Northsea Festival. Gemengde kwaliteit bij Workshop AMSTERDAM. Met een weergaloze inzet hebben alle dansers van Het Natio nale Ballet zondagavond in de Amster damse Stadsschouwburg het werk van hun jonge collega’s verdedigd. Op deze laatste dag van het seizoen werd werk vertoond van een choreografieworkshop, waarin leden van de groep de gelegenheid kregen zich naast het dansen, te bekwa men in verschillende aspecten van het theater In deze workshop zijn de dansers verantwoordelijk voor de choreografie, de ontwerpen en de uitvoering van de kostuums en decors, stagemanagement, belichting en uitvoering. Er is door de leiding geen enkele invloed uitgeoefend op het eindprodukt. Het werd een totaal beeld van gemengde kwaliteit. HAARLEM. Na eerst nu bekend is geworden is afgelopen woensdag de be kende Amerikaanse soulzangeres Minnie Riperton op 31-jarige leeftijd aan kanker overleden. Enkele dagen eerder overleed in de Verenigde Staten op 35-jarige leef tijd orkestleider en arrangeur Van McCoy na een langdurig ziekbed.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 7