.AiW
NIET ZO GEMAKKELIJK OM BINNEN TE KOMEN
Egyptenaren
Wantrouwen
blijft tussen
Israeli’s en
■■i
1 Wil
door Jaap van Wesel
Tri
Grootse plannen
Ramen er uit
Schone beloften
Paradijssprookje
Kloof
Wasserij
Ge
opko
de d>
recht
geda
Hit
ziget
vuur
succ
nu, r
Nc
hef i
felle
broe
tisch
dan
Het bevrijde (door Israël aan Egypte teruggegeven) deel van de Sinaï woestijn is voor het eerst sinds 30
jaar niet langer militair en daarom voor het publiek gesloten gebied. De Egyptische pers heeft dan ook
triomfantelijk geschreven dat voor de tocht naar Sinaï en El Arish niet langer vergunningen nodig zijn.
Ons wordt van officiële zijde aangeraden toch maar voor een pasje te zorgen, want de Egyptische
burocratie is niet altijd zo snel op de hoogte van de laatste instrukties. Het moet dus niet uitgesloten
worden geacht dat wij ondanks de „bevrijding" bij een van de vele doorlaatposten teruggestuurd zullen
worden. Een ander gerucht wil dat de noodzaak van zo een pasje niets met de burocratie te maken heeft:
de autoriteiten willen geen vreemde pottekijkers in El Arish, en zeker geen pers.
Het kost een volle dag, het halen van zo’n brief waarvan niemand precies weet wat er in moet staan, en
waarvan ook niemand precies weet wie hem moet afgeven. Hij gaat uiteindelijk langs zeven instanties,
van de militaire woordvoerder tot aan de geheime politie toe, en alles wat daar tussen zit. Maar dan kan er
ook niets meer mislopen.
it I
:Gaza
Ismaiiliai SSIF
e
om El Arish van een zwaar
■ir De Israëlische vlag na 12 jaar bezetting definitief gestreken.
ür De eerste Egyptische soldaten in El Arish omringd door de plaatselijke jeugd.
vrijstelling van inkomstenbelasting
voor 2 jaar. Behalve in de toeristen
branche zijn er 15000 huizen nodig.
erkend, stond hij met zijn gezin van
de ene op de andere dag op straat.
Nu is Ghaleb ook maar bij Mo
hammed ingetrokken. Tijdelijk na
tuurlijk, maar hij vreest dat hij de
komende vier of vijf jaar wel bij
Mohammed zal moeten blijven wo
nen. Want dat er snel nieuwe huizen
zullen worden gebouwd, dat gelooft
hij niet, ondanks alle andersluiden
de schone beloften van het nieuwe
goevernement.
Tweeduizend mensen zijn tot nu
toe naar El Arish teruggekomen,
vertelt Shauwkat, mensen die wel
of niet voor 1967 in El Arish hebben
gewoond, en hij verwacht dat er de
komende weken nog zo een 35000
zullen volgen. Die huizenbouw zal
de werkeloosheid snel oplossen, ge
looft en belooft Shauwkat.
derden op straat aantreffen, vooral
Nubiërs uit Opper Egypte, en zij
werken voor lonen waar niemand
in El Arish, met zijn Israëlische
loonbegrippen een hand voor zou
uitsteken: één pond per dag (3
gulden).
Dat er mensen hun huizen uit zijn
gezet ontkent goevemeur Shauw
kat ten stelligste. Maar hij weet wel
hoe die berichten in de wereld geko
men zijn. De Israeli’s - over wie
niets dan slechts - hadden beloofd
125 Palestijnse families uit de Gaza-
strook, die na 1967 in El Arish wa
ren komen wonen, mee terug te
nemen. Zoals zoveel andere afspra
ken, zijn de Israeli’s ook deze niet
nagekomen. En het spreekt vanzelf
dat deze Palestij nen, die in El Arish
niet thuishoren, plaats moeten ma
ken voor de rechtmatige huiseige
naren, die al 12 jaar lang staan te
trappelen van ongeduld om te mo
gen terugkeren. Een interessant,
maar helaas onwaar verhaal, met
veel aspekten.
Om daarvan wat meer te begrij
pen moeten we nu even een kijkje
gaan nemen bij de nieuwe voorlopi
ge grens tussen Israel en Egypte,
even buiten El Arish. De grens is
gesloten, tot teleurstelling van de El
Arishers, en wel zo goed dat er
bijna geen informatie uit El Arish
de buitenwereld bereikt De grens
zal gesloten blijven totdat het vol
gend jaar de betrekkingen tussen
Israel en Egypte genormaliseerd
worden.
Hoe schoon de beloften zijn horen
wij uit de mond van goeverneur
Shauwkat El Arish is - begrijpelijk
- een prestigeobjekt geworden voor
Egypte, dat de Arabische wereld
moet bewijzen waartoe bevrijding
via Sadats vredespolitiek allemaal
kan leiden. Dus vertelt goeverneur
Shauwkat over zijn grootse plan
nen
verwaarloosd woestijnstadje om te
vormen tot een modelstad van toe
risme, landbouw en visserij. Al die
plannen zullen heel snel het nu zo
nijpende werkeloosheidsprobleem
oplossen, want het spreekt vanzelf
dat met name voor de bouw alle
arbeiders nodig zijn die voorheen in
Israel hebben gewerkt.
Op 26 mei 1980, de eerste verjaar
dag van de bevrijding, moet al het
eerste motel opengaan, met 150 ka
mers, een motel dat gebouwd gaat
worden even buiten de stad op het
schitterende palmenstrand. Om het
hotel op tijd af te krijgen zal zoveel
mogelijk met geprefabriceerd ma
teriaal gewerkt moeten worden, en
daarom zal dit bouwprojekt de
werkgelegenheid nu juist niet zo
bijster veel helpen, al verzekert
Shauwkat dat hij 400 mensen te
werk kan stellen.
Bovendien: het motel is pas een
eerste projekt: er komen de komen
de vijf jaar zes hotels, een aantal
restaurants en bungalows bij. Aan
trekkelijk voor toeristen, direkt aan
het strand. Belangstellende inves
teerders krijgen goedkoop land, en
De bevolking trof hij weliswaar in
economische welstand aan, maar
de infrastruktuur van de stad laat
nog steeds veel te wensen over: we
gen, rioleringen, huizen. En het gaat
er uitermate moeilijk in dat de Is
raeli’s niet in El Arish hebben geïn
vesteerd, juist omdat ze nooit van
plan zijn geweest om het te houden.
„Ze hebben zelfs de ramen van mijn
kamer er uitgehaald en de deur
knoppen meegenomen”, klaagt de
goeverneur.
Gelukkig is er van dat vandalisme
nu niets meer te zien, want de ka
mer van generaal Shauwkat is in
ijltempo aan zijn status aangepast:
chique meubelen, goede airconditi
oning, zachte tapijten op de vloer,
en president Sadat in admiraalsuni-
form aan de wand. Een lichtgroene
loper - de enige in het gebouw - leidt
de bezoeker van de ingang direkt
naar de kamer van de goeverneur.
Én
ten
de h
kerk
laar:
het i
die
door
met
De
gens
liet
encj
spre
misc
N;
dige
sen.
hein
met
baai
geri
kerl
pen
noo
te z:
D
tent
sela
sch<
van
gez<
var
eeu
Ir
Eur
keri
den
nen
ken
de
voe
tin^
B
teg(
den
nen
bek
trie
nin
pas
I
ke
boi
de
uit
eer
boi
als
we
I
eer
En
eer
dei
lid
hel
tie:
ba<
ko
Met Ghaleb zijn honderden de
afgelopen weken op gelijksoortige
manier uit hun huis gegooid. Van
schone beloften heeft ook Moham
med zijn buik vol. Op de dag van de
bevrijding had het nieuwe Egypti
sche bestuur aan ieder gezin met
drie kinderen in El Arish een toela
ge beloofd als eerste tegemoetko
ming voor twaalf jaar lijden onder
het Israëlische juk. Ieder gezin met
drie kinderen zou goederen krijgen
ter waarde van 100 Egyptische pon
den (300 gulden). Voor iedere vol
gende drie kinderen weer een be
drag van 100 pond. Maar toen de
Egyptenaren zagen hoe rijk de be
volking van El Arish is, naar Egyp
tische maatstaven, met moderne
tv’s, warmwaterinstallaties die op
zonne-energie werken, wasmachi
nes, radio’s, auto’s, toen hebben zij
alle zakken meel en andere hulp
goederen snel weer teruggestuurd
naar de andere kant van het kanaal.
Het paradijssprookje heeft vele
funkties. Mohammed heeft andere
berichten gehoord over de werkge
legenheid, die een minder rooskleu
rig beeld geven. Allereerst ver
wacht hij dat velen zullen worden
opgeroepen voor militaire dienst,
een effektieve manier van werke-
loosheidsbestrijding. Maar boven
dien weet Mohammed te vertellen
dat de aannemers die voor de hui
zenbouw in de arm genomen zijn
van plan zijn veelal hun eigen
(goedkope) arbeiders mee te nemen
uit andere delen van Egypte. Bouw
vakkers kun je in Egypte bij hon-
De administratie van de stad is
een puinhoop omdat de Israeli’s alle
identiteitskaarten hebben ingeno
men. Maar dat, is naar we zelf in
dertijd hebben kunnen constateren,
met volledige medewerking van de
mensen van Shauwkat gebeurd.
Achter de knuffelingen en schou- l
derklopjes die de vrede met zich I
meebrengt blijkt de kloof nog
steeds enorm: luitenant Moham
med Badr vertrouwt ons toe dat de
Israeli’s dwangarbeiders hebben
aangevoerd uit een naburig Be
doeïenendorp. En Haim vertelt al
even vertrouwelijk met grote min
achting in zijn stem, dat luitenant
Mohammed en zijn collega’s zo
bang zijn voor Shauwkat, dat ze
zelfs in de wasserij niet vrijuit dur
ven te praten: „Iedereen verklikt
iedereen, en daarom houdt iedereen
zijn mond dicht”.
Hij zint op wraak voor de „verta
ling” van Mohammed. Hij moet sa
men met zijn Egyptische vriend op
de foto, kom op. Ze knuffelen el
kaar weer, en poseren naast een
weegschaal waar de was voor het
Israëlische leger gewogen wordt Ie
der aan een kant van de weeg
schaal, arm in arm. Wat Moham
med Badr niet weet is dat op de
weegschaal een sticker is geplakt
met de hebreeuwse tekst dat het
Yamit-distrikt voor immer bij Is
rael zal behoren.
Is het opplakken van die sticker
niet wat onrealistisch? „Neen”, ver
zekert Haim, nu zonder tolk. „Wij
geloven en hopen nog steeds dat wij
hier kunnen blijven. Wie wéét wat
er over drie jaar gebeurt Je kunt de
Egyptenaren toch niet vertrou
wen”. Luitenant Mohammed Badr
en Haim nemen innig afscheid van
elkaar.
In Cairo hadden ze veel gehoord
over het paradijs op aarde dat El
Arish heet, en waar de Israeli’s een
moderne stad hebben gebouwd.
Met hun hele hebben en houden is
Mohammeds familie in een bestel-
wagentje vol goede moed het Suez-
kanaal overgestoken, een betere
toekomst tegemoet Want zelf le
vend in de doffe ellende van werke
loosheid, gescharrel, hard ploete
ren, slechte behuizing en weinig
geld en eten, hadden ze gehoord dat
er in El Arish mooie huizen, veel
werk en hoge lonen voor het opra
pen waren. Met nog zo een 35.000
andere Egyptenaren hebben zij
daarom besloten zich in dit dorado
te vestigen, verenigd met hun
familie.
De hereniging is een wederzijdse
teleurstelling geworden. De neven
van Mohammed brengen net als hij
zelf hun tijd door met het onvermij
delijke nietsdoen. Met de komst van
ieder nieuw gezin komen er even
zoveel werkelozen bij. Behalve Mo
hammed en zijn pas gearriveerde
neven is er nog een andere neef
Ghaleb die troosteloos in de gasten
kamer voor zich uit zit te kijken. Hij
is nog wel het minst gecharmeerd
van de terugkeer van vluchtelingen
uit moeder Egypte.
De vorige week is hij uit zijn huis
gegooid. Een huis waar hij tien jaar
in heeft gewoond, en dat hij van een
Israëlische maatschappij had ge
huurd. Maar er kwam een man uit
Cairo met papieren die aantoonden
dat hij de eigenaar was van dat
huis. In 1967 gevlucht, en nu terug
gekomen. En aangezien Ghalebs Is
raëlisch huurkontrakt door de
Egyptische autoriteiten niet wordt
Welgemoed steken wij dan ook
het Suezkanaal over, om onze tocht
naar El Arish even te onderbreken
in Oost Kantara, de kanaalstad in
de Sinaï die in 1973 al bevrijd werd.
Kantara is sinds 1967 tot aan de
bevrijding in 1973 geheel in puin
geschoten. Het is 6 jaar na de bevrij
ding nog vrijwel dezelfde ruïne, on
danks de schone bouw- en repatrië-
ringsplannen van vluchtelingen die
6 jaar geleden al bestonden.
Dat maant ons tot voorzichtigheid
voor wat wij in El Arish te horen
zullen krijgen. Maar zover komt het
voorlopig niet, want bij onze inspec
tietocht door Kantara worden wij
door agenten in burger gearres
teerd. De brief van de zeven instan
ties blijkt van nul en gener waarde,
want de bevoegde autoriteiten heb
ben vergeten er op te zetten dat hij
voor El Arish bestemd is. Wel staat
er een bezoek aan Kantara op ver
meld, maar aangezien wé naar El
Arish willen - zo zegt de plaatselijke
logica - wordt besloten dat de brief
zelfs voor Kantara niet goed genoeg
is. Na enige uren worden wij met
duizend excuses en uiterst vriende
lijk vergezeld van vier veiligheidsa
genten teruggebracht naar het Su
ezkanaal.
De volgende dag ontmoeten wij in
Cairo ex-generaal Shauwkat, goe
verneur van Noord-Sinaï en El
Arish. Wij vertellen hem van ons
mislukte plan hem op te zoeken.
Dat spijt de goeverneur oprecht.
Wij zijn zeer welkom, en er zijn geen
restricties voor het bezoeken van El
Arish, verzekert de generaal
Shauwkat. „Kunt u ons geen per
soonlijke brief geven?” Nou, de ge
neraal zal wel een telegram sturen
naar de autoriteiten in Kantara. Dat
klinkt wederom niet bemoedigend.
Maar uiteindelijk krijgen wij offi
cieel toestemming, onder de bege
leiding van een gids-waakhond van
het regerings voorlichtings bureau,
de Egyptische RVD. Deze gids - zo
blijkt al gauw- moet er voor waken
dat ons contact met de plaatselijke
bevolking tot het minimum beperkt
zal blijven. Samen met een ploeg
van de Duitse tv gaan wij op stap,
en komen inderdaad in El Arish
aan, drie weken nadat wij er het
laatst waren geweest, toen aan de
Israëlische kant.
De feestvreugde van de bevrij
ding is voorbij, en El Arish is weer
het onaanzienlijke woestijnstadje
dat het altijd geweest is. Van de
Israëlische bezettingen zijn nog
nauwelijks sporen zichtbaar.
Mohammed el Auwi is sinds 26
mei, de dag van de bevrijding, vrij,
maar zonder werk. In Israel werkte
hij in de bouw, maar in El Arish is
alsnog geen werk voor hem en zo
een tienduizend andere collega’s.
Het is erg vol bij Mohammed thuis.
Er is familie over uit Cairo. Ooms,
tantes, neven en nichten, een paar
families bij elkaar. Ze logeren bij
Mohammeds familie, voor onbe
paalde tijd.
Voor de overgangsperiode heeft
de goeverneur een typisch Egypti
sche oplossing: op tijdelijke basis
worden er een groot aantal overbo
dige ambtenarenbaantjes uitge
deeld, die de mensen althans de
idee geven dat ze iets nuttigs ver
richten. Hij legt de nadruk op de
tijdelijkheid, maar dat hebben wij
in Egypte al meer gehoord. Boven
dien zijn arbeiders uit El Arish met
hun Israëlische opleiding zeer in
trek in Egypte, zodat zij zonder pro
bleem elders in Egypte werk zou
den moeten kunnen vinden.
Op de grens ligt de inmiddels be
roemd geworden wasserij van de
Israëlische nederzetting Neot Sinaï.
In de wasserij werken 30 arbeiders
uit El Arish, die daarvoor een speci
ale vergunning hebben van Shauw
kat. Die 30 arbeiders zijn het enige
kontakt tussen Israel en El Arish.
Veel informatie uit El Arish die in
de Israëlische pers en vervolgens ïn
de internationale pers verschijnt, is
afkomstig uit de wasserij.
De arbeiders uit de wasserij heb
ben hun Israëlische werkgevers
verteld dat er in El Arish een groot
aantal Bedoeïenen uit hun huizen
zijn gegooid, om plaats te maken
voor de vroegere huiseigenaren.
Die ontheemde Bedoeïenen zijn de
zelfden als de Palestijnen van goe
verneur Shauwkat. Het zijn in
werkelijkheid noch Bedoeienen
noch Palestijnen, zoals Ghaleb kan
getuigen, maar gewoon El Arishers.
Bedoeïenen echter staan in El
Arish - en overal in Egypte - in een
bijzonder laag maatschappelijk
aanzien, evenals trouwens Palestij
nen. Het is dus veel minder laak
baar om Bedoeïenen ofwel Palestij
nen uit hun huizen te gooien. Voor
Shauwkat zijn de Palestijnen niet-
rechthebbende slachtoffers, en de
Israeli’s de schuldigen, zoals in vele
andere zaken.
El Arish prestigeobject
voor Egyptische bevrijders
Jonge Egyptenaren met een T-shirt
waarop president Sadat staat afgebeeld,
een Israëlische soldaat moet de menigte
in bedwang houden.
Ja, de terugkeer naar El Arish is
ook voor Shauwkat een grote te
leurstelling geweest. Hij had El
Arish voor het laatst gezien in 1966,
een jaar voor de zesdaagse oorlog
uitbrak. En El Arish is in die 13 jaar
niet veranderd. Uit de Israëlische
propaganda meende deze voormali
ge chef van de inlichtingendienst,
net als zo veel Egyptenaren, begre
pen te hebben dat de Israeli’s van El
Arish een mooie stad gemaakt
hadden.
Geen samenwerking is er op het
gebied van de landbouw. Er is 1700
hectare bebouwbare landbouw
grond. De helft daarvan was bij de
Israëlische nederzetting Neot Sinaï
in gebruik, de zogenaamde groente
tuin, die vlak voor de ontruiming
van El Arish nog heeft geleid tot een
botsing tussen de kolonisten en het
Israëlische leger.
Op landbouwgebied heeft
Shauwkat inderdaad recht tot kla
gen, want de Israeli’s hebben daar
de zaak vernield voor ze zijn wegge
trokken. Ze hebben alle pompen en
buizen meegenomen, en een deel
van de gewassen verbrand. Door
het weghalen van de watertoevoer
zijn tomaten en aubergines nu ge
heel uitgedroogd. Voorlopig dus
nog geen landbouw in El Arish.
Dat brengt ons terug naar de was
serij van Neot Sinaï. Wij vragen een
Egyptische officier of het mogelijk
is de wasserij, aan de andere kant
van de grens, te bezoeken. Hij
overlegt met een Israëlische colle
ga. Jossi Granot, de Israeli, en Mo
hammed Badr, de Egyptenaar, om
helzen elkaar innig, vertellen hoe ze
samen vis vangen en grillen, en het
bezoek wordt toegestaan, zij het on
der geleide van luitenant Moham
med Badr.
In de wasserij wordt Mohammed
alweer innig begroet door Haim, de
direkteur van de wasserij, die nog
maar enkele weken geleden mee
demonstreerde in de groentetuin,
en bezwoor zijn grond nimmer aan
de onbetrouwbare Egyptenaren te
zullen afstaan. Vervolgens begint er
een curieus gesprek: Haim vertelt
in het Arabisch over zijn toekomst
plannen en verwachtingen en Mo
hammed „vertaalt” in het Engels.
Er komt een opvallend Egyptisch
klinkend verhaal uit, want van'
werkelijk vertalen is geen sprake.
Terwijl Haim vertelt dat hij hoopt
dat zijn nederzetting in samenwer
king met Egypte kan blijven be
staan, ook over 3 jaar, „vertaalt”
Mohammed dat „het vredesproces
heel geleidelijk gaat, en stapsge
wijs”.
i
ar,
SuezkanaaV
:*.xÉI Arisj
GlDlPA S;