9
:O
3n
Letterkast
I
f
l
OM DE HOEK IN FRIESLAND
BIJ DE AFSLUITDIJK
i
Het taboe v
L
El
Ik
door Hans Rombouts
fe-
1
Schooltje
Vogels
«OMD FAERS ERFrotrteT
I
LLk-l-v'
4
_,w|
F
H
Wons1
AtskjttJjjk
iJfo&ward
jMakkurt'
Work i
Tlmmermantwerkplaats
Authentieke woonkamer
Een kostelijk
-
circuit van
kleine musea
Drankorgel achter In het winkeltje
i,
1
tieren kou
Schepplngaverhaal In klelnate kerkgebouw
Schoolmuseum
S,
>e
s-
KEES TOPS
Door zijn werk kwam Yde Schakel in contact met
veel oude, antieke zaken. Hij vond het jammer, dat
zoveel authentieks verloren zou gaan, wat herinner
de aan de „aldfaers”, de voorvaderen. Hij had zelf al
veel verzameld en wilde dat wel tentoonstellen. Toen
hij de kans kreeg om het grutterswinkeltje (met
woonhuis) van Lomme Bosma in Exmorra te kopen
liet hij de kans niet voorbijgaan. Het winkeltje stamt
uit 1737 en ademt nog helemaal die sfeer van het
trekkebelletje aan de deur (dat klinkelt er nu nog
lustig op lós) en het bekende,versje van het snoepwin
keltje uit at weer lang vervlogen dagen. Dat winkeltje
wordt ook nog steeds „op de heup genomen” door de
wortels van een dikke oude boom.
Het aardige van deze reeks museumpjes is, dat ze
er natuurlijk bijliggen. Ze zijn zo in hun leeffunctie
geweest en zijn niet toeristisch opgetrokken. De sfeer
heeft men er vastgehouden. Er staan geraniums op
de vensterbank, er geuren frisse bloemen, aan de
kapstok hangen jas en pet klaar en er onder staan
sloffen ën klompen. Friese binnenhuizen van het
zuiverste water.
In het kruidenierswinkeltje hangen de puntzakken
boven de toonbank. Men kan er nog kandij aan een
touwtje kopen. De koffiemolen kan gedraaid wor
den. De strijkstok ligt klaar. Extra stevige balken
stutten de plafonds: de voorraden voor de grutterij
lagen vroeger altijd op zolder. Beneden woonde men
en ook die ambiance is helemaal bewaard. Op de
tafel liggen cahiers met cijfers; de pot met tabak
staat rokensgereed; de kinderen lijken even weggelo-
het museumcircuit wordt genoemd en ook langs de
wegen zichtbaar gemaakt, is, dat de afstanden tussen
de buurtschappen en dorpjes zo klein zijn. Van
Exmorra ben je zo in Allingawier, waar in een door
oude bomen beschaduwde vaart, een echt Fries
skütsje aan de ree ligt, als tenminste Yde Schakel
thuis is.
Vlak langs de weg ligt de „Izeren Kou”, de Ijzeren
Koe, wel weggedoken tussen het struweel achter de
kerk. De boerderij uit 1700 is in oude staat ingericht.
Je ziet de behuizing van de boer en zijn gezin, zoals de
opkamer, van waaruit je een schitterend gezicht hebt
op het groene uitgestrekte landschap. Je ziet dan ook
Van Allingawier is het weer een kort stukje rijden
door het prachtige Friese weidegebied naar
Ferwoude, ook weer zo’n minuscuul gehucht, waar
iedereen iedereen kent. Hier wijst het museum bordje
naar de oude boerderij van de meestertimmerman en
amateur-sterrenkundige Inne Rinkes Feenstra. Er
hoefde hier na diens dood praktisch niets veranderd
te worden. De timmermanswerkplaats met zijn enor
me assortiment aan gereedschap (schappen met
schaven) wekt de begeerte om aan het timmeren en
klussen te gaan. In een hoek staat een hondemolen,
waarmee de karnton in het huis aan het draaien werd
gebracht en gehouden (in Allingawier was er één
waar een paard voor de voortstuwing zorgde). De
antieke woonkamer, .ook al authentiek, herbergt o.a.
een door Inne zelf vervaardigde wonderkiekkast,
voorloper van de .toverlantaarn of de huisbioscoop,
met zeldzame illumineerprenten. Ook hier weer oor
spronkelijk ingerichte vertrekken zoals de melk
kelder. i
Voor wie een dagje wat kleine intieme musea
wil bezoeken, liggen er in de Friese Greidhoek
(vlak bij de Afsluitdijk) een paar zeer genoeglijke
uren te wachten. Dank zij aannemer Yde Schakel
uit Allingawier, een piepkleine eeuwenoude leef
gemeenschap (met 28 inwoners, twee kerken en
sedert tien jaar een museum), is er een kostelijk
museaal circuit tot stand gekomen. In Exmorra
zelf vindt men een authentiek grutterswinkeltje
met daarachter een ouderwets schoollokaattje; in
Allingawier zelf ligt een Friese hofstede uit de
achttiende eeuw te wachten op geïnteresseerde
bezoekers; binnenkort wordt ook het kleinste
kerkgebouw in gebruik genomen voor een dia-
vertoning over het scheppingsverhaal van het
befaamde fotografenechtpaar Samson; in Fer
woude is de deur open van een oude boerderij,
waar sinds 1845 een timmerbedrijf werd uitgeoe
fend en waar je het idee hebt dat de baas zo
binnenkomt om nog wat hout te schaven; Piaam,
rustend tegen de zeedijk, herbergt een vogelmu
seum. En binnenkort komen er weer in andere
plaatsjes in de Greidhoek nog museumpjes bij
van een vorige-eeuwse smidse en een oude
schilderswerkplaats.
e,
ri
pen bij hun speelgoed. De bedsteeën tonen nog eens
aan hoe beknopt het slaap- en mingerief was, maar
waarschijnlijk wel knus.
Achter het winkeltje, waar men nog een ouderwets
drankorgel in de gang aantreft (niet één van lijf en
leeën), stapt men een schooltje van 1885 binnen. Je
hoort er bijna het opdreunen van de tafels, de aard
rijkskundige rijtjes. In de kast liggen stapels authen
tieke leerboekjes. Leesplankjes, leien, griffels, spon-
zedózen en wat niet al.
Het aantrekkelijke van de Aldfaers erf-route, zoals
-
het standsverschil. Voor de knechten was er een
klein hok, waar ze met zijn tweeën sliepen. Voor de
hannekemaaiers, de oogstmaaiers uit Vlaanderen of
Duitsland, was er slechts wat stro gespreid in de
koeiestal: het Poepenest. In die stal (alles is echt zo
gebruikt) vind je listige apparatuur om mollen te
vangen of ratten, zoals met het zogeheten ratten
klooster, waar de schadelijke dieren in werden ge
lokt en vertroeteld, zodat ze daar gingen jongen.
In het souterrain is een prachtige authentieke
kaaskelder met alles wat er bij hoort. Op de deel
glimt oud boerengerij (koetsen, karren en sleeën) de
bezoeker tegemoet. Buiten op het erf is een fikse
verzameling boerenwagens tentoongesteld.
Jouke Reitsma zwaait hier de scepter namens de
Stichting Aldfaers Erf, die de musea heeft overgeno
men van Yde Schakel. Er werkt in de krans musea
een staf van negen personen, die per jaar gastheer en
gastvrouw zijn van zo’n 60.000 kijkers.
Even verder, langs de zeedijk, waar de vogels aan
en afvliegen naar wad en wier, prijkt bij de ingang
van het buurtschap Piaam het Fügelhüs, het vogel
museum. Zwaluwen geven er de beste reclame aan,
die men zich wensen kan. Ze nestelen vlak boven de
ingang onder het dak. Toen men de bezoekers wilde
vrijwaren van vogelmest en een plank aanbracht
onder de nesten, werd dat door de vogels snel aange
grepen om er een soort etagebouw, een zwaluwflat
van te maken.
In dat museum is een collectie van tweehonderd
vogels samengebracht, die alle in de omgeving zijn
gevonden. In diorama’s, vitrines en ook audiovisueel
door middel van diaprojectie met tekst, wordt uit
eengezet hoe mooi het gebied daar in de Greidhoek
is. Het leuke van alles: als je naar buiten stapt, is het
net alsof je in één enorm diorama stapt. Het is een
gekwinkeleer en getureluur van jewelste. Je moet
dan ook wel naar de zeedijk lopen. Een ideale combi
natie van musea en landschap.
0
G.iasf
Tjalk bij muaeumboerberlj
„FMxbHrdstavdette rett?"
De Hozende landgenoot zei het zo
nonchalant tnoge^k, maar kon toch een
triomfantelijk trekje om de mond niet
onderdrukken, want hij sprak daar toch
maar mooi een woordje over de
Scandinavische grens en dat kan niet
iedereen zeggen.
De ober tot wie de woorden („Waar blijft
dat gerecht?”) waren gericht, keek de klant
even welwillend aan en bedolf de man
vervolgens onder een stroom zangerig
Noors. Aan zijn gelaatsuitdrukking te zien,
zette hij uiteen „dat het gerecht zich nog in
de keuken bevond, In staat van wording,
omdat de chefkok nu eenmaal de opvatting
huldigde dat je de geachte diént niet een
rauw dood beest behoorde voor te zetten,
maar dit eerst op een culinair verantwoorde
wijze diende te bereiden, om het pas
daarna, voorzien van een passende
omlijsting, te serveren. Laatstgenoemd
moment nu was nog niet aangebroken,
maar de diént zou het vanzelf merken
wanneer het zover was”.
Iets dergelijks.
Daar had het argeloze slachtoffer niet van
terug, want zijn handige reistolkje had hem
wel in staat gesteld In vloeiend Noors een
vraag te stellen, maar kon het antwoord
natuurlijk niet voor hem vertalen.
Een historisch misverstand. Wat heb je aan
al die „praktisch gegroepeerde” vraagjes,
ais je er abacadabra voor terug krijgt?
Blijft over de woordenlijst, óók al „op de
toeristische praktijk afgestemd”. En
nauwelijks bruikbaar, want wat weet de
samensteller (wiens persoonlijke selectie
er de basis van is) van mijn toeristische
praktijk?”. Onze reisgewoonten kunnen
nogal verschillen. Als je een gewoon
woordenboek koopt heb je de gehele
taalschat bij de hand.
Zinloos dus, die toeristische tolkjes, maar
wél leuk! Want geheel onverwacht wordt de
oplettende lezer opgezouten met een
kóstelijke karakterschets van..de
Nederlander In het buitenland! Leest u
even mee onder „Winkelen” (we citeren uit
de „Wat Hoe-reeks van uitgeverij
Cosmos):
Wat is hiervan de prijs? Dit is te duur
Heeft u iets dat goedkoper is? Dit is
niet naar mijn zin.
Of onder „Restaurant":
Weet u een goedkoop restaurant?
Weet u een gezellig cafetaria? Heeft u
een andere tafel? Wat is dit? Breng
mij nog wat brood Geef mij iets meer
Dit is niet gaarDit is niet schoon Ik
houd niet van.
En als de rekening komt (wat zullen de
Belgen lachen!):
Is dit inclusief? Is de drank
inbegrepen? Hoeveel procent
bediening? De rekening klopt nietU
hebt teveel gerekend Wilt u de gerant
roepen?
Gevolgd door het toppunt van de toerist die
onder alle omstandigheden 'Ollander wenst
te blijven: het klassieke vaderlandse
juweeltje:
leder betaalt voor zich!
Zo ziet u, we kunnen met ons handige
taalgidsje „eenvoudig, overzichtelijk,
trefzeker! gewoon onszelf blijven. Maar
krijg geen onaangenaam kwaaltje, want
dan is meneer Wat Hoe niet thuis. Goed,
u kunt veilig verkouden, duizelig of zeeziek
worden, of koorts, hoofdpijn, kiespijn, griep,
keelpijn, oorpijn, maagpijn of spit krijgen.
Niets aan de hand, daar is in voorzien.
Maar krijg op uw vakantie bijvoorbeeld
géén..(ik schrijf het met de grootste
schroom, want er schijnt nog een taboe op
te rusten). krijg dus geen. .aambeien,
zoals ik toen, in dat zonnige land met die
eigenaardige taal.
Ik kan u verzekeren dat je tamelijk bedeesd
de apotheek binnenstapt, met een
dergelijke aandoening in de broek en je
eenvoudige, overzichtelijke en trefzekere
woordentolkje in je hand. Je kunt op zijn
hoogst zeggen „Ik heb hier pijn" of „Ik heb
erge last van. en dan zit er niets anders
op dan wat bedremmeld met je vingerde
naar de getroffen zóne halverwege de
bilnaad te wijzen. En dan mag je blij zijn als
ze je begrijpen, want anders mag je (zoals
ik toen) je kwaaltje nog uittekenen ook!
Want voor meneer Wat Hoe bestaan er
eenvoudig geen aambeien, zoals er voor
hem ook geen billen bestaan waartussen
deze ergerniswekkende aderverwijdingen
naar buiten kunnen stulpen.
Er ontbreekt trouwens nóg het een en
ander op ongeveer gelijke hoogte van het
menselijk lichaam, voor wie deze contreien
door de bril van meneer Wat Hoe bekijkt.
Ontucht komt in deze „toeristische praktijk”
niet voor.
Wij schrijven 1979.
p Z
-
■te