Het onderzoek Behoefte aan voorlichting Luizeleventje 1 B KANKER NIET GELIJK AAN DOODVONNIS DIAGN wl KL-;;-kW «Si ANIMALLITEITEN 1 j Geen uitzondering 7 i Liefst 97 percent meende dat men open moet zijn tegenover dat 90 percent van de toen ondervraagde artsen vond dat men dat 90 procent van de toen ondervraagde artsen vond dat men niéts moest vertellen over die aandoening. Een zeer opmerke lijke ommekeer. Tegenwoordig verdwijnen er veel taboes, ook in de gezond heidszorg. Zo gaat het ook met het taboe dat in sterke mate rustte op „kanker”. Langzaam maar zeker, zo concludeerde de Stichting Bio-Wetenschappen en Maatschappij (die de gege vens voor dit artikel aandroeg) uit diverse bronnen, worden aanduidingen „K” en „een ontsteking” vervangen door de begrippen „kanker” en „kwaadaardig gezwel”. Een onderzoek in de Verenigde Staten maakte duidelijk hoe groot de veranderingen zijn, die zich de laatste 20 jaar voltrokken rond deze aandoening, Aan een groep artsen, allen werkzaam bij universiteitsklinieken, werd gevraagd of ze von den dat patiënten moet worden verteld dat ze kanker hebben Mondigheid i6-, dezelfde is als die van die Lieveheerbeest- jes)? Moet ik dan zeggen: weg met dat gif? Ik ben misschien wel goed, maar niet gek. Bovendien ben ik wat conservatief inge steld. Waar de eeuwen op hebben neergeke ken, ga ik in 1979 niet ineens veranderen. Weet je, wat trouwens ook zo vervelend is? Ik zou die moeder met die drie kinderen wel een plezier willen doen, en mijn maten met mij, door uit haar tuintje te verdwijnen. Maar dat gaat moeilijk. Kijk, omdat wij het hier goed hebben: lekkere bladeren en tak ken en een prima lichtval, vreten we ons vol. We gaan een zittend leventje leiden. Dat betekent, dat het met onze vleugels slecht gesteld is. Ik zou wel willen wegvlie gen, maar mijn vleugels zijn niet meer je dat. Bovendien is de thermiek in dit tuintje niet zo best. Er zijn hoogstens wat valwin den tussen die muren in. Nou, kom daar maar eens mee omhoog. Alles bij elkaar betekent dat, dat ik wel moet blijven. Tot groot genoegen overigens van de mieren hier. Die komen ons elke dag melken. Sweet and honey. Honingdauw. Ik heb een vaste afnemer. Ik herken zijn stap al van ver. Hij roept steevast: Joris Goed- bloed, hier ben ik weer. Merkwaardig baasje die mier. Maar hij doet maar. Hij beschermt me zoveel mogelijk tegen mijn vijanden, de larven van dat verrekte Onzelieveheerbees- tje. Hé, wat voel ik? Au. Daar heb je het gedonder al. En het is nog geen meikerstijd. Au. Nou ja, het leven kan niet eeuwig duren. Ik zal maar tot het einde filosofisch blijven. Al stervend dien ik nog ergens voor: tot voedsel van die ellendige larve. Leven en laten leven. Au, nou leuk is het niet. Vaar wel moedertje. Je planten waren fantas tisch Dacht je dat ik het leuk vond om het tuintje van die jonge moeder met d’r drie kinderen op te vreten? Ik zou er om kunnen janken, als ik al dat groen niet zo lekker vond. Er wordt door dat gezinnetje alle aandacht besteed aan het groen en fris I houden van de planten in het stadstuintje: er wordt gesproeid als de zon maar even schijnt en af en toe gaat er wat mest bij de struiken. Het enige vervelende is, dat ze in de gaten hebben gekregen, dat wij met zijn allen neergestreken zijn op de bladeren. We boffen niet dat we tot de donkere types behoren in de luizenfamilie. Je valt zo op en je wordt direct gediscrimineerd. Als je niet uitkijkt zijn wij donkergekleurden zo uitgeroeid en dan ook nog op rigoreuze manier: de spuit erop met gif, spiritus of zeepsop. Er zijn zelfs zo hoorde ik van een doortrekkend soortgenoot, een reiziger zo gezegd lieden, die ons op biologisch ver- antwoorde manier te lijf gaan. Zij vangen in elkaar zitten. Die ingenieurs en betwe ters moesten willen dat ze zo 'n overlevings- en voedselopsporingsapparatuur konden construeren, als wij hebben. Laat ik er iets van vertellen, wellicht komt het dan ook onder ogen van die moeder met die kinde ren. Stoppen ze misschien met die clisma- spuiterij met zeepsop. Wij hebben geen trek in Clean, Biotex of Groene Zeep. De plan ten trouwens ook niet, veronderstel ik. Om nog maar niet te spreken van bleekwater- spuiters. Die komen er na een paar dagen wel achter, dat ze behalve luizenmoord ook groenvernietiging hebben gepleegd. Boven dien: een wit uitgeslagen reuzenberen klauw is ook zo fraai niet... Maar ik dwaal af. Ik zou iets vertellen over mijn eet-garnituurtje. Hela, niet weg lopen bij het zien van die bruingeworden bladeren. Even luisteren. Bij de les blijven. Eerst luisteren en dan pas oordelen en uit roeien.... Onder mijn borststuk heb ik een opgerol de zuiger zitten, die tot achter mijn achter lijf uitsteekt. Toen ik klein was en nog een larve, zat die in lussen in een buideltje opgeborgen. Een zuigertje in natuurlijke verpakking. Die zuiger is mijn grote trots. Het is een wonderlijke aftaster met een uiterst gevoelige punt, die me precies laat weten wat voor obstakels natuurlijke of onnatuurlijke, mechanische of chemische hij tegenkomt. Die zuiger is zo slim, dat hij zich in alle mogelijke bochten wringt om bij sappen te komen, die hij in de verte heeft ontdekt en die hij per se wil hebben om naar me door te spelen. Die zuiger is een volhou- dertje. Stoot hij op cellen of weerstanden, waar hij niet doorheen denkt te komen, dan zoekt hij een andere weg. Ondertussen richten? Volkerenmoord. Maar allez, wij zijn taaie rakkers en ons krijgen ze niet klein. Niet door chemische noch door biolo gische oorlogsvoering. Wij hebben namelijk een voordeel: wij vermenigvuldigen ons razendsnel. En met plezier. Zodat wij ook nog een behoorlijk portie lol in ons luizenleventje houden. Laat de mensen maar moord en brand schreeuwen: Parijs door invasie van blad luizen belaagd: Brussels lof en groen wordt door de luizen opgegeten; Haagse parken verpauperen door grootscheepse aanval van bladluizen. Ze maken er met die kran tenkoppen toch een oorlogstoestand van. Ze moesten eens weten hoe ingenieus wij I Onzelieveheerbeestjes of zweefvliegen. Die jagen ze als bloedhonden op de bladluizen af. Dat alles weer tot groot genoegen van de kinderen, die een zwak schijnen te hebben voor lieveheerbeestjes, hunnielieveheer- beestjes. Roepen die kinderen, die gek zijn op sprookjes: hier heb ik er één van vier jaar, één twee drie vier vlekken Weten zij veel van de gruwelijke slachtpartijen, die die allerminst lieve heerbeestjes bij ons aan- zuigt hij steeds sap op en beoordeelt dat. Je zou hem mijn vóór-proever kunnen noemen. Ik had het over slimmigheid Die zuiger verhardt het tunneltje, dat hij vormt. Tege lijkertijd stuwt hij of ben ik het die dat doet? speeksel met gif naar voren. En dat is dan jammer, maar we doen het al eeuwen zo. Dat gif tast de planten aan. Ik zou het (als ik naar dat moedertje met haar kinde ren kijk met een scheef oog. want ik houd ze in de gaten; ik heb ze door) wel anders willen, maar de Lieve Heer heeft me zo met mijn zuigertje gemaakt. Moet ik dan zo hooghartig wezen om te zeggen Lieve Heer, je hebt het bij het verkeerde eind; je zit die tnoedertjes en al die vaders dwars. Moet ik dat zeggen? Moet ik het beter weten, dan Onze Lieve Heer zelf (tussen haakjes: ik kan me niet voorstellen, dat Hij w I Y RW ^<7 Patiënten willen liever de waarheid horen I r 'L .«I 1 1 5 1 t 1 l patiënt het recht heeft om te weten wat hij mankeert. Tussen de specialisaties bleken wei nig verschillen te bestaan over de hou ding. Alleen de kinderartsen zijn eer der geneigd de diagnose kanker te verzwijgen. De leeftijd blijkt voor artsen ook één van de belangrijkste factoren te zijn bij de beoordeling van het wel of niet vertellen. Andere factoren zijn: de uit gesproken wil van de patiënt om te horen wat hij mankeert, emotionele stabiliteit en intelligentie. De onderzoekers wijzen op enige leemten in hun onderzoek. Zo weten ze bijvoorbeeld niet met welke woorden Hoe verloopt het contact met een patiënt aan wie u geen hoop op genezing meer kunt bieden? „Dat contact kan heel moeilijk zijn. Onvermijdelijk komt de vraag van de patiënt of er nog wat aan te doen is. En dan moet je antwoor den: nee. Er is geen kans dat u beter wordt, maar we kunnen u wel hel pen het leven nog zo aangenaam mogelijk te maken, de pijn en de misselijkheid te bestrijden... Daar zijn tegenwoordig steeds meer mo gelijkheden voor... Wij zullen u niet in de steek laten... U kunt altijd weer hier terugkomen. Maar dat is het stadium waarin je geen hoop meer mag geven op een stilstand van het proces, hoe tijdelijk dat ook mag zijn, Als je ziet dat het op korte termijn niet goed gaat, dan vind ik dat iemand het recht heeft om zich voor te bereiden op het einde”. - Heeft u de indruk dat patiënten openheid op prijs stellen? „Ja, het is me herhaaldelijk ver teld door patiënten... Het is in het begin vaak een klap geweest, maar artsen hun patiënten vertellen dat ze kanker hebben Het is niet uitgesloten dat vaak verhullende termen gebruikt worden, zoals tumor en wildgroei. Het onderzoek onthult niet hoe artsen met hun patiënten omgaan. In het verslag staat dat veel tijd werd besteed aan het organiseren van voorlich ting voor patiënten in de aan het IKR deel nemende ziekenhuizen. Met sociale instan ties werden afspraken gemaakt over de De mondigheid van de patiënten beïnvloedt ongetwijfeld de klini sche ervaring van de specialisten. Openheid en oprechtheid bij inter menselijk contact is natuurlijk al tijd toe te juichen, maar het staat niet vast of openheid het genezings proces bevordert. Uiteraard is dat niet de enige maatstaf waaraan de houding van de arts getoetst dient te worden. Het is echter wel een belangrijke maatstaf. De klinische ervaring van artsen wijst steeds meer in de richting dat openheid de patiënt baat. (Zwave- ling: „Om maximaal succes te heb ben moet je van elkaar weten wat het doel is en langs welke, soms erg moeilijke, wegen dat te bereiken kan zijn”.) Een wetenschappelijke basis bestaat hiervoor echter nog niet. t i i 1 i i l r i 3 r t l ver en be- jorie st te •iste- lang larx- mte- htig- Dat hier- scies goed Niet :eem naar enst ordt aan 1 1 nden Jarx >it is sme. ir de 3 OP- ofler stige telij- ssing volk alle hou- sten- jeeft zijn, over door men oon- in de zich n de ver. lief- jvrij- paal- ram- in de Idige reekt ogen n, zij we- m de n de aring ver- e ge- iding lelijk stan- onze ïken. i van gens niet aaide iting meer ver- mier be- gesproken wordt zal het tot ieder een kunnen doordringen dat ook bij kanker in een groot aantal gevallen genezing mogelijk is. „Het allerbelangrijkste is dat je de patiënt de gelegenheid geeft om te vragen. Ik las tijdens een gesprek met opzet zwijgperioden in en nodig de patiënt als het ware uit om vra gen te stellen. „Je ziet wel vaak als je de patiënt ingelicht hebt, dat lang niet alles doorgedrongen is. Lo gisch, want hij voelt zich geweldig bedreigd... in het ziekenhuis... vaak op het punt staande om geopereerd te worden. Je moet meerdere ge sprekken voeren. pt de met i in geld- een lilan artig ienst er ik staat trekt maal Des te opmerkelijker is dat de meeste artsen bij het onderzoek in ’61 zeer overtuigd waren van de juistheid van hun houding. Hetzelf de geldt voor de artsen die onlangs werden ondervraagd. Zowel de art sen die in ’61 bij het onderzoek betrokken waren, als die in ’77 mee deden, baseren hun houding op hun eigen medische (klinische)ervaring en niet op de resultaten van weten schappelijk onderzoek. Dit komt omdat er nauwelijks onderzoek ge daan is op dit gebied, maar ook omdat artsen hun klinische erva ring in *t algemeen hoog aanslaan. De behoefte aan voorlichting over kan ker blijkt steeds duidelijker, ook in ons land. Zij komt sterk naar voren uit het onlangs gepubliceerde eerste jaarverslag van het Integraal Kankercentrum Rotter dam, een samenwerkingsorgaan van on derzoekers, specialisten, sociaal-genees- kundigen, verpleegkundigen in allerlei zie kenhuizen en instituten van de Maasstad en daarbuiten. Dit is het eerste centrum van deze aard in ons land, meerdere zijn in ontwikkeling, met het doel behandeling van patiënten zo optimaal mogelijk te doen geschieden. begeleiding van kankerpatiënten na de be handeling. Een stand van het IKR, die op de beurs „Eigenhandig” (doe-het-zelf-artike- len) in het Ahoy’-complex stond, trok veel belangstelling. Duizenden mensen stelden vragen door middel van opgestelde quiz machines, tienduizenden namen informa tiemateriaal mee en honderden kregen mondeling antwoord op hun vragen. Grote interesse werd getoond voor het zogenoemde „telefoonbaken” van het IKR, een telefoonnummer waarachter een groep mensen zit die tracht alle mogelijke vragen over kanker te beantwoorden. Er zijn hon derden telefoontjes gekomen In het eerste jaar (1978) en het IKR concludeert dat het baken in een grote behoefte voorziet (010- 634130, 634131). Verder is het IKR bezig speciale folders voor de diverse deelgebie den van kankerbestrijding te maken. Vroeger werd angstvallig verzwe gen dat de patiënt kanker had. Ge nas de patiënt, dan was hij genezen van een ontsteking. Stierf hij daar entegen dan dachten alle mensen uit de omgeving van de patiënt me teen aan kanker. Op die manier werden genezingen van kanker niet bekend en werd de ziekte gehuld in een zeer vreeswekkend waas. Soms is de ziekte inderdaad vreeswek kend, soms echter betrekkelijk ge makkelijk te genezen. In 1977 werd aan 699 Amerikaanse medisch-specialisten gevraagd wat zij de juiste houding tegenover kankerpa tiënten vonden: de feiten vertellen of verzwijgen. Van de 264 artsen die de vragenlijst invulden en opstuurden vond 97 percent dat openheid de beste opstelling is. Bij een vergelijkbaar on derzoek in 1961 vond 90 percent van een groep artsen dat geslotenheid de juiste houding is. In beide gevallen beroepen de artsen zich op hun klini sche ervaring en het merendeel ge loofde niet dat enig onderzoek hun mening nog kon veranderen. De groep artsen van ’77 blijkt nog stellig overtuigd te zijn van de juist heid van hun opstelling dan de groep van ’61. In 1977 vonden alle artsen (betrokken bij het onderzoek) dat de men is toch dankbaar dat men het gehoord heeft. Hierdoor werd veel wantrouwen en ongerustheid weg genomen. Ze konden ook weer be ter met hun partner praten. Boven dien is de patiënt vaak veel gemoti veerder om behandelingen te on dergaan”. Onderzoek in de VS wijst uit dat patiënten tegenwoordig liever de waarheid omtrent hun ziekte willen horen. De artsen zijn geneigd daar aan gehoor te geven. Maar is dat de enige oorzaak voor de geweldige ommekeer in de laatste 20 jaar? Er zijn verschillende redenen aan te voeren, ook al blijven dat min of meer gissingen. Er wordt gewezen op een verbete ring in de behandeling van kanker. Dit leidde voor verschillende soor ten kanker tot een grotere kans op genezing. De diagnose kanker staat niet meer gelijk met een doodvon nis. In de jaren vijftig waren de meeste artsen en dus ook patiënten hierover veel pessimistiser. De ken nis van de ziekte is sedertdien bij hebben als patiënt. De patiënt ver wacht dat hij/zij geïnformeerd wordt”. De onderzoekers pleiten voor pre cieze richtlijnen, want ze vragen zich af of iemand uit de losse hand kan bepa len wat hij moet vertellen, wanneer en op welke wijze. Om deze richtlijnen te kunnen opstellen is meer psycholo gisch onderzoek noodzakelijk. De Leidse hoogleraar Zwaveling ge looft niet dat precieze richtlijnen gege ven kunnen worden, ook niet wanneer er veel onderzoek gedaan zal zijn. Vol gens hem is de benadering toch steeds zeer individueel. Ook in Nederland - zo is de indruk - zijn artsen steeds openlijker tegen over kankerpatiënten. De Leidse hoogleraar prof. dr. A. Zwaveling (chirurg, gespecialiseerd in de be handeling van kankerpatiënten) gaat ervan uit dat elke volwassene die een bepaalde ziekte heeft, het recht heeft om te weten om welke aandoening het gaat. Merk je dat de patiënt, nadat je vaker met hem hebt gesproken en gezwegen, er niet over wil praten, dan moet je daar m.i. over zwijgen. De patiënt dient in het middelpunt te staan. Wanneer hij denkt zichzelf het best te kunnen verdedigen door alles te ontkennen en te verdringen, is het erg wreed om door dat psy chisch verdedigingsmechanisme heen te willen breken. De gemiddelde leeftijd van de art sen bij het laatste onderzoek was 37 jaar (1961: 50 jaar). Ze waren onderver deeld in de specialisaties: interne ge neeskunde, kindergeneeskunde, vrou wenziekten, chirurgie, huisartsge neeskunde, radiologie (bestraling) en oncologie (kankerspecialisme). De groep artsen die reageerde, was volgens de onderzoekers een tamelijk goede doorsnee van de artsen die in een ziekenhuis te vinden zijn. „Je licht de patiënt op een voor zichtige manier in, de last t.o.v. de psychische draagkracht aftastend. Het zonder meer meedelen dat het kanker is, is een onvergeeflijke fout. Op vragen als hoe lang nog en hoeveel kans heb ik, moet je zeer voorzichtig antwoorden. Alleen in slechte doktersromans kan het tijd stip van de dood op het uur nauw keurig voorspeld worden. Aan een zieke is niets met zekerheid te voor spellen. Over het verloop van het ziekteproces kunnen alleen algeme ne verwachtingen worden uitge sproken”. 0 Kanker dient volgens Zwaveling hierop geen uitzondering te maken. Alleen wanneer er openlijk over artsen aanzienlijk toegenomen. Men weet er nu meer vanaf, kan er gemakkelijker over spreken. Hetzelfde geldt voor het grote pu bliek. Regelmatig staan artikelen over dit onderwerp in de krant. Een voorbeeld. De journalist Louis Sinner beschreef het eindigende leven van een kankerpatiënt. Nadat de be schreven patiënt was gestorven, bleek Sinner zelf ook een fatale vorm van kanker onder de leden te hebben. Dat heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken. Op de ze manier wordt aan het taboe ge tornd en neemt de kennis over de aandoening toe. Zwaveling: „Je maakt momenteel geen enkele vrouw nog wijs dat haar borst eraf moet, omdat het maar om een kleine goedaardige aandoening gaat”. Maar de belang rijkste reden voor de ommekeer in de houding van de artsen is waar schijnlijk gelegen in het mondiger worden van de patiënten. Zwave ling: „De mensen zijn zich bewust geworden van de rechten die ze iioi lertelt Zwaveling zelf zijn patiënten dat ze kanker hebben? n

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 19