CHARLES BURKI, VIERENDERTIG
JAAR NA NAGASAKI:
a
sl
..k
*0
1
J
J
ihi
II
Bibliothecaris schrijft boek over „Fukuoka 14”
BB!
I
i
door Pieter van de Vliet
1
I Hl - -<L
I
Vliegenplaag
35 jaar later
Redelijker
Religieus
H
20
i
w
ID
r
1
I
EG
DEN
IT
EK
I fü
O
dood in een
iM
ü- De atoombom op Nagasaki trof het krijgsgevangeniskamp Fukuoka 14.
RAAT
i
55" Maden van v/iegen vraten zich door het verband heen
I
I
I
M
SLAAN
i o.g.
AART-
Burki, naar zijn zeggen op dat
moment 700 meter van de plaats
waar de bom viel, herinnert zich
vooral het plotselinge. Het totaal
onverwachte. In een onderdeel van
een seconde overal vuur. Zo veel en
zo fel dat schaduwen verdwijnen.
„Zonder schaduwen hadden de
dingen om mij heen niets
wezenlijks meer. Sponsachtige
vuurzwammen verplaatsten zich
razendsnel, veranderden abrupt
van vorm. Bloemkoolachtige
brokken vuur, kronkelig als
enorme hompen hersens,
verdwenen en verschenen, grillig en
onberekenbaar. Reusachtige
vuurbollen vol bibberende,
trillende, lillende, kladderige
vlammen”.
„Ik dacht: brandbommen. Ik dook
in elkaar, zette mijn kraag op. De
hitte was ontzettend. Misselijk en
duizelig voelde ik me. Ik besefte nog
flauw dat ik een paar meter van de
schuur was en bereikte waggelend
de ingang. Daar kwam de beng, de
luchtdruk. Het leek of mijn oren
knapten. Ik werd de schuur
ingeslingerd. In een droomtoestand
beleefde ik de dood. Doodgaan is
niet erg en doet geen pijn, weet ik
zeker nu”.
„Na ik weet niet hoe lang voelde ik
mijn vingers op de stenen trillen.
Het was pikdonker. Ik kon absoluut
niets zien. Ik ben blind, dacht ik.
Wanhoop overviel me. Maar de
Met de atoombom viel het wel mee. Dat zou een
voorbarige, gevaarlijke conclusie zijn na de ge
sprekken die dr. ir. J. Stellingwerff, bibliothecaris
van de Vrije Universiteit in Amsterdam, had met
zo’n twintig overlevenden van het bij de atoomaan-
val op Nagasaki getroffen krijgsgevangenenkamp
Fukuoka 14. Al blijft opvallend dat niet een van de
twintig last heeft van stralingsziekten. Ze lijken allen
lichamelijk en geestelijk gezond. En ze hebben
normale kinderen.
Stellingwerff, bezig met een boek over de ge
schiedenis van het kamp, met als lugubere climax
de atoombomaanval, relativeert die verhalen al. De
krijgsgevangenen hadden het geluk dat de wind uit
de voor hen goede kant kwam, zodat de trottoirs
waarop ze in de verwoeste stad sliepen vermoede
lijk niet radioactief besmet werden. En hij gelooft
dat de bom verder weg viel dan de gevangenen
beweren.
Om het verhaal van de bom te kunnen recon
strueren, plaatste de bibliothecaris begin van dit
jaar een oproep in enkele kranten, waarop ge
noemde twintig reageerden. Of ze representatief
zijn voor het totaal aan overlevenden is nog maar
de vraag. De twintig, vrijwel allen maatschappe
lijk geslaagd, reageerden uit vrije wil. De biblio
thecaris beschikt echter over meer dan de helft
van de vijfhonderd namen van mensen die in het
kamp hebben gezeten. Een zo groot mogelijk
aantal van hen wil hij interviewen om een zo
werkelijk mogelijk beeld te krijgen.
Aanvankelijk had Stellingwerff helemaal niet
de bedoeling om over het kamp te schrijven. Tot
voor kort wist hij zelfs niet van het bestaan ervan
af. Zijn boek zou eerst voornamelijk gaan over de
Nederlanders op Decima, waar Neerlands vlag
bleef wapperen toen het moederland onder de
duisternis trok langzaam weg. Door
een waas zag ik dat de schuur nog
overeind stond; alleen de bakstenen
achterwand was weggeblazen. Mijn
bril en muts waren verdwenen,
onvindbaar. In de rug van mijn jas
zaten twee meer dan vuistgrote
zuiver cirkelvormige brandgaten.
Ik voelde de brandplekken
schrijnen. Maar veel meer last had
ik van mijn schouder en arm, die
ontwricht leken”.
Fransen zuchtte en de koloniën in handen van de
Engelsen waren.
Begin ’78, toen hij besloot zelf in Japan op
onderzoek te gaan naar dit stukje roemrijk vader
lands verleden, las hij een kort krantebericht. Het
ging over H. V. Mierop uit Badhoevedorp, die
gewond was geraakt bij de atoombomaanval op
Nagasaki en daarom in Japan was onderzocht.
Stellingwerff zocht contact met hem, gewoon om
wat algemene informatie over Japan te krijgen en
kwam er zo achter dat Fukuoka 14 bestond.
Charles Burki was een van de twintig mensen
met wie hij sprak. De bibliothecaris zet levensgro
te vraagtekens bij diens bewering dat de bom de
vrijheid betekende, omdat de gevangenen anders
over de kling zouden zijn gejaagd. Een begrijpelij
ke, maar ook al gevaarlijke uitspraak, vindt hij.
krijgsgevangenenkamp „Fukuoka14” in
Nagasaki. Verslaggever Pieter van de Vliet
sprak met een overlevende uit dat kamp
Charles Burki, en met dr. ir. J. Stellingwerff,
bibliothecaris van de Vrije Universiteit van
Amsterdam, die er een boek over schrijft.
naschilderen. Denk ik.
„Ik wist ook niet wat het was. Dat
kon ik ook niet weten. Vrijwel
niemand wist het. Wie had er nou
van uranium gehoord? Ik dacht aan
brandbommen, maar ook zo’n
bombardement had ik nooit echt
meegemaakt. Alleen gezien in de
verte. Wat ik dacht? Ik had kunnen
een rechtstreeks door de zonnegodin voortge
bracht geslacht. Japanners zijn het tegendeel van
individualisten; zonder keizer zijn ze nergens.
Dan voelen ze zich nog kleiner en lelijker dan al
die andere Aziatische volkeren. Een enorm min
derwaardigheidscomplex teistert hen al te lang.
De polemoloog prof. Reeling heeft gezegd dat
de keizer juridisch gesproken geen oorlogsmisda
diger was.
Stellingwerff: „Daar heeft hij, dacht ik, gelijk
in. Hirohito was de gevangene van het leger, van
het militarisme. De media, vooral de Amerikaan
se, hadden hem in het kader van hun oorlogspro
paganda afgeschilderd als het monster, het sym
bool van het kwaad. Dat beeld konden ze niet zo
maar terugdraaien”.
„Als je de atoombom hebt gemaakt, moet je
bewijzen dat hij er is, stel ik me zo voor. Dat je niet
tevergeefs hebt gewerkt. Het kan ook een visite
kaartje van je kracht zijn. Een waarschuwing ook.
Niet zozeer aan het adres van de Japanners als
wel aan dat van de Russen. En had een volkomen
onbekende president als Truman, een doorsnee
burgerman, een sigarenhandelaar van oorsprong,
ér niet baat bij een krachtige daad te stellen?”
„Waarbij je je ook kunt afvragen of er niet nog
een mogelijkheid was. Bijvoorbeeld door de bom
niet op een van de grote steden, maar in de Baai
van Tokio te laten vallen. Dat zou indrukwekkend
genoeg zijn geweest, dunkt me”.
denken: dit is de dag des oordeels,
maar dat dacht ik niet. Het waren
een heleboel indrukken tegelijk in
een paar seconden voordat ik
bewusteloos raakte”.
„Ja. Later. Toen kwam er een
Amerikaanse journalist die me rare
vragen stelde. Of ik last had van
haaruitval. Die Amerikanen zaten
er, geloof ik, een beetje mee in hun
maag”.
Hoe hij de bom zag, is te zien in zijn
onlangs verschenen boek „Achter
de kawat”, waarin hij zijn
kampherinneringen heeft
Hij benadrukt nogmaals dat het veronderstel
lingen zijn, vragen waarop hij de antwoorden nog
hoopt te vinden.
Fukuoka 14 lag midden in de industriewijk van
Nagasaki. De gevangenen moesten twaalf tot
veertien uur per dag werken op een scheepswerf.
In de winter van ’44-’45 stierven 125 mensen aan
uitputting en ondervoeding en aan ziekten als
dysenterie en longontsteking, waarvoor de Japan
ners geen medicijnen beschikbaar stelden. Verge
leken met die getallen was de atoombom op het
krijgsgevangenenkamp een incident. Bijna een
bijkomstigheid.
land met behulp van het KNIL kort en krachtig
een eind dacht te maken. In plaats van hen naar
huis en haard terug te laten keren, deed Neder
land een beroep op de loyaliteit van de pas bevrij
de gevangenen. En dat betekende, nog lang niet
bekomen van de ellende, exerceren en geweren.
Stellingwerff: „Er was geen eind. Nederland
had bepaald dat orde en rust moesten worden
hersteld en dat vervolgens wellicht aan zelfstan
digheid kon worden gedacht En in het kader van
dit westerse superioriteitsdenken begon een bij
voorbaat verloren oorlog, die zou leiden tot de
uitstoting van de halfblanken. De keus maken.
Waar hoor je bij, waar kun je bij.
De halfblanken die voor Indonesië kozen, zijn
daar nu de uitgestotenen, de ergste paupers. De
ontheemden die naar het ongewisse, onbekende,
natte, koude Nederland kwamen, kregen maat
schappelijk gezien wel kansen, al hebben ze er
hard voor moeten vechten. Vaak voor een aan
zienlijk mindere positie dan ze gewend waren en
nooit met evenveel kans als de Nederlander. Nog
steeds zijn ze op bepaalde punten achtergesteld.
De vroegere KNIL-mensen moeten bijvoorbeeld
nog steeds voor hun achterstallige soldij vechten,
terwijl Nederlanders in vergelijkbare posities, zo
als delen van de marine en de luchtmacht, daar
nooit een punt van hebben hoeven maken. Het
gaat wat de oud-KNIL’ers betreft niet om het geld,
maar om de erkenning.
De vroegere gevangenen van de Japanners die
het er maatschappelijk aanzienlijk minder heb
ben afgebracht. Zij die lijden aan stralingsziek
ten. Die kinderen hebben met genetische afwij
kingen. Zouden die ook terugkijken? Zouden die
zich laten horen?
Dat blijkt wellicht volgend jaar augustus. De
bibliothecaris wil zijn boek dan op een van de
„vergeten” data ten doop houden.
Over Harrisburg begin ik maar niet
eens.
Hij vertelt over zijn sinds zijn jeugd
bedreven liefhebberij: het met de
hand vangen van gifslangen. Hij
laat fossielen zien die hij heeft
opgegraven in zijn geliefde
Frankrijk. De versteende dieren
zijn volgens hem een slordige 160
miljoen jaar oud. Misschien is er
heel lang geleden ook wel eens een
bom gevallen.
„We overleven het”, zegt hij. „We
komen anders terug. We passen ons
aan. Insecten zijn op een bepaald
moment ook bestand tegen
bestrijdingsmiddelen”.
Die atoombom. Daar is hij echt niet
kapot van. Integendeel.
Veel erger heeft hij de torpedering
van de Tomahokoe Maroe ervaren,
een Japans schip, waarmee 800
krijgsgevangenen uit
Nederlandsch-Indië naar Nippon
werden verscheept, om daar
dwangarbeid te verrichten.
Uitvoerig en gedetailleerd tekent
hij op kladjes hoe hij aan het met
suiker en mensen afgestampte ruim
heeft weten te ontkomen. Hij heeft
het over wonderen, voorzienigheid.
„Normaal gesproken had ik toen
dood moeten zijn”. Na tien uur in
zee te hebben gelegen pikte een
Japanse walvisvaarder hem op.
,Als ik dit vertel voel ik weer
kippevel”, zegt hij.
Dat had hij niet toen het over de
bom ging.
Later, na wat doorvragen, zegt zijn
vrouw - zij overleefde een Japans
vrouwenkamp: „Marina heeft wel
eens gezegd: gek eigenlijk dat papa
helemaal niets heeft”.
We gaan verder met het
doorbladeren van dikke
plakboeken. Veel opengesneden
motoren. Een ontwerp voor een
nieuw model brommer. Omslagen
van boeken over spanning en liefde,
hoofdzakelijk op slagvelden en in
ziekenhuizen.
„Die bom met al zijn doden”, zeg ik.
„Die heeft ons leven gered”, zegt
hij.
„De Jappen hadden ons afgemaakt.
Waar moesten we anders die
zogenaamde loopgraven voor
graven. Massagraven zouden dat
zijn geworden als de atoombom niet
was gevallen. Van de Jap kun je
alles verwachten”.
EL AAN
DEN
G, whs.
‘746 Of
celaar
Citaat:,, We kampeerden op de
trottoirs (van Nagasaki) tussen de
smeulende ruïnes. Als bescherming
tegen zon en regen hadden we van
zinken platen afdakken gemaakt
voor de zieken. Hun etterende
wonden zagen er verschrikkelijk uit
en de weinige verbanden kregen
door pus en straatvuil alle kleuren
van de regenboog Toen kwam
de vliegenplaag! Bij duizenden
kwamen ze aanzetten en vlogen op
de stinkende wonden en verbanden
af. Je kon ze niet wegslaan, want
dan sloeg je op de wonden. Na een
paar uur had je al maden, die zich
meteen door de verbanden
heenvraten”.
Er staat een tekening van een man
bij, met bellen als bubbelgum op
zijn wangen. „Door de intense hitte
en de luchtdruk werd de opperhuid
als cellofaan weggeblazen.
Opkomend wondvocht
veroorzaakte dikke blazen”.
Burki herinnert zich dat de
etterende wonden naar kaas roken.
Maar zo begint het interview niet
Het begint met een alleenspraak
van Burki. Zacht, onstuitbaar
vertelt hij over zijn mooie,
intelligente dochters. De jongste,
Marine, heeft bovendien talent,
schildert in een lieflijk stukje
Frankrijk een vreemd soort
mensdieren of diermensen, die
mooi zijn in hun wanstaltigheid.
Neen, ze is niet geïnspireerd door de
atoombom. Hoe kom ik daarbij. Hij
is gewoon trots op zijn dochters.
Nee, hij wil er niet mee aantonen
dat hij en zijn kinderen ondanks de
atoombom nergens mee zitten. Hij
is niet bang voor de gevolgen van de
onzichtbare straling. Geen angst
dat ze na generaties zichtbaar
zullen zijn. „Angst is zinloos”. Hij
lijkt verbaasd over zulke vragen.
„Mijn bloed is een paar keer
onderzocht. Nooit iets. De dokter
zei: „u bent een man van 59. Nee,
niet tegenspreken, u bent 59. Ik was
toen 69”.
RAAT.
"RAAT
f- ben.
RAAT,
(gevr.
garage
noekw
iROTt
noekw
ionette
.LAAN
Vijfendertig jaar later in zijn
keurige Haagse flat aan de
Parkweg. Een buurt waar
maatschappelijk geslaagde mensen
wonen. De woonkamer is
overwegend atelier. Streng
geschilderde naakten, heel precies.
Opvallender zijn tekeningen aan de
wand van opengewerkte motors,
voornamelijk DAF’s. Zo
gedetailleerd kan zelfs een
fotograaf niet werken.
Hét schilderij staat klaar. Op de
ezel. Die negende augustus om
precies elf uur (toeval?) laat hij het
zien. Een baaierd van vuur. Het
felle geel doet pijn aan de ogen.
„In werkelijkheid was het feller,
briljanter, gemener. Het
verblindde”, zegt hij. Het klinkt niet
verontschuldigend of berustend.
Maar constaterend. Al heeft hij nog
zo’n fotografisch geheugen, al kan
hij alles Pietje precies op papier
zetten, een atoomexplosie kun je
eigenlijk niet navertellen, niet
Stellingwerff zegt dat ondanks alles Fukuoka 14
vergeleken met andere kampen in het Verre Oos
ten nog niet eens het slechtste was. De bewakers
waren er volgens hem wat redelijker doordat ze
niet aan het front zaten en af en toe naar huis
konden.
Wie niet naar huis konden, ook niet nadat Japan
had gecapituleerd, waren vele krijgsgevangen mi
litairen van het KNIL. Van een bevrijding was
eigenlijk geen sprake op 15 augustus, toen de
Nederlandse bevrijding al hoog en breed was
gevierd. In Nederland is genoemde datum dan
ook vooral bekend door Maria Hemelvaart.
Van vrede was ook geen sprake. Want in het
thuisland woedde de revolutie, waaraan Neder-
Tekening van man vlak na de atoom
bom op Nagasaki. Door de enorme hitte
en luchtdruk wordt de huid van het
gezicht geblazen.
Charles Burki met het schilderij in de
hand waarop hij zichzelf afbeeldt tijdens
de ontploffing.
opgetekend. Er staan veel
tekeningen in die hij in een kist
onder de grond voor de Japanners
verborgen heeft weten te houden.
Kawat is Japans voor prikkeldraad.
De zon is weg, opeens. De lucht lijkt vloeibaar metaal. Overal is
vuur. Het is 9 augustus 1945, elf uur ’s morgens. De tweede
atoombom is op Japan gevallen. Na Hiroshima nu Nagasaki. Het
krijgsgevangenenkamp Fukuoka 14 is ook getroffen; onder de 500
man, voornamelijk Nederlandse burgers en KNIL-militairen, zijn
slachtoffers.
Gewondenverzorger van het KNIL, Charles Burki, is op dat moment
een nummer: 9409. Krijgsgevangene van de Japanners in Fukuoka
14. Met acht anderen werkt hij aan het bomvrij maken van een
rijstschuur. Daarvoor moet de schuur onder een dikke laag vette
grond worden bedolven.
„Met een mandje klei liep ik naar de schuur, Ik had een korte broek en
jas aan, een muts op en ik droeg laarzen uit een Rode Kruis-pakket.
Ik was de enige die bij al die hitte helemaal was gekleed. De anderen
waren halfnaakt".
„Het was een paar minuten voor elf. Zon, warmte, zweet. Het gezoem
van een vliegtuig, of vergiste ik me? Het zoveelste mandje klei. Nog
een paar stappen, dan was ik bij de schuur”.
Het is elf uur. Een felle zon in een strakblauwe lucht. Dan is de zon
weg, opeens.
Voor de vele betrokkenen zijn de „vergeten”
data weer voorbij: 9 augustus 1945, de dag dat
de atoombom op Nagasaki viel, en 15 augustus
1945, de dag dat Japan capituleerde. Op de lijst
met ongeveer 50.000 mensen die aan de
gevolgen van de bom bezweken, staan de
namen van zes Nederlanders uit het
Want moest de atoombom nou wel zo nodig
worden gebruikt? Had Japan ook niet zonder de
bom gecapituleerd? Bijvoorbeeld als de Amerika
nen de eis dat die capitulatie onvoorwaardelijk
moest geschieden hadden laten vallen. Dat de
Japanners wilden dat de keizer zou aanblijven,
heeft vooral een religieuze achtergrond, terwijl
ook sociologische en psychologische factoren
meespelen.
De Japanners geloven dat hun eilanden door de
góden zijn gemaakt en dat hun keizer behoort tot
droomtoestand”
Het verhaal van een bom
1 ^^^B
„Ik beleefde de
WC