KAMPEERDERS AAN KINSELMEER
MOETEN HET VELD RUIMEN
I!
Zomerverblijfplaats voor de
bewoners van oude buurten
1
v I
Opknappen
n
Puinhoop
Maagdelijk
13
12
AMSTERDAM
DONDERDAG 30 AUGUSTUS
1979
ST
i
59.-
onder redactie van Theo van der Kaaij
t:
’s Zomers vissen en varen, in de
herfst beukende stormen trotse
ren en ’s winters ijszeilen en
schaatsen. Een kampeerder: „Dit
kan je niet, meer opgeven, dat
gaat niet. Iedere camping heeft
zijn eigen gezicht, zijn eigen men
taliteit. Gooi je dat bij elkaar, dan
wordt het een hutspot, maar dan
een die niet smaakt.”
Amsterdam-Noord, Schellingwoude, Durgerdam. Wie kent het niet?
Zunderdorp, Ransdorp en Holysloot gaat ook nog wel. Massa’s
Amsterdammers echter weten niet méér van de drassige gronden,
gelegen tussen de oude E 10 naar het noorden en de IJsselmeerdijk.
Gelukkig is het slechts hun kennis en niet de wereld die hier ophoudt.
Dit is het Amsterdamse gedeelte van Waterland waar de mens al
eeuwen strijd voert tegen de elementen om droge voeten te houden.
/W
I
„Tante Nel" Willems op haar stek aan het Kinselmeer: „Ruim 23 jaar na de eerste brief nog steeds onzekerheid".
Dit kan je niet meer opgeven, dat gaat niet
I
I
I
Meer toeristen dan vorig jaar
*n,
WteK -
di-
er-
x
ch
ng
Waar komen de kampeerders vandaan? Zij zijn het bij
elkaar nagegaan. Van de 231 huishoudens komen er 156 uit de
oude buurten van Amsterdam, 49 uit overige wijken van
Amsterdam en 21 van buiten de hoofdstad. Vijf huisadressen
zijn onbekend gebleven. Onder de oude buurten scoren het
hoogste: oud-Noord, Oosterparkbuurt, Indische Buurt, de
Pijp, de Dapperbuurt, Kinkerbuurt, oud-Bos en Lommer,
Spaarndammerbuurt en de Jordaan. Volgens het zelfonder
zoek onder de kampeerders heeft 50 percent geen werk, 30
percent heeft een salaris van beneden de 2000 gulden netto per
maand en 20 percent verdient meer dan dat bedrag.
„Waarom moet de mindere man op z’n driehoog zitten?” is
de titel van een bundel interviews die de kampeerders aan het
Kinselmeer elkaar hebban afgenomen. Hier enkele frasen van
de gesprekken. „Voor die andere camping heb ik absoluut
geen geld want ik krijg 825 gulden per maand”. „Ik zit pas
weer in een nieuwe straat vanwege de renovatie van de buurt.
De mensen zeggen mekaar wel allemaal gedag, maar toch niet
zoals hier, dat je bij die of die binnenklept”. „Hier zit je meteen
buiten. Je ruikt het. Mijn man heeft het ook. Als je thuis zit:
alles stinkt en hier zit je in de frisse lucht. Je doet een hoop
gezondheid op en rust, ontzettend veel rust”. „Ik heb hier nooit
last met de mensen. Over het algemeen heeft niemand dat. Ik
heb nog nooit een vechtpartij meegemaakt. Ja, kleine dinget
jes, maar dat heb je overal, dat heb je thuis ook.
„We doen hier ook erg veel samen. Volgende week hebben
we weer een hele feestweek en dat is zo ontzettend leuk, want
iedereen werkt met iedereen en dat heb je in de stad niet”. „De
mensen maken alleen maar ruzie. Kijk maar op je werk, kijk
maar om je heen. En daar heb ik eigenlijk helemaal geen
behoefte aan. Hier kom ik helemaal tot mezelf”. „Er zijn
mensen die gaan nooit op vakantie. Die zitten alleen maar hier.
Te vissen. Nou, mag het? Dat mag toch!”.
„Hier is het gewoon een dorado. Hier voel ik me rustig, hier
voel ik me veilig. Hier kom je gewoon tot rust. Ook het feit dat
je hier nog echt in de natuur zit en niet constant een angstig
gevoel hebt dat er iemand bij je binnen kan komen of dat er
iets gepikt wordt van je. Je voelt je hier mens. Eigenlijk is je
hele leven erop ingesteld dat je hier ’s zomers weer tot rust
komt”.
lande
m.
en
a. d.
aard
imer
jprijs
<oort,
!550-
<PO-
en 2
vend
b.v.
lijks-
Tel.
uur:
5539
„Tante Nel” Willems van camping „Het
Boschje”: „De gemeente kan makkelijk
zeggen dat het een rotzooitje is, maar dat
/erw
ners,
latie
167,
!550-
g
3rig
iet in
impel-
m
datu
iloezes
gen.
;wart,
98.-
nirs
nop-
j.
v—,~-j -~4irr
3 uur
:heek
en in
I t.m.
laan-
van
v. lid
023)-
47
<OS-
incl
,Drie
BW,
huis.
Gemeente, provincie en rijk schermen
nogal met de term „dagrecreant”, de man,
vrouw of het gezin dat voor een korte
tijdspanne naar Waterland komt om zich
te ontspannen. De behoefte aan plekjes
voor deze figuren zouden zeer groot zijn.
Volgens de kampeerders is dat schrome
lijk overdreven. Mevrouw Willems: „Die
mensen komen hier helemaal niet, terwijl
de ruimte er wel degelijk is. Een hele
lange strook langs het meer is voor ieder
een te betreden. Er staan picknicktafels
en vuilnisbakken, maar er komt haast
niemand. Als er in een weekend twintig
mensen komen is het veel. Die weten er
trouwens toch nog een behoorlijke puin
hoop van te maken.”
De kampeerder die voor een dag of een
paar uur komt kan ook al jaren voor een
luttel bedrag terecht op de bestaande
campings. Rikus Eshuis kent ze van nabij:
„Bij ons in „Het Boschje” zijn dat voor
een deel vaste klanten. Die willen hele
maal niet dat het Kinselmeer schoonge
veegd wordt.
En reken maar dat wij erop toezien dat
de zaak schoon blijft. Elk bierdopje wordt
opgeraapt.”
De dorpsraad van Durgerdam heeft
zich ook verzet tegen de plannen van de
gemeente. Gevreesd wordt dat een nieuwe
massale camping vlakbij het dorp volle
dig zal overvleugelen. Bovendien zijn de’
Burgerdammers benauwd voor ontluiste
ring van het natuurgebied IJdoornpolder,
dat pal tegenover het terrein van de nieuw
te bouwen camping is gelegen.
Het Kinselmeer in het landelijke noorden van Amsterdam
is ontstaan tijdens de Allerheiligenvloed in het jaar 1570. Het
water is nooit ingepolderd geweest. De oudste bewoners van
de zomerhuisjes van nu herinneren zich dat er in de jaren
1920-1930 nog weinig te beleven viel. Sommigen zetten wel
eens een tentje op aan de oever. In de Tweede Wereldoorlog
mocht het gebied niet betreden worden. De eerste theehuizen
en uitspattingen waren er toen al. Geleidelijk aan kwamen er
hutjes voor vissers om te overnachten. Iemand verving eens
een wand van tentdoek door hout en langzaam maar zeker
kwamen er heuse zomerhuisjes van de grond. Ook de stacara
van werd erg in trek. De grond is bijna geheel in handen van
de gemeente Amsterdam. De zes huidige kampeerterreinen
worden door beheerders gepacht. Van elk van de kampeer
ders ontvangen de beheerders jaarlijks een bedrag dat ligt
tussen de drie- en vierhonderd gulden.
komt omdat wij niet weten waar wij aan
loc zijn. Bijna niemand verspijkert meer
iets aan zijn huisje, omdat hij niet weet of
hij weg moet. De zaak speelt al veel langer
dan een paar jaar. In 1956 kwam er voor
het eerst een brief van de gemeente Am
sterdam, dat de campings hier weg moes
ten. Het is nu 23 jaar later en nog steeds
weten wij niet of we kunnen blijven, want
de gemeenteraad moet nog beslissen. Re
ken maar dat de boel hier zal opknappen
als we weten dat we mogen blijven. Veel
mensen willen maar al te graag een nieuw
huisje neerzetten dat ook nog eens betaal
baar is.”
twee belangrijke redenen aan om niet ihet
de voorstellen van de gemeente in zee te
gaan: De eerste is van financiële aard. De
huidige huisjes zijn niet verplaatsbaar en
de meeste bewoners kunnen het bedrag
dat voor een nieuw huisje, zoals de ge
meente dat wil, nodig is, niet op tafel
leggen. Zelfs niet met de 5000 gulden die
de gemeente renteloos voorschiet. Er zou
dan zeker nog 15.000 geleend moeten
worden. De tweede reden is de onmogelij
ke plaats van de nieuwe camping. „Ome
Bas” van der Plas weet waar hij het over
heeft, want hij komt al vanaf 1928 in
Waterland: „Ik ken dit stuk van vroeger,
het was een prachtig natuurgebied. Om
het geschikt te maken als camping heeft
de gemeente het opgespoten en puin ge
stort, maar alles is al weer in het zachte
veen verdwenen. Dit is geen plaats voor
zomerhuisjes. Alles zakt weg in de grond.
„De heer Van der Plas is secretaris van
watersportvereniging „De Doordrijvers”.
Alleen leden zijn welkom aan dit stukje
oever van het Kinselmeer. Niet zo lang
geleden is er een prachtige botenloods
gebouwd compleet met steigers. Dat mag
blijven staan van de gemeente, alleen de
zomerhuisjes rond het kleine haventje
moeten verdwijnen net als de andere. Van
der Plas: „Die huisjes zijn voor onze men
sen juist het verlengstuk van hun boot.
Bovendien zijn ze perfekt onderhouden,
daar zorgen wij als vereniging voor. Wie
de huisjes bewoont moet ook bereid zijn
karweitjes te doen en op de boten letten.
A
De stad mag dan smerig zijn, het ver
keer een crime, het eten duur en de ober
brutaal, de toeristen blijven komen naar
Amsterdam. Het gaan er dit jaar zelfs
weer meer worden dan het vorig jaar,
toen 3.274.000 buitenlanders een
overnachting boekten, samen met
267.000 Nederlanders. Een telefonische
enquête van de WV heeft uitgewezen
dat het toerisme de eerste helft van dit
jaar met twee percent is toegenomen
vergeleken met 1978. „Het gaat wel dit
jaar”, zegt Herman ter Balkt van het
WV-bureau, „ondanks dat veel Ameri
kanen het af hebben laten weten. Vorig
jaar zijn we teruggegaan met 4,7 per
cent vergeleken met 1976, maar dat was
dan ook een topjaar. We zijn dus nog
niet op niveau met die toename van
twee percent”.
De Amerikanen blijven de grootste
groep toeristen vormen naar Amster
dam. Daarna komen in volgorde van
aantallen: West-Duitsland, Groot-Brit-
tannië, Nederland zelf en Frankrijk.
(Foto’s Lex van Rossen)
.3
Helaas is het geen pais en vree aan het
Kinselmeer. Zoals de najaarsstormen
straks over het water zullen gieren, zo
spookt het nu al weken in de hoofden van
de kampeerders. Ze zitten niet meer lek
ker en ze hebben geen rust, want ze moe
ten verdwijnen. Opkrassen, de boel ont
ruimen en weg wezen. Het is de wil van de
gemeente Amsterdam.
Jaren geleden legde een ambtenaar op
het stadhuis eeh maagdelijk vloeipapier
over de kaart van het Amsterdamse stuk
van Waterland. In het nog ongerepte, pure
poldergebied waren ontwikkelingen
gaande die dit land lelijk aantastten in
matuurwetenschappelijke, landschappe
lijke en agrarische waarden. In duidelij
ker taal: illegale autosloperijen rezen als
paddestoelen uit de grond, er werd afval
gestort op ontoelaatbare plekken, het wa
ter raakte verontreinigd, steeds grotere
stromen auto’s wrongen zich door middel
eeuwse gehuchten en over weggetjes, be
doeld voor paard en wagen, hoge grasto
rens bij boerderijen verknoeiden het land
schappelijk silhouet ener was een toe
nemende wildgroei van zomerhuisjes aan
het Kinselmeer.
De ambtenaar deed wat het gemeente
bestuur van hem verwachtte. Hij ont
wierp een bestemmingsplan dat al deze
boze ontwikkelingen een halt toe moest
roepen. Op het vloeiblad heeft het Kinsel
meer zijn vrije oevers van een halve eeuw
geleden terug en de campings zijn ver
dwenen. Picknicktafels en vuilnisbakjes
zijn ervoor in de plaats gekomen om de
willekeurige dagrecreant ter wille te zijn.
Het lijkt even of de campings gewoon
afgeschaft zijn, maar nee, even verder op
het vloeiblad tussen Durgerdam en het
Kinselmeer staat een forse driehoek gete
kend op wat nu nog opgespoten veenbo
dem is. Het is de plaats voor de verdreven
kampeerders. Eén nieuwe stek voor zes
bestaande campings, eenvormige huisjes,
keurig naast elkaar. Bestemmingsplan-
kaarten zijn niet zó eenvoudig leesbaar,
maar zelfs bij kaarslicht, een oog dicht en
de kaart ondersteboven springt hier één
detail onbarmhartig naar voren: de kam
peerders komen op honderden meters af
stand te staan van het water, hun geliefde
Kinselmeer.
Voorbij het nijvere schippersvolk in de
jachthaven van Durgerdam slingert de
dijk zich in uitbundige bochten naar het
schiereiland Marken. Wie het talud be
klimt mag zijn jas wel dichtknopen, want
dit is een land waar het altijd waait. Voor
zover het oog reikt: het Ijsselmeer. Bij erg
helder weer zijn talrijke zeemijlen ooste
lijk voortsnellende stipjes te zien op een
zilverachtig lint: auto’s die zich door Fle
voland naar Lelystad spoeden.
Westelijk van de dijk strekt zich het
zompige land uit: veel waterpartijen met
wuivend riet, smalle wegen, boerderijen
van het type „Kaakberg” een paar kerkto
rens en verder zo plat als een dubbeltje.
De namen van plassen en buurtschappen
zijn bizar en prikkelen de nieuwsgierig
heid. Ooit gehoord van Uitdammer Die,
Liergouw, Nopeinde, Barnegat, Poppen-
dammerweeren, Blijkmeer en Wilmke
Breekpolder? Ho! Bijna voorbijgesneld
aan het doel van onze komst. Het Kinsel
meer, een geweldige plas water, slechts
door de smalle dijk afgescheiden van het
Ijsselmeer. Vanaf de weg zijn aan de
oever kleine plukjes zomerhuisjes zicht
baar en daar gaat het in dit verhaal om.
Dit is het domein van de Amsterdam
mers die het Waterland wel ontdekt heb
ben. Geen selecte groep uit de Goudkust
of Concertgebouwbuurt, want er staan
geen bungalows en villa’s langs het water.
Ze komen uit de Pijp, de Transvaal- en de
Dapperbuurt. Voor elkaar zijn ze „Ome
Karei”, „Tante Nel” en „Ome Bas”. Het
zijn 230 gezinnen en alleenstaanden, ver
deeld over zes campings op verschillende
plekken aan de oever van het meer. Ze
noemen zichzelf familie, want ze kennen
elkaar onderhand wel. De meeste kam
peerders komen al zo’n twintig jaar naar
het Kinselmeer. Er zijn ook mensen met
een dertigjarige staat van dienst en een
enkeling weet zijn stekkie al vijftig jaar te
vinden.
In de loop van de jaren zijn de optrekjes
aan het water gegroeid tot wat ze nu zijn.
Houten huisjes van divers formaat, de een
wat steviger dan de ander, in uiteenlopen
de kleuren en natuurlijk voorzien van de
meest paradijselijke namen. Er zijn ook
stacaravans, tenten en camping „De Bad
hoeve,, staat zelfs te boek als officiële
kampeerplaats.
Het betekent dus dat we de noodzakelijke
bewaking van de boten wel kunnen ver
geten.”
De gemeenteraad van Amsterdam moet
in september een besluit nemen over de
campings aan het Kinselmeer. Raadsel
achtig is, dat daarvoor eerst een besluit
van twee jaar geleden moet worden terug
gedraaid. Toen heeft de vorige gemeente
raad unaniem ingestemd met een nieuwe
behuizing voor de kampeerders in ruil
voor vrijgemaakte oevers van het Kinsel
meer. Het lijkt of raadsleden èn bewoners
toen hebben zitten soezen, want met de
uitvoering van de plannen in zicht, is de
tamtam niet van de lucht. Het raadslid Els
Agtsteribbe (PSP) haastte zich te verkla
ren dat zij destijds „een verkeerde beslis
sing” heeft genomen en meer raadsleden
van toen zeggen niet goed geïnformeerd te
zijn geweest. De houding van de zes frac
ties in de gemeenteraad is wisselend. De
grootste partij, de PvdA, wil zich nog niet
uitspreken. De WD heeft al laten weten
dat de huisjes aan het Kinselmeer kunnen
blijven. Het CDA wil de status quo verbe
terd zien plus de inrichting van de nieuwe
camping. CPN wil behoud van de be
staande campings en D’66, PPR en PSP
zijn nog voorzichtig in hun uitlatingen.
Maar er spelen nog meer zaken in Wa
terland. Het raadsbesluit van twee jaar
geleden gold het detailplan „Kinselmeer
en omgeving”. Dit plan gaat nu ingepast
worden in het totale bestemmingsplan
voor Waterland. Daarnaast is er een
streekplan Waterland van de provincie,
een landinrichtingsplan voor de herverka
veling van het gebied en als vierde het
plan van de regering om Waterland als
eerste proefgebied aan te wijzen als lande
lijk landschapspark.
De kampeerders vinden zichzelf „gema
tigd optimistisch” over de toekomst. Hun
jarenlang verblijf aan het water blijkt
invloed te hebben op de spreektaal. Rikus
Eshuis van „Het Boschje”: „De redding
boei is gegooid, maar we moeten oppassen
dat het touwtje niet breekt.”
Mevrouw Willems coördineert de acties
voor het behoud van de zomerhuisjes van
uit „Het Boschje” en straks als het kouder
wordt vanuit haar etagewoning in de Oos
terparkbuurt. Ook de kampeerders van
„Kinselmeerzicht”, „De Badhoeve”, „De
Kikker” en watersportvereniging „De
Doordrijvers” vonden elkaar in de proble
men. Voor de bewoners van de zesde
Camping „Winkelman” ligt de zaak iets
gecompliceerder. Zij zitten nu erg dicht
op elkaar en kunnen best wat meer arm
slag gebruiken. Een aantal van hen wil
wel een andere stek.
De rest van de kampeerders voeren
■M
te";
te te <-
S 'i,
.te-...,-: