Vechten tegen beunhazerij Geslaagde proef in Zwolle IN SOLLICITATIELAND I II T /I h lt I DE PSYCHOLOGEN: E DE GEMEENTEN: DE PERSONEELSMAN: 1 k door Henk Dam Niet gebruikelijk Kernpunten Tweede fase Slordig Enquête Wettelijk geregeld I I I ie Nu de meeste vakanties zijn afgelopen, wordt het weer druk op de arbeidsmarkt. In augustus en september wordt er wat afgesolliciteerd. Daarbij zullen weer heel wat men sen van een koude kermis terugkomen, al was het alleen maar omdat ze zo beroerd zijn behandeld. Want in sollici- tatieland heerst de anarchie. Over de rechteloosheid van de sollicitant hij is het muurbloempje en de werkgever is de baas gaan bijgaande artikelen, waarin ook aan pogingen van psychologen, gemeenten en afdelingen personeelszaken om tot een sollicitatiecode te komen, aandacht wordt besteed. inge- nert. van nelijk In sollicitatieland heerst de anarchie. Niet onge lukkig is de positie van de sollicitant wel eens vergeleken met die van een muurbloempje. Daar zit hij dan, langs de muur van de danszaal, te wachten of hij gehaald wordt. Want de werkgever heeft bijna alle troeven in handen. Hij is degene die vorm en inhoud van de sollicitatie gestalte geeft. Ten onrechte natuurlijk. Want het gaat bij een sollicitatie immers om twee partijen, die elkaar nodig hebben, en die voor een belangrijk deel parallelle belangen hebben? Parallel, inderdaad. Is de werkgever er niet bij gebaat de juiste man op de juiste plaats te krijgen? En wil de sollicitant niet hetzelfde: op die plaats werken die aansluit bij zijn capaciteiten en wensen? Men kan alleen maar gissen hoe het dan komt dat de sollicitant zo duidelijk de „underdog” is. Want dat hij dat is, is wel zeker. in de 1071 L er “™nlslratiove k JBI s 1111 goede I Laveren is de boodschap ANARCHIE Het begint al bij de personeelsadvertentie. Nog steeds verschijnen die advertenties die zo zijn opge steld dat je bijna bewondering begint te krijgen voor de manier waarop de scribent erin is geslaagd, niets te zeggen. Advertenties waarin niet duidelijk wordt om wat voor soort bedrijf het gaat, om wat voor soort werk het gaat, wat voor soort mensen men eigenlijk zoekt. Het soort advertenties bijvoorbeeld, waarin wordt gevraagd om „een duizendpoot” of een „rechterhand”. De advertenties ook met dat eigenaardige, eigentijds bedoelde toontje. Zo van: „Betty krijgt een baby! Dat is fijn voor haar, maar wij zitten er maar mee. Want nu moeten wij een klein en gezellig kantoor een nieuwe Betty zoeken. Iets voor jou? Je hoeft niet eens Betty te heten, als je maar....” etcetera, etcetera, het kletst maar door, dit soort droevig stemmende creatief bedoelde Verder lijken de advertenties onder nummer, waar in het vragende bedrijf zich niet bekend wil maken, alleen nog maar toe te nemen. Dat kan uit concurren- tie-overwegingen zijn gronden hebben, maar toch. Want de sollicitant heeft aan de andere kant wel veel, en nog wel vertrouwelijke informatie. Zijn opleiding, zijn werkgeschiedenis, vaak salaris, hobby’s, gezinssa menstelling, en ander redelijk intiem nieuws, het staat allemaal in die brief die bij de werkgever op de mat ploft. „Wij beschouwen de code als een eer ste stap op weg naar een fundamentele verandering in de positie van de sollici tant. We hopen dat zo’n code een uitstra lingseffect heeft. We merken dat al in zoverre dat een en ander in de bedrijven onderwerp van gesprek is. Er wordt over gepraat, dat in ieder geval”. Ier waren in het merkwaardige toneel stuk dat „De Sollicitatie” heet. ledenvergadering, die zich in november over de code zal uitspreken. Wat zijn de problemen waarvoor de commissie zich zag gesteld bij het opstel len van de code? Duidelijk is in ieder geval dat veel leden moeite hebben met het klachtrecht dat sollicitanten zouden moeten hebben. De commissie-Hessel constateert terecht dat het opstellen van allerlei mooie sollicitatiecodes weinig zin heeft als er geen strafmogelijkheden zijn wanneer die regels niet worden na geleefd. De commissie-Hessel pleit daarbij voor onafhankelijke klachtencommis sies die „de bevoegdheid moeten hebben een openbare berisping uit te spreken of een openbare kennisgeving te doen”. In dat geval zou een klagende sollici tant - als hij in het gelijk zou worden gesteld - in ieder geval het genoegen smaken dat het bedrijf dat hem onheus bejegend heeft, over straat gaat door die „openbare berisping”. „Ik heb een onderzoek ge daan naar gemeentesecretaris sen. Het blijkt dat in de helft van de gemeenten waar zo’n man werd gezocht, godsdienst en politieke overtuiging een rol speelden bij het selectie proces. Daarmee plegen die ge meenten dus in feite discrimi natie”. men dat rapport wel wat erg stellig vond. Dan moet je hier en daar minder gaan detailleren”. Veel belang hechten Van Vugt en de zijnen aan een goede voorlichting van de sollicitant. Want die moet nog wel weten dat er zo iets is als een NVP-code, wat er in staat, en waar hij dus een beroep op kan doen bij moeilijkheden. Van Vugt: „Als de ledenvergadering eenmaal de code heeft aangenomen wil len we die in vereenvoudigde vorm ter beschikking stellen aan onze leden, die ze dan weer kunnen toezenden aan solli citanten”. Van Vugt zegt: „Wij zijn er voor dat bepaalde zaken worden vastgelegd. Dat zou kunnen via een stukje wetgeving, of bij het landelijk overleg tussen werkge vers en werknemers, in de Stichting van de Arbeid bijvoorbeeld, of in de SER. Of dat nu het een of het ander moet zijn, daarover hebben wij geen opinie. We zien wel een taak hierbij voor beroepsve renigingen als die van ons weggelegd”. „Maar we hebben wel iets vergelijk baars gehad. Er bereikten ons klachten over een selectiepsycholoog die nogal slordig werkte. Hij besteedde aan solli citanten, ook die voor zware functies, niet meer dan een uur of twee, en trok dan zijn conclusies. Toen dat herhaal de malen was voorgekomen, hebben we dat aan alle leden laten weten. De betrokken man is toen maar zelf uit het NIP gegaan”. Veel klachten van sollicitanten ko men er niet. Het College van Toezicht, dat ze behandelt, had er bijvoorbeeld vorig jaar acht, waarvan er vier niet ontgankelijk werden verklaard, en er ook nog een werd ingetrokken. <an de mputer endien ïijk een 'ijgen. Wat gebeurt er nu als de sollicitant gelijk krijgt? In het ergste geval kan de personeelsman die fout handelde, een waarschuwing krijgen. Het moet in zo’n geval dan wel om een NVP-lid gaan. 3l lardige onzin. Het kan natuurlijk heel goed, dat de NVP-code in de toekomst, overbodig wordt. Dat zou bijvoorbeeld zo zijn op het moment dat de gang van zaken rond sollicitaties wettelijk geregeld gaat wor den. Zou de NVP zo iets toejuichen? „Het principe zoals dat in onze code stond, was een novum. Iedereen zat er met z’n ogen bij te knipperen. Er wa ren opdrachtgevers die zeiden: ’als er geen rapport komt, betaal ik niet”. onderzoek” zegt al genoeg. Weer een onplezierige dag voor onze sollicitant, die nu toch wel erg gespannen is. „Rolt” hij door het onderzoek „heen”, weer zo’n sprekende term dan kan er nog een medisch onder zoek komen, nog een gesprek op het bedrijf, en daar tussen door en daarna: wachten maar weer. En wat is er uit het psychologische onderzoek geko men? Wat uit het medische? Zijn er bij dat baantje kapers op de kust? En zo ja, hoeveel dan? Onzekerheid, onzekerheid. Elke dag kan dat bevrij dende telefoontje komen, elke dag ook die afschrij ving. Zoals we al zeiden: de sollicitant lijkt wel rechte loos. Hij heeft bijna niets te vertellen. Het hierboven geschetste beeld is wat erg zwartwit. Natuurlijk zijn er tal van bedrijven en overheidsin stanties, die de sollicitant in alle opzichten met respect behandelen. Maar aan de andere kant is het geen irreëel beeld. Zoiets kan je als sollicitant nu eenmaal overkomen, omdat er niets geregeld is. Op grond van de bestaande wetgeving kan hij hoog stens claimen het slachtoffer te zijn geworden van een onrechtmatige daad, waarvan ander meer sprake is als er wordt gehandeld in strijd met „de zorgvuldig heid die in het maatschappelijk verkeer betaamt”. Op grond van artikel 1401 van het Burgerlijk Wetboek zou zo’n gedupeerde sollicitant een schadevergoeding kun nen eisen. Dat laatste komt echter zo goed als niet voor. Boven dien: „De bewijsvoering zal in veel gevallen niet een voudig zijn. Ook kunnen er problemen ontstaan bij het vaststellen van de schade.” Dit laatste citaat is afkom stig uit het rapport „Een sollicitant is ook een mens”, dat vorig jaar werd uitgegeven door een commissie die naar haar voorzitter, prof. dr. W. Hessel van TH Twente, de commissie-Hessel werd genoemd. Die commissie, op 1 november 1973 ingesteld door de toenmalige minister van Sociale Zaken, liet haar kriti sche licht schijnen over de gehele sollicitatieprocedu re, maar pleitte in haar rapportage niet voor wettelijke maatregelen. „Wetgeving is immers alleen werkelijk dan zinvol, wanneer de normen die ermee tot uitdruk king worden gebracht, in brede kring worden aan vaard. Is dit niet het geval, dan bestaat het gevaar dat de wet een dode letter blijft. Van dergelijke aanvaar ding is op dit moment weinig bekend”. En daarbij is het, wat de rijksoverheid betreft, zo ongeveer gebleven. Er komt een interdepartementale werkgroep die een en ander nog wel eens zal bekijken, maar voor die groep is nog niet eens een opdracht geformuleerd. Blijft over het particuliere initiatief (zie de drie voorbeelden elders op deze pagina). Schuyling de Lange vindt dat de filo sofie achter de behandeling van sollici tanten moet zijn: ,Hij moet zorgvuldig tegemoet worden getreden, en met deugdelijk materiaal worden getest”. Wat het testmateriaal betreft, is er ook nog wel het een en ander te doen. Bij de gangbare beroepsopvattingen wordt de voorkeur gegeven aan testen waarvan de betrouwbaarheid vast staat. Dat is niet het geval met testen als de tekentest, de boomtest, de vlek- kentest, die mede afhankelijk zijn van de uitleg die de psycholoog aan de test geeft. Aan het woord is secretaris W. K. van Vugt van de Commissie Gedragsregels Selectie die is gevormd bij de Neder landse Vereniging voor Personeelsbe leid (NVP). Deze NVP is de beroepsvere niging voor personeelsfunctionarissen, en telt 1700 leden. De mensen op de afdelingen perso neelszaken in bedrijven en organisaties zijn natuurlijk wel de eersten die met de problematiek rond de onmondige sollici tant te maken hebben. Traditioneel is de discussie over „de ethiek van het vak” bij personeelsmensen altijd al levendig geweest. Immers: als personeelsman moet je twee belangen dienen: die van je baas, en die van het personeel waarvoor je de zorg hebt. En hoever reikt dan de solida riteit als er conflicten tussen baas en personeel zijn: Waar liggen je verant woordelijkheden? In hoeverre moet je je geweten volgen? Vragen van deze aard zullen ook bij de personeelsfunctionarissen zijn opgeko men op het moment dat ze een medespe- En dan begint de tweede fase. De werkgevende partij begint uit de brieven te selecteren. Een aantal mensen valt zo al af. Het is voor hen maar afwachten of ze dat ooit zullen horen, want afschrijven is er nogal eens niet bij. Voor degenen die wel door een eerste selectieronde komen, is het ook afwachten. Er zitten weken, soms zelfs maanden tussen het moment waarop iemand zich schriftelijk aanbiedt, en het moment dat hij het ver zoek krijgt: „Kom eens praten”. En dan komt hij, om eens te praten. Zenuwachtig is hij natuurlijk, op z’n paasbest gekleed, je zou haast zeggen: bereid zichzelf uit te verkopen. Tegenover hem, zich ten volle bewust van zijn macht, zijn waardigheid en zijn positie, de selecteur. Hij heeft er die dag al tien zien komen, en morgen staan er weer vijftien op het programma. Snel probeert hij de man tegenover zich te peilen. Maar je weet maar nooit met mensen. Goed dat er een psychologisch adviesbureau is, dus. De sollicitant is zo bij een volgende fase aangeland, t Hij wordt nu door prof-mensenschouwers bekeken. De zinsnede ,Je onderwerpen aan een psychologisch Nu is de gang van zaken zoals het NIP die voorschrijft, niet gebruikelijk bij alle testbureaus, psychologisch ad viesbureaus, headhunters of hoe dege nen ook mogen heten die de psychische kwaliteiten van de veelgeplaagde solli citant trachten te bepalen. Dat komt omdat er nogal wat bu reaus op de markt zijn, die geen afge studeerd psycholoog alleen deze kunnen lid worden van het NIP in dienst hebben. Stuyling de Lange: „Wat dat betreft is er een ongebreidel de wildgroei ontstaan. Het is nu een maal zo dat wij wel een titelbescher- ming hebben je mag je alleen psy choloog noemen als je daarvoor hebt gestudeerd, dus maar geen beroeps bescherming”. „Tot onze stomme verbazing hebben we gemerkt dat er onder die beunha zen bureaus zitten die in hun perso neelsadvertenties zetten, dat ze volgens de NIP-code werken. Maar dat zegt helemaal niks. Zo’n zinsnede is niet meer dan vrijblijvend”. Immers: NIP-leden kunnen ter ver antwoording worden geroepen door hun beroepsorganisatie. Mensen die dat niet zijn, vanzelfsprekend niet. Wat is dat dan, dat „ter verantwoording roepen?”. Schuyling de Lange: „Ze kunnen een berisping krijgen, en in het ergste ge val uit de vereniging worden gezet U moet dat niet onderschatten: maat schappelijk gezien is zoiets een klap”. Hij heeft in de tijd dat hij met het NIP te maken heeft, dat overigens nog niet meegemaakt. In 1978 werd onder alle leden van de NVP - men schat bij deze organisatie zelf voorzichtig dat nog niet de helft van alle personeelsfunctionarissen in ons land lid is - een enquête gehouden over de wenselijkheid van een sollicitatiecode. Bijna iedereen - 95 procent - was voor stander van het opstellen van NVP-ge dragsregels waarbij het rapport van de commissie-Hessel leidraad zou moeten zijn. De Commissie Gedragsregels Selectie toog aan het werk in opdracht van de algemene ledenvergadering. Dat leidde tot het opstellen van de NVP-sollicitatie- code die inmiddels eind mei door het algemeen Bestuur is goedgekeurd. Het wachten is nu nog op het fiat van de Aldus drs. D. W. Izaks, die werkt bij het organisatieburau van de Vereniging voor Neder landse Gemeenten (VNG). Hij heeft zich de afgelopen jaren intensief beziggehouden met het ontwerpen van een sollici tatiecode ten behoeve van de gemeenten. Dat leidde augustus 1978 tot het „Rapport betreffende ge dragsregels bij het selecteren van personeel”. Daarin onder meer: „Tenzij aantoonbaar is dat dit noodzakelijk is voor de functie of arbeidsorganisatie worden er geen eisen gesteld die betrekking hebben op godsdienstige, politieke of le vensovertuiging”. Deze anti-discriminatie-clau- sule is een van de punten in de VNG-code waarvan Izaks zegt: „Het probleem is: hoe vind je acceptabele gedragsregels zon der dat je al te veel concessies moet doen in formuleringen”. Want de door hem en zijn medewerkers opgestelde solli citatiecode gaat vrij ver. De aanbevelingen van de commis sie-Hessel zijn zo ver als dat maar mogelijk was, opgevolgd. Het is pikant om te zien wat van het voorstel-Hessel is overgebleven bij de personeelsmensen. Het NVP-voorstel wil dat de sollicitant kan klagen bij een te vormen codecommissie van de NVP. Niet alle gemeenten zijn daar blij mee, dat is wel duidelijk. Nu is het nog niet zo ver, dat de gemeenten enigerlei ver plichting zouden hebben om die VNG-code op te volgen. Tot dusver heeft maar één gemeen te, Zwolle, bij wijze van experi ment de eerste zes maanden van het jaar met deze sollicita tiecode gewerkt. Van Vugt: „Zo’n waarschuwing draagt inderdaad geen consequenties, gaat in feite niet verder dan een intercol legiale toetsing. De consequenties han gen uitsluitend samen met het gezag dat de NVP als beroepsvereniging heeft”. Wat er van het klachtrecht is overge bleven, illustreren aardig de woorden van Van Vugt als hij zegt: „Uit die eerste enquête bleek als algemene sfeer dat men het weliswaar in grote lijnen eens was met de commissie-Hessels, maar dat Aldus directeur mr. A. M. Stuyling de Lange van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP). Begin 1976 trad de nieuwe beroepscode van het NIP in werking. Die code was onder meer van toepassing op degenen die als selectiepsycholoog werken, dege nen dus, die sollicitanten testen op hun geschiktheid voor een baan. Met de introductie van deze code verplichtten NIP-psychologen drie kwart van de selectiepsychologen is bij deze beroepsorganisatie aangesloten zich onder meer de sollicitant als eerste in kennis te stellen van het resul taat van het psychologisch onderzoek. Die sollicitant mag dan, aan de hand van de resultaten, zelf beslissen of hij nog met zijn sollicitatie wil doorgaan. Zegt hij „neen” dan volgt geen rapport aan de opdrachtgever. Dit is een van de manieren waarop het NIP de privacy van de sollicitant wil beschermen. Stuyling de Lange: „In de periode tussen 1945 en de beginjaren ’70 was het heel gebruikelijk dat iemand getest werd, en dat hij dan niet meer hoorde dan: u bent niet aangenomen. Dat is met deze code niet meer mogelijk”. Schuyling de Lange: „Wij hebben een commissie testaangelegenheden, die research doet naar tests, en dus zegt: deze testen zijn goed, minder goed, en die helemaal niet”. Bij het NIP wordt gedacht aan de instelling van een vaktechnisch colle ge. Dit college zou bij conflicten tussen psycholoog en onderzochte moeten nagaan of voor een bepaalde functie wel goede tests zijn gebruikt. „Als wij intercollegiale toetsing gaan voorschrijven, dan zal dat wel beteke nen dat de vrijheid om op je eigen akkertje te ploegen, worden inge perkt”, meent Schuyling de Lange. „Dan kan niet iedereen, zoals nu, maar de testen gebruiken die hij zelf wil”. gaat je afvragen of de drempel niet te hoog is; Misschien den ken de mensen wel: als ik naar die commissie stap verpest ik ook in de toekomst m’n kansen". „Daarom mede hebben we geprobeerd op een andere manier aan de weet te komen hoe de code heeft gefunctio neerd. We hebben iedereen die die zes maanden bij Zwolle heeft gesolliciteerd een enquê teformulier gestuurd.” „Een van de cruciale vragen op dat formulier was: bent u per saldo bij de gemeente Zwolle beter af geweest dan elders? Daarop zegt ruim de helft: beter, en voor de anderen maakt het weinig uit. Dat is wel bemoedigend, allemaal”, aldus Izaks. Het gebeurt nogal eens dat je daarom 100 mensen op één vacature krijgt. Die kan je niet allemaal op roepen”. „Stel dat er van die 100 25 niet aan de gestelde criteria voldoen, dan houd je er nog 75 over. Hoe kom je dan aan een op te roepen aantal mensen van, zeg, vier? Nu gebeurt die selectie op grond van allerlei triviale criteria. Ik vind dat je dan net zo goed kan loten. Dat vind ik eigenlijk een veel reëler oplossing.” Voor hem blijft een van de knelpunten bij sollicitaties: hoe wijs je sollicitanten gemoti veerd af? Dat werkt hij uit met: „De overheid ligt momenteel goed in de markt. met fess*** Izaks heeft dat experiment begeleid. Hij noemt een paar kernpunten uit de VNG-code om aan te geven wat het expe riment behelsde. „In de eerste plaats kregen alle sollicitanten naar functies bij de gemeente Zwolle direct aan het begin van de procedure een folder met daarin in verkorte versie onze regels. Daarin stond dan in het kort waarop ze mochten re kenen”. „Verder is een belangrijk punt dat er, zoals ook in de VNG-regels staat, een klach tencommissie is gevormd. Daar zat de burgemeester in, een lid van de gemeenteraad, en ik”. Bij die klachtencommissie konden sollicitanten terecht die zich niet volgens de code behandeld voelden. In Zwolle heeft die commissie niets te doen gehad. Niet één klacht hoefde te worden behandeld. Izaks: „En dat heeft ons wel achterdochtig gemaakt. Je produkuemedewerkers drukken, m Haarlem In dag. en E^xoegen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 23