ERASMUSPRIJS VOOR VEELGEROEMD WESTDUITS WEEKBLAD a< PROFESSOR BREIMER OVER SLAAPMIDDELEN: L> ie- c 9? i r1 I CS e ijd? tien? jn. 15 I 19 7 9 12 SEPTEMBER WOENSDAG i WCXHENZEHUNG FUR POimK^WlRTSaiAFT’HANDEL UHD KÜIIUR O r (Door Hans Amesz) Naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van het Westduitse weekblad Die Zeit in 1976 schreef de toenmalige presidente van de Bondsdag, Annemarie Renger: „Zonder overdrijving geloof ik te kunnen zeggen dat Die Zeit in beslissende mate heeft meegewerkt aan de weg naar een vrij en democratisch na-oorlogs Duitsland en de vorming IES [EN 18220 van ons parlementaire systeem”. Teug p* Die Zeit V-.4? een I echte heer Beter wakker dan slikken I ns rf ;ker. itreerd middel De journalistieke leiding van Die Zeit verkondigt graag dat elke redacteur de redactie telt ruim 75 leden en van de medewerkers hebben er ongeveer dertig een vast contract „de vrijheid heeft om te schrijven wat hij wil”. Maar daar wordt snel aan toegevoegd dat dit uiteraard dient te gebeuren met Kerstmis” bijvoorbeeld) plus nog een kleurenbijlage in de trant van die van Vrij Nederland. Op dit moment is Die Zeit een krant die eigenlijk uit drie gedeelten bestaat. Dat slaat op de politieke richting. Hoewel de één of andere redacteur of gastschrijver weleens een afwijkend geluid laat horen, kan toch in het algemeen worden beweerd dat de politieke opvattingen van Die Zeit „ergens in het midden” liggen (de sociaal- liberale regeringscoalitie wordt min of meer ondersteund); dat het economie-en handelsgedeelte uitgaat van het marktprincipe, en dat het cultuurkatern veel progressieve opvattingen verspreidt. symptoom van iets anders. Wanneer mensen zeggen: „Dokter, ik slaap zo slecht’, dan moet zo’n klacht worden opgesplitst en moet worden nagegaan waarom iemand zo slecht slaapt. Dan blijkt er in veel gevallen geen reden te zijn om continu slaapmiddelen voor te schrijven. Bovendien zit het gevaar er in, dat als men er aan begint men er moeilijk kan afkomen. Dat geldt zeker wanneer aan de achterliggende problemen geen aandacht wordt besteed”, aldus Breimer. Uit zijn verdere woorden blijkt onder meer, dat mensen bij het ouder worden minder slaap nodig hebben. Bejaarden vertonen nog wel eens de neiging overdag in hun stoel te zitten suffen, terwijl ze zich ’s nachts liggen op te winden omdat ze niet kunnen slapen. Daarnaast dient de mens in het algemeen zijn omstandigheden zo in te richten, dat de slaap een kans kan krijgen. Zo moet men ’s avonds laat geen bakken koffie meer naar binnen werken. Professor Breimer voorziet geen oplossing op korte termijn. Wel pleit hij voor een goede voorlichting, waardoor alle aspecten die aan het gebruik van slaapmiddelen vastzitten ook bij de mensen bekend worden: „Er moet veel meer over gepraat worden, de slaapmiddelen moeten van hun mystiek worden ontdaan en er zou nuchterder tegen niet-slapen moeten worden aangekeken”. Er verschijnen in Nederland per jaar tegen de tien nieuwe geneesmiddelen. Middelen die uit nieuwe substanties bestaan. Ze mogen op de markt worden gebracht als het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen hieraan zijn goedkeuring heeft verleend. Dit college beoordeelt niet de wenselijkheid om het nieuwe produkt op de markt te brengen, doch beoordeelt louter op veiligheid en werkzaamheid. Na deze eerste „zeef" wordt van de artsen en apothekers verwacht dat ze onvoorziene bijwerkingen van de middelen melden aan het Bureau Bijwerkingen Geneesmiddelen, dat ressorteert onder het ministerie van volksgezondheid en milieuhygiëne. Er gaan echter in kringen van de overheid stemmen op die pleiten voor het in eerste instantie slechts beperkt uitgeven van nieuwe geneesmiddelen en dan onder strikte voorwaarden. De gedachte hierbij is, dat in een proefstadium vrijgegeven middelen op een gerichtere en nauwkeuriger aandacht van de artsen en apothekers kunnen rekenen. Vorig jaar ontstond een ernstig conflict. Dr. Gerd Bucerius („er zijn goede en slechte kranten, en Die Zeit moet een goed blad zijn”), de enige bezitter van de krant en lange tijd Bondsdaglid voor de CDU. totdat hij na een conflict met Konrad Adenauer voor deze partij bedankte, besloot zich enigszins terug te trekken uit zijn directeurspositie. Dieter Stolze, Dat was geheel anders in de jaren ’60, toen er nog een „ijskoude” relatie bestond tussen de beide Duitslanden. de Bondsrepubliek en Hij vervolgt: „Wanneer je voor de behandeling van depressies maar één of twee middelen zou hebben dan weet je na verloop van tijd vrij duidelijk de relatie tussen dat middel en de patiënten^ Als er. Al sinds geruime tijd, en dat is wél een novum, publiceert die Zeit met grote regelmaat zogenaamde dossiers. Ze bestaan uit vele bladzijden en betreffen uiteenlopende onderwerpen als het radicalenbesluit, de zaak Jeremy Thorpe, de crisis in de schoolpolitiek, de affaire Hans Karl Filbinger, het ongeluk in Harrisburg, het stalinisme, 11 jaar echter tien anti-depressiva zijn, dan wordt dat veel moeilijker. Buitendien, we leven in een klein land, we zouden meer naar het buitenland kunnen kijken. Als een nieuw middel echt iets goeds doet, dan vernemen we dat toch wel. Het toedienen van een geneesmiddel blijft in feite altijd een experiment, doordat iedere patiënt er anders op kan reageren”. De hoogleraar stelt dat het bij voortduring toespelen van de Zwarte Piet naar de farmaceutische industrie te simpel is, ofschoon de advertenties die van die zijde de artsen bereiken nogal eens misleidend zijn. En dat is dan nog vriendelijk uitgedrukt. ,j., .mu eens naar advertenties van wasmiddelen; iedere fabrikant zegt altijd dat zijn middel het beste is. Dat mag ook best in onze vrijemarkteconomie. Voor Upjohn, de fabrikant van Halcion, vind ik het een goede les, dat men niet meteen in het begin te veel moet pretenderen, en dat geldt ook voor andere farmaceutische fabrikanten. Wat me echter zorgen baart, is dat deze wijze van presenteren kennelijk effectief is. Ik denk: welke onnozele hals gelooft nou op grond van een advertentie dat een geneesmiddel Praag, de miljoenenroof bij de Lufthansa in New York. Die dossiers belichten, voor zover mogelijk, alle aspecten van de betreffende onderwepren en zijn dan ook het resultaat van langdurig onderzoek door één of meerdere journalisten. Die Zeit is opgericht in 1946. De Engelse bezettingsmacht in Hamburg was met vier mensen: Ewald Schmidt, Lovis H. Lorenz (de vroegere hoofdredacteur van het Berlijnse blad „Die Woche”), Richard Tungel en Gerd Brucerius, overeengekomen dat zij een licentie voor een „puur” Duits blad kregen als zij zouden meehelpen om een krant van de militaire regering (Die Welt) voor Duitse lezers op te zetten. In die beginperiode was Die Zeit zonder enige twijfel conservatief. Maar het is nooit de bedoeling geweest een „massablad” te maken. Van het begin af aan heeft Die Zeit het zich, zowel wat betreft keuze van onderwerpen (kritiek op de bezettende macht) als wat betreft journalistieke uitwerking, niet gemakkelijk gemaakt. Het gevleugelde woord van Richard Tungel luidde: „Laten we een krant maken die ons zelf bevalt”. Tungel verliet na een conflict in de late jaren ’50 de krant als „uitgever”-hoofdredacteur. Daarna was Bucerius de enige aandeelhouder, en Die Zeit veranderde van een conservatief tot een liberaal-kapitalistisch blad. Sinds een jaar of vijf gaat het Die Zeit. die inmiddels een betaalde oplage van zo’n 370.000 exemplaren heeft, ook financieel vrij goed. Er wordt een redelijke winst gemaakt. Als er in de Bondsrepubliek één krant bestaat die recht heeft op de titel „heer”, dan is het Die Zeit. Het was en is een blad met gezag, al moet de invloed niet worden overdreven. En dat is tegelijkertijd het zwakke punt van dit weekblad. Er bestaat, binnen Die Zeit geen al te natuurlijke afkeer en gezond wantrouwen tegen „Die da oben". Dat wordt namelijk in de hand gewerkt door het feit dat Die Zeit zelf, binnep het spectrum van de Bondsrepubliek, zowel wat pers als invloed aangaat, vrijwel geheel bij „Die da oben” hoort. Dat betekent dat dit met de Erasmusprijs bekroonde weekblad eigenlijk in dubbele zin een élite weekblad is. Vroeger moet iemand van de redactie eens hebben gezegd: „Moeten wij dan altijd weer tussen de stoelen zitten”. Marion Donhoff gaf toen het antwoord: „Het is de enige verstandige plaats die men kan innemen”. wel effectief is, maar niet schadelijk? U kunt zeggen dat zo’n industrie dat niet moet doen, maar u kunt ook zeggen dat we met kritisch opgeleide artsen te maken hebben”. Over dat laatste lijkt Breimer, gezien zijn zorgen over de effectiviteit van dergelijke reclames, toch minder zeker. Verhalen als zouden de farmaceutische fabrikanten televisietoestellen en dergelijke uitdelen, als hun merken maar worden voorgeschreven, betitelt hij als „oerwoudverhalen”. „Het gaat te ver om te zeggen dat er mensen omgekocht worden”, zo stelt hij. Daar echter aan toevoegend: „Misschien zie ik het wel te simplistisch, misschien onderschat ik krachten in de mens die ik me niet bewust ben”. Naast de reeds eerder genoemde voorlichting acht Breimer het gewenst, dat artsen en apothekers meer bij elkaar komen. „Elk gebied in de gezondheidszorg kent zijn specialisten. Wat de farmacie betreft zie ik hierin voor de apothekers, met wier opleiding ik nauw betrokken ben, een duidelijke plaats. Zij kunnen een adviserende rol spelen naar de artsen toe. Ook kunnen zij uitstekend een coördinerende functie vervullen. Wat de slaapmiddelen betreft heeft hij voor de artsen een heel praktisch advies. Deze middelen zouden nooit voor langer dan veertien dagen voorgeschreven moeten worden, terwijl het gebruiksvoorschrift voor de patiënt zou moeten luiden, dat men „zo nodig" een tablet kan nemen. Dit om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de arts èn patiënt tot uiting te laten komen, maar vooral om gewenning tegen te ■gaan. Breimer geeft aan: „Anders gaat de patiënt na verloop van tijd klagen dat het middel niet meer helpt. Stopt de patiënt als de gewenning al is opgetreden, dan treden weer ontwenningsverschijnselen op. Dan wordt hij rusteloos en wil andere middelen hebben, waarmee de cirkel weer rond is”. Daarbij gaat het er om een platform te scheppen, waarop overlegd kan worden over de stand van zaken ten aanzien van een nieuw geneesmiddel of ten aanzien van bepaalde farmaceutische ontwikkelingen’ Graag zou professor Breimer zien, dat dergelijke initiatieven, die al her en der plaatsvinden in het land, zich zouden uitbreiden en een vaste plaats zouden krijgen in de gezondheidszorg. Heuwe ie iter eerst uiks- iriften 990 «tags Aan dit zelfde weekblad, en aan het Zwitserse dagblad Neue Zürcher Zeitung, is de Erasmusprijs 1979 toegekend. De prijs wordt op 19 september in het Paleis op de Dam door prins Bernhard uitgereikt. De Erasmusprijs, 100.000 gulden, is bedoeld voor personen of organisaties die zich in bijzondere mate voor de Europese cultuur hebben ingezet. Dit jaar zijn voor het eerst nieuwsmedia bekroond. Die Zeit krijgt volgens de jury de Erasmusprijs omdat het blad heeft meegeholpen „aan de opbouw van een democratische en humane geesteshouding in het na-oorlogse Duitsland en fungeerde als een forum voor een ruime schakering van culturele en politieke opinies”. De woorden over Die Zeit in het juryrapport zijn vrijwel identiek aan die van Annemarie Renger. Dat versterkt alleen maar de gedachte dat hier sprake is van een groot, welgemeend compliment. Als in de Bondsrepubliek over Die Zeit wordt gesproken, vallen altijd daar kan vergif op worden ingenomen woorden als: liberaal, intellectueel, gedegen, diepgravend. Een krant waarvoor je „moet gaan zitten”, maar waar je „wat aan hebt”. Die Zeit noemt zichzelf: weekblad voor politiek, economie, handel en cultuur. En dat alles komt inderdaad elke keer weer uitgebreid aan bod. De omvang is dan ook verbazingwekkend, althans voor Nederlandse begrippen. Zo’n tachtig bladzijden dichtbedrukte zwart-wit pagina’s met weinig illustraties, af en toe een bijlage extra (over literatuur „voor 180 lx 191 326 302 366 415 zN 222 257 356 mie - p.m. - p.m - p.m. E I =>ie alles rgeten in. lich at ;las n: lere sren ere bevat ns irag SING ’END f<>/‘ «x< w.'. w (Van onze redactie binnenland) „Het is denk ik minder erg om een nacht niet te slapen, dan om een slaapmiddel te gebruiken. Ik meen dat mensen te veel de neiging hebben te denken, dat slaapmiddelen onschadelijk zijn. We moeten afrekenen met het idee „baat het niet dan schaadt het niet”. Het is een misvatting te denken dat mensen per se acht a tien uur slaap per nacht nodig hebben. Die gedachte is wel ingeburgerd, maar het is geen mening die op wetenschappelijk onderzoek berust”. Aan het woord de hoogleraar in de farmocologie aan de rijksuniversiteit in Leiden, prof. dr. Douwe D. Breimer. verboden, „kapot" geschreven. Het college zal nagaan of er echt een „Halcion-syndroom” bestaat, dat zich onderscheidt van andere middelen. „Het uitgeven van medicijnen in een proefstadium is iets waar veel mensen veel voor voelen, maar waar de farmaceutische industrie en anderen zich tegen verzetten. Met name om de organisatorische en administratieve rompslomp die het met zich zal meebrengen. In theorie vind ik het heel goed, maar ik weet niet of het in de praktijk haalbaar is. Experimenteren is een goede zaak, maar ook niet altijd. Als het een nieuw middel betreft waaraan eigenlijk geen behoefte is omdat er al vergelijkbare middelen op de markt zijn, dan zou ik zeggen: artsen, laat maar zitten en houd je bij je leest. Een nadeel zou dan zijn dat een nieuw middel, dat eigenlijk beter is, niet de kans zou krijgen getoetst te worden. Het probleem is erg complex en hangt met een heleboel factoren samen", aldus Breimer. Het is met name door de „Halcion-affaire”, dat de problematiek rondom slaapmiddelen verhevigd in de belangstelling staat. Niet in het minst gaat het er daarbij om hoe mensen beschermd kunnen worden tegen middelen die meer kwaad aanrichten dan goed doen. Een feit is, dat een volkomen onschadelijk slaapmiddel niet bestaat. In Nederland worden enkele honderdduizenden slaapmiddelen per nacht gebruikt. Per persoon wordt gemiddeld in één op de tien nachten een middel geslikt. „Dan kan men wat mij betreft van een probleem spreken”, aldus Breimer. Het betreft een terrein waarop hij goed thuis is. In 1974 promoveerde hij in Nijmegen op dertigjarige leeftijd cum laude op zijn proefschrift „Pharmacokinetics of hypnotic drugs". Hij ging na wat de uitwerking van de uit chemische stoffen vervaardigde slaapmiddelen in het lichaam is. In Nederland kennén we ongeveer dertig verschillende preparaten om te slapen, op grond waarvan zo’n vijftig middelen in de handel zijn. „Waar ik me persoonlijk grote zorgen over maak, dat is dat de werkzame bestanddelen van de meeste slaapmiddelen zo langzaam uit het lichaam verdwijnen. Dat betekent dat er een opeenstapeling plaatsvindt en dat men continu onder invloed blijft. Dat is een vrij ernstig maatschappelijk verschijnsel”, aldus Breimer. Alvorens nader in te gaan op het gevaar van nieuwe middelen, en op de rol van huisartsen, apothekers en fabrikanten binnen dit geheel, eerst het verschijnsel slapeloosheid. „Als je praat over slapeloosheid op zich, dan ben ik niet geneigd dat als een ziekte te zien, maar als een w»- begrip voor de argumentatie van anderen. Daarom lopen er op de krant ook mensen rond die best bereid zijn toe te geven dat zij aan een soort „zelfcensuur” doen. Die Zeit was bijvoorbeeld niet een van de eerste kranten in de Bondsrepubliek die schreven dat het beruchte radicalenbesluit leidde tot een gigantische snuffelarij in het leven van jonge mensen die solliciteerden naar een overheidsfunctie. Pas toen de „Berufsverbote” ook werden bekritiseerd door persoonlijkheden als Boll, Grass en zelfs Willy Brandt, draaiden de opvattingen van de hoofdredactie officieel bij. Hoogleraar Breimer staat twijfelachtig ten opzichte van dit idee. Het Bureau Bijwerkingen acht hij capabel genoeg om uit de bij haar binnenkomende meldingen juiste conclusies te trekken en passende maatregelen te nemen. In zijn kijk op artsen en apothekers zijn deze gedurende hun opleiding kritisch genoeg gevormd om in voldoende mate alert te zijn op ernstige bijwerkingen. „Een nieuwe regeling zou eigenlijk niet nodig moeten zijn. Maar misschien heb ik wel te hoge verwachtingen”, zo stelt hij. Breimer onderkent, dat de Halcion-affaire niet had hoeven plaatsvinden, als dit middel eerst als proef op de mensen was losgelaten. Anderzijds is hij de mening toegedaan, dat als psychiater Van der Kroef zijn bevindingen met dit middel alleen in vakkringen had geloosd, er een zorgvuldige evaluatie had kunnen plaatsvinden. Als er echt iets ernstigs met dit middel aan de hand is, waarvan Breimer nog niet overtuigd is, dan had dat zijns inziens langs de gebruikelijke weg nagegaan kunnen worden. „Ik vind onze overheid heel alert in deze zaken". Hij acht het middel, dat op last van het college voor het eerstkomende half jaar is v vroeger chef van de economische redactie, werd manager. Vervolgens ontstond het plan om een „uitgeverscollectief” te vormen naar het voorbeeld van de Frankfurter Allgemeine Zeitung. In de Bondsrepubliek is het „uitgever (Herausgeber)” zijn zoiets als hoofdredacteur in Nederland, waarbij moet worden aangetekend dat ook de functie van chef redacteur bestaat. De Herausgeber in Duitsland schrijft echter ook. Toen het aanvankelijke plan van het „uitgeverscollectief” op ernstige bezwaren bij de redactie stuitte, kwam er een compromis. Stolze zou samen met de vroegere hoofdredacteur Marion Grafin Donhoff en de fungerende redactiechef Theo Sommer een soort rompkabinet gaan vormen. Aldus geschiedde, met het gevolg dat Die Zeit nu drie „uitgevers” heeft en twee plaatsvervangende hoofdredacteuren, maar geen eigenlijke hoofdredacteur. Marion Donhoff vervult een „erefunctie” en Sommer en Stolze de DDR. Die Zeit maakte toen een aantal opzienbarende reportages over de Duitse Democratische Republiek. Deze werden geschreven door Marion Donhoff, Theo Sommer en Rudolf Walter Leonhardt en zijn later gebundeld onder de naam „Reizen naar een ver land”. Die artikelen waren, zo men wil, de voorpubliciteit voor de latere ontspanningspolitiek van met name Willy Brandt en Egon Bahr. De activiteiten van de in die tijd belangrijke APO (buitenparlementaire oppositie) werden in Die Zeit, zowel politiek als cultureel, uitgebreid begeleid. 1 1 ■■•■wv. zijn de feitelijke hoofdredacteuren. Met Stolze is een groot deel van de redactie echter niet zo blij, omdat wordt gevreesd dat deze conservatief, die zijn bewondering voor Franz Jozef Straüss niet onderdrukt, een te groot stempel op de inhoud van het weekblad zal drukken. Hier en daar wordt zelfs het beeld geschilderd van een behoudend blad dat zeer dicht bij de CDU-CSU zou staan. Vooralsnog is hier geen sprake van, hoewel er vrij veel Zeit-lezers zijn die menen dat het blad in kwaliteit achteruit gaat. Dat heeft zeker te maken met de politieke opvattingen van deze mensen, maar aan de andere kant kan toch worden geconstateerd dat Die Zeit zijn vroeger zo geroemde functie van „voordenker” heeft verloren. Er wordt niet veel meer over de horizon van het huidige wereldklimaat heen geschreven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 15