Brandstofverbruik met 30% omlaag door instructie r 1 tel TNO’S KETELCONTROLES OP ZICH AL BEZUINIGEND 'eau ;ht door Kees Tops Controle Duitsland Preventief Weerbericht Nobel streven Discussie Weinig perspectief Energie. Er gaat vrijwel geen dag voorbij, of het woord staat in de krant, meestal op de yoet gevolgd door de toevoeging „besparing”. Dat we op energie moeten bezuinigen is «T” /O of II II 31 „het n. Routineonderzoek in het ketelhuis van een overheidsgebouw. Een TNO- controleur meet dat de watertemperatuur in een van de verwarmingsketels veel te hoog is en vraagt de concierge naar de reden. Het blijkt een opdracht „van boven” te zijn. Een hoge ambtenaar klaagde over een te koude werkkamer en heeft gelast de c.v. op te porren. De verbaasde controleur treft de man even later aan in een behaaglijk vertrek, waar wèl een van de twee radiatoren blijkt te zijn dichtgedraaid. Geen wonder dus, dat het daar aanvankelijk koud was. Het simpele commentaar van de ambtenaar: „Deze kamer moet toch met één radiator warm te stoken zijn”. Bij de afdeling Warmte- en Koudetechniek van TNO in Apeldoorn kent men al jarenlang het antwoord op die vraag. Het is drieledig: regelmatige controle en onderhoud van de installatie, een goede instructie voor de bediening en eventuele wijzigingen in de installatie. Laten we die installatiewijzigingen, die wat ingrijpender (kunnen) zijn, nu even buiten beschouwing, dan lijkt dat antwoord van TNO op het eerste gezicht él te eenvoudig. Controle, onderhoud, instructie: wat kan dét nou opleveren? Daar moet men zich niet op verkijken. Een beheerder van een aantal gebouwen, die de verschillende concierges duidelijke gebruiksvoorschriften had verstrekt, kon een gemiddelde brandstofbesparing noteren van maar liefst 30 percent. Het is maar een voorbeeld, waarvan men er bij Warmte- en Koudetechniek (WKT) vele kan oplepelen. De TNO-afdeling beschikt dan ook over een ervaring op dit gebied die meer dan een halve eeuw omspant. Een groot deel van die know-how heeft men opgedaan bij de controle van verwarmingsinstallaties in overheidsgebouwen, in opdracht van de verschil lende ministeries. Maar nu de vraag hoe we energie kunnen besparen weer actueel is, ervaart TNO evenwel dat er relatief weinig een beroep op zijn omvangrijke kennis wordt gedaan ja, zelfs dat zijn adviezen niet altijd in dank worden afgenomen. Over deze zaken gaat onderstaand artikel. hoe bezuinig je bijvoorbeeld op een bestaande c.v.-installatie? Daarover wordt nauwelijks iets gemeld. iedereen nu wel duidelijk. In welke mate dat moet gebeuren is inmiddels ook bekend. In het eerste deel van de Energienota, waarin minister Van Aardenne (Economische Zaken) het energiebeleid tot 2000 heeft uitgestippeld, worden forse percentages genoemd: op de verwarming van bestaande woningen moet 35 percent worden bezuinigd, op die van nieuwbouwwoningen maar liefst 50 percent; voor overheidsgebouwen zijn die percentages respectievelijk 25 en 50. De vraag is nu: Hoe kunnen we dergelijke besparingen bereiken? Isolatie en minder energie-verbruikende verwarmingsinstallaties, zegt Van Aardenne. Isolatie is een maatregel waarmee we de laatste jaren wel vertrouwd zijn geraakt. Dankzij overheidssubsidies wordt er in ons land al heel wat afgeïsoleerd en de overheid heeft nu 240 miljoen gulden per jaar uitgetrokken om de komende twaalf jaar nog eens 272 miljoen woningen te isoleren. Maar omge- Energiebesparing kan deren. heel eenvoudig zijn Van Agt: „Overheid koploper" Besparing Maatregel e in Z a in Z zaam- thermostatische radiatarkranen schakelklokken 10 - 20 6 15 5 15 16 - 33 5 20 6 15 10 - 45 10 - 290 15 15 - 270 tot Van Aardenne: „Te duur" 60 6 200 tot 100 16 33 tot 60 16 - 33 tot 60 tot 40 6 - 200 tot weersafhankelijke regeling groepeninde ling optimalisering leiding!so latie installatiesplitsing afvalverbranding warmte terugwinning aanpassing ventilatie aanpassing verlichting dit initiatief eveneens vruchten zal af werpen. rs.) en ild, arlem. or een ostal in mt ook 1, voor >rdt wel van 4, rateur >ij aan iipl. g een vellicht igssa- sring. erk in nader om te zorgen dat die goede instructie er komt”. Epema-Brugman: „Waarom niet meer con troles?" Een van de TNO-controleurs aan het werk in het ketelhuis v. >rz. itratief ^56.-). idmin. ).-) is Ferin- 128 of iriode, onzer Eni- intoor oarom >nd on wel Naast een goede instructie voor de be diening, blijkt een regelmatige controle van de installaties op zich al een forse brandstofbesparende maatregel te zijn. TNO controleert per jaar tweeduizend ketels van in hoofdzaak overheidsgebou wen. Tot de opdrachtgevers behoren mi nisteries, universiteiten en gemeentebe sturen, en in een enkel geval een particu lier bedrijf. De ketels worden gecontro leerd op energieverbruik, luchtverontrei niging en veiligheid. Bij de controle van het energieverbruik wordt in het bijzon der gelet op het rendement (het nuttig effect in vergelijking met de verbruikte brandstof) en de afstelling van de installa tie. De staat van onderhoud speelt bij deze factoren een belangrijke rol. Hoe groot het nut is van zo’n regelmati ge controle, blijkt onder meer uit steek proeven die TNO in twee stookseizoenen, met een tussentijd van twee jaar, heeft genomen. In het eerste seizoen bleek 63 percent van de voor deze proeven uitgeko zen ketels gebreken te vertonen. Twee jaar later was dat percentage teruggelo pen tot 3O‘A. Ook een beoordeling van de rendemen ten van de onderzochte ketels bleek na die twee jaar gunstig uit te vallen: van 82,4 percent naar 83,2 percent. Omgerekend betekent dit, dat voor de 2000 ketels die door TNO gecontroleerd worden, een to tale besparing werd bereikt van ruim twee miljoen kubieke meter aardgas per jaar. on- s in Deze resultaten (besparing door contro le) stemmen overeen met ervaringen op dit gebied in West-Duitsland. Het Staub- instituut in Bonn voert al jarenlang con troles uit met het doel de luchtverontreini ging van verwarmingsinstallaties te be perken. Via deze omweg ontdekte men dat, als gevölg van de controles, een ren- dementsverbetering optrad van 5 percent over een periode van vier jaar. (Tevens bleek dat door de controles de luchtveron treiniging aanzienlijk verminderde het resultaat waar het de controleurs in eerste instantie om te doen was.) Ing. Kiel over het nut van de TNO- controles: „Laten we voorop stellen dat de Hinderwet vereist, dat iedere gasgestook te ketel van meer dan 600 kilowatt eens in de twee jaar wordt gecontroleerd door daartoe opgeleide personen. In de prak tijk komt het erop neer dat de gasbedrij ven en TNO daartoe bevoegd zijn. Nou, onze ervaring is, dat als TNO het niet doet, het helemaal niet gebeurt. Ik wil niet zeggen, dat de gasbedrijven het nóóit doen, maar het gebeurt niet altijd. Terwijl toch duidelijk is gebleken dat die contro les energie besparen. Dat is toch het eerste verdiend?” Van de controles blijkt vaak een preven tieve werking uit te gaan, volgens Kiel: „Onze controleurs horen vaak: We wisten dat je zou komen, dus we hebben vorige week de monteur laten komen om alles piekfijn af te stellen”. Dat lijkt misschien dubbel werk, maar speeld, is de motivatie van de man die de installatie bediende. Die zag ineens: Hé, ik kan in m’n eentje zomaar dertig percent energie besparen! Dus die hield zich vanaf dat moment aan de instructie. Het leverde hem nauwelijks extra werk op en de re den waarom hij het vóór die tijd niet had gedaan, was dat hij het toen eenvoudig niet wist”. In navolging van dit geslaagde experi ment worden nu (vanaf deze week) door de afdeling Warmte- en Koudetechniek instructiemiddagen gegeven voor soortge lijk personeel, dat met de bediening van de installaties in de door TNO gecontro leerde overheidsgebouwen is belast. Vol gens Kiel is de belangstelling voor die middagen nu al erg groot en hij hoopt dat de achtergrond ervan is, dat de beheer ders van de ketelhuizen liever geen on gunstige rapportage naar hun opdracht gevers zien gaan. In het geval van de overheidsgebouwen (beheerder: de Rijks- gebouwendienst) rapporteert TNO zowel aan de RGD als aan de diverse ministeries en eventuele aanmerkingen krijgt de RGD weer op zijn brood. Dat betekent dat de RGD niet altijd even blij is met de bemoeiingen van TNO. Je zou je kunnen voorstellen dat men in die kringen wel eens denkt: wat moeten we met die jon gens we kunnen het zelf wel af. Kiel: „Dat komt inderdaad voor. Maar het spreekt natuurlijk vanzelf dat de con trole door een onafhankelijke instelling moet gebeuren. Je laat tenslotte een boek houder óók niet zijn eigen boeken contro- Ing. M. Kiel: „Deze controles zijn toch het eerste verdiend?" Hoe kan zo’n instructie eruit zien? In het voorbeeld uit de inleiding ging het om slechts vier hoofdpunten: bij een buitentemperatuur van min stens 5 graden buiten gebruikstijden moest de installatie worden uitgescha keld; in stilstandsperioden, waarin de instal latie tóch niet geheel kon worden uitge schakeld, moest de temperatuur van het ketelwater 20 graden omlaag; een kwartier voor het in gebruik nemen van het gebouw moest diezelfde tempe ratuur eveneens 20 graden omlaag (in verband met de warmteafgifte van de binnenkomende mensen); de tijdsduur dat de installatie mocht werken, werd afhankelijk gesteld van het verschil tussen binnen- en buiten temperatuur; hiertoe moest men naar het weerbericht luisteren. Die voorschriften kostten geen cent, ze vergden alleen een beetje extra oplettend heid, maar leverden niettemin die bespa ring van 30 percent op. Kiel: „Een extra factor die bij dat resultaat heeft meege- Een voorbeeld uit de dagelijkse praktijk van een TNO-controleur. Het toont aan hoezeer besparing, ook in een gebouw waar honderden mensen werken, een zaak kan zijn van ieder individu afzonder lijk. Die ambtenaar besefte kennelijk niet, dat hij als gevolg van zijn eigenaardige opvatting over het gebruik van radiato ren, de verwarming van het gehele ge bouw liet opjagen, waardoor honderden (op de lange duur duizenden) kubieke meters kostbaar aardgas onbenut door de schoorsteen verdwenen. Het verhaal toont ook het nut aan van dergelijke controles. De noodzaak van energiebesparing, zo als we daar nu voor de tweede keer bin nen vijf jaar met de neus bovenop worden gedrukt, is niets nieuws. Kort na de Eerste Wereldoorlog, om precies te zijn op 1 juli 1920, werd door de minister van Land bouw, Nijverheid en Handel het Instituut voor Brandstoffeneconomie ingesteld. Begin 1922 kreeg dit instituut de opdracht „toezicht uit te oefenen op de in werking zijnde verwarmingsinstallaties van Rijks- gebouwen”, zo lezen we in de Staatscou rant uit die tijd. Gestreefd werd naar een vermindering in het kolengebruik van 5 percent. En tóen al kon men melden dat „verbeteringen van dergelijke rangorde reeds mogelijk zijn door een eenvoudige aanwijzing omtrent de wijze van werken”. Het instituut was geen lang leven be schoren, want het ging destijds al net zo als na onze „eerste” energiecrisis in de jaren ’70: zodra de hoogste nood weer zo’n beetje voorbij was, vergat iedereen het nobele streven naar bezuiniging. Maar het werk van het instituut wordt nog steeds gedaan, nu door de werkgroep Energie- economie van WKT-TNO, en de bewering over besparing door een eenvoudige ge bruiksaanwijzing staat nog recht overeind, getuige de inleiding bij dit artikel. „Het komt erg vaak voor dat de verwar- mingsinstallatie van een gebouw wordt bediend door iemand die eigenlijk een andere taak heeft”, zegt ing. M. Kiel, die de leiding heeft over de groep Energie- ecónomie. „Het is bijvoorbeeld vaak een concierge, of een huishoudelijke mede werker, die de post verzorgt en de kan toorartikelen bijhoudt, die de verwarming „erbij” doet. Zo iemand is daar natuurlijk i niet voor opgeleid. Nu is dat niet zo erg, als er maar een duidelijke handleiding van die installatie aanwezig is en dat ont breekt nu juist meestal. Je kunt het daar- om zo’n man niet kwalijk nemen als er in dat gebouw ondoelmatig (lees: verspil- lend) wordt gestookt, maar het is wél zaak leren; daarvoor neem je een accountant in de arm. Maar ja, het optreden van accoun tants is ingeburgerd en dat van ons niet, zodat er hier wel eens briefjes binnenko men met als strekking dat men het niet plezierig vindt door TNO te worden gehin derd. We kunnen best samenwerken met de RGD hoor, maar ze zijn wel eens wat gevoelig, wat gauw op de tenen getrapt”. In de huidige, weer sterk opgelaaide politieke discussie over energiebesparing, zijn de TNO-controles die tientallen jaren in alle stilte zijn uitgevoerd ineens weer in het zonnetje komen te staan. Tij dens een debat van enkele maanden gele den nodigde een meerderheid van de Tweede Kamer de regering uit, energie- cons uienten aan te stellen die de bewa king van het energieverbruik van overheidsgebouwen ter hand zouden moe ten nemen (minister-president Van Agt kondigde immers voor het zomerreces al aan dat de overheid zélf koploper zou zijn bij besparing). Kiel: „Onze controle zou een onderdeel van zo’n aanpak kunnen zijn; tenslotte zijn wij daar al die tijd al mee bezig”. Tijdens een ander debat kaartte het PvdA-Kamerlid Epema-Brugman de TNO-controle aan. Minister Van Aarden ne antwoordde op haar vraag of er niet nog meer overheidsgebouwen van deze controle gebruik zouden moeten maken, dat de Rijksgebouwendienst al 2 a 3 keer per jaar de ketelhuizen controleert en dat de winst die een extra TNO-controle zou opleveren, niet zou opwegen tegen de kos ten ervan. Kiel daarover: „Niet alleen bij bedrij ven, maar ook bij de overheid is de factor investering altijd doorslaggevend en de noodzaak van energiebesparing komt dan op het tweede plan. Maar bij 1 percent besparing zijn de controle-kosten er al uit.” Niettemin hebben in de loop der jaren verschillende ministers, ambtelijke licha men en volksvertegenwoordigers op con trole van verwarmingsinstallaties aange drongen. Een minister van Financiën („zuinigheid”), een collega van Sociale Za ken („veiligheid”), een ambtelijke stuur groep Energie Gebouwen, de reeds ge noemde Tweede Kamer, en de ministers van de EG-lidstaten, verenigd in de Raad van Europese Gemeenschappen („ener giebeleid”) zij allen drongen aan op een onafhankelijke controle. De vraag is dus: wat gaat er nu gebeu ren met de mogelijkheden die TNO biedt? Als het aan Van Aardenne ligt: weinig. Niet alleen zegt zijn antwoord aan me vrouw Epema genoeg over zijn standpunt in deze kwestie, ook een brief die hij samen met minister Beelaerts van Blok land (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or dening) in mei j.l. aan de Kamer heeft gestuurd, biedt TNO weinig perspectief. Daarin delen de bewindslieden mee, dat de ministerraad akkoord is gegaan met een voorstel van de Interdepartementale Commissie Energiebesparing Overheids gebouwen (ICEG), om de begrotingsmid delen voor de energievoorziening van die zelfde overheidsgebouwen met tien per cent te verminderen. Op het eerste gezicht lijkt dat een merk waardig voorstel van zo’n commissie, maar het komt erop neer dat het aldus vrijkomende geld (die tien percent) juist kan worden gebruikt om een omvangrijk energiebesparend plan voor de rijksge- bouwen te financieren. De ICEG ver wacht door dit plan (isolatie en aanpas sing van verwarmingsinstallaties) 10 tot 25 percent energie te kunnen besparen. Nu komt op die energie-begroting voor de overheidsgebouwen de post „kosten TNO-controle” voor. Kiel: „Wel, als op die begroting tien percent moet worden ver minderd, dan gaan de ministeries het lijs tje kosten nalopen. En dan kan ik wel een post noemen waarop misschien bezuinigd gaat worden Het wijzigen van verwarmingsinstallaties is vrijwel altijd ingrijpender dan het regelmatig controleren ervan, of het geven van goede bedieningsvoorschriften. Er kunnen evenwel forse besparingen mee worden bereikt, zoals de cijfers in deze tabel laten zien. In de linkerkolom de jaarlijkse energiebesparing (e) als percentage van het energieverbruik in de situatie vóór de maatregel. In de rechterkolom (a) de besparing als percentage van de investering in die maatregel. Juist uit die tweede kolom blijkt, dat de besparing de investering in vele gevallen verre overtreft, zodat het de moeite waard is de maatregel te nemen. De tabel is afkomstig uit het rapport „Gebouwen, installaties en energiebesparing" door ir. W. Adam van de werkgroep Energie-economie van WKT-TNO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 25