Letterkast
Wat kon ons dat
botje van die
mammoet schelen?’
II
al
f
Kwam er maar eens een bioloog binnenwandelen
Nog even geduld
Lf
lb I
99
door Hans Rombouts
Tredmolen
Zeemuseum Miramar
Hoepelmakerij
Stoom
Beugel
V
U
Hartendwaas door
R
Archeologen en biologen wordt dringend voor
hun eigen belang verzocht de inleiding van dit
verhaal over het Baggermuseum in Sliedrecht niet
te lezen. Want wat zegt oud-baggeraar Arie Hartog,
sprekend over vroegere tijden: „Kijk, hier liggen wat
brokstukken van mammoets en elanden en andere
zaken, die ik niet thuis kan brengen. Die haalde je
alleen uit de emmers, als je ze toevallig bovenop
zag liggen. Alles wat onderin de emmers van de
baggermachine zat ging rechtstreeks vermalen de
losbak in. Zo is er natuurlijk heel wat interessants in
de loop van de tijden bij het baggeren verdwenen.
Eerlijk gezegd gaven we ook niks om die ouwe
botten en benen. We keken wél goed uit naar koper
of metaal. Dat kon je bij een handelaar verpatsen.
Verdiende je er nog een habbekrats bij. Wat kon ons
dat botje van die mammoet schelen?” Arie Hartog,
Sliedrechter en geboortig uit een echte baggeraars
familie, beheert de dagelijkse gang van zaken in het
Baggermuseum. Hij verzorgt ook de rondleidingen.
Een belevenis apart, omdat Hartog ritsen anecdotes
uit de wereld, zijn wereld van de baggeraars
opdiept.
2.0*
L.
a r
o 2/'
5
Pw.
Sr* Vw
Beroep: minister-president.
A Een diepzuiger
I
et
KT
een combinatie daarvan voortbewogen. Het zand
werd losgewoeld en de stroom moest de rest doen.
in
de
en
te
Amsterdam had zestien paardenmolens, die ge
huurd konden worden. Dat gebeurde o.a. bij een
poging het Noordzeekanaal met paardenmolens uit
te diepen. De paardenkrachten bleken niet sterk
Het Nationaal Baggermuseum in Sliedrecht
(Molendijk 204) is geopend van dinsdag tot en
met zaterdag van 14.00-17.00 uur. Groepen kun
nen ook op andere tijdstippen terecht, als men
vantevoren laat weten dat men komt. Toegangs
prijs één gulden.
baggeraars thuis leefden, kan men zijn licht opste
ken in het Sliedrechts Museum.
De hele ontwikkeling van de baggertechnieken
kan men in het Baggermuseum volgen. Stoom werd
elektriciteit of olie. Het materiaal werd geperfectio
neerd, al werden er nog wel eens fouten gemaakt
bij de bouw of het ontwerpen. Hartog kan daarover
fijntjes vertellen. Je ziet houten profielzuigers, bak
ken profielzuigers, sleephopperzuigers (zoals de
eerste die in 1923 in Nederland werd gebouwd),
onderlossers, oplossers en splijtbakken (een schip,
dat in zijn lengte gespleten kan worden om de
inhoud te lossen). Die splijtbakken gingen aanvan
kelijk helemaal in de lengte doormidden, behalve
het stuurhuis. Zo kon het dan gebeuren, aldus de
rondleider, dat de kok ineens zijn pan met soep in
het water zag verdwijnen. Nu blijft het achterschip
intact en splijt alleen het voorschip met zijn lading.
De man, die veel van de modellen, waarbij zeer
imposante en ingewikkelde die men ook kan
laten werken heeft gemaakt is Jas de Bruin uit
Sliedrecht. Een man met gouden handen, zo zingt
Hartog zijn lof. Een fietsenmaker van origine, die
de lastigste probleempjes oplost en die als hobbyist
uniek is op het gebied van modellenbouw. Behalve
modellen van de hand van De Bruin staan er in het
museum ook veel exemplaren, die door het be
drijfsleven aan het museum werden afgestaan.
Niet alleen aan de historie van de baggerindustrie
is aandacht besteed; men vindt er ook een royale
afdeling, waarin de modernste apparatuur is uitge
stald in miniatuur of als het om kleine dingen
gaat „in natura”.
Dan is er nog een afdeling, waarin aandacht
wordt gewijd aan de kust- en oeverwerken: van
rijshouten zinkstukken tot moderne variaties ervan
met kunststof. Wonderlijk is de vervaardiging van
een soort loper met betonblokken eraan vast, die
door een vaartuig met een enorme draaitrommel
wordt uitgelegd over de bodem.
Ocharm Je ziet hem snakken naar
de begrotingsbehandeling.
p-
p-
in
Grond boven water brengen was natuurlijk de
volgende stap. Daartoe werd de tredmolen ontwor
pen. Door voortbeweging met een rad (door gevan
genen dan wel monniken; ook Arie Hartog kon niet
zeggen, waarom de monniken op één lijn stonden
met gespuis) werden plankjes in een goot naar
boven gehaald. De modder, die opgeschraapt werd,
belandde via een stortrichel in een naastliggend
schuitje.
ig-
en
an
:te
.•^1
I
ed
3S-
id,
Hl-
In het artikel van enkele weken geleden over het
zeemuseum Miramar te Frederiksoord is onder het
hoofdje openingstijden een storende fout geslopen.
Er werd gemeld dat het museum op zaterdag- en
zondagmorgen geopend zou zijn, terwijl het dan
juist gesloten is. Voor de volledigheid hieronder de
juiste opgave:
Het zeemuseum is dagelijks geopend van 9 tot 12
en van 13 tot 17.30 uur, behalve op vrijdag (de
gehele dag gesloten) en zaterdag- en zondagmor
gen. In het weekeinde dus uitsluitend 's middags
geopend van 13 tot 17.30 uur.
Op de zolder van het gebouw kan men o.a. zien,
hoe de griendwerkers en baggeraars ’s winters (als
er niet gewerkt kon worden) in de hoepelmakerijen
een centje trachtten bij te verdienen. Er is een
complete werkplaats ingericht met oud gereed
schap. Tenslotte is er nog een bibliotheek, waar
men in boeken en tijdschriften allerlei wetenswaar-
digs over het baggerbedrijf kan vinden. Het aardige
van het museum is, dat men uit de ramen kijkend
de werf met baggermateriaal ziet van één van de
grote Nederlandse baggerondernemingen.
Weet Arie Hartog zo niet alles dan toch veel te
vertellen over het baggermateriaal, hij moet zwij
gen als het om de voorwerpen gaat, die als opgebag
gerd tentoongesteld staan: „Ik weet niet hoe oud die
kruikjes zijn. Ik weet niet wat dat voor een enorme
kaak is. Kwam er maar eens een bioloog of een
archeoloog binnenlopen om me op dat gebied wat
wegwijs te maken
Omdat mensen minder kracht kunnen ontwikke
len dan paarden en wellicht omdat er te weinig
boevenpak of monniken beschikbaar waren, kwam
de paardenmolen in zwang. Op elke baggerschuit
waren koppels paarden te vinden in de kleuren
bruin, zwart en wit. Die kleuren waren nodig om te
weten, welke paarden er aan aflossing toe waren.
I
Eerlijk gezegd had ik me, tijdens de rit over de
dijk van de Alblasserwaard, voorgesteld, dat het
museum een scheepsloods zou zijn aan het water,
met flink wat bagger voorhanden. Dat woord bag
ger heeft me van jongsafaan geïntrigeerd. Als jon
getje speelde je in de modder, ontwierp je op een
landje complete waterwegenstelsels. Je kon ook vol
verwachting kijken naar de gemeentelijke bagger
boot in de singels en de grachten. Wat zou er in het
volgende emmertje van de jacobsladder meeko
men? Trouwens alleen al dat oneindige van die
emmertjesketting was iets fascinerends. Dat
overpeinzend reed ik bijna het Baggermuseum
voorbij. Want het is gevestigd in een statig regen
tenhuis, temidden van groen en bloemen. Wat brok-
i ken baggermateriaal op het gazon zorgden voor een
plotselinge herkenning.
genoeg, evenmin als de constructie van de ketting
met de plankjes.
Natuurlijk veroorzaakte de komst van stoome
nergie een grote verandering, ook in de baggerin
dustrie. De eerste stoombaggermolen werd ge
bouwd van een vroeger zeilschip. Een model van
die molen uit 1803 prijkt naast vele andere
modellen (zoals ook van de krabbelaars, de tredmo
len en de paardenmolen) in het Sliedrechtse
Baggermuseum.
Die modellen vindt men temidden van allerlei
materiaal en uitrustingsstukken, die bij het bagge
ren werden gebruikt. Zo ziet men de klompen met
nagels om uitglijden op de spekgladde baggerschui-
ten te voorkomen; op de klompen werden leren
hoezen getimmerd op enkel-, knie- of lieshoogte om
drogen voeten te kunnen houden. Bij de uitrusting
hoorde dan ook een varkensstaart, waarmee de
baggeraars de randen van die leren laarzen invet
ten om kapot schrijnende enkels, knieën en liezen te
voorkomen.
Dat leven van die baggeraars was hard. Het
museum kan dat via foto’s en afbeeldingen laten
zien. Trouwens Arie Hartog kan er ook over mee
praten: „Ik hoorde bij het zwarte korps dat de
machines op gang hield. Met de hand moesten we
per week negentig ton kolen op het vuur gooien.
Bovendien moest je de stookplaatsen drie keer per
dag schoon maken. Je werkte van zes uur ’s mor
gens tot acht uur ’s avonds. Dan was je natuurlijk
behoorlijk moe en vuil. Tegenwoordig gaan ze zo”
en Hartog wijst op zijn colbertje naar het
baggerwerk en komen ook zo weer terug. Het is
allemaal schoon werk geworden”. Over hoe de
Enkele van zijn bezigheden
Je moet er maar lol in hebben om als
een soort zeldzaam konijn in het veld te
worden gekiekt door amateurbiologen.
Om met petjes, ijsjes en sjerpen voor
joker te staan om de gunst van de Kiezer
En altijd maar de vlotte peer te moeten
uithangen in den vreemde.
Arie Hartog kent het baggervak. Hij begon als
poetsjongen, werd leerling-stoker, stoommachinist
en tenslotte motormachinist. Een brand aan boord
van een baggerschip acht steekvlammen van
metaangas tastten zijn lichaam en zijn constitutie
aan. Hij werd vervroegd afgekeurd. Sinds een jaar
of zeven brengt hij een groot deel van de dag nu
door in het Baggermuseum, waar hij op unieke
wijze weet te vertellen over de geschiedenis („we
kijken hier niet op tien, twintig jaar”) en de toe
komst van de baggerij. „Het is mij nooit verteld. Ik
heb het uit boeken gehaald. En ik weet ook veel uit
eigen ervaring en verhalen van mijn vader en
overgrootvader, die het commando hadden over
het nieuwste en beste baggermateriaal. Kijk maar,
het lijkt hier wel een Hartog-kamer”.
En hij wijst op het model van een baggervaartuig,
waar zijn grootvader op werkte bij het maken van
de Waalhaven. En op een ander model, waar de
naam van zijn vader als machinist aan verbonden
was en met welke baggermolen gewerkt werd aan
de Afsluitdijk. Even verder in een vitrine staat een
mini-stoommachine, zoals die vroeger gebruikt
werd, met de naam Hartog er op. Een produkt van
Hartog sr.
Beneden in het statige gebouw vindt men
weergegeven in knappe modellen, in maquettes, in
foto’s, oude prenten, stukken gereedschap en vond-
stén-in-natura de geschiedenis van de bagger
techniek vanaf het begin tot aan ongeveer 1950.
Je ziet de oude beugel staan, een lange stok met
een leren of linnen zak, een net of een emmer. De
beugel is door de boeren nog lang gebruikt bij het
schoonmaken van sloten en vaarten.
De Elisabethsvloed in 1421 bracht in feite het
begin van de Sliedrechtse en de Nederlandse bag
gerindustrie. Een deel van Sliedrecht werd name
lijk weggespoeld. Men ging uitzoeken hoe dat kan
gebeuren en kwam tot de conclusie, dat de dijken te
laag waren. Ze moesten opgehoogd worden. Daar
was grond voor nodig, die uit het water gehaald
werd. Bovendien zou het een goed ding zijn, als de
vaargeul, de stroomgeul zelf van een rivier (zoals de
Merwede) dieper zou zijn. Om die diepte te krijgen
ging men werken met een zg. krabbelaar, een
vaartuig met daaronder een eg met één of meer
ijzeren tanden. Die werd door de wind (het schip
Werd ook molschuit genoemd) of door de stroom of
I door heen en weer trekken vanaf de oever of door
Het Baggermuseum sinds kort gevestigd in het
vroegere woonhuis van de familie Volkers, beroem-
de baggerdynastie bestaat nog niet zo lang, een
jaar of zeven. Maar het heeft, met name ook in het
I buitenland al een grote faam opgebouwd: het gas
tenboek staat vol met namen uit allerlei landen en
teksten in allerlei talen. Het museum is in particu-
I here handen. Het initiatief tot oprichting is geno
men door de neven prof. Bos en ir. Bos (ook al weer
uit een bekende baggerfamilie). Het beheer wordt
gevoerd door de Stichting Sliedrechts Museum.
I Men krijgt geen riikssubsidie. De gemeente Slie
drecht geeft ’n bedragje voor elke bezoeker, die in
het museum komt. Verder zorgt het bedrijfsleven
met name de grote baggerconcerns en de toeleve
ringsbedrijven voor financiële hulp. De Erven
Volker-Stevin stelden het vorstelijke pand aan de
Molendijk beschikbaar, waar al het expositiémate-
riaal goed tot zijn recht komt.
ü- Arie Hartog
A Wat resten van een mammoet
4»
A
O
'Z-
o
o
de uitrusting van een baggeraar in vroeger
dagen
B
A Een verdiepings-
machine uit 1774
o