De nieuwe hondenvanger o Dammen k Bridge Zeerovers en piraten „Allemaal aan boord”, schreeuwde kapitein Haak. „Los de ankers, hijs de zeilen en zet koers in zuidelijke richting. Schaken BRENDA, het negermeisje hing. Straat in, straat uit, steeg in, steeg uit, totdat ze niet meer kon. Waar was ze nu? Hijgend stond ze stil. O, nu zag ze het, ze was vlakbij de flat van Ron, de broer van Angela. Elke drie o o o o F w Hoe de egel aan zijn stekels kwam 3 I I 2 1 k A S f T k I Angela’s broer Het kaboutergezin y j k isch O O' A a snA z est eral. est isters I' 1 l r 9 i‘rai. N w4*O z V N I 0) 9 INEKE DE BOER om huiswerk te maken. (allen kwetsbaar) i FRANK TEER 4 ilpen! ontent i goed n goede len voor je! 5 toneel i »n werk sen. Wij ot 4 uur 't Spuigat is een rubriek die wordt volgeschreven en -getekend door kinderen van ongeveer tien tot vijftien Jaar. Iedere week worden één of twee onderwerpen behandeld, maar je kunt natuurlijk ook zómaar eens een verhaaltje, een gedicht of een tekening sturen. Denk er wel aan, dat tekeningen met zwarte inkt of viltstift moeten Snikkend holde Petra de deur uit en sloeg hem achter zich dicht. Ze rende alsof haar leven ervan af „Waarom moest je nu zonodig die nikker weer meenemen?”, verweet moeder Petra. „Ik heb gezegd dat je dat niet meer mocht doen; ze stelen verdorie als raven. „Gatverdamme,” gilde Petra, ineens over haar toeren, „zelfs een klein kind kan zien dat Brenda niet steelt, dat zeggen jullie alleen maar omdat Brenda zwart is. Bah, jullie lijken wel een stelletje kinderen.” worden gemaakt, anders blijft er in de krant niets van over. Stuur je reacties naar 't Spuigat, Damiate Pers, Postbus 507, 2003 PA Haarlem. Maar de kinderen geloofden er niets van. Ze gingen de klas binnen. Dat was heel erg dom van de kabouterkinderen, want er was wèl een monster in de klas. Het monster at hen met huid en haar op. Toen ging het monster naar buiten. Hij at alle kabouterkinderen op. Het gebeurde op een mooie zonnige dag. Het was twee uur en de kinderen kwamen naar school, toen opeens de juffrouw gillend uit de klas kwam. Ze riep: „Help, een monster in de klas”. Gelukkig dat er een fee boven kabouterstad vloog. Ze zag het monster. Ze zei een toverspreuk en toen hield het monster op met eten. Hij ging onder een boom zitten en viel in slaap. Er waren nog tien kabouters over gebleven. De goede fee daalde neer De kabouters vroegen de goede fee om raad. Toen zei de goede fee dat ze een mes nodig had. Toen ze dat had, sneed ze de buik van het monster open en alle kabouters sprongen eruit. En toen hebben er honderd mieren een nieuwe kabouterstad onder de grond gemaakt. En daar leefden ze nog lang en gelukkig. Na een week varen, komen ze langs een eiland. Een onbewoond eiland kan je beter zeggen. De kapitein laat een sloep uitzetten om hem naar het eiland te brengen. Bij een palm staat een kruis met een naam erin gesneden. „Joepie, dit eiland is Kokes Fantasy Eiland,” roep de kapitein. Hij begint te lopen en in zichzelf te mompelen. Plotseling roept hij: „Hier graven mannen”. De mannen beginnen ijverig te graven tot ze op een kist stoten. „Jippie,” roept kapitein Haak, „de schat is van mij.” Maar als hij de schatkist openmaakt en hij kijkt erin, ziet hij dat er helemaal niets in zit. Er zit alleen een briefje in waar opstaat: „Ik, Robert Hendson, was eigenaar van deze schatkist. U heeft hem gevonden maar ik heb de schat al meegenomen en de kist mag de vinder hebben. Robert Henderson”. DANIELLE V.D. HOORN Meer dan een eeuw geleden werden bij schaakwedstrijden klokken ingevoerd om het euvel te bestrijden van het langzame spelen. De speler kreeg een afgemeten hoeveelheid tijd toegewezen; de klok regi streerde dat. Bij bridgewedstrijden heeft men dat probleem nooit goed kunnen oplossen. Er werden diverse dingen geprobeerd, maar geen enkele oplossing was bevredigend. De Franse internationals Baccherich en Ghestem hadden destijds een reputatie opgebouwd bij internationale kampioen schappen door soms 20 minuten na te Caesar was een oude hondevanger, hij was 65 jaar oud. Caesar zei op een dag: „Ik oude hondevanger houd ermee op”. Op een zaterdagavond ging Caesar naar de burgemeester. Toen hij daar kwam was de deur op slot. Opeens zei een zware stem: „Wie bent u en wat wilt u hier doen?” Caesar zei: „Ik ben de hondevanger”. „O”, zei de zware stem, „kom morgen maar terug”. Caesar liep rustig terug naar zijn huis. De volgende ochtend ging hij weer naar de burgemeester. Na veel gepraat bij de burgemeester werd er een nieuwe hondevanger gevraagd. In de kranten werd meteen een advertentie gezet: Burgemeester vraagt nieuwe hondevanger. Aanvragen bij: Burgemeester Sok, Hoofdstraat, Valkenburg. De volgende dag kwam er een nieuwe hondevanger. Hij heette Rob Jansen. De volgende ochtend om 11 uur gaat Rob Jansen honden vangen. Hij vangt veel poedels en tekkels. Als hij thuis is, gaat hij meteen naar zijn vrouw en zegt: „Vrouw ik heb al 200 gulden opgehaald”. Zo leefde Rob Jansen nog 45 jaar op de wereld. denken over een enkel bod of te spelen kaart. En enige jaren geleden was het een New Yorks team dat ieder record op dit gebied brak. Er gaan twee troefslagen verloren en een ruiten, maar er dreigt bovendien een klaver-introever, want de uitkomst lijkt natuurlijk verdacht veel op een singleton. Hoeveel kinderen kunnen drie ap peltjes krijgen? Pak eens een pot lood. Teken steeds een zakje om drie appeltjes en tel dan hoeveel zakjes je getekend hebt. Zoveel zak jes, zoveel kinderen drie appeltjes kunnen krijgen. H 10 5 B 9 6 4 V 4 A V 10 3 Vorige week hebben we gezien hoe wit zich kan verweren tegen de zwarte opzet in de „32-28 19-23” opening, waarin 10 op 10 blijft. Deze opening zag er als volgt uit: 1. 32-28 19-23, 2. 28x19 14x23, 3. 37-32 10- 14, 4. 35-30 20-25, 5. 33-29 14-19, 6. 41-37 5- 10, 7. 40-35 17-22, 8. 4641 11-17, 9. 31-27 22x31, 10. 36x27 6-11, 11. 30-24 19x30, 12. 35x24 17-21, 13. 38-33 21-26, 14. 41-36 11-17, 15. 43-38 17-21, 16. 4540 12-17. (Zie dia gram). Onder meer kwamen de methode Gantwarg en het Wiersma-tegenoffer ter sprake. Er is een derde methode, waarin wit zijn schijf ook terugoffert, maar dan in tegen stelling tot het Wiersma-tegenoffer (waar de schijf met 27-22 op de linkervleugel wordt teruggeofferd), gebeurt dat terug offeren hier op de rechtervleugel. Vanuit de diagramstand kan dat bij voorbeeld na 17. 33-28 7-12, 18. 28x19 17-22, 19. 39-33 22x31, 20. 36x27 12-17, 21. 4741 17-22, 22. 41-36 22x31, 23. 36x27 1-6, 24. 44- 39 6-11 (dreigt 11-17-22)25. 19-14! 10x30, 26. 29-23 18x29, 27. 33x35 Deze ruil wordt de 3 om 2 terugruilmethode genoemd. Er zou jnnen groot succes. Voordat ik u nog een paar van de belangrijke varianten uit de studie van Frits Luteyn laat zien, moeten we eerst eens bekijken waarom het tussenlas- sen van het simpele zetje 9-14 na 17. 33-28 zwart zoveel opbrengt. Het verschil ligt in het aantal tempo's dat zwart tot zijn beschikking heeft op z’n rechtervleugel voordat het geweld van de offervariant losbarst. Na 17. 33-28 7-12, 18. 28x19 was dat er maar één; na 17. 33-28 9- 14, 18. 28x19 14x23, 19. 38-33 7-11, 20. 33-28 2-7, 21. 28x19 zijn dat er twee, waardoor zwart sneller schijf 27 kan aanvallen. Een tweede reden is dat wit nu 2 schijven uit zijn centrum kwijt is (38 en 33) in plaats van één (33), zodat wit door de leegte in z’n centrum niet meer zo makkelijk tot het Wiersma-tegenoffer of de 3 om 2 terugruil kan komen. Twee varianten uit de analyse van Luteyn: 17. 33-28 9-14, 18. 28x19 14x23, 19. 39-33 (i.p.v. 38-33) 7-11, 20. 33-28 1-7, 21. 28x19 17- 22, 22. 36-31 A 3-9, 23. 38-33 9-14, 24. 44-39 14x23, 25. 4944 13-19, 26. 24x13 8x19. A: 22. 38-33 22x31, 23. 36x27 7-12, 24. 44- 39 11-17, 25. 4741 17-22, 26. 41-36 22x31, 27. 36x27 12-17, 28. 37-31 enz. 15-20! Zoals per definitie het geval is met de meeste varianten in een zich snel ontwik kelende opening, bleken deze twee niet waterdicht. Aan u de opgave uit te zoeken waar wit in deze twee varianten door een combinatie kan winnen. Oplossing vol gende week. A V V V 10 8 5 3 4. H B 9 7 5 Toen Brenda anderhalf uur later vertrokken was, barstte de bom. Er leefde eens een kaboutervader, een kaboutermoeder en twee kleine kabouterkinderen. Langzaam vaart het schip „De Vliegende Hollander” de haven uit. „Alle zeilen hijsen, stelletje nep- piraten. Dat noemt zich dan matrozen van een piratenschip,” brult de kapitein. De matrozen denken: „Wat zal er nu weer aan de hand zijn.” Maar ze worden gelijk weer opgeschrikt door het gebrul van kapitein Haak. Kapitein Haak had namelijk een schatkaart gevonden, nou ja gevonden, gepikt kan je beter zeggen. Kapitein Haak zit in zijn kajuit met de schatkaart voor zich. „We moeten koers zetten in zuidelijke richting en dan moeten we een eiland tegen komen dat Kokes Fantasy Eiland heet. jlwerk) 23215 Zo opende één van hen, Roger Stern, eens met een psyche. Zijn partner Steve Altman dacht vervolgens 35 minuten na over het volgende bod, waarna de bieding in totaal 1 uur en 22 minuten duurde. Het was het laatste spel voor de pauze en de wedstrijdleiding liet hen begaan, maar toen uiteindelijk bleek dat Stern en Alt man een potdicht slem hadden gemist, hadden de overige deelnemers gegeten en was de pauze afgelopen. j Pf5+ 39. Kg4 Dg2 mat. 38Pd6-f5v 39. Kg3-f2 Th8-h2t, 40. Kf2-el Pf5xd4! Het sterkste. 41. Tglxgfv De enige tegen- kans (welke bovendien een valletje ver bergt), want de witte dame moet e3 blijven dekken, wat slechts op d3 kan, doch dan wint 41Pf3t gevolgd door een dame- ruil en Pgl:. 41Kg7-h7, 42. Db3-d3 Het enige, maar nu hangt Tg6. 42 Pd4-f3'\ Vooral niet 42Dhlt?? we gens het crossed check 43. Tgl+ en wit wint. 43. Kel-fl De4xd3v, 44. Pe5xd3 Kh7xg6 en 0-1. Geneert u zich vooral niet, lezer, zulke snoepjes uit eigen keuken in te zenden! E. SPANJAARD Daardoor hebben ze nu allemaal stekels. De wolf wilde gelijk een egeltje pakken om op te eten, maar hij prikte zich lelijk aan de stekels. Hij bleef voor de rest van zijn leven van de egeltjes af. En de egeltjes hadden voortaan een rustig leven. ARLETTE DE GROOT ONNO WEUSTINK iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim een winstpartij van een ander, welke een diepe indruk op hem gemaakt heeft. Het resultaat van deze conceptie is hoogst interessant, vooral door de keuze der partijen. Zo bespraken Larsen en Sza bo ieder de befaamde „blokkade-partij” Johner-Nimzowitsj uit 1925 en greep Ree zelfs naar het treffen Tsjigorin-Tarrasch uit 1893! Allen die het weten kunnen zeg gen dat men het meest leert door het intensief bestuderen van grootmeester- partijen. Welnu, daarvoor is het onderha vige boek, uitstekend vertaald door onze huidige landskampioen Gert Ligterink, ideaal. 4. Schaakjaarboek 1979, samengesteld door H. Bouwmeester, L. Hofland en C. van Wijgerden; uitg. Het Spectrum. Het idee van een schaakjaarboek is afkomstig van Bouwmeester, die een speciaal zintuig voor het selecteren van wat essentieel is paart aan de zelfdiscipline omdat aan stonds te ordenen. Daarenboven weet hij de uitwerking van de stof efficiënt over te dragen aan de juiste medewerkers. Zo ontstond een serie jaarboeken van 1972 af. Het jongste handelt uiteraard over het kalenderjaar 1978, het jaar voor al van de unieke tweekamp Karpov- Kortsjnoi op de Filippijnen. Maar wat een veelheid van andere gebeurtenissen! Al leen al 24 interessante evenementen, ook nationale. Een nuttige uitgave. Na deze lectuur wilt u stellig ook nog iets op het schaakbord zien. Daarvoor viel onze keuze op de fraaie combinatie, welke de heer Losscher uit Doorn te voorschijn toverde in de seniorenhoofdgroep van het recente toernooi op de Bilderberg. H. J R. Losscher (aan zet) Dit is het tweede deel van een vervolgverhaal door Els Kwak. Brenda is een zwart meisje dat om haar huidskleur steeds door klasgenootjes wordt uitgescholden. Ook ouders en leraren zien haar liever gaan dan komen. Gelukkig heeft Brenda één vriendin, die haar door dik en dun verdedigt. Bij het begin van deze aflevering is Brenda bij Petra thuis niet meer opeten.” „Een prima idee,” zei de koning egel. „Maar wie doet dat?” „Laten we allemaal gaan,” zei Eggie. „Dat is goed,” zei de koning, „we gaan nu meteen.” Toen de wolf sliep, wilden ze de pot stijfsel over de wolf gooien, maar de wolf werd wakker en de pot viel over de egeltjes heen. C. J. Huisman Stand na de 34e zet van wit. Wit staat een pion vóór, maar zijn ko- ningsstelling is open. Op scherpe wijze maakt zwart hier gebruik van 34 Th8xh2! Op zichzelf niet zo een verras send offer, omdat na 35. Kh2: Th8f, 36. Kg3 Kgl Thlt leidt tot mat in 2 36. Pf5*, 37. Kg4 Dg2 mat, of 37. Kf2 Th2+ en mat volgt. Maar minder duidelijk zijn de consequenties als wit met een contra- torenoffer het zwarte paard weglokt. 35. Tc7xf7 d Pd6xf7, 36 Kglxh2 Ta8-h8i, 37. Kh2-g3 Wit heeft nu even respijt, omdat Pf5+ er uit is. 37Pf7-d6, 38. Tel-gl(?) Wits taaiste tegenkans bood hier 38. Pg4!, al behoudt zwart duidelijk voordeel na 38Pf5+, 39. Kf2 Th3, 40. Ddl Ph6! 41. Tgl Pg4:t 42. Dg4: De3? 43. Kg2 Th5! enz. Geheel kansloos was 38 Dd3 Noord kan zuid niet meer aan slag bren gen. West haalt troef en maakt zijn con tract. Hij heeft gewoon de ene verliezer geruild voor de andere. T. SCHIPPERHEYN U gaat nadenken. Met verdeelde troefhon- neurs lijkt er geen gevaar. Als zuid b.v. Ha A of Ha H in de eerste troefronde neemt kan hij noord weliswaar een klaver-in troever geven, maar die moet dan met de andere honneur troeven en dat is toch een vaste verliesslag. Noord moet dus de eer ste troefslag nemen en daarna eerst zuid aan slag brengen. Dat kan alleen met ruiten en daar ligt dan ook meteen de oplossing, want de leider heeft wel dege lijk een kans dat te voorkomen. Hij speelt daartoe Sch A, neemt Sch V over met de heer en speelt Sch 10. Speelt zuid nu laag bij, dan gooit west Ru 9 af en laat noord Sch B maken. Dit was het spel: Als west opent u (allen kwetsbaar) 1 Ha; uw partner biedt 3 Ha en u besluit de bieding met 4 Ha. Noord komt uit met KI 4 en hoe nu te spelen? A V V V 10 8 5 3 9 4. H B 9 7 5 Toen kreeg ze een idee. Ze liep naar de flat toe en belde aan. Eenmaal binnen vertelde ze alles. Over Brenda, over Angela die zo kinderachtig deed en over haar ouders, die wel kleine kinderen leken. „Wat moet ik daar nou mee aan, weet jij geen raad?” „Tsjapeinsde Ron, „Angela wil ik wel voor mijn rekening nemen, maar je ouders Toen hoorden ze geschreeuw. Petra keek naar buiten. „Allemachtig,” riep ze „Angela is weer bezig, ze tuigt Brenda af.” Ron sprong op en rende naar buiten. Hij gaf Angela een klinkende oorvijg. „Mee naar binnen en gauw wat,” schreeuwde hij, „met jou heb ik nog wel een appeltje te schillen.” Petra sloeg een arm om Brenda heen. „Kom maar,” sprak ze sussend, „dan gaan we naar huis.” Brenda knikte snikkend en liep steunend op Petra mee. (wordt vervolgd) utep hoek nu bijvoorbeeld kunnen volgen: 11-17, 28. 39-33 17-22, 29. 27x18 13x22, 30. 32-28 22-27, 31. 37-32 26-31, 32. 42-37 enz. Ondertussen wordt naarstig gezocht naar verbeteringen in het zwarte spel van uit de diagramstand. De RDG-er Frits Luteyn bestudeerde de mogelijkheden voor zwart als zwart na 17-33-28 eerst een keer met 9-14 opvangt en zich pas daarna, enige zetten later, inlaat op de offervari ant. Zijn conclusies waren dat zwart dan altijd goed kwam. In de ereklassepartij Otten-Luteyn bleek zijn huisvlijtvariant een daverend succes; sindsdien speelt men vrijwel altijd eerst 9-14 na 17. 33-28. Deze partij verliep als volgt: 17. 33-28 9-14, 18. 28x19 14x23, 19. 38-33 7- 11, 20. 33-28 2-7, 21. 28x19 17-22, 22. 39-33 22x31, 23. 36x27 11-17, 24. 4741 17-22, 25. 41-36 22x31, 26. 36x27 7-12, 27. 44-39 (33-28 is hier altijd verhinderd door 15-20) 12-17, 28. 50-44 (zie diagram 2) de methode Gantwarg 37-31 26x28, 33x11 faalt hier omdat door de zwarte schijf op 1 (i.p.v. 2) zwart nu 21x32 slaat 17-22, 29. 33-28 22x31, 30. 39-33 31-36, 31. 42-38 18-22, 32. 28x17 21x12, 33. 44-39 15-20, 34. 24x15 13x24, 35. 29x20 25x14, 36. 34-! 9 26-31, 37. 37x26 3641 en de zwarte opzet werd een Er zijn natuurlijk situaties waarin den ken wel degelijk noodzakelijk is. Zie b.v. het volgende spel: H 10 5 V B 9 6 4 V 4 4. A V 10 3 8 7 4 2 V H 2 A B 8 6 4. 8 6 4 B 9 6 3 A 7 H 10 7 5 3 2 •J* 2 Er was eens een wolf die altijd egeltjes opvrat. Als er een egeltje in zijn buurt kwam, hap en weg was het egeltje. Toen bedachten de egeltjes wat. „Weet je wat,” zei de kleinste, die Eggie heette, „we gooien een pot stijfsel over de wolf heen. Wel als hij slaapt natuurlijk. Dan wordt hij stijf en kan hij ons Traditiegetrouw bespreken wij aan het begin van het nieuwe seizoen enkele boe ken, welke ons gedurende de afgelopen maanden ter recensie werden gezonden. De meeste partijschakers hebben de il lusie dat zij hun speelsterkte beslissend kunnen vergroten als zij maar een behoor lijke hoeveelheid parate openingskennis opdoen. Deze visie is weliswaar onjuist A. omdat het terrein van de openingen zo immens is geworden, dat zelfs het grootste meester brein ter wereld niet in staat is ook maar een partikeltje van de belangrijkste vari antencomplexen op te nemen; B. omdat het werkelijke schaken pas begint nadat de openingsfase ten einde is. Maar aan de andere kant is een zekere openingskennis onmisbaar. Daarom ver melden wij heden twee openingshoeken van geheel verschillende aard. 1. Walter Kom, Moderne Schacheröffnungen, 2e dr.., DM 38,-, Verlag Das Schacharchiv. Een bewerkte vertaling van „Modern Chess Openings”. In één boek van 370 bladzijden vindt men de hoofdlijnen van alle openingen. Op iedere pagina staan verticaal vijf varianten met veel noten eronder. Niet duidelijk is ons, waarom werd afgeweken van het sinds de schaak- bijbel „Bilguer” gevolgde systeem om de varianten horizontaal weer te geven, een systeem dat b.v. ook in de Schaak-Ency- clopaedie wordt toegepast. Wie naar een toernooi slechts één ope- ningenboek wil meenemen, kan naar deze Duitse uitgave grijpen. Uiteraard zal hij er geen diepgaande uitwerking van welke opening ook in aantreffen. 2. Van der Tak en Sosonko: De schaak- opening. Grünfeld-Indisch. Dit is deel 12 uit de serie „Leer goed schaken”, ƒ21,50, uitg. Andriessen-Keesing. Het is een speci alistisch werk met een geheel ander ka rakter. Ruim 200 bladzijden worden ge wijd aan zegge één openingsvariant. Er zijn 35 illustrerende partijen, deels ook door Jan Timman geanalyseerd. Terecht gaan de auteurs ervan uit dat het thuisraken in een opening méér ver eist dan variantjes instampen. Zo begint de verhandeling van de ruilvariant met een onderzoek der pionnenstelling, welke resteert na algehele afruil van alle stuk ken, dus wit: pion a2-d4-e4-f2-g2-h2; zwart: pion a7-b7-e7-f7-g6-h7. De openingsmaterie zelf is zeer overzichtelijk gerangschikt en helder toe gelicht. Maar het gebied met al zijn details is zo omvangrijk dat slechts ervaren spe lers de grote lijnen der variant zullen kunnen vasthouden. Voor de mindere gó den kan het ook dienen als naslagwerk; het is up to date met partijen tot in 1978. Een volstrekt andere benadering heeft het boek „Schaken met grootmeesters" (zelfde uitgever als no. 2, 18,-), samenge steld door R. Keene. Uit diens voorwoord blijkt dat Keene tijdens de Olympiade Skopje 1972 het idee kreeg, een aantal vooraanstaande meesters te verzoeken, ieder twee partijen diepgaand te analyse ren, n.l. een overwinning van zichzelf en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 37