De nieuwe hondenvanger
o
Dammen
k
Bridge
Zeerovers
en piraten
„Allemaal aan boord”, schreeuwde
kapitein Haak. „Los de ankers, hijs
de zeilen en zet koers in zuidelijke
richting.
Schaken
BRENDA, het negermeisje
hing. Straat in, straat uit, steeg in,
steeg uit, totdat ze niet meer kon.
Waar was ze nu? Hijgend stond ze
stil. O, nu zag ze het, ze was vlakbij
de flat van Ron, de broer van
Angela.
Elke drie
o
o
o
o
F
w
Hoe de egel aan zijn stekels kwam
3
I
I
2
1
k
A
S
f
T
k
I
Angela’s broer
Het kaboutergezin
y
j
k
isch
O
O'
A
a
snA
z
est
eral.
est
isters
I'
1
l
r
9
i‘rai.
N
w4*O
z
V N
I
0)
9
INEKE DE BOER
om huiswerk te maken.
(allen kwetsbaar)
i
FRANK TEER
4
ilpen!
ontent
i goed
n goede
len
voor je!
5
toneel
i
»n werk
sen. Wij
ot 4 uur
't Spuigat is een rubriek die
wordt volgeschreven en -getekend
door kinderen van ongeveer tien
tot vijftien Jaar. Iedere week worden
één of twee onderwerpen
behandeld, maar je kunt natuurlijk
ook zómaar eens een verhaaltje,
een gedicht of een tekening sturen.
Denk er wel aan, dat tekeningen
met zwarte inkt of viltstift moeten
Snikkend holde Petra de deur uit en
sloeg hem achter zich dicht.
Ze rende alsof haar leven ervan af
„Waarom moest je nu zonodig die
nikker weer meenemen?”, verweet
moeder Petra. „Ik heb gezegd dat je
dat niet meer mocht doen; ze stelen
verdorie als raven.
„Gatverdamme,” gilde Petra,
ineens over haar toeren, „zelfs een
klein kind kan zien dat Brenda niet
steelt, dat zeggen jullie alleen maar
omdat Brenda zwart is. Bah, jullie
lijken wel een stelletje kinderen.”
worden gemaakt, anders blijft er in
de krant niets van over. Stuur je
reacties naar 't Spuigat, Damiate
Pers, Postbus 507, 2003 PA
Haarlem.
Maar de kinderen geloofden er
niets van. Ze gingen de klas binnen.
Dat was heel erg dom van de
kabouterkinderen, want er was wèl
een monster in de klas.
Het monster at hen met huid en
haar op. Toen ging het monster
naar buiten. Hij at alle
kabouterkinderen op.
Het gebeurde op een mooie zonnige
dag. Het was twee uur en de
kinderen kwamen naar school, toen
opeens de juffrouw gillend uit de
klas kwam. Ze riep: „Help, een
monster in de klas”.
Gelukkig dat er een fee boven
kabouterstad vloog. Ze zag het
monster.
Ze zei een toverspreuk en toen hield
het monster op met eten.
Hij ging onder een boom zitten en
viel in slaap.
Er waren nog tien kabouters over
gebleven. De goede fee daalde neer
De kabouters vroegen de goede fee
om raad.
Toen zei de goede fee dat ze een mes
nodig had. Toen ze dat had, sneed
ze de buik van het monster open en
alle kabouters sprongen eruit.
En toen hebben er honderd mieren
een nieuwe kabouterstad onder de
grond gemaakt.
En daar leefden ze nog lang en
gelukkig.
Na een week varen, komen ze langs
een eiland. Een onbewoond eiland
kan je beter zeggen.
De kapitein laat een sloep uitzetten
om hem naar het eiland te brengen.
Bij een palm staat een kruis met een
naam erin gesneden. „Joepie, dit
eiland is Kokes Fantasy Eiland,”
roep de kapitein. Hij begint te lopen
en in zichzelf te mompelen.
Plotseling roept hij: „Hier graven
mannen”.
De mannen beginnen ijverig te
graven tot ze op een kist stoten.
„Jippie,” roept kapitein Haak, „de
schat is van mij.” Maar als hij de
schatkist openmaakt en hij kijkt
erin, ziet hij dat er helemaal niets in
zit.
Er zit alleen een briefje in waar
opstaat: „Ik, Robert Hendson, was
eigenaar van deze schatkist. U heeft
hem gevonden maar ik heb de schat
al meegenomen en de kist mag de
vinder hebben. Robert Henderson”.
DANIELLE V.D. HOORN
Meer dan een eeuw geleden werden bij
schaakwedstrijden klokken ingevoerd om
het euvel te bestrijden van het langzame
spelen. De speler kreeg een afgemeten
hoeveelheid tijd toegewezen; de klok regi
streerde dat.
Bij bridgewedstrijden heeft men dat
probleem nooit goed kunnen oplossen. Er
werden diverse dingen geprobeerd, maar
geen enkele oplossing was bevredigend.
De Franse internationals Baccherich en
Ghestem hadden destijds een reputatie
opgebouwd bij internationale kampioen
schappen door soms 20 minuten na te
Caesar was een oude hondevanger, hij was 65 jaar oud.
Caesar zei op een dag: „Ik oude hondevanger houd ermee op”.
Op een zaterdagavond ging Caesar naar de burgemeester.
Toen hij daar kwam was de deur op slot.
Opeens zei een zware stem: „Wie bent u en wat wilt u hier doen?”
Caesar zei: „Ik ben de hondevanger”. „O”, zei de zware stem, „kom morgen
maar terug”.
Caesar liep rustig terug naar zijn huis.
De volgende ochtend ging hij weer naar de burgemeester. Na veel gepraat
bij de burgemeester werd er een nieuwe hondevanger gevraagd.
In de kranten werd meteen een advertentie gezet:
Burgemeester vraagt nieuwe hondevanger. Aanvragen bij: Burgemeester
Sok, Hoofdstraat, Valkenburg.
De volgende dag kwam er een nieuwe hondevanger. Hij heette Rob Jansen.
De volgende ochtend om 11 uur gaat Rob Jansen honden vangen. Hij vangt
veel poedels en tekkels.
Als hij thuis is, gaat hij meteen naar zijn vrouw en zegt: „Vrouw ik heb al
200 gulden opgehaald”.
Zo leefde Rob Jansen nog 45 jaar op de wereld.
denken over een enkel bod of te spelen
kaart. En enige jaren geleden was het een
New Yorks team dat ieder record op dit
gebied brak.
Er gaan twee troefslagen verloren en
een ruiten, maar er dreigt bovendien een
klaver-introever, want de uitkomst lijkt
natuurlijk verdacht veel op een singleton.
Hoeveel kinderen kunnen drie ap
peltjes krijgen? Pak eens een pot
lood. Teken steeds een zakje om
drie appeltjes en tel dan hoeveel
zakjes je getekend hebt. Zoveel zak
jes, zoveel kinderen drie appeltjes
kunnen krijgen.
H 10 5
B 9 6 4
V 4
A V 10 3
Vorige week hebben we gezien hoe wit
zich kan verweren tegen de zwarte opzet
in de „32-28 19-23” opening, waarin 10 op
10 blijft. Deze opening zag er als volgt uit:
1. 32-28 19-23, 2. 28x19 14x23, 3. 37-32 10-
14, 4. 35-30 20-25, 5. 33-29 14-19, 6. 41-37 5-
10, 7. 40-35 17-22, 8. 4641 11-17, 9. 31-27
22x31, 10. 36x27 6-11, 11. 30-24 19x30, 12.
35x24 17-21, 13. 38-33 21-26, 14. 41-36 11-17,
15. 43-38 17-21, 16. 4540 12-17. (Zie dia
gram). Onder meer kwamen de methode
Gantwarg en het Wiersma-tegenoffer ter
sprake.
Er is een derde methode, waarin wit zijn
schijf ook terugoffert, maar dan in tegen
stelling tot het Wiersma-tegenoffer (waar
de schijf met 27-22 op de linkervleugel
wordt teruggeofferd), gebeurt dat terug
offeren hier op de rechtervleugel.
Vanuit de diagramstand kan dat bij
voorbeeld na 17. 33-28 7-12, 18. 28x19 17-22,
19. 39-33 22x31, 20. 36x27 12-17, 21. 4741
17-22, 22. 41-36 22x31, 23. 36x27 1-6, 24. 44-
39 6-11 (dreigt 11-17-22)25. 19-14! 10x30, 26.
29-23 18x29, 27. 33x35 Deze ruil wordt de 3
om 2 terugruilmethode genoemd. Er zou
jnnen
groot succes. Voordat ik u nog een paar
van de belangrijke varianten uit de studie
van Frits Luteyn laat zien, moeten we
eerst eens bekijken waarom het tussenlas-
sen van het simpele zetje 9-14 na 17. 33-28
zwart zoveel opbrengt.
Het verschil ligt in het aantal tempo's
dat zwart tot zijn beschikking heeft op z’n
rechtervleugel voordat het geweld van de
offervariant losbarst. Na 17. 33-28 7-12, 18.
28x19 was dat er maar één; na 17. 33-28 9-
14, 18. 28x19 14x23, 19. 38-33 7-11, 20. 33-28
2-7, 21. 28x19 zijn dat er twee, waardoor
zwart sneller schijf 27 kan aanvallen. Een
tweede reden is dat wit nu 2 schijven uit
zijn centrum kwijt is (38 en 33) in plaats
van één (33), zodat wit door de leegte in z’n
centrum niet meer zo makkelijk tot het
Wiersma-tegenoffer of de 3 om 2 terugruil
kan komen.
Twee varianten uit de analyse van
Luteyn:
17. 33-28 9-14, 18. 28x19 14x23, 19. 39-33
(i.p.v. 38-33) 7-11, 20. 33-28 1-7, 21. 28x19 17-
22, 22. 36-31 A 3-9, 23. 38-33 9-14, 24. 44-39
14x23, 25. 4944 13-19, 26. 24x13 8x19.
A: 22. 38-33 22x31, 23. 36x27 7-12, 24. 44-
39 11-17, 25. 4741 17-22, 26. 41-36 22x31, 27.
36x27 12-17, 28. 37-31 enz. 15-20!
Zoals per definitie het geval is met de
meeste varianten in een zich snel ontwik
kelende opening, bleken deze twee niet
waterdicht. Aan u de opgave uit te zoeken
waar wit in deze twee varianten door een
combinatie kan winnen. Oplossing vol
gende week.
A V
V V 10 8 5 3
4. H B 9 7 5
Toen Brenda anderhalf uur later
vertrokken was, barstte de bom.
Er leefde eens een kaboutervader,
een kaboutermoeder en twee kleine
kabouterkinderen.
Langzaam vaart het schip „De
Vliegende Hollander” de haven uit.
„Alle zeilen hijsen, stelletje nep-
piraten. Dat noemt zich dan
matrozen van een piratenschip,”
brult de kapitein. De matrozen
denken: „Wat zal er nu weer aan de
hand zijn.” Maar ze worden gelijk
weer opgeschrikt door het gebrul
van kapitein Haak.
Kapitein Haak had namelijk een
schatkaart gevonden, nou ja
gevonden, gepikt kan je beter
zeggen.
Kapitein Haak zit in zijn kajuit met
de schatkaart voor zich. „We
moeten koers zetten in zuidelijke
richting en dan moeten we een
eiland tegen komen dat Kokes
Fantasy Eiland heet.
jlwerk)
23215
Zo opende één van hen, Roger Stern,
eens met een psyche. Zijn partner Steve
Altman dacht vervolgens 35 minuten na
over het volgende bod, waarna de bieding
in totaal 1 uur en 22 minuten duurde. Het
was het laatste spel voor de pauze en de
wedstrijdleiding liet hen begaan, maar
toen uiteindelijk bleek dat Stern en Alt
man een potdicht slem hadden gemist,
hadden de overige deelnemers gegeten en
was de pauze afgelopen.
j
Pf5+ 39. Kg4 Dg2 mat. 38Pd6-f5v 39.
Kg3-f2 Th8-h2t, 40. Kf2-el Pf5xd4! Het
sterkste. 41. Tglxgfv De enige tegen-
kans (welke bovendien een valletje ver
bergt), want de witte dame moet e3 blijven
dekken, wat slechts op d3 kan, doch dan
wint 41Pf3t gevolgd door een dame-
ruil en Pgl:. 41Kg7-h7, 42. Db3-d3
Het enige, maar nu hangt Tg6. 42
Pd4-f3'\ Vooral niet 42Dhlt?? we
gens het crossed check 43. Tgl+ en wit
wint. 43. Kel-fl De4xd3v, 44. Pe5xd3
Kh7xg6 en 0-1.
Geneert u zich vooral niet, lezer, zulke
snoepjes uit eigen keuken in te zenden!
E. SPANJAARD
Daardoor hebben ze nu
allemaal stekels.
De wolf wilde gelijk
een egeltje pakken om
op te eten, maar hij
prikte zich lelijk aan de
stekels.
Hij bleef voor de rest
van zijn leven van de
egeltjes af. En de
egeltjes hadden
voortaan een rustig
leven.
ARLETTE DE
GROOT
ONNO WEUSTINK
iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
een winstpartij van een ander, welke een
diepe indruk op hem gemaakt heeft.
Het resultaat van deze conceptie is
hoogst interessant, vooral door de keuze
der partijen. Zo bespraken Larsen en Sza
bo ieder de befaamde „blokkade-partij”
Johner-Nimzowitsj uit 1925 en greep Ree
zelfs naar het treffen Tsjigorin-Tarrasch
uit 1893! Allen die het weten kunnen zeg
gen dat men het meest leert door het
intensief bestuderen van grootmeester-
partijen. Welnu, daarvoor is het onderha
vige boek, uitstekend vertaald door onze
huidige landskampioen Gert Ligterink,
ideaal.
4. Schaakjaarboek 1979, samengesteld
door H. Bouwmeester, L. Hofland en C.
van Wijgerden; uitg. Het Spectrum. Het
idee van een schaakjaarboek is afkomstig
van Bouwmeester, die een speciaal zintuig
voor het selecteren van wat essentieel is
paart aan de zelfdiscipline omdat aan
stonds te ordenen. Daarenboven weet hij
de uitwerking van de stof efficiënt over te
dragen aan de juiste medewerkers.
Zo ontstond een serie jaarboeken van
1972 af. Het jongste handelt uiteraard
over het kalenderjaar 1978, het jaar voor
al van de unieke tweekamp Karpov-
Kortsjnoi op de Filippijnen. Maar wat een
veelheid van andere gebeurtenissen! Al
leen al 24 interessante evenementen, ook
nationale. Een nuttige uitgave.
Na deze lectuur wilt u stellig ook nog
iets op het schaakbord zien. Daarvoor viel
onze keuze op de fraaie combinatie, welke
de heer Losscher uit Doorn te voorschijn
toverde in de seniorenhoofdgroep van het
recente toernooi op de Bilderberg.
H. J R. Losscher (aan zet)
Dit is het tweede deel van een
vervolgverhaal door Els Kwak.
Brenda is een zwart meisje dat om
haar huidskleur steeds door
klasgenootjes wordt
uitgescholden. Ook ouders en
leraren zien haar liever gaan dan
komen. Gelukkig heeft Brenda één
vriendin, die haar door dik en dun
verdedigt. Bij het begin van deze
aflevering is Brenda bij Petra thuis
niet meer opeten.”
„Een prima idee,” zei
de koning egel. „Maar
wie doet dat?” „Laten
we allemaal gaan,” zei
Eggie.
„Dat is goed,” zei de
koning, „we gaan nu
meteen.”
Toen de wolf sliep,
wilden ze de pot stijfsel
over de wolf gooien,
maar de wolf werd
wakker en de pot viel
over de egeltjes heen.
C. J. Huisman
Stand na de 34e zet van wit.
Wit staat een pion vóór, maar zijn ko-
ningsstelling is open. Op scherpe wijze
maakt zwart hier gebruik van 34
Th8xh2! Op zichzelf niet zo een verras
send offer, omdat na 35. Kh2: Th8f, 36.
Kg3 Kgl Thlt leidt tot mat in 2 36.
Pf5*, 37. Kg4 Dg2 mat, of 37. Kf2 Th2+
en mat volgt. Maar minder duidelijk zijn
de consequenties als wit met een contra-
torenoffer het zwarte paard weglokt. 35.
Tc7xf7 d Pd6xf7, 36 Kglxh2 Ta8-h8i, 37.
Kh2-g3 Wit heeft nu even respijt,
omdat Pf5+ er uit is. 37Pf7-d6, 38.
Tel-gl(?) Wits taaiste tegenkans bood
hier 38. Pg4!, al behoudt zwart duidelijk
voordeel na 38Pf5+, 39. Kf2 Th3, 40.
Ddl Ph6! 41. Tgl Pg4:t 42. Dg4: De3? 43.
Kg2 Th5! enz. Geheel kansloos was 38 Dd3
Noord kan zuid niet meer aan slag bren
gen. West haalt troef en maakt zijn con
tract. Hij heeft gewoon de ene verliezer
geruild voor de andere.
T. SCHIPPERHEYN
U gaat nadenken. Met verdeelde troefhon-
neurs lijkt er geen gevaar. Als zuid b.v. Ha
A of Ha H in de eerste troefronde neemt
kan hij noord weliswaar een klaver-in
troever geven, maar die moet dan met de
andere honneur troeven en dat is toch een
vaste verliesslag. Noord moet dus de eer
ste troefslag nemen en daarna eerst zuid
aan slag brengen. Dat kan alleen met
ruiten en daar ligt dan ook meteen de
oplossing, want de leider heeft wel dege
lijk een kans dat te voorkomen. Hij speelt
daartoe Sch A, neemt Sch V over met de
heer en speelt Sch 10. Speelt zuid nu laag
bij, dan gooit west Ru 9 af en laat noord
Sch B maken. Dit was het spel:
Als west opent u (allen kwetsbaar) 1 Ha;
uw partner biedt 3 Ha en u besluit de
bieding met 4 Ha. Noord komt uit met KI 4
en hoe nu te spelen?
A V
V V 10 8 5 3
9
4. H B 9 7 5
Toen kreeg ze een idee. Ze liep naar
de flat toe en belde aan.
Eenmaal binnen vertelde ze alles.
Over Brenda, over Angela die zo
kinderachtig deed en over haar
ouders, die wel kleine kinderen
leken.
„Wat moet ik daar nou mee aan,
weet jij geen raad?”
„Tsjapeinsde Ron, „Angela
wil ik wel voor mijn rekening
nemen, maar je ouders
Toen hoorden ze geschreeuw. Petra
keek naar buiten. „Allemachtig,”
riep ze „Angela is weer bezig, ze
tuigt Brenda af.”
Ron sprong op en rende naar
buiten. Hij gaf Angela een
klinkende oorvijg.
„Mee naar binnen en gauw wat,”
schreeuwde hij, „met jou heb ik nog
wel een appeltje te schillen.”
Petra sloeg een arm om Brenda
heen. „Kom maar,” sprak ze
sussend, „dan gaan we naar huis.”
Brenda knikte snikkend en liep
steunend op Petra mee.
(wordt vervolgd)
utep
hoek
nu bijvoorbeeld kunnen volgen: 11-17, 28.
39-33 17-22, 29. 27x18 13x22, 30. 32-28 22-27,
31. 37-32 26-31, 32. 42-37 enz.
Ondertussen wordt naarstig gezocht
naar verbeteringen in het zwarte spel van
uit de diagramstand. De RDG-er Frits
Luteyn bestudeerde de mogelijkheden
voor zwart als zwart na 17-33-28 eerst een
keer met 9-14 opvangt en zich pas daarna,
enige zetten later, inlaat op de offervari
ant. Zijn conclusies waren dat zwart dan
altijd goed kwam.
In de ereklassepartij Otten-Luteyn
bleek zijn huisvlijtvariant een daverend
succes; sindsdien speelt men vrijwel altijd
eerst 9-14 na 17. 33-28. Deze partij verliep
als volgt:
17. 33-28 9-14, 18. 28x19 14x23, 19. 38-33 7-
11, 20. 33-28 2-7, 21. 28x19 17-22, 22. 39-33
22x31, 23. 36x27 11-17, 24. 4741 17-22, 25.
41-36 22x31, 26. 36x27 7-12, 27. 44-39 (33-28
is hier altijd verhinderd door 15-20) 12-17,
28. 50-44 (zie diagram 2) de methode
Gantwarg 37-31 26x28, 33x11 faalt hier
omdat door de zwarte schijf op 1 (i.p.v. 2)
zwart nu 21x32 slaat 17-22, 29. 33-28
22x31, 30. 39-33 31-36, 31. 42-38 18-22, 32.
28x17 21x12, 33. 44-39 15-20, 34. 24x15
13x24, 35. 29x20 25x14, 36. 34-! 9 26-31, 37.
37x26 3641 en de zwarte opzet werd een
Er zijn natuurlijk situaties waarin den
ken wel degelijk noodzakelijk is. Zie b.v.
het volgende spel:
H 10 5
V B 9 6 4
V 4
4. A V 10 3
8 7 4 2
V H 2
A B 8 6
4. 8 6 4
B 9 6 3
A 7
H 10 7 5 3 2
•J* 2
Er was eens een wolf
die altijd egeltjes
opvrat. Als er een
egeltje in zijn buurt
kwam, hap en weg was
het egeltje. Toen
bedachten de egeltjes
wat.
„Weet je wat,” zei de
kleinste, die Eggie
heette, „we gooien een
pot stijfsel over de wolf
heen. Wel als hij slaapt
natuurlijk. Dan wordt
hij stijf en kan hij ons
Traditiegetrouw bespreken wij aan het
begin van het nieuwe seizoen enkele boe
ken, welke ons gedurende de afgelopen
maanden ter recensie werden gezonden.
De meeste partijschakers hebben de il
lusie dat zij hun speelsterkte beslissend
kunnen vergroten als zij maar een behoor
lijke hoeveelheid parate openingskennis
opdoen.
Deze visie is weliswaar onjuist A. omdat
het terrein van de openingen zo immens is
geworden, dat zelfs het grootste meester
brein ter wereld niet in staat is ook maar
een partikeltje van de belangrijkste vari
antencomplexen op te nemen; B. omdat
het werkelijke schaken pas begint nadat
de openingsfase ten einde is.
Maar aan de andere kant is een zekere
openingskennis onmisbaar. Daarom ver
melden wij heden twee openingshoeken
van geheel verschillende aard. 1. Walter
Kom, Moderne Schacheröffnungen, 2e
dr.., DM 38,-, Verlag Das Schacharchiv.
Een bewerkte vertaling van „Modern
Chess Openings”. In één boek van 370
bladzijden vindt men de hoofdlijnen van
alle openingen. Op iedere pagina staan
verticaal vijf varianten met veel noten
eronder. Niet duidelijk is ons, waarom
werd afgeweken van het sinds de schaak-
bijbel „Bilguer” gevolgde systeem om de
varianten horizontaal weer te geven, een
systeem dat b.v. ook in de Schaak-Ency-
clopaedie wordt toegepast.
Wie naar een toernooi slechts één ope-
ningenboek wil meenemen, kan naar deze
Duitse uitgave grijpen. Uiteraard zal hij
er geen diepgaande uitwerking van welke
opening ook in aantreffen.
2. Van der Tak en Sosonko: De schaak-
opening. Grünfeld-Indisch. Dit is deel 12
uit de serie „Leer goed schaken”, ƒ21,50,
uitg. Andriessen-Keesing. Het is een speci
alistisch werk met een geheel ander ka
rakter. Ruim 200 bladzijden worden ge
wijd aan zegge één openingsvariant. Er
zijn 35 illustrerende partijen, deels ook
door Jan Timman geanalyseerd.
Terecht gaan de auteurs ervan uit dat
het thuisraken in een opening méér ver
eist dan variantjes instampen. Zo begint
de verhandeling van de ruilvariant met
een onderzoek der pionnenstelling, welke
resteert na algehele afruil van alle stuk
ken, dus wit: pion a2-d4-e4-f2-g2-h2;
zwart: pion a7-b7-e7-f7-g6-h7.
De openingsmaterie zelf is zeer
overzichtelijk gerangschikt en helder toe
gelicht. Maar het gebied met al zijn details
is zo omvangrijk dat slechts ervaren spe
lers de grote lijnen der variant zullen
kunnen vasthouden. Voor de mindere gó
den kan het ook dienen als naslagwerk;
het is up to date met partijen tot in 1978.
Een volstrekt andere benadering heeft
het boek „Schaken met grootmeesters"
(zelfde uitgever als no. 2, 18,-), samenge
steld door R. Keene. Uit diens voorwoord
blijkt dat Keene tijdens de Olympiade
Skopje 1972 het idee kreeg, een aantal
vooraanstaande meesters te verzoeken,
ieder twee partijen diepgaand te analyse
ren, n.l. een overwinning van zichzelf en