Serpentine wil strijdbaar blad voor vrouwen zijn Ih Frans Halsmuseum brengt keurig overzicht van kleine meester I door Cees Straus Eerste stap door Nel van Bemmel 1 Meisje in het blauw Elitaire kringen Huisvrouwen Regentessenstukken ■L I in /of if. Het is de laatste jaren een bekend verschijn sel geworden dat musea en kunsthandel een verhevigde belangstelling zijn gaan vertonen voor bijna vergeten of tweede klas meesters. In de jaren vijftig en zestig bestond een overmati ge prestatiedwang die er toe leidde dat de meeste gerenommeerde musea niet voor el kaar wilden onderdoen in het presenteren van de grootste namen. Er waren jaren dat Rem brandt, Vincent van Gogh, Jan Steen, Frans Hals, Goya, Terborch, Vermeer, Dürer en Je roen Bosch op zodanige wijze werden belicht dat dergelijke overzichtstentoonstellingen ge rust historisch mogen worden genoemd. Er is een nieuw vrouwenblad op de markt: Serpentine. De „geboorte" van het eerste nummer is in het Amsterdamse vrouwencafé Sarein gevierd, met alle vrouwen die zin hadden daarbij aanwezig te zijn. Een eerste blik op het omslag doet den ken aan bladen als Margriet, Viva en Libelle, maar als je iets beter kijkt, blijkt er toch een groot verschil: Ser pentine heeft geen afbeeldingen van een keurig opgemaakt, glad gepolijs te schoonheid op de voorkant, zoals die bij Margriet en de andere bladen veelal niet wordt overgeslagen. Ser pentine heeft een prent op de voor kant die voor de meeste vrouwen iets dichter bij de herkenbare werkelijk heid zal liggen: een afbeelding van een overgrootmoeder, grootmoeder, moeder en dochter. p KF degelijk maar saai 1 en u- re- Ar Portret van Adriaen van Adichem van Dorp (uit 1654). Particuliere verzameling. Ar Regentesssen van het Heilige Geesthuis in Haarlem. Dit forse doek (173 bij 240 cm) is in het bezit van het Frans Halsmuseum. Het redactiecollectief van Serpentine bestaat uit elf vrouwen die allemaal werkzaam zijn bij de media: kranten, tijdschriften, radio, enzovoort. Voor een deel komen ze uit de kring van de femi nistische uitgeverij Sara. Een van de redactieleden is Hanneke Acker, die tot dit voorjaar redactrice was van de vrou wenpagina van het Utrechts Nieuws- Het Frans Halsmuseum heeft het zich met deze presentatie niet gemakkelijk gemaakt. Verspronck is een niet geheel onbekende naam, maar velen zullen hem alleen op oneigenlijke gronden kennen. Noem aan een willekeurige Haarlemmer deze naam en hij of zij zal allicht de Verspronckweg noemen. Maar een echt bekend en beroemd geworden doek heeft Verspronck nooit opgeleverd en dat is tevens zijn tragiek. Zoals iedereen, ook hij die geen enkele andere interesse voor de schilder koestert, ongezien het melkmeisje van Vermeer kan beschrijven, de schuttersstukken van Frans Hals, de Tuin der Lus ten van Jeroen Bosch of de Nachtwacht van Rem brandt, zo moet Verspronck het zonder een enkel tot cliché verworden beëld stellen. Het Frans Halsmuseum in Haarlem doet een serieuze poging om meer belangstelling te kweken voor het werk van Johannes Comelisz Verspronck. Het doet dat met een uitvoerig en goed gedocumen teerd overzicht in de daartoe zo passende ruimten en door middel van de medewerking aan een keurig verzorgde oeuvre-catalogus van de hand van Ru dolf Ekkart, directeur van het museum Meerman- no-Westreenianum/museum van het Boek in Den Haag. Hoogst misschien kan het prachtige Meisje in het blauw uit het Rijksmuseum in Amsterdam worden genoemd, dat enigszins boven de andere werken uitsteekt, maar ook daarover valt te twisten. Ver spronck kan je na het zien van zijn uitvoerige presentatie nog het best karakteriseren als een degelijke, maar toch vooral saaie meester. Saai om het ene grote onderwerp dat zijn schildersloopbaan heeft gekend en dat hij zonder een al te grote artistieke conceptie tot in den treure heeft uitge diept: het portret waarvoor de bovenlaag van de Haarlemse ingezetenen heeft geposeerd. Verspronck heeft hen tientallen malen neergezet, niet zoals hij dat wilde, maar volgens de wetten van blad. Aan haar de vraag voor wie Ser pentine vooral bedoeld is. Hanneke Acker: „Het is voor alle vrou wen bedoeld, maar vooral voor die vrou wen die het vage gevoel hebben dat ze best iets anders of iets meer zouden willen dan hun huisvrouw- en moeder rol, maar die nog niet weten hoe ze de eerste stap moeten zetten. Maar ook voor vrouwen die die eerste stap al wel gezet hebben, bijvoorbeeld op een VQS- cursus of op de moeder-mavo. Wij willen zulke vrouwen op weg helpen met infor matie, die je in de damesbladen als Mar griet niet zult vinden”. „Daarnaast willen we ook steeds wat doen voor meiden vanaf een jaar of twaalf; voor deze groep is er helemaal niets op de markt dan een blad als Tina, dat helemaal geënt is op een meisjesboe kenstijl in de sfeer van Cissy van Marx- veldt”. zijn tijd. De blik van links naar rechts of het tegenovergestelde, altijd schuin van voren met een meewarig blikje bij de vrouwen of een streng gezicht bij de mannen. Altijd koel, onbewogen en afstandelijk. Precies zoals het beeld moet zijn ge weest dat het gewone volk in Versproncks tijd van zijn notabelen moest hebben: groots, onbereikbaar, hautain, duur en ver verwijderd van alles wat meer op het begrip gewoon zou lijken. Verspronck heeft met zijn knieportretten een soort superklasse ge schapen, die in wezen ook helemaal niets met kunst te maken wilde hebben. Haar vertegenwoordigers kozen de schilder zoals men nu een fotograaf kiest om de hoogtepunten van de bruiloft vast te leggen. Dan gaat het immers ook niet om een artistieke visie op het gebeuren. Het publiek wil wel beter: ieder moment moet zo goed mogelijk worden be waard en wat die fotograaf daar in ziet is niet hun zorg. Hoe schraal Versproncks artistieke conceptie is, blijkt uit tal van voorbeelden die deze tentoonstel ling onbewust aandraagt. Een ervan is de achter- grondbehandeling op zijn schilderijen. We hadden het er al over dat de plaats die Verspronck zijn figuren laat innemen steeds een stereotiepe is. Ze worden steevast aangekleed met chique kostuums die op den duur allemaal het zelfde blijken te zijn. Door waarschijnlijk gebruik te maken van blauw als ondertoon ogen al die portretten heel koel en afstandelijk. De schilder heeft dit rustig makende effect nog eens willen verhogen door zijn figuren tegen een neutraal-donkerbruine achtergrond te plaatsen. Op zich is dat opmerkelijk, ze laten nu immers niets zien van de rijkdom waarin ze ver keerden. Dat kan te maken hebben met het feit dat gezichtsveld strekt zich wijder uit, en we willen dan ook interesse wekken voor zaken die verder van ons afstaan, bij voorbeeld in de rubriek „buitenland”. Maar we proberen over alle onderwer pen, in een gemakkelijke, niet al te be roepsmatige stijl te schrijven, zodat het blad voor veel vrouwen gemakkelijk leesbaar zal zijn”. Ar Portret van Catharina de Kies van Wissen (1654). Een relatief klein paneel met zijn afmetingen van 78 bij 63 cm. Particuliere verzameling. van niet meer dan zo’n twintig kilometer van Haar lem, zo treffend werd uitgewerkt? (Tot en met 25 november, dagelijks van 10-17 uur, op zondagen vanaf 13 uur. Vanaf 1 november is het museum weer gratis toegankelijk. Er is tot dat tijdstip geen verhoogde entreeprijs). En wat erger is, wie rondkijkt op de tentoonstel ling in het Frans Halsmuseum, zal geen enkel doek ontdekken dat daarvoor in aanmerking kan komen. Zo is het met Verspronck en zijn notabelen ook gegaan. Verspronck zal in zijn tijd geroemd zijn om zijn kwaliteit „naar het leven” te schilderen. Maar dat is een andere manier naar het leven geweest dan zijn grote tijdgenoot en plaatsgenoot Frans Hals wilde doen. Hals voelde het vitalisme van het gewone volk, de hartslag van zijn tijd waarschijn lijk anders kloppen dan Verspronck dat deed. De kringen waarin deze verkeerde, waren ook naar zijn tijd gerekend, zo elitair, zo gespeend van elke voorkeur voor een moderne schilderwijze dat hij daardoor wel moest worden beïnvloed. Had Ver spronck meer schilderslef gehad, een grotere waar dering voor „zijn” eigentijdse schilderkunst, dan had hij wellicht de klasse losgelaten die hem de opdrachten fourneerde. Jullie richten je in Serpentine vooral op vrouwen die wat aan hun leven willen veranderen; wil je in je artikelen ook ruimte laten aan vrouwen die het liefst huisvrouw zijn en blijven? Geen Margriet-formule dus, Serpenti ne wordt dan ook aangekondigd als „een opinieblad voor en door vrouwen”. Toch ziet het er een stuk „Margrieteriger”, gezelliger in elk geval, uit dan bestaande opiniebladen als de Haagse Post of de Tijd. Een bewuste keuze, hoor ik later, om lezeressen van Margriet, Viva en Libelle niet af te schrikken. sloot de redactie van Serpentine gewoon van start te gaan zonder betaalde medewerksters. Het afgelopen voorjaar riep de redac tie vrouwen op een tientje te gireren, waarvoor ze de eerste twee nummers toegestuurd zouden krijgen. Tweedui zend vrouwen gaven aan deze oproep gehoor, waardoor de drukker voor het zojuist verschenen septembernummer betaald kon worden. Dit nummer is nu bij tijdschriftenhandelaars en kiosken te koop. De oplage is 30.000, en als er genoeg exemplaren verkocht worden, zal eind november een tweede nummer verschijnen. Pas daarna zal bekeken worden of genoeg vrouwen abonnee wil len worden, zodat in 1980 elke maand een nummer zal kunnen verschijnen. Een voorwaarde voor de redactie om door te gaan is, dat er kijk op is dat al het huidige vrijwilligerswerk in de toekomst betaald werk zal kunnen worden. „Vrou wen worden al te vaak met vrijwilligers werk opgezadeld”, vindt de redactie. „Wie voor Serpentine werkt, moet daar wel haar brood mee kunnen verdienen”. Overigens zal er nooit meer winst ge maakt gaan worden, dan voor het beta len van onkosten en salarissen nodig is; mocht er toch meer geld binnen komen, dan zullen andere vrouwenprojecten daarmee worden gesteund. Vandaar ook dat Serpentine een stichting is. Verspronck heeft in zijn leven dat zich tussen 1606/9-1662 moet hebben afgespeeld wel veel op drachten gekregen, maar er zijn weinig echt grote bij geweest. Verspronck heeft waarschijnlijk zo’n vierhonderd doeken gemaakt, een kwart daarvan is min of meer in kaart gebracht. Onder die overge bleven honderd doeken zijn zegge en schrijve maar twee regentessenstukken. Het ene doek, in 1641 ge maakt toen Verspronck in zijn meest vruchtbare periode kwam, toont de regentessen van het Sint Elisabeths Gasthuis, op het andere zijn de dames van het Heilige Geesthuis te zien, een jaar later geschilderd. Er zit tussen beide doeken veel verschil. Het vroege werk is in de achtergrond even saai als al die andere kniestukken. De muur is grauw, nauwelijks aangeduid met een paar lijnen. De regentessen van het Heilige Geesthuis daarentegen zijn in een vlotte, pose geplaatst voor een wereldkaart, waaruit te vens hun gerichtheid op de maatschappij mag worden afgeleid. Ze worden geflankeerd door een onbekend gebleven weeshuismoeder en twee aan vallige kinderen. Je merkt dat Verspronck zich in allerlei houdingen moet hebben gewurmd om de vrouwen zo traditioneel mogelijk neer te zetten, terwijl toch juist hier alle mogelijkheden voor handen waren om tot een losse en vrije pose te geraken. Verspronck heeft zijn kans om zijn artis tieke opvattingen te etaleren gewoon verzuimd, met als gevolg een parade van wassen poppen, van mensen zonder vlees en bloed. Het Frans Halsmuseum heeft zich bijzonder inge spannen om die parade zo goed mogelijk te presen teren. Maar het heeft er tevens voor gezorgd dat de betrokken schilder in zijn eigen saaiheid bijkans omkomt. Verspronck is met deze tentoonstelling bijgezet in het pantheon van de kleine meesters, in zijn eigen wassen beeldenmuseum. Hanneke Acker: „We verwerpen het niet als iemand dolgelukkig is met de huidige taakverdeling. Maar we geloven dat er voor de meeste huisvrouwen wei nig te kiezen is geweest, dat het gewoon een kwestie van omstandigheden was waardoor ze huisvrouw werd. We willen dus niemands huis vrouwschap afkeu ren, maar we willen wel meer mogelijk heden scheppen, bevorderen dat vrou wen meer onderwijskansen krijgen bij voorbeeld”. „In principe staat onze redactie achter het idee van een korte werkdag, indivi dualisering van arbeid en inkomen, en een nieuwe arbeidsverdeling. Om dat alles te bevorderen, werken we ook aan Serpentine, we hebben een politieke mo tivatie, we willen veranderingen in de maatschappij bereiken. Serpentine is dan ook een serieus blad, waarbij het niet om ontspanning gaat. Hoewel we de ontspanning niet uit het oog verliezen: er staan tekeningetjes in, strips, en we brengen een grote variatie in de onder werpen. Zo’n interview met Conny Stu art bijvoorbeeld is niet loodzwaar”. Serpentine heeft een lange ontstaans geschiedenis. Ongeveer anderhalf jaar geleden ontstonden de eerste plannen. De vrouwen besloten niet de gemakke lijkste weg te kiezen: ze wilden Serpenti ne niet bij een van de bestaande uitge vers onderbrengen. Aangezien binnen een uitgeversbedrijf de redactie niets over de aankoop van advertenties te zeggen heeft, waren de vrouwen bang om met allerlei make-up- en wasmidde lenadvertenties opgezadeld te raken. Daarom besloten ze zelf een drukker te zoeken, en zelf de uitgave verder te bege leiden. Daartoe vroegen ze een startsubsidie aan bij CRM. Dit ministerie was aanvan kelijk enthousiast, maar raakte in de war toen het al langer bestaande vrou wenblad Opzij een soortgelijke subsidie aanvraag indiende. Al met al is er nog steeds geen uitspraak over de subsidie (CRM verwees de aanvraag door naar het Bedrijfsfonds voor de Pers, waarna er niets meer van vernomen is), en be- Met de inhoud is het al net zo: in Serpentine geen artikelen over ieder rimpeltje wegvervende make-up, over knusse prulletjes en knippatronen vol gens de laatste mode, maar wel een verhaal over de relatie tussen moeders Dat zijn zaken die voorlopig niet meer weerom zullen komen. Er bestaat bij de representatieve musea in toenemende mate een afkeer tegen het langdurig uitlenen van hun topstukken, die immers goed zijn voor het aantrekken van ongekende aan tallen toeristen. Voor de musea die de bewuste stukken willen_ hebben, zijn de transportkosten en verzekeringspremies zo hoog geworden, dat ook daar weinig animo bestaat voor het organiseren van mammoet-tentoonstellingen, die de musea vroeger nog wel eens een goede naam konden geven. In de kunsthandel is het al niet anders: de topstukken zijn schaars en duur geworden, hebben zich in feite uit de markt geprijsd. Een ieder zoekt ■nu naar een terrein, dat nog niet is betreden en tracht daarmee naam te maken. Ar Portret van een jongen (geschilderd op paneel tussen 1650 en 1654). Verzameling J. H. Bakker. Dergelijke pogingen blijken niet altijd succesvol te verlopen. Heel duidelijk wordt dat met de voor liefde die de kunsthandel al een poosje koestert voor de moderne kunst zoals die tussen de twee wereldoorlogen vorm heeft gekregen. Van al die namen is eigenlijk alleen de belangstelling voor Harmen Meurs en die voor Herman Bieling volledig gerechtvaardigd. De herwaardering voor het sur- en magisch realisme heeft eveneens een klein aan tal namen teruggebracht, maar ook daar mag wel eens flink de schoffel worden gehanteerd om het zicht op de schoonste bloempjes te verhelderen. Naar verhouding levert de 17e eeuw en dan met name onze Gouden Eeuw nog een terrein op dat nauwelijks lijkt te zijn ontgonnen. Natuurlijk kan men zeggen dat elke grote meester zo langzamer hand volledig in kaart is gebracht en er zal echt niemand zijn die het nog nodig vindt om zoge naamd een nieuw licht te werpen op de artistieke vruchten die de Steens, de Halsen of de Van de Veldes, de Cuyps of de Vrooms ons hebben nagela ten. Aan de beurt zijn nu de figuren die lange tijd in de schaduw van hun voorgangers hebben gestaan, die een goed schilderij hebben gemaakt dat nimmer de waardering heeft gekregen dat het eigenlijk verdiende. Toch verdient het de nodige zorg om dergelijke „schaduwfiguren” van hun stof te ontdoen. Er zijn genoeg meestertjes van het tweede garnituur die de moeite waard zijn om nader te worden bestudeerd, maar het wordt anders wanneer men met de bijko mende resultaten voor het voetlicht treedt. Gewend aan ambitieuze presentaties van de zijde van de grote musea is het publiek snel klaar met zijn oordeel. Geen enkel museum kan zich hedentenda ge nog permitteren om met onbelangrijk werk aan te komen. en dochters, een verhaal over com plexen vanwege de „schoonheidsfou- ten” van je lijf, een interview met twee meiden op de huishoudschool, een stuk over Margaret Thatcher, een fotorepor tage over gastarbeidersvrouwen, een in terview met Conny Stuart, een artikel over een koffiejuffrouw, een interview met een 83-jarige kunstenares, een com mentaar op het aftreden van Irene Vor- rink, en een reportage over de vrouwen beweging in een van onze provincies: deze keer Overijssel. „Maar ook oudere vrouwen, zeg maai de 50-plus-vrouwen, rekenen we tot ons lezerspubliek. We willen deze vrouwen laten zien, dat de zin van je leven niet voorbij hoeft te zijn als de kinderen de deur uit zijn. In dit nummer staat bij voorbeeld dat interview met die 83-jari- ge kunstenares, die nog midden in het volle leven staat”. „We willen ons overigens echter niet beperken tot onderwerpen die zo dicht bij spelen als bijvoorbeeld je lijf. Ons Versproncks opdrachtgevers van calvinistische huize waren, die immers wars waren van uiterlijk vertoon. Maar Verspronck heeft ook katholieke notabelen geportretteerd met dezelfde opvatting over die achtergrond. In de loop van zijn leven heeft Verspronck, die waarlijk minutieus zijn details wist op te bouwen, die achtergrond iets weten te veranderen van sfeer. De figuren krijgen dan rechts van hoofd en schou ders een oplichtende plek mee. Het hoofd zelf lijkt een half aura te krijgen, alsof erachter een tegen- lichtje zit. Is dat Versproncks opvatting over het chiaroscuro, waarvan hij toch ook moet hebben gehoord en dat door Rembrandt, op een afstand

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 25