ie
I
door Kees Tops
Zakkendragers
Atlas van Stolk
Schutterij
DELFSHAVEN’S MUSEA
OP HISTORISCHE GROND
y J
I
- W
In onze museumserie deze week een drievou
dig stukje geschiedenis. Op de historische
grond van Delfshaven (Rotterdam) staan, vlakbij
elkaar, De Dubbelde Palmboom, de Atlas van
Stolk en het Zakkendragershuisje. Zij herber
gen, als gezamenlijk onderdeel van het Rotter
dams Historisch Museum, een schat aan voor
werpen, schilderijen, prenten, tekeningen, foto's
en maquettes die niet uitsluitend betrekking
hebben op de geschiedenis van Delfshaven en
Rotterdam, maar ook op het meer algemene
terrein van de vaderlandse geschiedenis. Een
beschrijving van de historische drie-eenheid in
onderstaand verhaal.
;<Su5.
|r
'li..
IS
agt
icl.
net
veg
i en
0,
De klinkers van Delfshaven bedekken niettemin historische grond. Hier aanschouwde Piet Heyn
in 1577 het levenslicht en een halve eeuw later begonnen de uit Engeland gevluchte pilgrim fathers
er aan hun lange zeereis naar Massachusetts, Amerika. Belangrijker nog voor haar eigen
geschiedenis is de rol die de haven speelde in de concurrentiestrijd tussen Hollands meest
welvarende handelssteden van de late middeleeuwen, Dordrecht en Delft, toen Rotterdam
waartoe Delfshaven nu behoort nog weinig betekende
Het barst daar rond de Aelbrechtskolk van de geschiedenis en het is dan ook niet verwonderlijk
dat men er op een wandelingetje van nog geen honderd meter maar liefst drie op de vaderlandse
historie gerichte musea tegenkomt. Het zijn De Dubbelde Palmboom, de Atlas van Stolk en het
Zakkendragershuisje. Tezamen vormen zij een dependance van het Rotterdams Historisch
Museum.
de meest geëigende „verpakkingen” voor uiteenlo
pende produkten als haring, bier, wijn, boter, zuur
kool, augurken, palmolie en tabak. Iedere soort vat
had zijn eigen merkwaardige naam (anker, legger,
rumstuk, okshoofd, trommel, barrel), evenals de
kuipersgereedschappen dat hadden (speerhaak,
dopper, slof, vuist, zet, bol- en holmes).
Eveneens op de tweede verdieping aandacht voor
de afdeling beroepen. De scheepvaart drukt hier
uiteraard een belangrijk stempel op het tentoonges
telde (enkele van de fraaiste voorwerpen op dit
gebied zijn een koperen scheeps- en een getijdenka
lender en een kompas met zonnewijzer), maar ook
de brandweer, de wegers en meters en de uurwerk
maker komen aan bod.
Bij het speelgoed, een van de populairste afdelin
gen van De Dubbelde Palmboom, vinden we onder
meer een collectie optische speeltjes, waaronder de
begon met het verzamelen van „historie-, spot- en
zinneprenten, betrekkelijk de geschiedenis van Ne
derland”. Na zijn dood zetten nog drie generaties-
Van Stolk zijn werk voort en enkele jaren geleden
werd de (in 1929 in een stichting ondergebrachte)
verzameling in bruikleen gegeven aan het Rotter
dams Historisch Museum.
De atlas bevat nu ongeveer 40.000 bladen, maar is
uitgezonderd voor specialistische doeleinden
niet in haar geheel te bezichtigen. Toch is vele
Nederlanders gedurende de afgelopen jaren een
kijkje in het materiaal gegund, al was het alleen al
via tv-documentaires als bijvoorbeeld de serie „58
miljoen Nederlanders”. Ook voor de illustratie van
geschiedkundige boeken wordt regelmatig een be
roep op de atlas gedaan.
In het museum zelf richt men steeds wisselende
tentoonstellingen uit eigen bezit in. Tot half decem
ber van dit jaar is zo „Het jasje van Hugo de Groot”
te zien, een expositie welke inderdaad rond een
jasje is gegroepeerd. Via verre nazaten van de (als
Grotius) wereldvermaarde staatsman kwam de At
las van Stolk namelijk in het bezit van het leren
metselaarsjasje, dat De Groot als vermomming
diende na zijn ontsnapping uit het slot Loevestein
in de boekenkist. Dit jasje pronkt nu in een vitrine,
waaromheen veertig historieprenten, boeken en
andere geschriften uit het bezit van de atlas zijn
gegroepeerd, die gezamenlijk licht werpen op de
geschiedenis van de pensionaris van Rotterdam.
Overigens is de educatieve dienst van het Rotter
dams Historisch Museum bezig een diaserie samen
te stellen van de atlas, zodat de collectie wat meer
toegankelijk wordt voor het publiek.
Prins Bernhard heeft afgelopen zaterdag
op Soestdijk weer twintig mensen benoemd
in de orde van de Gouden Ark. Enkelen
werden ter plaatse gedecoreerd, de
anderen ontvangen de bijbehorende
versierselen via Harer Majesteits
ambassadeurs, want de prinselijke
lintjesregen daalt vrijwel uitsluitend buiten
onze grenzen, en dan nog in hoofdzaak op
verre, warme landen neer.
Wat is dat dan voor een exotische
onderscheiding?
De orde van de Gouden Ark is in 1971
door de prins zelf ingesteld, om hèn te eren
die zich bijzonder verdienstelijk hebben
gemaakt voor het behoud van flora en
fauna in de wereld.
Tja, dan kom je al gauw buiten ons
dichtgeteerde en afgerasterde landje
terecht, want dat gekraagde roodstaartje
dat u deze winter nog pinda's hebt gevoerd,
weegt natuurlijk niet op tegen een worp
Bengaalse tijgers in een wildpark.
Het behoeft dus geen verwondering te
wekken dat op de lijst van twintig slechts
één Nederlander voorkomt, die meteen de
eerste onderscheiden landgenoot in de
geschiedenis van de orde is de prins en
diens particuliere secretaris natuurlijk
buiten beschouwing gelaten, want die
hebben de hele zaak in scène gezet.
De vraag is: waarom hebben zij dat
gedaan?
Ik zou het niet weten.
Ik herinner me dat in de spelletjes die je
als kind speelde, al gauw een gevoel voor
hiërarchie om de hoek kwam kijken. „Ik
was de baas", zei de een. „Ja, maar ik was
chef zei de ander (die nog niet kon weten
dat een chef nooit echt de baas is) en dan
ging het erom wat het hoogste klonk.
Die sfeer vind je een beetje terug in zo’n
orde wélke het ook is. Er zijn ridders,
officieren en commandeurs en in het geval
van de Gouden Ark staat helemaal
bovenaan de grootmeester. Dat is dus de
prins en zijn secretaris is kanselieren
thesaurier (penningmeester).
Het is net Stratego, maar dan met andere
rangen.
Maar de zin ervan.
Er moet met die hele poppenkast een
berg geld gemoeid zijn. Niet alleen de
vervaardiging van het bewuste sieraad is
duur (de prins der Nederlanden kan
natuurlijk niet aankomen met een prul dat
hij evengoed in de ballentent op de kermis
kan hebben gewonnen), ook de entourage
van de onderscheiding verslindt geld. Het
stomme ding moet worden overgevlogen,
diplomatieke vertegenwoordigers (soms
zelfs de prins zelf) moeten er hun kostbare
tijd in steken, en door de gelukkige
ontvanger van het kleinood moet een borrel
en/of banket worden aangericht, terwijl in
het bekroonde wildpark best de ene na de
andere olifant kan worden neergepaft.
Het doel is toch natuurbescherming?
Waarom wordt déérin dan niet rechtstreeks
de poen gestoken? Voor één zo n gouden
ark kun je misschien vijf luchtbuksen
kopen. En met die buksen kun je die
ivoorjagers pluimpjes in de kont schieten.
Ik noem maar wat.
Maar nee hoor. Prins Philip, vriend van
de prins, krijgt een ark. Carl Gustav van
Zweden, ook niet helemaal een
onbekende, wordt commandeur. En al die
andere aanwinsten voor de orde uit Kenya,
Ghana, Mauritius, India, Thailand,
Venezuela Tja, dat kunnen evengoed
vrienden zijn van de jacht. Weten wij veel?
Ik zal u eens een foto laten zien.
Moboetoe. In 1973 ging Bernhard hem
een ark brengen voor de voorbeeldige
wijze waarop hij Zaire’s wildparken liet
beheren: de jacht was streng verboden en
overtreders wachtte dezelfde straf als
moordenaars (van mensen dus). Dèt is een
rigoureuze manier van natuur beschermen:
die man moet gek zijn op dieren!
Maar kijkt u nu eens wat hij op zijn kop
heeft staan?
Oké, het was natuurlijk een ziek luipaard,
dat bovendien door welke oorzaak ook
buiten het wildpark verzeild was geraakt en
dus terecht werd neergemaaid. Door een
weidelijk jager, uiteraard. En zeg nu zelf:
het arme dier geniet als muts op die
machtige knar toch de beste bescherming
die het zich had kunnen wensen?
Ja, als je het zó bekijkt. Maar vloekt
het niet een beetje bij dat kraakheldere lint?
KEES TOPS
Lf’j
Bij de inrichting van De Dubbelde Palmboom
heeft men het dagelijks leven in de verschillende
perioden van Rotterdams geschiedenis centraal ge
steld, met een stille verwijzing naar de veelheid van
functies die het gebouw in de anderhalve eeuw van
zijn bestaan heeft vervuld. In 1825 gebouwd als
graanpakhuis, deed het achtereenvolgens dienst als
kuiperij, distilleerderij, stal, kolenopslagplaats en
meubelfabriek, eer het in september 1975 als mu
seum werd geopend.
Tussen de oorspronkelijke ijsselsteentjes op de
begane grond en de al even authentieke kapcon
structie van het prachtig gerestaureerde „dubbelde”
pakhuis is een verzameling voorwerpen bijeenge
bracht waarvan alleen al een simpele beschrijving
een dik boekwerk zou vergen. Zover zullen we
uiteraard niet gaan, maar het zegt genoeg over de
aantrekkingskracht van het museum dat je, al
dwalende, best aan dat monnikenwerk zou willen
beginnen.
De boeiende speurtocht over vijf ruime verdie
pingen begint met de geschiedenis van Delfshaven.
Hoewel menige Rotterdammer een warm plekje in
zijn hart heeft gereserveerd voor deze „echt oud-
Rotterdamse buurt” heeft Delfshaven, naar haar
oorsprong, met de Maasstad niets te maken, inte
gendeel. Zoals de naam al aangeeft was het een
voorhaven van Delft, aan het eind van de veertien
de eeuw gegraven om handelsconcurrent Dor
drecht en het opkomende Rotterdam een hak te
zetten. Een open verbinding met de zee was daar
voor een vereiste. Delfts haven was dus een verre
„buitenwijk” (door een vaart met de moederstad
verbonden), die zich in de loop der eeuwen evenwel
steeds meer ontworstelde aan die afhankelijkheid,
in 1795 zelfstandig werd, maar zich al in 1886 moest
laten annexeren door het inmiddels sterk gegroeide
Rotterdam.
De jongere geschiedenis en de toekomstplannen
rond de in 1967 tot beschermd stadsgezicht ver
klaarde buurt, worden op de zolderverdieping van
De Dubbelde Palmboom via foto’s, kaarten en een
maquette zichtbaar gemaakt.
Het meest bescheiden museum van de drie in
Delfshaven is het Zakkendragershuisje, genoemd
naar de gildebroeders die in een deel ervan de
vrachtjes verdeelden. De leden van het zakkendra-
gersgilde waren in Delfshaven als enigen belast met
het transport. Wanneer een schip met graan (in
Delfshaven waren vele branderijen en distilleerde
rijen gevestigd) de haven binnenliep, luidde de klok
van dit uit 1653 stammende gebouwtje en dobbel
den de zakkendragers om uit te maken wie van hen
het schip zouden lossen en het verdere vervoer
zouden verzorgen.
Het andere deel van het pandje werd het Kraan-
huis genoemd; daarin bevond zich de hijskraan
waarmee een (nu dichtgemetselde) sluisdeur werd
geopend en gesloten.
In het Zakkendragershuisje is tegenwoordig een
oudambachtelijke tinnegieterij (in bedrijf) geves
tigd. Ook zijn er historische voorwerpen, gemaakt
van dit „zilver voor de armen”, te bewonderen. De
bovenverdieping is wegens restauratiewerkzaam
heden tijdelijk gesloten.
In het voormalige raadhuis van Delfshaven (een
dependance van dat van Delft) is de Atlas van Stolk
ondergebracht. „Atlas” was in de vorige eeuw een
gebruikelijke benaming voor een verzameling
prenten en tekeningen. De grondslag voor déze
atlas werd omstreeks 1835 gelegd, toen Abraham
van Stolk, een Rotterdamse houthandelaarszoon,
De geschiedenis van Rotterdam zelf wordt een
verdieping lager uit de doeken gedaan in steeds
wisselende tentoonstellingen. Op dit moment is het
thema: verwoeste stad. Op dezelfde verdieping is
een verzameling topografische schilderijen en teke
ningen van de negentiende-eeuwse „fotografist”
Jan Bikkers te zien, en een collectie uniformen,
wapens en andere tastbare herinneringen aan Rot
terdams schutterij. Tevens ziet men daar onder
meer een echte „kaak”, een dikke celdeur en een
verzameling brandmerken, alsmede een 8V2 kilo
wegend maliënhemd, dat in de vijftiende eeuw is
gedragen tijdens de Jonker Fransenoorlog.
Op de afdeling „ambachten” (tweede verdieping)
is veel ruimte gereserveerd voor een van de beroe
pen die in het oorspronkelijke pakhuis zijn uitgeoe
fend: het kuipen. Het kuipersambacht kwam veel
voor in Rotterdam; tonnen en vaten waren dan ook
De Dubbelde Palmboom (Voorhaven 12), de Atlas van
Stolk (Aelbrechtskolk 12) en het Zakkendragershuisje
(Voorstraat 13-15) in Rotterdam-Delfshaven zijn dagelijks
geopend van 10 tot 17 uur en op zondag van 11 tot 17 uur.
(Op Nieuwjaars- en Koninginnedag gesloten). In De Dub
belde Palmboom wordt bovendien iedere woensdag van 14
tot 16 uur een antiekspreekuur gehouden. Nadere inlichtin
gen bij de educatieve dienst, tel. 010-254573; correspon
dentieadres: Eendrachtsweg 23, Rotterdam.
toverlantaarn, de stereoscoop, de fenakistikoop
(wonderschijf), de opticaspiegel en het illuminatie
kast je. Vooral van de laatste soort (drie tot vier op
glas geschilderde voorstellingen, met daarachter
een kaars of lampje, waardoor dieptewerking ont
staat) zijn enkele prachtige exemplaren te zien.
Zakt men weer een verdieping, dan kan de lief
hebber zich vergapen aan gegraveerd glas, beschil
derde tegels en bewerkt zilver. (Wat die tegels
betreft, pas in het begin van deze eeuw kwam men
er bij toeval achter dat Rotterdam een belangrijke,
later door die van Delft overtroffen, tegelindustrie
heeft gekend. Men ontdekte dat bij de sloopwerk
zaamheden in de jaren TO, ten behoeve van de
bouw van stadhuis en postkantoor. Een groot ter
rein bleek te zijn opgehoogd met afval van tegel
bakkerijen.)
Op het resterende deel van de eerste verdieping
zijn interieurs uit achttiende-eeuws Rotterdam te
zien, met als onbetwiste bekroning een bijzonder
gaaf afgewerkt poppenhuis. Natuurstenen en hou
ten gevelversieringen vindt men tenslotte op de
begane grond, die verder wordt ingenomen door
een uitgebreide maquette van de Rotterdamse bin
nenstad naar de situatie van net voor de Tweede
Wereldoorlog, en het interieur van de verffabriek
Sissingh, die tot 1971 in hoofdzaak scheepsver
ven vervaardigde.
De stedebouwkundige ontwikkeling van de grote stad heeft het eertijds zo welvarende haventje
in een hoek gedrukt. De vrije waterweg werd afgesloten en een drukke verkeesader doorsneed
het organisch gegroeide havenstadje, dat zich nu als een vervallen curiositeit ligt te weerspiegelen
in het stilstaande water: leuk voor de toeristen en inspirerend voor beeldende kunstenaars en
fotografen.
1. Het leren jasje waarmee Hugo de Groot zich ver
momde na zijn vlucht in de boekenkist.
3. Een collectie ijzeren brandmerken van de Rotter
damse scherprechter. Eén ervan draagt de tekst „ROT’’
4. Werkend model van de beroemde Amerikaanse mo
to rspu it Ahrens Fox". Deze enorme brandweerwagens
denderden nog tot het eind van de jaren ’60 door
Rotterdams straten.
5. Een tinnegieter aan het werk in het Zakkendragers
huisje.
6. Op de afdeling „speelgoed" is deze houten school
tas van omstreeks 1700 te zien.
7. Model van een houtzaagmolen, dat zó op een vogel
kooi was geplaatst dat als de vogels op een latwerk
neerstreken, de molen ging draaien.
'n
Geschiedenis
in drievoud
lM)?WrtÖÜ tkWllf H Tutu
2. Een detail van de maquette van Delfshaven, waarop
de drie musea zichtbaar zijn: het Zakken
(aj, de Atlas van Stolk (b) en de Dubbelt
(c).
pr
CX