I
I.
irleni
Geen volk voor partijtje
vriendschappel ijk
SPORTSPECIALIST DR. ABS MEY:
ra
IBS
door Jos van Wersch
i
Spelverruwing
SUPERSTARS
SLAAPVERWEKKEND
Compenseren
BONDSRIDDERS
Scheidsrechters
kunnen
blessures
tegengaan
Arbitrage
■La
ie.
-35
w
n
er
)n
skt
J>
iet
ok
ar-
dt
or
»g-
an
llj-
ist
m,
V.„.-..V
zelf dat mes dagelijks in handen te hebben en exact daar te snijden
t waar het nodig is”.
z belangrijk als Jos Hermens of Jens Kolding. En in de loop der jaren
heb ik veel ervaringen opgedaan. Ik heb veel knieën opengesneden,
plat gezegd. Daardoor ontdek je de verschillen, de aard van de kwaal.
Die wetenschap haal je niet uit honderd dikke boeken. Alleen door
geweest wanneer hij van her en der complimenten Kreeg over een
perfect uitgevoerde operatie en na-behandeling. Nu niet meer. Hij
geniet er nog wel intens van, maar laat dat niet aan buitenstaanders
merken. Hij glimlacht wanneer hij een „wonderman” wordt genoemd.
Want die bestaan niet; wél chirurgen die net dat tikkeltje extra hebben
en zich daardoor onderscheiden van de rest.
Mey: „Ik weet niet exact waaraan ik die bekendheid te danken heb.
Waarschijnlijk via het doorvertellen binnen de sportwereld. Als een
sportbeoefenaar tegen een ander zegt: Je moet naar die Mey gaan,
t want die heeft mij helemaal in orde gemaakt. Ja, dan ben je ineens
voor die andere vent óók een held”.
„Ik weet niet waar mijn kracht ligt. Ik weet alleen dat ik dit vak
ontzettend graag doe. Ik besteed erg veel aandacht aan elk geval en
ben accuut bereikbaar. Dat huisvrouwtje van zestig jaar vind ik net zo
Doen we voldoende aan sport?
10
ng
eze
re
jeth
si- Coen Moulijn
ige-
d- Heinz Stuy
o
jr}
Mey: „Ja, toen. Maar die uit
spraak is nu veel harder. Alle men
sen krijgen steeds meer vrije tijd,
maar hoeveel lui komen echt aan
hun trekken? De behuizing wordt
steeds kleiner met die flats, tuintjes
waarin je net één dikke aardappel
kwijt kunt. Via de sport kun je een
hoop compenseren. Alle zorgen kun
je even vergeten. Een arts die iets te
gemakkelijk zegt: „U moet voor
taan stoppen met sport”, laadt een
grote last op zijn schouders.
Is Nederland ver inzake de ken
nis van sportgeneeskunde?
Is het wonder dat zulk volk niet ge
schikt is voor vriendschappelijk voetbal?
Waar andere volkeren de vriendschappe
lijkheid van een wedstrijd aangrijpen om
onverkrampt en zorgeloos de belangwek
kendste patronen op de grasmat te leg
gen, en de ongehoordste trucjes uit de
benen te toveren, zakt het Nederlandse
voetbal door desinteresse als een pudding
in elkaar. Het is immers maar een oefe
ning, de kogels die je bij de tijgersluip
gang om de oren heten te vliegen om
ervoor te zorgen dat je noch je hoofd
opricht, noch je kont omhoog steekt zijn
immers maar losse flodders, niet meer
dan wind en Engelse nothing? Het doet er
immers allemaal niet toe, er is immers
geen wezenlijk verschil tussen de ander
half uur vóór de wedstrijd, de anderhalf
uur van de wedstrijd en de anderhalf uur
na de wedstrijd? Er is toch niet de oor
logsverklaring van het per se moeten win
nen aan voorafgegaan? Het is toch maar
een vriendschappelijk partijtje, waarbij
niets op het spel staat, behalve een jubi
leum van 100 jaar KNVB en het afscheid
van bondsridder Willem van Hanegem.
dus niks komma nul niemandal?
Wat is de remedie om een sport
blessure te voorkomen?
Elke prof-voetbalclub heeft te
genwoordig zijn eigen clubarts. Die
man probeert natuurlijk „zijn”spe
lers zo snel mogelijk fit te krijgen.
Zijn er ooit gevallen dat u consta
teert dat het genezingsproces
geforceerd wordt versneld?
Wilkes (debuut 1946), Cor van der Hart
(debuut 1955), Coen Moulijn (debuut 1956)
en Johan Cruijff (debuut 1966).
Dr. Mey: „Nou, bij voetballen. Zo
simpel is- dat. Niet bij de judosport,
al zou je denken dat die mensen
Dr. Mey: „Het is wat gecompli
ceerd om dat uit te leggen. Ik kan er
wel dit van zeggen: misschien moe
ten de hoogspringers wel naar een
andere vorm van training toe. Min
der sprongen, althans anders sprin
gen. Niet steeds het optimale van
het lichaam vergen. Ik sprak eens
met een bekende springruiter. Die
vertelde mij dat hij zijn paard maar
één keer in de week liet springen.
tikken oplopen als ze tegen de mat
knallen. Niks hoor, af en toe een
verstuikte enkel, maar meer ook
niet. Het voetbal is harder gewor
den. Ook gemener. Er zijn trainers
die daartoe opdracht geven, jaze
ker. Dat is diep droevig”.
Voor de rest lichte training. Ik heb
het verhaal onthouden. Misschien
dat de training voor hoogspringers
toch ook meer in die richting moet
worden gezocht. Maar ik ben er nog
niet uit. Ik denk er wel voortdurend
aan. Zoiets boeit me namelijk”.
Mirjam Bakker-van Laar, die
getalenteerde hoogspringster, hoe
komt die nou op de operatietafel
terecht?
Dr. Mey: „Het is maar net wat je
onder strenger verstaat. De arbitra
ge moet zich op iets anders gaan
toeleggen. Het is te vaak een presti-
gestrijd tussen de scheidsrechter en
de speler. Als nou een speler zijn
tong uitsteekt tegen de arbiter,
moet dat niet altijd leiden tot boos
heid of gele kaarten. Een arbiter
moet daarboven staan of zoiets ac
cepteren als een spelletje”.
„Het peil van onze scheidsrech
ters, van de top bedoel ik, is hard
achteruit aan het gaan. En daar
door heeft een aantal voetballers
vrij spel. Die rammen, lopen zelf
weinig risico’s. Ik zeg: als een vent
bewust zijn tegenstander neerlegt,
zodanig dat deze man zwaar gebles
seerd kan raken, dan is de rode
kaart op zijn minst op zijn plaats.
Maar welke arbiter durft die kaart
te laten zien? Wie heeft het lef? Te
weinig scheidsrechters. Daar ben ik
van overtuigd”.
(verkrijgbaar bij de sigarenwinkeliers;
tenslotte is Johan Cruijff de beroemdste
roker van Nederland op koningin Juliana
na) is een hoofdstukje ingeruimd voor de
„superstars van de twintigste eeuw”, Wil
lem van Hanegem zit er niet bij. De sa
menstellers, Bep van Houdt en Lex Mul
ler, reserveerden dat ereschavot voor Bok
de Korver (debuut 1905), Leo Halle (de
buut 1928), Bep Bakhuys (debuut 1928 in
dezelfde wedstrijd tegen Italië waarin
Leo Halle debuteerde), Leen Vente (de
buut 1933), Bertus de Harder (debuut
1938), Abe Lenstra (debuut 1940), Faas
Bij welke tak van sport komen
de meeste blessures voor?
rie
0-
f Zr
9.
hten
In het Samson Voetbaljaarboek 79-80
Het werd in het Feyenoordstadion niet
zo’n afgang als de legendarische 0-8 van
Ajax-Bayem München in Johan Cruijffs
afscheidswedstrijd (die modelboerderij
van de Nederlandse weerzin tegen voet
bal - want „voetbal is oorlog” nietwaar? -
om des keizers baard), maar dat het een
slaapverwekkende vertoning was, waarin
„bad old Willem” optimaal kon functio
neren zodat hij net zo goed de hele wed
strijd had kunnen uitspelen, ontging geen
mens. Hoewel. geen mens is te veel
gezegd, er waren 21.000 toeschouwers, er
kunnen 62.215 mensen in het Feyen
oordstadion, de sukkeligheid van de wed
strijd is dus 41.215 potentiële toeschou
wers wel degelijk ontgaan. Het stadion
was dus maar voor éénderde gevuld, ter
wijl er toch een afscheidswedstrijd ge
speeld werd voor Neerlands populairste
voetballer, getrouwd met Neerlands po
pulairste voetbalvrouw (Truus is immers
even onverbrekelijk aan Truus verbon
den als Abe aan Abe, Faas aan Faas,
Fanny aan Fanny, Coentje aan Coentje
en Ard aan Ard).
Bovendien betrof het de „ergste" jubi-
leumwedstrijd die men zich maar denken
kan, want niets is zo jubileumig als „100
jaar”, daar kan geen 50 of 150 of 200 jaar
tegenop. En toch een slechts voor twee
derde leeg stadion in „het" voetballand
van de wereld, het land met de opzienba
rende successen van Ajax, Feyenoord en
het Nederlands elftal, het land met de
meeste georganiseerde voetballers in de
wereld per vierkante kilometer! En waar
om? Omdat het ons menens is dat voetbal
oorlog is, en we niet op komen draven
voor een wedstrijd waarin voetbal vrede
is, en waarin we geacht worden genoegen
te nemen met de woorden van de dichter
Tollens: „En rekent d’uitslag niet, maar
telt het doel alleen.'”. Die Tollens was, als
u het mij vraagt, zoniet een landverrader
dan toch wel een volksaardverrader!.
je van een arts te horen kreeg dat je
die bepaalde sport achterwege
moest laten?
Dr. Mey: „We zijn op de goede
weg, maar nog niet erg ver. Je zit
voortdurend met een manco aan
Er wordt wel eens verteld dat u
de laatste hoop in bange dagen
bent. Als je nergens meer terecht
kunt („Hieraan kan ik niks meer
doen; je zult ermee moeten leren
leven"), weet u nog altijd een oplos
sing.
Dr. Mey: „Tienduizenden mensen
sporten, gelukkig. Maar tienduizen
den zitten ook stil of toeren met een
zak frites op het brommertje rond.
Er is onlangs een onderzoek ge
weest in de regio Heerlen. Nou,
schrik-ba-rend hoeveel jonge men
sen helemaal niets aan sport doen.
Toen ik dat rapport zag, werd ik
bijna beroerd”.
Dr. Mey: „Ik zal geen namen noe
men. Dat lijkt me niet fair. Maar ik
kan je zo een rijtje namen opnoe
men van artsen of mensen die een
andere medische functie bekleden,
die onverantwoord te werk gaan.
Als ik sportbeoefenaars op mijn
spreekuur krijg, vraag ik soms al
leen maar: hoe lang loop je daar al
mee? Dan krijg ik soms antwoor
den waar ik helemaal niet goed van
word. En dan proberen wij, als
team, want alleen kan ik ook niets,
dat te herstellen. Ik erger mij vaak
aan clubartsen. Die gaan zichzelf
belangrijker vinden dan de spelers.
Die vinden het zo aardig om in „het
wereldje” mee te lopen. Leuk, die
publiciteit. Je kent dat wel”.
Abs Mey is 48 jaar, werkzaam aan
het medisch centrum Geleen en aan
het ziekenhuis in Brunssum. Hij
heeft veel bekendheid verworven
via geslaagde ingrepen op „kapot
te” achillespezen.
Dr. Mey: „De achillespees vind ik
misschien wel het moeilijkste. Pe
zen en aanhechtingen zijn sowieso
moeilijke materie. Er is weinig lite
ratuur over. Door de ervaring krijg
ik steeds nieuwe inzichten, nieuwe
ideeën voor de ingreep”.
„Sportmensen zijn geïnteresseerd
in de aard van de blessure, vragen
wat het beste is. Zijn soms wel iets
Mey glimlacht, zegt even niks. Je
ziet hem denken: hoe kan ik daar
nou zo tactisch mogelijk een ant
woord op geven, zonder collega’s
iets voor de voeten te werpen („Dat
zullen ze toch wel doen, maar dat
kan me niks meer schelen”).
Mey: „Nee, ik sta ook soms mach
teloos. Als een man een been moet
missen, kan ik niet tegen hem zeg
gen: „Ik zorg er wel voor dat jij
weer aan het voetballen komt”.
Maar ik ben wel van mening dat
artsen, en dat zijn er heel wat, te
vlug zeggen: hieraan kan ik niets
meer doen. Als een man of vrouw
ontzettend graag fietst, lekker
’s zondagsmorgens trimt, dan mag
je die mensen dat genot niet zomaar
afnemen”.
Maar pakweg tien, twintig jaar
ir Wim van Hanegem
Dr. Mey: „Als we nou eens met
ons allen beginnen met een fatsoen
lijke warming-up. Ik deed het vroe
ger zelf ook fout: vóór de wedstrijd
met z’n allen rond de goal staan en
dan om de beurt zo keihard moge
lijk op doel trappen. Fout natuur
lijk, we doen het nu beter”.
„Maar ik kom regelmatig bij
vooraanstaande clubs en dan zie ik
me toch een slechte warming-up
Ongelooflijk. Anno 1979 wel te ver
staan. Maar pin mij nou niet vast op
een warming-up. Een blessure kan
altijd ontstaan. Als een speler
iemand tackelt dat is door en
door gezond, want een vent moet
kunnen rollen kan er ook iets
gebeuren. Dat is dan jammer. Maar
beter een keertje een tik incasseren
dan de hele week op een luie stoel
voor de tv hangen”.
Een onevenwichtige lijst, zonder re-
cord-intemationals Ruud Krol en Puck
van Heel, zonder Van Hanegem, Neeskens
en Sjaak Swart, en zonder Rinus Israël.
In de zestig jaar tussen 1905 en 1966
waren Bok de Korver, Leo Halle (niet
meer dan 15 interlands) natuurlijk heel
talentvolle voetballers, maar het is mak
kelijker uit te blinken in elftallen die niet
uitblonken, dan uit te blinken in elftallen
die zich tot de finale om het wereldkam
pioenschap opwerkten of de Europabeker
en de wereldheer wonnen. In een tijd
bovendien dat het voetbal een veel grote
re vlucht genomen had, en ook veel meer
geïnternationaliseerd werd. Om het even
cru te zeggen: Heinz Stuy, die in de drie
Europa-Cupfinales die Ajax de Europa
cup bezorgden niet één doelpunt hoefde
toe te staan, heeft daardoor meer voor het
Nederlands voetbal betekend dan Leo
Halle.
Van Hanegem had dus niet mogen ont
breken in het Samson-lijstje van de su
perstars. Als bondsridder is hij nu in een
gezelschap terechtgekomen waarin ook
de volgende ex-collega’s al waren opge
nomen:
Puck van Heel, Jan Klaassens, Abe Len
stra, Sjaak Swart, Roel Wiersma, Faas
Wilkes, Johan Cruijff en Ruud Krol.
Daarvan zijn Krol, Swart, Cruijff en Van
Hanegem nog van onze, van de „Ajax-
Feyenoord-Europa-Cup "-generatie: vier
van de negen. Dat is in ieder geval een
reëlere verdeling dan in het superstar-
lijstje van het Samson Voetbalboek.
STOPPER
Z geleden was het toch normaal dat
angstiger, zeker profvoetballers,
omdat van die ene operatie hun
voetbalboterham kan afhangen. Al
heb ik honderd sportmensen op
spreekuur, dan nóg vind ik de ge
sprekstof elke keer opnieuw inte
ressant. Komt natuurlijk ook omdat
ikzelf helemaal gek ben van sport.
Ze komen van heinde en ver en
geven je alle vertrouwen. Dat is fijn.
Dan wil je ook iets terug doen, bin
nen de mogelijkheden. Maar die be
nut ik dan ook voor de volle hon
derd percent”.
De Geleense wielerprof Johan
van der Meer zegt, drie jaar nadat
hij tijdens een koers in België tegen
een auto knalde en daarbij een knie
verbrijzelde en een been op twee
plaatsen brak: „De artsen zeiden
dat ik het maar voor gezien moest
houden. Via via kwam ik bij dr. Mey
terecht. Ik fiets sindsdien alweer
drie jaar zonder problemen. Ik ben
deze man erg veel dank verschul
digd”.
Wij zijn geen volk voor vriendschappe
lijke wedstrijden. Wat zou dat toch in ons
zijn? We staan de laatste eeuw bekend als
een tamelijk vriendelijk volkje, dat niet
langer brandschattend de wereld af
stroopt op zoek naar nieuwe koloniën en
nieuwe koloniale waren, maar is dat te
danken aan een betere inborst dan voor
heen, of domweg aan het feit dat we de
macht ontberen om ons nog langer van
onze slechtste zijde te laten zien?
De macht die we vroeger als zeevarende
natie hadden, hebben we vandaag de dag
alleen nog als voetballende natie. Als het
oranje aan de horizon verschijnt, sidde
ren de bemanningen van alle buitenland
se stadions, nog voordat het: „Ik val aan,
volg mij!” geklonken heeft. En niet zodra
heeft de scheidsrechter voor de aftrap
gefloten, of het enteren door de rück-
sichtslose, God noch gebod respecterende
oranjeklanten neemt een aanvang. Hun
keiharde tackles zijn berucht en ge
vreesd, hun meedogenloze schaar heeft al
menige tegenstander de lust in voetballen
benomen. Zie ze jagen op de bal. al in de
achterste linies van de vijand, en hoor het
enthousiasme van het Hollandse publiek,
als zulk gejaag er oorzaak van is dat de
tegenstander de bal over de zijlijn trapt.
Dat is de kwintessens van het Neder
landse voetbal: hardheid, gepaard aan
besluitvaardigheid, en in de beste geval
len geruggesteund door individueel ver
nuft. En tactisch inzicht. De befaamde
Hollandse buitenspelval is de twintigste-
eeuwse vertaling van Michiel Adriaens-
zoon de Ruyters vernuftige idee om zijn
schip met groene zeep in te smeren en zijn
eigen bemanningsleden op sokken te la
ten opereren, zodat zij wel „grip” op de
houten vloer hadden, en de enterende
tegenstander niet. Ook toen al wisten we
hoe we onze vijanden onderuit moesten
halen!
Kunnen niet veel sportblessures
en dan beperk ik me even tot de
voetbalsport worden voorkomen
door een betere, strengere arbi
trage?
dicus. Blessure? Nou ja, zwachteltje
zus, zalfje zo en hup, weer dat veld
in of die fiets op. Totdat het écht
niet meer ging en dan stopte je
maar. Maar een medicus had die
blessure nooit echt onder ogen ge
had. Daardoor wist een arts te wei
nig af van speciale sportblessures.
Pas de laatste jaren komt de medi
cus daarmee in contact en doet er
varing op. Vandaar die achter
stand
aan clubartsen
Abs Mey hoort thuis in het
rijtje „bekende chirurgen uit de
sportwereld”, samen met onder
anderen Hermans, Strikwerda,
Honig en Van de Brekel. Alle
maal doktoren die via hun werk
zaamheden het hele jaar door
nauw betrokken zijn bij de medi
sche kant van de sport. Hij geeft
zijn visie op sport, blessures en
arbitrage.
Dokter Abs Mey zal vroeger, tien jaar geleden, best gevoelig zijn ervaring. Vroeger werd er niet zo
7
a
'V
'Si