a
Duizenden mediums
bijeen in Lily Daly
I
r
9
LB
I
c
HONDERD JAAR CENTRUM SPIRITISTEN VS
door Kees Wiese
Andries Kobus
wil ander
religieus
beeld
Souvenirs
Register
COC
Jan Blokker
i
■KL
„Lily Dale, ’s werels grootste
spiritistische centrum” staat in
forse letters boven de poort. In de
poort een slagboom, die opengaat
voor wie iets meer dan twee gulden
betaalt Daarachter een klein
Amerikaans dorpje van een tiental
straten met houten huisjes en
gebouwen in een ruim bos aan het
Casadagameer. Een dorp van een
goede honderd zielen tellende
gemeenschap van spiritisten, die er
woont en werkt; het werk bestaat in
hoofdzaak uit het tegen betaling
onderhouden van intensieve
contacten met gene zijde.
Arc
uitc
run
wei
Bui
var
800
gev
ma
doe
ver
one
ver
mill
z
SC
n(
m
gi
w
d<
ik
Z(
Ik
di
hi
w
ht
m
H
dominee
lenig en
lijfelijk in
kerk
Andries geeft nogal wat interviews
Dit jaar vierde Lily dale het 100-jarig
bestaan, uiteraard op Amerikaanse wijze: meteen
parade, een banket en een bal. En met een dienst
onder leiding van helderziende Betty C. Schultz.
Enkele duizenden spiritisten trokken naar deze
sfeervolle plek in het noordwesten van de staat
New York. Hoeveel geesten acte de présence
gaven, kunnen alleen de vele aanwezige mediums
schatten, maar onder hen waren ongetwijfeld veel
oud-inwoners en een van de stichters van de
gemeenschap, Jeremiah F. Carter, naar verluidt
verre familie van Amerika 's huidige president.
Lily Dale is gevestigd op een bosrijk eilandje,
omsloten door meren en vroeger door bevers
volgebouwde waterwegen. Het is grond met een
rijke indiaanse historie, waarvan overigens ook in
het winkeltje met Indiaanse souvenirs weinig is
terug te vinden. Het is een landschap, dat de
indianen voor ogen moeten hebben gehad als zij
droomden over de Eeuwige Jachtvelden:
vruchtbaar, waterrijk bos, waardoorheen in de
avondschemer lichte nevels zweven en
vuurvliegjes dansen.
In 1873 ontdekten de in dit deel van de staat New
York wonende spiritisten deze plek. Zij waren
het geven van jazzballet. Ook
danste hij met de groep van zijn
lerares mee in de Van-Oekelshows.
Dergelijke optredens, het „vette
werk”, behoren tot het verleden.
„Lee Jackson is een geweldige
vrouw, die echter typisch dansen
voor vrouwen maakt en niet voor
mannen. Aan het einde hadden we
dan ook een soort haat-liefde-
verhouding. Ik werd door haar
ontdekt in een klein klasje en was
daar heel verbaasd over. Van de
ene op de andere dag zat ik op een
beroepsopleiding. Het ging toen
allemaal enorm snel. Ik heb
ontzettend hard gewerkt om danser
te worden. Ik was er eigenlijk van
bezeten. Ik was begin twintig, wat
natuurlijk oud is om ermee te
beginnen”.
„Na een jaar of wat begon ik les te
geven. Jazzballet aan vrouwen in
Amsterdam en van daaruit in
Breda en Lelystad. Het was ruig en
erg hard werken. Jazzballet geven
is een tamelijk intensieve zaak",
aldus Andries Kobus. Momenteel is
hij overigens werkloos, nadat zijn
tweejarig contract als
jeugdwerkadviseur van de
hervormde gemeente in Harlingen
onlangs afliep.
„Wat het liturgische dansen betreft,
ben ik de enige. Dat vind ik soms
erg moeilijk. Ik denk een heel stuk
verder te kunnen komen als ik in
het kerkelijk bedrijf bijvoorbeeld
afkomstig uit het stadje Laona, waar de
orthodoxe predikent William Johnson al voor
1850 belangstelling kreeg voor het spiritisme en
aanhangers won.
De magnetiseur dr. Moran hield er een lezing en
voorspelde hem wondere zaken. De toen door een
slechte gezondheid geteisterde Jeremiah Carter
kwam echter te laat in Laona aan om de hulp van
dr. Moran in te roepen: dr. Moran was intussen
gestorven. Daarom experimenteerde William
Johson met Carter als medium en ziet: van gene
zijde meldde zich niet dr. Moran, maar een
krachtige intelligentie die zich dr. Hedges noemde
en Carter opdracht gaf als genezer te gaan
werken. Carters eigen gezondheid liet nadien dan
ook niets meer te wensen over.
Jeremiah Carter werd beroemd als medium en als
genezer en dat trok weer andere mediums aan.
Men kwam op het idee een gezamenlijke picknick
te organiseren en koos daarvoor het bos op het
land van de toen 73-jarige Williard Alden, ook een
geïnteresseerde in occulte zaken. Deze picknicks,
„eendagsbijeenkomsten” vergelijkbaar met de
Westeuropese hagepreken, werden een jaarlijkse
traditie.
In de lente van 1877 zat Jeremiah Carter op een
stille avond in zijn woonplaats Laona de krant te
lezen, toen een Stem hem opdracht gaf naar de
boerderij van Alden te gaan en een
openluchtbijeenkomst te organiseren. Carter liep
meteen de tien kilometer door de metersdikke
„Ik zou mensen lef willen bijbrengen. Het
woord lef betekent van oorsprong „hart
hebben", dus niet „de lefgoser
uithangen’’. Ik probeer mensen lef bij te
brengen door te praten over mijn dansen,
over theologie en homofilie. Lef hebben,
bewogen zijn, daar gaat het om. Soms
zou ik de zaak wel door elkaar willen
slaan”.
Aan het woord is de sinds 1977 in
Leeuwarden woonachtige Andries Kobus
(34 jaar). Hij is beroepbaar predikant,
danser en voorzitter van de Friese
afdeling van het COC. Een groot deel van
zijn tijd besteedt de in Dokkum in een
schippersgezin geboren Andries Kobus
aan zijn liturgische dansen. Hij is een erg
beweeglijk iemand; niet alleen in zijn
De eerste jaren werden ze ter wille van de lieve
vrede aan de erfgenamen afgestaan, maar toen er
desondanks weer ruzie over het geld ontstond,
besloot men de grond te kopen en een permanent
kamp te stichten. Lily Dale. Het stuk bos kostte
1845 dollar, meer dan tien maal zoveel als de
entreegelden jaarlijks opleverden. Dus werd er
een vereniging opgericht, de Casadaga Lake Free
Association, die obligaties van drie dollar uitgaf.
Een spreekgestoelte in de open lucht was het
eerste bouwsel, dat in het bos verrees. Daarna zou
een schuur worden gebouwd, maar het werd een
hotel. Het staat er nog, vele malen verbouwd en
eenmaal omgedoopt als het Maplewood Hotel. De
Bijna alle voorzieningen zijn er, tot een
brandweergebouwtje toe. Alleen een kerkhof
ontbreekt, althans een kerkhof voor overleden
mensen. Er is er slechts een, in het bos, voor
gestorven lievelingsdieren.
losgemaakt. Het was voor de eerste keer
in zo’n omgeving dat ik mijn dansen kon
laten zien. Ik vond het echt heel eng. Het
kwam helemaal op mijn persoon terecht.
Een dominee ziet er niet uit zoals ik er
uitzie; lenig en lijfelijk. Daar moest men
natuurlijk aan wennen. Wat ik stond te
doen, was in wezen ook heel erotisch,
sensueel”.
Met de opmerking „Mensen begrijpen
geen moer van lijfelijkheid”, legt Andries
de nadruk op de zijns inziens onzinnige
scheiding tussen lichaam en geest, die
onder invloed van het Griekse dualisme
werd aangebracht. In zijn scriptie gaf hij
aan, dat de dans in de vroeg-christelijke
kerk een bestanddeel van de eredienst
was. Zijn dansen, zo geeft hij aan, is een
kwestie van inleven, niet van uitleven.
In overleg met de predikant en de
organist van de gemeenten waar hij wordt
gevraagd om in de kerk zijn liturgische
dansen ten tonele te brengen, zoekt hij
een thema of een bepaald bijbelgedeelte
uit. In woord, muziek en beweging wordt
vervolgens het evangelie uitgedragen.
„De verkondiging vat ik vooral op ais een
bewustmaking van
verantwoordelijkheden.
Verantwoordelijkheden ten opzichte van
elkaar en van de maatschappij”, aldus
Andries. Een paar van zijn dansen zijn de
„Dans van Mirjam bij de doortocht van de
Schelfzee” en „David die danst voor de
ark".
aan het doormaken ben”, aldus
Andries Kobus.
Zijn wens tot het bijbrengen van
„lef” geeft hij nog eens extra
gewicht met de uitspraak: „Wat
hebben we aan vrijheid die door
velen gedragen, maar door
weinigen genoten wordt?”.
In au
ontw:
naar
Een c
verm
sneeuw naar de boerderij en organiseerde met
Alden de eerste tiendaagse bijeenkomst. Een
nieuwe traditie, nu gemoderniseerd met
slagbomen en entreekaartjes, ontstond daarbij:
voor het eerste stond Carter op de weg naar het
bos om entree te heffen, tien dollarcent per
bezoeker. Er kwamen er gemiddeld honderd per
dag en vierhonderd op de zondag.
Eigenlijk zijn het deze twee tradities geweest
het houden van openluchtbijeenkomsten in het
bos aan het Casadaga Meer en het heffen van
entreegelden die tot het vestigen van de
nederzetting leidden. Want toen Williard Alden
naar hogere sferen vertrok, ontstond er ruzie met
zijn erfgenamen over de bestemming van de
entreegelden.
door de kerk bevoogden, die draait
het om, die stelt vragen aan de kerk.
Het is überhaupt niet leuk dat zo’n
COC moet bestaan”.
Zijn voorzitterschap hiervan berust
naar zijn zeggen op een politieke
keus. Als afgestudeerd theoloog die
voorzitter is van een dergelijke
organisatie, wordt hij naar zijn idee
zowel binnen als buiten het COC
wel eens twijfelachtig bekeken. Zelf
heeft hij geen moeite met die
combinatie. Hoewel hij er voor
zichzelf een duidelijke plaats ziet, is
het niet zijn bedoeling de COC-
leden ervan te overtuigen dat er ook
voor hen een plaats binnen de kerk
is.
In dat verstilde Lourdes-van-de-spiritisten heeft
de souvenirindustrie slechts zeer bescheiden
toegeslagen. Voor bijna zeven dollar is het stenen
beeldje van in gebed gevouwen handen te koop:
andere kant zijn er mensen die het
door hun intellect niet meer zien
zitten, die de kerk niet meer
interessant vinden, omdat deze niet
aansluit bij hun niveau. Als je de
kerk verder openbreekt dan nu al
het geval is, dan kan zo’n instituut
een werkplaats, een speelplaats
worden, waar iets gebeurt”.
Andries kan duidelijk tot de
koplopers worden gerekend in zijn
drang tot het aanbrengen van
vernieuwingen binnen het kerkelijk
gebeuren. Een enigszins eenzame
positie. Op een gegeven moment
schrikt hij wat terug voor zijn
openhartigheid. Dat wil zeggen,
voor de eventuele negatieve
consequenties, die dit kan hebben
aangaande zijn bedoeling om als
Hetj
om I
terw
snikl
andt
ving<
hete
een i
Hooi
Lucy
hard
haar
zezi
Vela
moe
hetr
verd
net a
miss
is zij
Daarnaast onderhoudt de gemeenschap
contacten met mediums in de hele Verenigde
Staten en ver daarbuiten, onder andere dank zij
een register, waarin ieder erkend medium zich
kan laten inschrijven. Een erkenning door de
gemeenschap Lily Dale is wel niet zo officieel als
een van regeringswege, maar telt in de wereld van
spiritisten mogelijk zoveel zwaarder.
Er is een kleine bibliotheek, die voor
parapsychologen ongetwijfeld veel interessants
bevat. Zoals bijvoorbeeld exemplaren van The
Spiritual Magazine, een blad dat tussen 1875 en
1878 werd uitgegeven door dominee Samuel
Watson, een van de eerste inwoners van Lily Dale.
En oude boeken, waarin in de duistere taal die
toen en nu gebruikelijk is, verslag wordt gedaan
van occulte ervaringen en experimenten met witte
en misschien ook wel een beetje zwarte magie.
In ieder geval is er vroeger ijverig in de Bijbel
gestudeerd, wat een uitgebreide lijst bijbelteksten
opleverde, die als spiritistisch worden beschouwd
en in de diensten in Lily Dale worden gebruikt.
(Voor de bijbelverser: 1 Cor. 12:7-10,1 Joh. 4:1 en 1
Cor. 15:44).
Maar mogelijk is meer tastbare zaken verwachten
en verlangen wel veel te materialistisch. Wie in
een geest gelooft, behoeft Alladins lamp niet waar
die geest eens in zat. En in ieder geval is het ook
economisch bloeiende bestaan van dit 100-jarige
dorp bewijs genoeg voor de onverwoestbaarheid
van Shakespeare’s tekst in Hamlet: „Er is meer
tussen hemel en aarde
V(
h<
O1
Z(
Vi
ie
ei
TV
01
m
D
ik
ni
te
E
iv
h<
vt
si
U
V
moed
öf lev
jnag;
pnzel
Maar
Öiegt
Ivinni
lean ti
Inter:
hmm
üitko
ffotl
inetz
basti
buite
La Vi
„Ik beleefde dingen altijd heel intensief. Verdicht als het ware. Als
kind was ik veel alleen, maar dat vond ik prima. Ik was ademloos
geïnteresseerd in de dingen om me heen. Later heeft zich dat
gewroken, ik bouwde bijna een andere wereld op. Ik was een mooi
en lief kind, vond men Ook nu zal dominee Andries Kobus niet
gauw opspelen. Wanneer tijdens het gesprek een door hem niet
goed begrepen opmerking in eerste instantie verkeerd valt, zegt hij,
zonder ook maar iets van toorn in zijn stem te leggen, dat die
opmerking hem boos maakt, erg boos. Slechts zijn wenkbrauwen
trekt hij enigszins op.
„Hoe ik de ruimte binnen de kerk
kreeg om te dansen? Die moet je
bevechten, die krijg je niet
Helemaal niet in een helaas vaak zo
behoudend instituut als de kerk.
Eerst leefde ik met het beeld van
dat hoort zus en dat hoort zo. Ik was
bang me te branden aan koud
water. Maar toen dacht ik: wacht
even, ik kan mijn hele leven wel op
dat spoor blijven zitten, maar dan
ga ik dood. Ik wilde mezelf zijn, om
het met een akelige Viva-kreet te
zeggen. Als dat niet kan, dan stap ik
uit de kerk, dacht ik”.
„Ik zat in een hele maffe
gespletenheid en koos toen voor
mezelf, dus zowel voor de kerk als
voor het dansen. Verder ging het
vanzelf, hoewel ik voor allerlei
gevaren moest oppassen. Zoals
voor de vraag of ik iemand was die
wilde dansen en daarvoor de
theologie gebruikte. Zelf weet ik dat
beide polen even sterk in mij
vertegenwoordigd zijn”.
„Ik heb in mijn jeugd nooit tegen de
kerk hoeven aanschoppen”, stelt
Andries. Komend uit een vrijzinnig
milieu werd hij niet belaagd met
termen als zonde en hel. Het was
een heel blije geloofservaring, die
hij van huis uit meekreeg. Dit
verklaart het feit dat hij zich met
zijn ideeën juist binnen de kerk wil
ontplooien. Hij zal dan ook de
laatste zijn om dit instituut de rug
toe te keren. Wel zou hij de
kerkelijke samenkomsten willen
ontdoen van de loodzware sfeer die
daar kan heersen, zo blijkt uit zijn
woorden.
Als danser werd hij door Lee
Jackson ontdekt in Amsterdam.
In de hoofdstad maakte hij zijn in
Groningen begonnen studie
theologie af, terwijl hij er eveneens
danslessen volgde. Hij startte met
een staffunctie zou kunnen krijgen,
om lezingen te houden en toe te
lichten waarmee ik bezig ben op
kerkelijk gebied. Ook zou ik best als
predikant beroepen willen worden.
Dat is geen tweede keus, het is niet
zo dat ik dansend binnenkom. Als
ik kies voor het werk in de pastorie,
dan kies ik ook voor de pastorie,
niet om een ondergeschoven kind
mee te brengen. Buitendien preek
ik al jaren”.
„Ik vind het een enorme uitdaging
om te verkondigen. Het is moeilijk
om wat men „verkondiging” noemt,
gestalte te geven, om zinnige dingen
te zeggen. Ik denk dat mijn twijfels
over een heleboel dingen
overkomen en dat dat tijdens mijn
preken positief uitwerkt. Ik stel ook
altijd vragen aan het eind van de
preek. Ik houd niet van een verhaal
van „zo is het”. Het is echter ook
niet zo dat ik alleen maar sta te
twijfelen. Het heeft het sterkst te
maken met de vraag hoe ik de
boodschap van liefde en
gerechtigheid kan verkondigen, hoe
je met elkaar zicht kunt krijgen op
het Koninkrijk Gods”.
„In mijn Amsterdamse tijd heb ik
me nooit met homofilie
beziggehouden. In Friesland kwam
ik op het punt dat ik iets binnen het
COC wilde doen. Zelf heb ik het er
altijd vrij gemakkelijk mee gehad.
Ik ontmoet gewoon mensen en
vraag me niet af of die hetero- of
homoseksueel zijn. Moetje dat bi
seksueel noemen? Ik weet het niet,
ik worstel er niet mee, maar ik heb
wel ontdekt dat dat in mijn
omgeving vaak anders ligt, hoewel
ik ook veel mensen ontmoet die het
helemaal geen probleem vinden”.
„Ik heb altijd het uitgangspunt
gehad, dat als de kerk daar
problemen mee had, dat dat de
problemen van de kerk waren. Men
voelt ook wel een zekere
strijdvaardigheid bij mij. Het heeft
te maken met je eigen acceptatie.
Zo’n kerk die de mensen om hun
seksuele instelling veroordeelt en
tegelijkertijd liefde, gerechtigheid
en vrede preekt, zo’n kerk klopt in
de basis niet. Dus wat heeft Andries
Kobus gedaan? Die laat zich niet
weg de laatste tijd. „Na een stuk of
wat gesprekken hoor je jezelf je
verhaal houden. Dan wordt het wel
wat minder leuk. Maar wanneer mij
in de publiciteit als mens recht
wordt gedaan, dan hoop ik dat de
mensen er iets van oppikken. Ik
hoop iets te veranderen aan het
imago van de kerk, vooral voor
mensen die sceptisch ten opzichte
van de kerk staan. Er is veel aan de
gang in de kerk, maar ik geloof wel
dat dat een wat elitaire
aangelegenheid is, voor maar een
paar mensen. De afstand tot de
basis is erg groot”.
„Het gaat niet om mezelf, maar
misschien dat ik een paar mensen
aan het denken kan zetten, dat er
wat luikjes opengaan. Aan de
een lamp met onregelmatig verspringend licht
kost iets meer. Er zijn wat asbakjes en andere
prullaria verkrijgbaar, die wel aan Lily Dale,
maar niet aan het spiritisme herinneren. Glazen
bollen, kruishouten, gegarandeerd dansende
tafels en tarotkaarten ontbreken.
De souvenirs zijn te koop in de pagoda, een rond,
open gebouwtje met een puntdak. Daar kan men
ook limonade drinken en snoep of ijs eten. Of,
zoals Julia A. Goodworth dichtte: „De pagoda is t
een vriendelijke plek om je vrienden te ontmoeten
en te babbelen, aan de souvenirs te knabbelen en
het een en ander aan te kopen.” Julia Goodworth
is een van degenen, die regelmatig toespraken
houden in Lily Dale over meer duistere zaken.
Ruim 100 jaar gemeenschappelijke studie van het
occulte en ervaring met genezing op afstand en
door handoplegging, met helderziendheid,
telekinese, het oproepen van geesten, het in trance
verkeren en het onderhouden van contactenmët
onstoffelijke intelligenties het zou toch, iets
meer tastbaars hebben moeten opleveren, dan dit
in hoofdzaak door ouderen bewoonde dorpje met
annonces van de mediums en waarzegsters.
Het moet tenslotte een eindeloze gemeenschap
voorstellen; zij die daar leefden en stierven,
blijven naar de overtuiging van de spiritisten
inwoners. Met hen moet, als zij in een hiernamaals
verblijven, het contact toch vrij eenvoudig zijn te
leggen.
„Ik ben altijd heel bang geweest,
omdat ik dacht dat iedereen beter
was dan ik. Dat is nu nog wel wat
Toen Jan Blokker me in De
Volkskrant van de sokken had
geschreven in zijn stukjes „Kobus
1” en „Kobus 2” voelde ik me
ontzettend in mijn hemd staan. Dat
was naar aanleiding van een
interview dat Emmy van Overeem
met me had. Hij beschreef me als de
Nurejev onder de dominees en als
de dominee Okke Jager onder de
ballerina’s. Hij liet zich echter wel
kennen. Hij was niet satirisch, maar
agressief. Het beeld dat hij van de
kerk heeft, wordt bedreigd door -
mensen als ik. In wezen wilde hij
me terugdrukken in een rol die past
binnen de kerk als een behoudend
instituut. Dat is zijn beeld van de
kerk, daartegen zet hij zich af”.
„Ik probeerde er toen wel om te
lachen, maar dat lukte niet zo erg.
Het is het risico dat je loopt als je je
in de publiciteit begeeft. Ik heb
gemerkt dat ik een aantal vijanden
heb, waarschijnlijk doordat ik mijn
eigen gang ga. Ik heb echt met
kinnesinne te maken. Dat is niet 1
leuk. Dat geeft me soms een angstig
gevoel. Ik krijg wel eens de indruk
dat mensen wachten tot ik op mijn
gezicht val. Dat maakt me wat
vele gasten konden er goedkoop terecht, evenals
in het latere Leolyn Hotel.
Na het hotel kwamen de huizen, het auditorium,
de bibliotheek, de tempels (onder andere een ter
genezing), het kantoor van de gemeenschap, het
clubgebouw, cafetaria-annex-kruidenierswinkel,
de zondagsschool, het paviljoen aan het meer, het
strandhuis, het kampeerterreintje, de garages, het
postkantoor, het winkeltje met indiaanse
souvenirs, plus de privé-collectie van de familie.
Een heel dorp van een tiental evenwijdig aan
elkaar lopende straten ontstond met bijna alle
gebruikelijke voorzieningen, gegroepeerd
rondom de tempels. Een dorp, waarin vooral
mediamieke mensen leven, door iedere bezoeker
te consulteren over het heden en over de
toekomst, voor genezing of voor contacten met
overledenen.
„vast” binnen de kerk werkzaam te
zijn.
„Het lijkt wel of ik mijn eigen graf
wil graven met de publikaties over
mijn beeld van de kerk en over
dansen en homofilie. Daar staat
tegenover, dat ik weet dat ik bij de
kerken waar ik gevraagd word
welkom ben. Ik heb veel steun van
mijn hoogleraar, professor
Boendermaker, de grote liturg in
Nederland. Die man gelooft in mij,
en ik in hem. Ik ervaar niet veel
autoriteit boven me, maar hèm wel:
ik weet dat ik een heleboel dingen
niet weet en vraag mensen om met
me mee te denken. Alleen op een
kamer zitten uitvogelen wat ik
mensen wil laten zien, dat ligt me
niet. Ik moet warmte hebben van
mensen om me heen”, aldus
Andries.
dansen, maar ook in zijn denken.
„Ik ben overmoedig. Ik wil altijd net iets
meer dan de omstandigheden ingeven. Ik
houd ervan om dingen te ontregelen, om
als ik ergens ben als het ware stenen in
een rimpelloze vijver te gooien, gewoon
om te zien wat er dan gebeurt. Vaak vind
ik het heel spannend om dingen met
mensen te doen”.
„Enkele jaren terug waren we als
kandidaat-theologen, gedurende de
laatste maand van de opleiding, in
Driebergen bij elkaar om ons voor te
bereiden op het predikantschap. „Jullie
kennen me niet als jullis niet zien
dansen, zei ik. Dat was nog niet eerder
voorgekomen en ik vond het dan ook heel
eng om te doen. Het heeft hoel wat
wantrouwend. Waarschijnlijk is dit
een onderdeel van het proces dat ik ^err^
verm
«l gehoi
plaat
gevai
I conta
overg
en m;
onzel
9ndr;
2
- -
k