Vroeger was het beter
vogelen” bij de rivieren
Varens zijn niet zo geheimzinnig
r
O
Feeënrage waait over vanuit Engeland en VS
VERSLAG VAN EEN ORNITHOLOGISCH ONDERZOEK
THEE
COMPLEET
I
I
Een leeuw” moet
safraan gebruiken
Lacherig
I
I
Angstaanjagend
Bomen
Eerst tekeningen
Er zijn met name in de VS T-shirts in
omloop met de tekst „Ik houd van elfen”. Op
auto's kun je stickers tegenkomen met de
waarschuwing „Ik rem voor elfen”. Kortom, de
elfen zijn bezig weer eens bovengronds te
komen. De hang naar het geheimzinnige, naar
die vreemde wezens met buitennatuurlijke
kwaliteiten en vermogens is als een koortsgeest
aan het rondwaren gegaan. Kobolten, gnoms,
kabouters, feeën, elfen: ze marcheren met
kleine, bijna onhoorbare pasjes ons
technocratische wereldje binnen. Het
Kabouterboek van Poortvliet en Huygen is een
bestsellerin de VS bereikte het zeits de top
van de bestsellerslijst van de New York Times.
In Engeland is een revival-beweging rond het
elfenwezen. De trouwe aanhangers van Tolkien
zullen hun schouders ophalen en smalend
praten over dit gebeuren, deze rage, deze
trendvorming. Zij wisten al lang, dat het slimme
kleine volkje der hobbits zijn eigen weg
uitstippelt. Maar de uitgevers wrijven zich
vergenoegd in de handen: de elfenboeken, die
als paddestoelen de drukkersgronden uitrijzen,
worden in groten getale uit de boekwinkels
geplukt.
ij
7<’
n
int
Het was vroeger beter „vogelen” op en rond de grote rivieren in Nederland dan
tegenwoordig. En dan bedoelen we het bestuderen van de vogels in het open
veld. Het was in de tijd, dat Marsman dichtte van de traag stromende rivieren:
„Ondenkbaar ijle populieren staan er als hoge pluimen aan den einder. In de
geweldige ruimte verzonken liggen de boerderijen verspreid door het land; de
boomgroepen, dorpen, geknotte torens, kerken en olmen staan er in een groots
verband. En in de weide grazen de vreedzame dieren”.
lp
Rage van de kruidenboekjes
i
Jr
Elfen kunnen van
vlees en bloed zijn
iet
H.R.
I
re
HANS ROMBOUTS
ïlf
ren
tot
Ketelmeer
ZWOLLE
;en
Deventer
>k
es
- Doesburg
Wijk bi|
Duurstede
ARNHEM
vDoetmchem
Leerdam
lie
t
t
rat
IDS
ijs
H. R.
Frances en de elfen. Foto genomen op een
heldere zonnige dag in juli 1917
ires,
s
ite
iar
n
ond
en
in
en
et
Maar om terug te komen op het visuele aspect van
dit boek: Brian Froud en Alan Lee hebben
prachtige, heerlijk angstaanjagende tekeningen en
aquarellen gemaakt. Er zijn heel sterke, bijna meta-
realistische schilderingen bij, vol sfeer (naast ook
soms protserige, rommelige afbeeldingen
merkwaardigerwijs, maar dat komt waarschijnlijk,
omdat hier twee illustrators van verschillend
kaliber aan de slag zijn geweest).
het ornithologisch belangrijke milieu zou
uitdrogen en verdwijnen zoals de
Heijensche Waard, de Heeseltsche
Uiterwaard en de Ravenswaarden resp.
langs de Maas, Waal en IJssel. We
noemden voorts de hogere eisen aan de
dijklichamen, waarbij ook poeltjes,
plassen, oude waterlopen en grote wielen
worden gedempt. Zand- en
grintafgravingen,
hoogspanningsleidingen, wegenaanleg,
het rooien van hoogstamboomgaarden,
ruilverkavelingen, industrievestigingen,
massarecreatie, het zijn allemaal zaken.
Het is duidelijk overigens, dat ons idee van elfjes
gazige engelachtige vrouwelijke wezentjes niet
opgaat voor andere landen. In „De Elfen" zijn wel
zeer duidelijk ook jongens en mannen te
onderscheiden daar wordt niet moeilijk over
gedaan, ook al huppelt er nu en dan een vlinder
voor de vitale delen. De Elfen lijken me ook van
vlees en bloed, met goede en kwade streken. Geen
wonder dat ze nogal eens met elkaar aan het dollen
zijn.
Dat is heel iets anders dan in het wereldje van de
„Hollandse” kabouters van Poortvliet: daar een
conservatieve mannenmaatschappij, waarzo er
al een kaboutervrouwtje verschijnt zij de pot
kookt en geen tijd en lust schijnt te hebben voor de
andere geneugten des levens.
Ingetogen en preutser (logisch, aangezien het boek
Rondom varens zijn heel wat legenden en
mythen geweven: een geheimzinnige
plant voor velen. Trouwens ook in de
wetenschap weet men nog niet alles over
de varen. Zo zijn bijv, de autoriteiten het
nog niet eens over de benoeming, de
nomenclatuur, van een aantal variëteiten.
Het is wel verklaarbaar waarom de varen
lang een mysterieuze plant is geweest.
1 broedpaar
S mogelijk broedpaar
Vandaar dat literatuur over feeën en al die andere
buitennatuurlijke types zeker niet alleen iets voor
kinderen is. Neem maar eens de befaamde Sir
Arthur Conan Doyle (de neef dus van de hiervoor
genoemde Richard, die ook bekend werd door zijn
tekeningen in Punch). Hij toogln 1928 op onderzoek
uit naar het verhaal van twee meisjes, die in een
klein plaatsje in Engeland (verschijningen zijn er
nooit in grote steden; is u dat ook al opgevallen?)
foto’s maakten, waarop zij te zien waren met
dansende wezentjes: elfen en kabouters dus. De
studie die Sir Arthur samen met de theosoof
Gardner maakte werd opgetekend. 57 jaar later, in
1979, werd het opgespit voor Nederlands gebruik.
Onder de titel „De elfen komen” werd het
uitgebracht. De beroemde elfenfoto’s staan er
natuurlijk in. Daar kan men bij het haardvuur over
gaan discussiëren. Wellicht luistert er dan een
koboldje of fee mee.
tekst bij vervaardigd werd. De dichter William
Allingham hield zich daarmee bezig. En wel
dusdanig dat de critici toendertijd zich afvroegen
of Allingham eigenlijk wel naar de tekeningen
gekeken had. De illustraties waren de grote kracht
van het boek. Het vloog de Victoriaanse en
Edwardiaanse winkels uit. Andrew Lang, een
sprookjesschrijver, vond dat hij een betere tekst
kon leveren. Hij kreeg er toestemming voor en
knutselde de tekeningen anders schuivend en
knippend een kleiner boek „Prinses Niemand” in
elkaar. Nu bijna honderd jaar later heeft de
uitgever bij de tekeningen van Doyle beide teksten
gezet. Ik vermoed, dat de aandacht toch het meest
op de illustraties gericht zal zijn.
De benadering van het feeënwezen gebeurt ofwel
wat lacherig ofwel (kwasi-)serieus. In het laatste
geval vallen de boeken bijna onder de noemer non
fiction. De lezers moeten meedoen aan het spel van
de kabouter- en droomwereld. Aardig is om in dit
verband de woorden van John Updike uit zijn boek
The Coup te memoreren: „waar het om gaat bij een
mythe of een geloof is: stelt het ons in staat om meer
van het leven te maken, om door te gaan. Het
belangrijkste is niet of je het kunt bewijzen, maar
of het de werkelijkheid, die ons anders verstikt,
leefbaarder maakt”.
vrouwelijke planten en dan pas krijg je de
voortplanting.
Thee drinken kan deel üitmaken
van het goede leven. Vandaar ook
dat een boek over thee past in de
reeks „Het Goede Leven”. Wie meer
wil maken van het drinken van zijn
dagelijkse koppen thee (’s morgens
haastig voor het werk, ’s middags
als rustpunt tijdens het werk of
elders op de dag) zou deze
verzameling van
wetenswaardigheden rond deze
dagelijkse drank moeten inzien.
Drs. J. ter Molen (waarin is de
auteur drs. vraagje je toch wel even
af) moet heel wat afgesnuffeld
hebben en heel wat thee gedronken
om tot het vervaardigen van dit
boek te komen. Ter Molen geeft de
geschiedenis van het theegebruik
met allerlei anekdotes daaromheen.
Wina Born voegt er wat thee-
recepten aan toe. De opzet van de
boeken in deze serie doet zeer sterk
denken aan die van de „brevier-
reeks” van uitgeverij Ad Donker.
it
et
In dezelfde serie Spectrum Natuurgids
komen de bomen ook aan de beurt.
„Bomen van de gematigde streken”, meer
dan 500 soorten zijn het. Het systeem van
benadering is hetzelfde als dat van „Wilde
bloemen”. Men heeft takjes, bladeren,
vruchten, bloesem in kleur
gefotografeerd met wat dieptewerking.
Die foto’s zijn merendeels van uitstekende
kwaliteit, hetgeen van het grootste belang
is in dit soort boeken, waar het gaat om de
herkenning. Daar is onduidelijke
illustratie uit den boze. Roger Phillips
maakte de foto’s en schreef de teksten
(informatie per boom). Hij zorgde er ook
voor dat van elke behandelde boom een
tekening te vinden is. Th. Burgers nam de
Nederlandse bewerking voor zijn
rekening.
Een interessant aspect van dit boek is dat Doyle
eerst de tekeningen maakte en dat er daarna een
stamt uit de Victoriaanse tijd) is het boek „In
Elfenland”, dat als ondertitel draagt: Beelden uit
een wonderwereld. Het stamt uit 1870 en werd
getekend door Richard Doyle, inderdaad familie,
een oom van de bekendere Arthur Conan Doyle
(maar over hem straks). De tekeningen, met het
befaamde nostalgische fletsige kleurengamma, zijn
bekoorlijk, lieflijk, kinderlijk ook. Er wordt
gespeeld met vogels, met slakken. Er wordt
geminnekoosd heel aandoénlijk Er is een
feeënkoning. Het is allemaal niet zo griezelig als in
„De Elfen”.
!OU
51
et
Cr
iet
rd
it
h
van
e,
zan
die,
n.
A 1 broedpaar
113 SPERWER
„De Elfen", beschreven en geïllustreerd door Brian Froud
en Alan Lee. Uitgave Van Holkema en Warendorf 39.50).
„In Elfenland” van Richard Doyle, met teksten van
William Allingham en Andrew Lang. Uitgave Heureka
38,50).
„De elfen komen” door Arthur Conan Doyle. Uitgave
Sirius en Siderius 17,50).
„Sla munt uit kruiden”, door Phillippa Back,
„Aromatische kruiden”, door Roy Genders.
„Kruiden en astrologie”, door Leon Petulengro.
„Mensen houden van kruiden”, door Elizabeth
Walker. Alle uitgaven van De Driehoek. Prijs per deel
16.
„Vogels van de grote rivieren”, door stichting
Vogelwerkgroep Grote Rivieren”. Uitgave Het
Spectrum 39,50).
„Bomen van de gematigde streken", door Roger
Phillips. Uitgave Het Spectrum 34,50).
De elfenrage manifesteert zich ook in Nederland.
Dit najaar verschenen er allerlei boeken over het
geheimzinnige wereldje van die merkwaardige
kleine types. Het „Leven en werken van kabouters”
(van Poortvliet) had de deur naar paddestoelen en
stulpen in het eikehakhout opengezet. Engeland
bleek een paar goede troeven achter de hand te
hebben om via die deur binnen te komen. Drie
ervan zijn dezer dagen in het Nederlands
verschenen. Andere zullen wellicht nog volgen,
zoals de studies van dr. Katharine Briggs, een
vroegere presidente van de English Folklore
Society, produktief auteur en kenner van het
feeënbestand in het Britse Gemenebest.
Ik noem met opzet de naam van deze dr. Briggs,
omdat één van het drietal boeken, dat in het kader
van de elfenrage in deze bijlage besproken wordt,
„De Elfen” qua tekst veel, zeer veel weg heeft van
de inhoud van Briggs werk. Er is nogal laten we
zeggen stevig gegrasduind in „The Fairies in
tradition and literature”, in „The vanishing people”
en in de „Encyclopedia of fairies”. Daar zou nog
wel eens gedonder van kunnen komen in Engeland.
In ieder geval is dit „De Elfen” een schitterend
kijkboek geworden. De tekst moetje er dan maar
bij nemen: daar zit weinig lijn in. Het zijn stukjes,
razendsnel bij elkaar gesprokkeld: allerlei mini-
verhalen over feeën; allerlei verklarende teksten
van soorten kobolds, wat ze uitvoeren en hoe ze
leven. In dat bonte geheel trof ik ook het vertelsel
aan van een Hollandse vroedvrouw, die bij een
duinkabouter (zetter: geen tuinkabouter!) werd
gehaald om te helpen bij een kabouterbevalling. Ze
kreeg een beloning: een streepje goud in haar
schort. Dat vrouwtje had ook goed uit haar ogen
gekeken in het onderaardse duingewelf. Ze had de
kabouters hun ogen zien insmeren. Ze deed dat ook
en kon voortaan kabouters zien. Toen ze op zekere
dag op de markt in Haarlem zo vermeldt het boek
een kabouter een appel zag stelen, waarschuwde
ze de appelenvrouw. Had ze het maar niet gedaan,
want het woedend geworden kaboutermannetje
sloeg haar met een lisdodde een oog uit.
die het rivierenlandschap geen goed
hebben gedaan. Om nog maar te zwijgen
van de riviervervuiling.
Dat alles heeft we zeiden het al grote
invloed gehad op de vogelstand. Maar
terecht zegt Loode, dat er (nog) van veel
moois valt te genieten.
Behalve wat de eerste hoofdstukken
betreft met interessante uiteenzettingen
over het vogelvangen, zoals dat vroeger
gebeurde (waarbij niet geaarzeld werd om
mensenklemmen te zetten bij
eendenkooien om stropers uit de buurt te
houden) en het rivierengebied in het
winterhalfjaar, is „Vogels van de grote
rivieren” geen lees-boek. Het is een
minutieuze inventarisatie met zeker wel
boeiende gegevens van het rivierengebied
in het Gelderse. Hoe die inventarisatie
werd uitgevoerd wordt breed uitgemeten.
Honderden vogelliefhebbers werkten er
aan mee. Het boek kon tot stand komen
dank zij sponsoring van overheid en
bedrijfsleven.
Niemand begreep eeuwenlang hoe deze
bloemloze en zaadloze plant zich
vermeerderde. In „Varens”, geschreven
door Philip Perl, wordt uiteengezet hoe
die voortplanting in haar werk gaat: een
soort tweetrapsontwikkeling, eerst
groeien de sporen, dan ontstaat er een
voorkieming met zowel mannelijke als
Perl, een tuinarchitect en
plantenwinkelier, iemand, die uit de
theorie en de praktijk kan praten,
beschrijft verlucht met anekdotische
gegevens (o.a. over de rage in de
Victoriaanse tijd) hoeveel varens er wel
zijn. Hij geeft aanwijzingen, welke
soorten je in huis kunt kweken en goed
houden en welke geschikt zijn voor de
tuin. Daarbij spelen allerlei factoren een
rol zoals de zuurgraad, het
vochtigheidsgehalte en de
voedingsstoffen. Door ook veel kleur-
illustraties en een encyclopedisch
gedeelte met allerlei kenmerken der
soorten kan men dit boek als een goed
„Thee”, door drs. J. R. ter Molen,
uitgave Het Spectrum 25,50).
In dat landschap is wel het een en ander
veranderd. En staat er nog veel te
veranderen. De dijken moeten immers
hoger en alles wat op en tegen de dijken
groeit aan bomen en struikgewas moet
verdwijnen. Met dat alles is de vogelstand
natuurlijk ook het slachtoffer. Het aantal
broedende en fouragerende vogels wordt
kleiner. Vandaar dat het een goede en
nuttige zaak is geweest, dat de Stichting
Vogelwerkgroep Grote Rivieren in
Gelderland jarenlang een grootscheeps
ornithologisch onderzoek heeft gedaan.
Dat onderzoek tenslotte mondde uit in een
boekwerk „Vogels van de grote rivieren”,
dat door Het Spectrum werd uitgegeven
in de serie Natuurgids.
Uiteraard hebben de vogelaars, amateurs
van het zuiverste bloed, van de
gelegenheid gebruik gemaakt om van het
boek en de presentatie daarvan (het eerste
exemplaar werd aan mr. Geertsema,
commissaris van de koningin in
Gelderland, aangeboden) een noodkreet
te maken om de verdere aftakeling van
het milieu rond de grote rivieren te
stoppen.
Er zijn nogal wat bedreigingen in dat echt-
Hollandse landschap: economen strijden
met ecologen, met natuurminnaars.
Voorzitter W. Loode van de Werkgroep
zegt ervan in het voorwoord: „De rivieren
dreigen te verworden tot watergoten,
gevat in stenen kunstoevers. Daardoor
verdwijnen zandstrandjes, slibbanken en
steile oevers en tevens de oeverzwaluw en
de kleine plevier. Het liefst zou men
blijkbaar rechte rivieren hebben. Er
bestaan nogal wat plannen tot
bochtafsnijdingen”.
Dat zou o.a. betekenen, dat een deel van
naslagwerk van varens beschouwen. Het
kwam uit in de Time-Life
Plantenencyclopedie.
Een heel andersoortig boekje is „Houden
van bloemen”, waarbij het gaat om het
verzorgen van snijbloemen. Julia Voskuil
geeft tips voor het langer goed houden
van boeketten. Ze doet dat met algemene
aanwijzingen, maar ook met adviezen
„per bloem”. Julia Voskuil is
medewerkster van de vereniging De
Nederlandse Bloemisterij.
Uitgeverij De Driehoek wandelde aan de hand
van Greet Buchner, zelf een produktief
kweekster (neem ik aan) en schrijfster (naar ik
weet), ook door de kruidentuin en de natuur.
Dat had tot gevolg een serie „De bloeyende
Cruythof”, waarin vier deeltjes verschenen.
Daar is om te beginnen „Sla munt uit kruiden”
door Philippa Back, die vertelt welke kruiden
je hoe en waar moet kweken en wat je er mee
kunt doen. Roy Genders doet ideeën aan de
hand betreffende „Aromatische kruiden” (zo
heet het boekje dan ook). Leon Petulengro is
slim. Vanuit zijn zigeunerschap zoekt hij
relaties tussen „kruiden en astrologie”. Hij
neemt de sterrebeelden als uitgangspunt en
noemt dan de kruiden op, die bij de eigenaren
van dat beeld nuttig kunnen zijn. Als leeuw
weet ik nu, dat ik laurierblaadjes, boragie,
wijnruit, kamille en safraan tot me moet
nemen om mijn gezondheid te bevorderen.
Elizabeth Walker tenslotte noemt leuke en
nuttige dingen, die je met kruiden kunt doen of
maken. Greet Buchner bewerkte de Engelse
boekjes, die voorzien zijn van aardige
tekeningen, voor Nederland.
„Varens”, door Philip Perl, uitgave Time-Life
35,90).
„Houden van bloemen, het verzorgen van
snijbloemen”, door Julia Voskuil, uigave
Elsevier Focus 14,90)
Er wordt heel wat (kruize-)munt geslagen uit
de kruidenrage. In winkels en
zelfbedieningszaken struikel je bij wijze van
spreken over de potjes en zakjes met kruiden,
die het eten en het leven moeten
veraangenamen. Nijvere en slimme
handwerkslieden en timmerfabriekjes
knutselden allerlei rekjes voor de potjes en
zakjes in elkaar. Uitgeverijen stortten zich ook
en masse op de kruidentuin. Resultaat: boeken
in allerlei soort en afmeting over kruiderijen.
1 broedpaar
mogélijk broedpaar
136 BRUINE KIEKENDIEF
111 HAVIK
!1 Vi./.M
O
Wi|he