E
H
w
Oprechte Haarlemsche U i
ƒ11
pódk
5 5
r,
I
l
I1
I
EDO MESCH, EEN NIEUWE ROMANHELD
Commercie
Scherm der reflexie
Het systeem
Marsipulami
Oskar Vanille
Oog voor detail
i door Wouter Hendrikse
aa
ACCORDING TO GUINNESS
The oldest existing
commercial
newspaper is the
Haarlems Dagblad/
I
I
zijn van een in zichzelf opgesloten mens”. Edo Mesch draait bij voorkeur deze
muziek, Edo Mesch is de hoofdpersoon uit Opwaaiende zomerjurken, de eerste
roman van Oek de Jong. Ook Edo Mesch is in vele opzichten extreem en
emotioneel en tracht die emoties met ijzeren hand te structureren, en Edo Mesch
t is de naam van de vijfde jongen.
Guust Flater, wie kent deze stripfiguur eigenlijk niet? De
slungelige jongeman, immer gekleed in een kreukelige
spijkerbroek, een te korte groene trui en afgelopen
touwschoenen. Heel zelden heeft hij andere kleren aan,
zoals de bruine houtjes-touwtjes-jas voor de winter.
Geestelijk vader en producent van maar liefst 863 Flater-
grappen is André Franquin. Onlangs was hij in Nederland
om het nieuwste Guust Flater-album op gepaste wijze ten
'i doop te houden. „Flater verdient een optater” is de titel
Courant, published in W"
Haarlem, in the
Netherlands. The Courant I
was first issued as the
Weeckelycke Courante van
Europa on January 8, 1656,
and a copy of issue No 1
survives
Laten we, voordat ik de naam van een vijfde jongen noem, eerst even een
pianosonate van Beethoven opzetten, nummer 32, opus 111. „Deze muziek is in
T vele opzichten extreem Zij is zeer emotioneel en tegelijkertijd met ijzeren
hand gestructureerd. Onnavolgbaar contrastrijk is zij. Bij tijd en wijle onwerelds,
voor zover dat op iets in deze wereld van toepassing kan zijn. Het moet het werk Dagenlang speelt hij met een labyrint,
Woutertje Pieterse, Kees de Jongen, Anton Wachter Frits van Egters: jongens al wei ervaart is dat er een kloof gaapt
x die nooit bestaan hebben maar door „iedereen gekend worden. Als romanhelden
t zijn zij er in geslaagd meer indruk op je te maken dan talloze echte mensen. Je
kent hun idealen en verlangens, hun geheime frustraties en hun angsten. Je hebt
t zóveel in hen herkend dat het vrienden van je geworden zijn.
Laten we, voordat ik de naam van een vijfde jongen noem, eerst even een
van dit album, nummer dertien in de reeks.
j
-7-
Tekenaar Franquin
kreeg optater
Guust Flater
van
<is
Ondanks de vele ideeën die
Op waaiende zomerjurken
Oek de Jong
En juist dat vindt hij onuitstaanbaar.
I
Tl
1
Oek de Jong uitstekend in
Dat Haarlems Dagblad/Oprechte
Haarlemsche Courant de oudste krant ter
wereld is, mag hier te lande als bekend
worden verondersteld. Dank zij het Guinness
Book of world records weet men dat nu ook
elders. Zo verscheen bijgaand kadertje in de
Vancouver Sun van 10 oktober 1979. Wij
kregen het toegestuurd door een oud-abonnee
(82 jaar geleden in Bloemendaal geboren), de
heer G. Kuyt. Bij hem thuis had men Haarlems
Dagblad. Hij vindt het leuk, zo schrijft hij, dat
de krant nog leeft en wenst de makers vanuit
Vancouver succes.
Het zou een mooie afsluiting zijn.
Inmiddels is Franquin alweer op
deze beslissing teruggekomen. Hij
wil in ieder geval de duizend gags
volmaken. „Ik vind het weer fijn om
Haar antwoord daarop is even afdoend
als lijfelijk: ze masseert hem, strëelt hem,
geeft hem alle aandacht die hij nodig
heeft en probeert op die wijze haar zoon
tje een gevoel van geborgenheid te geven.
Welke verhouding Edo later ook met vrou-
een
presentje van de buurvrouw. Het liefst
speelt hij dat hij zich in het middelpunt
van het labyrint bevindt. Op die manier,
los van de werkelijkheid, hervindt hij zijn
rust. Ook herkent hij zich in de achterlijke
buurjongen die tot niets anders in staat
lijkt te zijn dan tellen wat hij ziet en daar
notities over te maken. Edo waardeert
vooral in hem het systematische en het in
zichzelf besloten zijn.
Opmerkelijk is in het eerste deel de
verhouding tot de moeder, een zeer sensi
bele vrouw die zich verre houdt van de
maatschappelijke en politieke bezigheden
van haar man. Zij voelt goed aan dat Edo
last heeft van zijn ingekapselde gevoelens.
wen heeft, waar hij overigens even peste
rig mee om gaat als met zijn moeder,
steeds zal hij in die vrouwen op zoek zijn
naar zijn moeder. Wat hij zoekt is dan niet
de seksualiteit, maar de geborgenheid.
Hij zorgt er voor dat in zijn werkkamer de
zozeer gewenste symmetrie aanwezig is en
hoopt dan uiteindelijk te doorgronden
wat er nu werkelijk gebeurde „opdat hij
niet als al die anderen zal worden die geen
mening hadden, gewoon deden en wau
welden dat het hun tijd wel zou duren”.
r
Hij is bezeten van zichzelf, voelt zich ver
heven boven de massa, is een hemelbe
stormer maar slaagt er niet in het gewens
te systeem op papier te krijgen. Deze
uiterst rationele poging leidt schipbreuk
als hij verliefd wordt op Simone, zijn
tante, waardoor opnieuw het gevecht tus
sen rede en gevoel in alle hevigheid kan
losbarsten. Zo als zo vaak in deze roman
eindigt ook deze strijd in het water van de
zee, in die oermoeder waaruit al het leven
is voortgekomen. Van een sluitend sy
steem is geen sprake. Wat hem resteert is
het inzicht dat er onbegrijpelijke gebeur
tenissen zijn en dat hij die niet begrijpt.
Oek de Jong levert prachtige pagina’s
als hij zijn held als een Romeinse dandy,
zo weggelopen uit verhalen van Couperus,
beschrijft. Edo meent dat hij, los van
Nina, uiteindelijk een moeiteloos even
wicht gevonden heeft. Hij meent niemand
meer nodig te hebben en acht zich zelfs in
staat een Encyclopedie van het Geluk te
schrijven, zozeer is hij ervan overtuigd
dat hij tenslotte dan toch de synthese
ontdekt heeft.
Ook deze rationalisatie blijkt in een
volgende verhouding voos te zijn. Van zijn
superieure en eigenlijk wat zelfingeno
men evenwicht is dan geen sprake meer.
Opnieuw weet hij niet wat hij aan zichzelf
Ik heb dit toen toegestaan, omdat ik
vond dat reclame maken voor een
dergelijk bedrijf overeenkomt met
het karakter van Guust. Guust is
ook uitvinder en erg geïnteresseerd
in elektronica. Dat kon dus wel.
Daarentegen zal ik Guust nooit
laten meewerken aan reclame voor
sigaretten of benzine. Dergelijke
artikelen passen niet bij hem.
Binnenkort start er in België een
reclamecampagne voor een
Yoghurt-merk. Hierin speelt de
Marsipulami een belangrijke rol”.
De figuren van Guust en de
In het derde deel wordt de strijd tussen
gevoel en verstand, tussen romantiek en
wetenschap, intuïtie en deductie verder
In het tweede deel brengt onze held als
zeventienjarige puber zijn zomervakantie
door in de riante villa van een oom en
tante. Edo heeft grootse plannen. Hij wil
proberen nu eindelijk eens vast te leggen
hoe de wereld in elkaar zit. Zijn verstand
zegt hem dat alle verschijnselen te herlei
den moeten zijn tot één principe wat voor
hem zou inhouden dat de chaos die hij tot
dan toe in zichzelf en om zich heen erva
ren heeft tot een eenheid zal worden. Hij
leest Griekse en Chinese filosofen, hij legt
opnieuw, als vroeger, heel nauwkeurig
gebeurtenissen en omstandigheden vast.
F
I
A’-
Opwaaiende zomerjurken is qua vorm
en inhoud een gevecht tegen de chaos. Dat
gevecht wordt op beide fronten door Oek
de Jong gewonnen. Al schrijvend heeft hij
de chaos geordend, al ordend was hij
creatief en al scheppend heeft hij getracht
een gesloten wereldbeeld te formuleren
waarbinnen orde en zekerheid aanwezig
zijn.
geanalyseerd. Edo is nu ongeveer vijfen
twintig jaar en heeft sinds zes jaar een
verhouding met Nina. Als zij per schip
terugkeren van een studiereis door Egyp
te komt hij tot het besef „dat de tijd
gekomen was om tot het uiterste te gaan,
om zich te bevrijden van de ideeënwereld
van zijn jeugd”. Opnieuw durft hij de
strijd aan tussen zijn gevoel en zijn ver
stand. Zijn gevoel, waarvan hij consta
teert dat hij dat altijd beredeneert zodat
hij niet in staat is zich öoit te laten gaan,
ooit eens door dat scherm der reflexie
heen te breken. Het zijn slechte minnaars,
zij die zelfs in hun intiemste momenten
zichzelf gadeslaan en tot hun eigen onge
noegen hun doen en laten genadeloos ob
serveren. Aan het schuldgevoel dat onher
roepelijk het gevolg hiervan is, heeft Edo
echter geen boodschap meer. Hij kiest
voor zichzelf, is daardoor voor anderen,
met name voor Nina, onuitstaanbaar
maar gezegd moet worden dat hem in
ieder geval geen lafheid verweten kan
worden.
In die eenentwintig jaar dat
Franquin het tekenen van de
karakterloze superpadvinder voor
Een opvallende passage uit het eerste
deel beschrijft een fietstochtje van Edo
met zijn moeder, de buurvrouw en haar
zoon. Edo die door zijn overigens hoofdza
kelijk afwezige vader Oskar Vanille ge
noemd wordt, is dan zeven jaar. Tijdens
dat uitstapje beleeft Edo één van zijn
weinige gelukzalige momenten. Als hij
achterop zit en de moeders zich als jonge
dartele meiden aanstellen wappert de op
waaiende zomerjurk rond zijn gezicht en
„leek het of hij zich na een lange, lange
aanloop in de lucht verhief en in plotselin
ge stilte wegzweefde. Een onbeschrijflijk
licht en ruim gevoel. Hij zat nog gewoon
op die wiebelende bagagedrager. Hij voel
de de heupen van zijn moeder bewegen
onder zijn handen. Hij zag de gespierde
benen van mevrouw Koelman. En die
zomerjurken, nu eens klevend aan hun
benen, dan weer opbollend als kleine pa
rachutes. Alles was gewoon zoals het was.
Maar hij hoorde bij alles en zweefde”.
Het is dit probleemloze geluk, dat gevoel
van onbeweeglijkheid, dat Edo in de jaren
die volgen poogt te hervinden. Uit het
citaat blijkt dat het een combinatie is van
innerlijke rust, van geborgenheid en ero
tiek. Natuurlijk is Edo zich dat als kind
niet allemaal zo bewust. Wat hij heel jong
Marsipulami hebben model gestaan
voor commerciële activiteiten. Het
bekendste voorbeeld hiervan is wel
het liedje („Wij zijn twee vrienden”)
dat de schlager-zanger Dennie
Christiaan (zelf uitgedost als Guust
Flater) rond het diertje met de
lange staart maakte. Om het geheel
tot een ijzersterk commercieel
produkt te maken, gaf Dupuis
speciaal voor deze gelegenheid een
stripalbum uit rond Guust en de
Marsipulami. Franquin wat
weifelend over dit onderwerp: „Ik
heb toestemming voor deze
combinatie van Guust en de
Marsipulami gegeven om m’n
uitgever tevreden te stellen. Al
jaren waren er geen albums van
mijn hand meer verschenen. Nu,
terugkijkend, betreur ik alles wat er
is gebeurd. Wel hebben mijn
figuren door dat liedje een grotere
bekendheid gekregen, maar in feite
passen ze helemaal niet bij elkaar”.
heeft en wat hij derhalve met een ander
zou aan moeten en opnieuw kiest hij voor
het alleen zijn en voor de vlucht. Onverge
telijk zijn dan de pagina’s die volgen: een
laatste gesprek met zijn moeder, een een
zame zeiltocht over de Friese meren die,
en al lezend constateer je dat met grote
vreugde, niet eindigt met een zwarte dood
in het water maar met een niet te stuiten
wil tot leven.
Franquin nog zegt te hebben voor
de Guust-strip is het nieuwe album
„Flater verdient een optater” toch
wat minder dan de voorafgaande
elf (in het nieuwe album wordt
uitgelegd waarom deel vijf nooit
verscheen). De humor is minder
verrassend, maar wat mag je
verwachten van een schrijver die al
meer dan 860 grappen rond
dezelfde stripfiguur heeft bedacht?
Wat de toekomst betreft: er bestaan
bij Franquin plannen om de
Marsipulami een geheel eigen strip
te geven. Dit zou zich dan moeten
gaan afspelen in de oerwouden
waar Robbedoes de Marsipulami
ooit vond. Verder houdt Franquin
zich intensief bezig met
zogenoemde „zwarte humor”.
Belangrijk volgens hem omdat de
harde, melancholieke grappen nu
zijn uitlaatklep vormen.
y:.
van al die thema’s en motieven. Welke lijn
je hier echter ook volgt, welke symboliek
je ook ontdekt, nooit heb je de teleurstel
lende ervaring dat het boek daardoor
structureel „uit elkaar valt”, dat het, om
het paradoxaal te zeggen, literatuur
wordt.
tussen zijn ideeën en de tastbare werke
lijkheid. Om greep daarop te krijgen
neemt hij voortdurend alles uiterst nauw
keurig waar en doet daarvan verslag aan
zijn moeder. De buitenwereld verandert
echter drastisch als Edo, om een lui oog te
activeren, pleisters op het andere geplakt
krijgt. Hij trekt zich terug in zichzelf.
Oek de Jong koos als motto een citaat
van Terborgh, een schrijver die hij blij-
kens zijn debuut De hemelvaart van Mas
simo hogelijk waardeert. Het motto luidt:
„Of is ons heimelijk bewust dat wij het
essentieële, dat wij begeren, nooit zullen
zien? Op het vertrek komt het aan, op de
steeds hernieuwde poging, het opbreken,
het zich niet gewonnen geven”. Edo Mesch
geeft zich niet gewonnen, hij blijft de
idealist, de hemelbestormer die hij was.
Hij kiest voor de dapperheid, voor het
leven, waar zovele anderen, hun neder
laag bekennend, hoewel doorlevend in
feite al lang gestorven zijn.
Ondanks het feit dat Franquin dit
betreurt is hij toch niet vies van
commercie, zij het dan voor
positieve doeleinden. „Wanneer de
stripfiguur voor een bepaalde
reclame een opbouwende functie
heeft heb ik er geen bezwaar tegen.
Guust heeft eens een hoofdrol
gespeeld in een
advertentiecampagne van Philips.
gehad. Bovendien heeft Fournier
een enorme handicap, omdat hij
met name de Marsipulami mist.
Maar hij redt zich wel”.
Na het overdragen van Robbedoes
houdt Franquin zich slechts nog
bezig met Guust. Deze stille, van
nature zeer luie en waanzinnig
inventieve jongeman ontwikkelde
zich onder Franquins handen tot
een karaktervolle, milieubewuste
geinschopper, die bovendien nog
een afschuwelijke passie heeft voor
muziek. In de Guust Flater-strip is
veel van Franquin zelf terug te
vinden. De luiheid bijvoorbeeld of
het uitvinden van nutteloze, maar
soms ook handige, dingen.
Franquin: „Guust houdt van
dieren, is milieubewust, vreselijk
lui, maar ook erg bescheiden.
Kortom eigenschappen die ik bij
mijzelf terugvind”.
De combinatie van tekentechniek
en schrijfstijl is bepalend voor de
Guust-strip. Veel verhaaltjes
hebben een zo voor de hand
liggende ontknoping, dat het haast
flauw wordt. De verbluffend
soepele tekenstijl van Franquin
maakt echter zoveel goed, dat de
plot van de strip eigenlijk helemaal
niet belangrijk is. Franquin heeft
veel oog voor het detail. Elk plaatje
is tot in het kleinste hoekje
geperfectioneerd. Uit deze
perfectionering vloeiden de
bekende handtekeningen van
Franquin voort. Onder elke gag een
handtekening, die sloeg op het
desbetreffende verhaaltje. „Ik ben
daar mee gestopt. Ik had er erg veel
plezier in om het te doen, maar
dacht dat de lezer er zo
langzamerhand wel genoeg van zou
hebben. Nu verschijnen kleine
kleurige figuurtjes in de rand wit
naast de strip. Ik vind er eerlijk
gezegd meer bevrediging in.
Origineel is het niet, omdat m’n
collega Gotlib het al veel eerder
deed”.
ontwikkelde tot een tekenaar van
formaat. In 1947 nam hij de
beroemde Robbedoes van Jijé over,
omdat Jijé zich met andere strips
wilde gaan bezig houden.
Eenentwintig jaar tekende
Franquin Robbedoes, Erg blij is hij
nooit geweest met deze strip. „Het
ovememen van een bestaande
stripfiguur is nu eenmaal niet de
dankbaarste taak voor een
tekenaar. De karakters van de
figuren zijn al ontwikkeld, of, zoals
met Robbedoes juist niet. Toen ik
met Robbedoes begon was hij een
karakterloze superpadvinder. Als
stripfiguur volstrekt
onaantrekkelijk”.
scheppen waardoor deze termen maat
schappelijk iets gaan betekenen.
Opwaaiende zomerjurken is echter meer
dan het zoeken naar de synthese tussen
gevoel en verstand. Niet voor niets heeft
f Oek de Jong een brieffragment aan zijn
uitgever opgenomen waarin hij aangeeft
j waar volgens hem zijn roman over gaat:
„Het gevoel van onbeweeglijkheid dat het
jongetje ontdekt, het allesomvattende sy-
steem van de puber, het ondoorgrondelij-
j. ke van gebeurtenissen, de liefde voor de
moeder; de groeiende afstand tot de ande-
ren, het scherm der reflexie, niet uit te
bannen kinderlijke verlangens, rede ver-
»- sus intuïtie, het zoeken naar eenheid, ge-
drag, het construeren van de eigen godde-
f lijkheid, het voortdurend zichzelf gade-
slaan, almacht en impotentie, het schrij-
ven, de orde van het verhaalZp als
altijd bepaalt de lezer zelf de rangorde
AAA «a m«a&*maIX aamaaIaAmm ,*x 1—H - 1.—1 Jnrncnnfin iron kil 111ïHrrnimr li
zijn rekening nam, wist hij de strip
tot een hoogtepunt van karakturale
humor te brengen. Door het
ontwerpen van enkele bijfiguren,
wel degelijk voorzien van geheel
eigen karakter, gaf hij de strip dat
mee wat het voordien miste. Met
name de Marsipulami is een
daverend succes. Dit diertje
beschikt over zulke uitzonderlijke
kwaliteiten, dat het schepsel in de
meest uitzonderlijke situaties kan
opdraven. De Marsipulami werd
eigenlijk uit nood geboren. „Het
beest ontstond in een moment van
paniek. Ik moest nog snel een
verhaal afmaken voor de uitgeverij.
Ik zag er geen gat in en heb dus
maar snel een merkwaardige
creatie bedacht”.
In de Robbendoes-reeks bedacht hij
ook de figuur van Guust.
Aanvankelijk was Guust slechts
een uitlaatklep voor de
striptekenaar, maar toen Franquin
Robbedoes overdroeg aan Fournier
stortte hij zich helemaal op Flater.
Fournier kreeg een heel moeilijke
start met Robbedoes. Op Guust en
de Marsipulami zit het copyright
van Franquin. Hij wil deze door
hem bedachte figuren zelf houden.
Niet erg vreemd dus dat de
Foumier-Robbedoesstrips
kwalitatief minder zijn dan die van
Franquin. „Logisch”, zegt
Franquin, „want het is altijd
moeilijk om een strip van iemand
anders over te nemen. Ik heb
tenslotte dezelfde problemen
5. x S
Met zijn illustere voorgangers heeft hij
gemeen dat hij hoofdpersoon is in een
schitterende roman die zonder twijfel
klassiek zal worden. Klassiek omdat op
weergaloze wijze gestalte is gegeven aan
i algemeen-menselijke ervaringen de
j pijn van het volwassen worden, het zoe
ken van een identiteit en aan ervarin
gen die meer specifiek lijken te zijn voor
/siai njaxjt laia ra f Ljaau iwi
vele opzichten extreem
i
Oek de Jong: Opwaaiende zomerjurken. Am
sterdam 1979. Uitgeverij Meulenhotï. Prijs
26,50.
gen die meer specifiek lijken te zijn voor
deze tijd: de wisselwerking tussen gevoel
I en verstand. Het is naar mijn idee aan de
beschrijving van het gevecht tussen emo-
tie en ratio te danken dat Opwaaiende
5 zomerjurken bij uitstek een roman is ge-
worden voor de late jaren zeventig, waar-
j in we weliswaar gevoel, verbeelding, in-
1 tuitte en spontaniteit liefst met hoofdlet-
■j ters schrijven maar waarin we ook geza-
menlijk niet in staat zijn voorwaarden te
E Het heeft lang geduurd voordat er
K een nieuw Flater-album op de
E markt verscheen. Tussen nummer
t twaalf en dertien liggen maar liefst
vijfjaar. Waarom zit er zo’n lange
w’ periode tussen de twee albums?
André Franquin: „Ten eerste heb ik
vijfjaar lang nauwelijks gewerkt
wegens gezondheidsredenen en
- bovendien ontbrak de motivatie om
leuke gags te bedenken. Ik voelde
me die hele periode gewoonweg niet
in staat om me met strips bezig te
houden”.
WIM VOGEL
E
f Eigenlijk om zijn uitgever een
plezier te doen is hij weer begonnen
met tekenen van Guust-verhalen. In
S zijn achterhoofd leefde de gedachte
om na dit dertiende album
definitief te stoppen met de strip.
I
voimaKen. „ik vina nei weer n,
l J te tekenen en heb weer ideeën
t genoeg om met Guust door te gaan.
Z Als het echt niet meer gaat dan stop
5 ik”.
André Franquin begon zijn
I loopbaan als tekenaar bij een
X Belgische tekenfilmindustrie. Hij
kwam in contact met de tekenaars
Morris (Lucky Luke), Peye (De
Smurfen), Paape (Luc Oriënt) en
Jijé (Jerry Spring). Gevijven traden
zij in dienst van uitgeverij Dupuis,
waar Franquin zich al snel
W'
M1W