Letterkast Djongos Anders KAS NEK ,DE DOODSHOOFDVLINDER’ KOMT VANDAAG UIT t- Li I BWPS door Hans van Straaten Primitief Mesje jMjr Hartendwaas door I nu al bij de klassieken.” w i l genoeg drukte gehad met de film „Kort Amerikaans Wolkers heeft maar I 2 I - 8 - - W B m m i kwam van regisseur Guido Pieters. WatTzijn^ betrekkelijke waardering^voor het uiteindelijke resultaat, dat uit handen - - ---„Turks Fruit draait nog in de VS, op de universiteiten. Wolkers: „Daar behoort hij Vandaag komt het nieuwe boek van Jan Wolkers uit: „De doodshoofdvlin- *n een oplage van 100.000 exemplaren. Het is de eerste roman van der1 in een oplage van 100.000 exemplaren. Het is de eerste rc~ Wolkers bij uitgeverij De Bezige Bij (na zijn ruzie met Meulenhoff). Hans van Straaten zocht de auteur op en praatte met hem over het nieuwste werk, waarin Wolkers zeker ook filmische mogelijkheden ziet. Hij heeft daar overigens niet aan gedacht tijdens het schrijven. Hij heeft trouwens al i Jan Wolkers schrijft over 1 dood van vaderfiguur r „En dat is nog niet alles, lui!” HANS ROMBOUTS J dam. 9 „Ik zei: „Hebt u die ook gevonden?” Dan zegt hij: „Die heb ik gevonden ja. Die heb ik uit de aarde gehaald en wat dieper in de grond gestopt”. In werkelijkheid zei hij het met nog veel voorzichter woorden. Dat kon ik in het boek niet gebruiken, dat werd te lang. Maar het is wel gek, als je zoiets meemaakt”. „Er wordt natuurlijk ook gezongen door de prijswinnaars; zij en de luitjes van Ph. hopen u in huize Bronbeek te zien. Eventjes opschrijven in uw agenda, ja”. De beste luitjes van deze krant zullen dit kleutergeschrijf in de bak deponeren, waar het thuis hoort, ja. Arme Henny, die - hopen wij nog maar zonder het door te hebben een exponent is van die kermis der ijdelheid, waar de spullebazen luidt staan te kwaken om niets,ja. .Bla..bla. Populair doen tegen mensen, die je niet kent. Luitjes. Neem nog een hap, neem nog een snap, ja. Arme Henny heeft niet in de gaten, dat hij een armzalige djongos is in dienst van toean Phonogram. Weet je wel, ja. Om te huilen, meer dan om te lachen, luitjes. Willen alle bovenbeschreven luitjes onder onze abbonnees, vooral de rogeriaanse therapeuten, zich melden als lezer van „Anders”? Juist de dubbelpartijdigheid (zowel voor de „hulpverlener” als voor zijn - potentiële - „cliënt”) is de bestaansgrond bij uitstek voor het tweemaandelijks verschijnende „ANDERS”. Het is een uniek vertrekpunt. (De naam van het tijdschrift is ook alles behalve toevallig gekozen). „LS, er komt een nieuw en ongewoon tijdschrift uit. Heel wel mogelijk voor u bestemd, want het richt zich tegelijkertijd tot de zgn. kritische consumenten van onze welvaartsmaatschappij met belangstelling voor „groeibevorderende” bewegingen als bijvoorbeeld: gestalt, psychosynthese, humanistische psychologie, bio- energetica, transactionele analyse, rogeriaanse therapie en andere stromingen; alsóók tot de zgn. professionele werkers op het gebied van therapie, welzijnszorg, opvoeding en onderwijs. Fragmenten uit een brief van Jan Onbenul, die de schuilnaam Henny Verberkt draagt: „Hallo beste luitjes, hierbij nodigt toean Phonogram (u weet wel van de platen) u uit tot het bijwonen van een koempoelan-speciaal. Er valt van allerhande te beleven, lui, in een gezellige tempo doeloe atmosfeer. Dus met veel heerlijke hapjes, drankjes, lachen en huilen. Toean Phonogram doet dit natuurlijk niet zo maar” (dat haalt je de donder, red.). .bla, bla. Nee, dan een fragment uit een andere brief: Als u zich wilt abonneren kunt u het beste gebruik maken van de bestelkaarten in het hart van het nulnummer.” t s t :orte ;ven n ik hien ele- ;rug- slag >me- rtels wil die cht. boe en”, aat- val- rau- )oor pre ens, t de ero- on- cht- be- hre- i bij naar fster der- rou- ?n” het rry tap jze. Jgd 'eel lor- i I an 'er en tar de >oe le nst lij- de ve re ert lu- ze De in het boek ook iets over het met huivering wegkij ken van dat mesje. Dat gevoel heb ik altijd gehad”. De castrerende vaderfiguur. „Ik geloof dat je dat wel kunt zeggen. Zulke dingen kun je niet verzinnen. Als je nou vraagt: waarom heb je dat mesje van je vader weggeno men, dan zou je bijna kunnen denken.het is om dat vissen, om dat martelen van die paling. Ik denk dat ik hem als het ware met dat mesje zijn vaderlij ke macht wilde ontnemen. Zoiets moet het geweest zijn”. „Dat mesje is zo’n 25 jaar weg geweest. Het lag hier in een kist, in een oud vies rommelhok, hele maal in het donker. Als ik ’s nachts naar de wc ging had ik wel eens het idee.Er zit een deur voor dat hok, maar dan heb ik het idee, dat daar ineens iemand uit kan komen”. „Wat voor iemand? In het verhaal Dominee met strooien hoed heb je ook al kunnen lezen dat ik in het huis van mijn ouders de trap op ga en dat er dan een lichtende figuur op het portaal staat. Het is natuurlijk een substituut voor de vader”. „Er komen ook dingen in het boek voor die mij hebben ontroerd. Toen dat familiegraf werd open gemaakt mijn oudste broer ligt daar begraven, en mijn zusje ook toen kwamen mijn andere broer en ik daar en we vonden een botje, een stukje sleutelbeen”. „Die kist van mijn broer was helemaal vermolmd. Helemaal weg. Ik vraag dan aan de doodgraver of hij ook een schedel heeft gevonden. Hij zegt, een beetje terughoudend: „Een schedel kun je wel vin den ja”. Hij dacht natuurlijk dat het pijnlijk voor mij was”. grootmoeder moet naar beneden worden getakeld, je kent dat wel, het is allemaal Towering Inferno”. Verschijnt er nog een elpee met de filmmuziek uit Kort Amerikaans? „Die is er al. De muziek is van Pim Koopman, die bij Kajak heeft gezeten. Het is wel gênant, de manier waarop ze dat allemaal naar mij toesnijden. Want moet je nou eens kijken, de voorkant, Kort Amerikaans Jan Wolkers. Daar staat niet eens de naam van de componist bij. Die staat achterop in kleine letters! Dat is toch absurd? Daar kan ik niks aan doen. Maar ik zou het niet pikken”. Wat vind je zelf van de film „Kort Ameri kaans”? „Niet best. Want waarom is die film een succes? Er zijn van het boek 400.000 exemplaren verkocht. Je kunt wel zeggen dat een paar miljoen mensen het hebben gelezen. Nou, of er goed of slecht over die film wordt geschreven, die mensen gaan er toch heen. In veel kranten is hij neergesabeld, soms een beetje onheus, soms zelfs door recensenten die gunstig schreven over Grijpstra en De Gier, en dat is een puinhoop. Vind je Kort Amerikaans minder dan Turks Fruit? „Veel minder, ja. Terwijl ze dit keer toch over een veel, hechter dramatische structuur beschikten. Kijk, Turks Fruit was helemaal in de indirecte rede geschreven, daar moesten ze het verhaal helemaal uit peuteren, wat een beetje oppervlakkig is ge daan, maar toch niet onaardig. Kort Amerikaans daarentegen is regelrecht een verhaal”. „Als je een scène krijgt zoals het begin van Kort Amerikaans, bij de ingang van die bioscoop, als je dat van een schrijver cadeau krijgt, dan moet je het wel gebruiken. Ik zag de rushes (de nog niet gemon teerde filmstroken, red.) en ik zei tegen de regis seur, tegen Guido Pieters: „Guido, je moet hierom denken, je moet daarom denken”. „Daar, in de hal van die bioscoop, dat is voor het eerst dat het publiek de held krijgt te zien, zorg dari dat de jongen die naast hem loopt, die vriend, dat die formaat heeft, want dat is ook de maat van de held. Dat je daar niet zo maar de eerste de beste figurant voor neemt, want het moet toch een gemis zijn als die jongen wordt opgepakt. Als het de een of andere lui is, denk je: nou, die is gelukkig ook weer weg”. „Wat gebeurt? Er loopt toch weer naast Derek de een of andere lui te schmieren of hij op klompen sukkelt. Dus wat doen ze, ze kunnen zoiets niet gebruiken en ze nemen een ander begin, ze nemen de scène van die jongen die Ansje op haar flikker geeft, waardoor je weer een heel verkeerd beeld van Erik krijgt”. „Het is allemaal zo ondoordracht. Er is vooral op de snijtafel enorm veel verpest. Alle dialoogstuk- ken zijn zo dicht naast elkaar toe gesneden, dat je nergens meer een moment rust tjebt. Overal wordt gekletst. Hoewel de dialogen op zichzelf erg goed zijn”. „Het is jammer. Er is veel talent aan verspild. Als je Joop Admiraal ziet bijvoorbeeld, en Andrea Domburg en Bernard Droog. Maar het is in Neder land altijd de regisseur die niet deugt. Het is zo'n temperamentloze film. Ze hebben wel geprobeerd dat op te vangen door een hele snelle montage, maar daarmee hebben ze meer kapot gemaakt dan verbeterd. Er zijn dingen in die je niet begrijpt als je het boek niet kent”. Je bent weer aan het schilderen. Heb je al genoeg voor een tentoonstelling? „Ja, ik wil binnenkort weer gaan exposeren. Het liefst zou ik een tentoonstelling hebben in de Laken hal in Leiden. Dan kan ik meteen die Middeleeuwse kruikjes teruggeven, die ik daar 30 jaar geleden heb gestolen”. „Ik heb trouwens al kennis gemaakt met de commissaris van politie in Leiden. Een hele aardige man. We kwamen naast elkaar te zitten op het diner bij het begin van de opnamen. Hij wist erg veel van de Leidse musea, daar hebben we een hele tijd over gepraat. Maar van die kruikjes zei hij niets”. Door de herfstregen terugrijdend naar de krant hcor ik op de autoradio een quiz. Een quizmaster van de TROS stelt de hoogste eisen aan de literaire kennis van zijn proefpersonen. „Wie is”, vraagt hij, „de schrijver van het boek Kort Amerikaans”. Gejuich aan de andere kant van iemand die het weet: „Jan Wolkers. ing van >or- en 1. t ze het uw. ■1 is jge- die oor ero- laar ting zijn ^,20 „Iemand heeft eens geschreven over mijn eerste verhaal Het Tillenbeest: dat merkwaardige boeg beeld waarmee het werk van Wolkers onze letteren binnenschuift, een primitief, onbehouwen brok sculptuur, dat niettemin al het nodige verraadt van de intrigerende lading die in het ruim ligt opgetast. Nou, die lading, daar hoort ook dat mesje bij”. „Toen hij dood was, heb ik nog gedacht: moet ik dat mesje niet weer bij zijn visspullen leggen, of in de kist gooien? Zulke ideeën komen in je op. Een schuldgevoel, dat je hem hebt bestolen. Maar eigen lijk is het gewoon het idee: hij kan er nu toch niets meer mee doen. Zou het niet? Dat denk ik ten minste”. „Weet je wat ook zo goed was? Toen er gebeld werd dat mijn vader dood was, rook ik opeens weer met een vies gezicht de rooie lak waarmee hij altijd dingen vastmaakte. Je weet, een hengelaar maakt zijn snoer van boven vast en ouderwetse mensen deden dat met lak, zodat het goed dicht zat. Ik róók het gewoon, de geur van die lak. De afkeer die ik daarvan had. Dat is ook de afkeer die je hebt van de seksualiteit van je ouders”. Wat denk je, zit er een film in dat boek? „Jawel, maar daar heb ik geen moment aan gedacht onder het schrijven, daar denk ik nooit aan”. Of is er nog een ander boek van je, dat daarvoor eerder in aanmerking komt? „In Zweden zijn ze erg geïnteresseerd in Een roos van vlees. Dat is natuurlijk,typisch iets voor die Zweden. Het boek bestaat voor een groot deel uit een nachtelijk gesprek tussen de held en een ver pleegster. Als je denkt aan die film van Bergman, Scènes uit een huwelijk, die man en die vrouw die een urenlange confrontatie volhouden. Of aan een film als The Lost Weekend van Billy Wilder, uit 1945”. „Tegenwoordig moet er elk moment wat gebeu ren. Er moet een lift in brand vliegen, een ouwe Jan Wolkers toont het mesje, dat zijn vader altijd bij zich had om snoeren door te snijden als hij aan het vissen was. De Doodshoofdvlinder. Tot nog geen twee maanden geleden was Wolkers er nog mee bezig. „Tot eind september heb ik eraan gewerkt. Pas tóén heb ik Geert Lubberhuizen gebeld, van De Bezige Bij. Ik wou hem niet eerder bellen, want het is bij mijn vorige uitgever wel gebeurd dat ik een boek nog eens wou bekijken, dat ik moest zeggen: het spijt me, het komt een half jaar later. Dus, ik belde ditmaal pas toen het boek echt helemaal af was”. „Hij was erg blij en hij is meteen gekomen. Hij heeft het typoscript meegenomen naar België en van daaruit heeft hij mij een kaart gestuurd, met een doodshoofdvlinder erop. Hier, lees maar: „Vanuit de Zoeteweij laat ik je weten dat ik zeer tevreden ben over je boek. Ik heb het in één adem uitgelezen,maar zal dat straks nog eens öpnieuw doen.Tot maandag”. „Nou, dat vond ik erg aardig. Toen ben ik het contract gaan tekenen. Twee jaar geleden, toen ik die herrie had met Meulenhoff, kreeg ik een kaartje van Remco Campert met „Sterkte”. Meteen stond het voor mij vast dat ik naar de Bij zou gaan. Remco werkt daar op de redactie. Ik vond het wel aardig, van dat kaartje”. „De doodshoofdvlinder, dat is een heel klein thema in het geheel, maar het staat wel voor het hele boek. Wat bij mij eigenlijk altijd zo is. Je ziet het bij titels als Gesponnen suiker, Turks Fruit, De Walgvogel. Een klein detail, maar dat wel symbo lisch is voor het geheel”. „De Latijnse naam van de doodshoofdvlinder is Acherontia Atropos, dat is een van de schikgodin nen en zij is degene die de levensdraad doorknipt. Het verhaal gaat over de dood van de vader van de hoofdpersoon. Ik zal niet zeggen dat het mijn vader is, maar sinds ik twee jaar geleden in Vrij Neder land een fragmenj uit dit boek heb gepubliceerd, is ineens iedereen over de dood van zijn vader gaan schrijven”. „Ik heb het een beetje van mij af willen houden. De held is geen ik-figuur, het is een hij, een leraar Engels die op de eerste dag van de herfstvakantie met schrik wakker wordt. Hij denkt dat hij door de wekker is heen geslapen. En dan ineens, als een zekere wellust, vloeit het door hem heen dat het herfstvakantie is”. „Terwijl hij met het ontbijt bezig is, komt er een telefoontje, zijn vader is stervende. Hij rijdt erheen en op een kruispunt in de mist krijgt hij een aanrijding. Een meisje rijdt hem aan op een voor- rangskruising. Ze staan er een half uur, de auto van het meisje wordt weggetakeld, ze gaat naar het ziekenhuis voor haar neus, want die is helemaal ingedeukt. Hij rijdt door naar het huis van zijn ouders en ’s middags gaat hij het meisje opzoeken in het ziekenhuis”. „Die man is gescheiden, hij woont alleen en neemt eens in de week een bepaald meisje mee uit de Utrechtsestraat. Dat mèisje is de enige aan wie hij vertelt dat zijn vader dood is. Hij zegt: „Het is alleen maar vervelend zolang ze nog boven de grond staan”. En daar gaat het eigenlijk om, die vijf dagen dat zijn vader boven de grond staat”. „Elke dag gaat hij eerst naar het huis van zijn ouders, daarna naar het ziekenhuis. Als je het zou moeten omschrijven, zou je kunnen zeggen: het gaat over een man die de hersens van zijn gestorven vader als verse waar aan een hond opvoert. En verder is er wat er inwendig met die man gebeurt”. „Het is wel autobiografisch, maar ik heb het toch bewust wat van mij afgehouden. Je kunt een auto biografisch gegeven verstoppen, dat huis bijvoor beeld is ergens anders gesitueerd, aan de rand van de stad bij de Kalfjeslaan, ik weet precies welk huis het is. Terwijl ik schreef, ben ik er elke week een keer gaan kijken, vooral in de herfst, daar had ik echt behoefte aan. Omdat het gegeven zoveel per soonlijke lading had, dat het verhaal wat op een afstand moest blijven”. „Ja, je herkent natuurlijk het gezin uit de vroege re boeken, de ouder geworden broers en zusters, maar het zijn geen vaste portretten. Het gegeven van de man die de weg is naar zijn gestorven vader vind je trouwens al in de hond met de blauwe tong”. „Een bijzonder thema dat in het boek opduikt,is dat van het mesje. (Hij staat op en komt terug met een bijna totaal verroest zakmesje). Die man hoort dat zijn vader is gestorven en gaat naar zijn auto, tnaar die wil niet starten, door de mist. Dan belt hij de accuwacht en opeens denkt hij aan dat mesje, dat hij van zijn vader had gestolen toen die hem uit huis had gezet”. „Het was een mesje dat zijn vader altijd bij zich had om snoeren door te snijden als hij aan het vissen was. Hij heeft er een keer efen paling mee uit de knoop gesneden, die zich om het snoer had gewonden. Kijk, hier is dat mesje”. „Het is natuurlijk een seksueel symbool. Er staat -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 37