I
I)
5
;K
?ir
VON UTHMANN KRITIEKLOOS IN SPOOR VAN FREUD
VIJFTIG JEZUÏETEN NAAR VOLKSREBUBLIEK
door Feico Houweling
door Simon de Groot
Greep
Taal
Dubieus
Dubbelgangertheorie
Geschiedvervalser
i
-
I
I
I
Vijfhonderd jezuïeten van verschillende na
tionaliteiten hebben de wens te kennen gege
ven als missionaris in de Volksrepubliek China
te gaan werken. Hun indruk is, dat de gods
dienstvrijheid in dit land langzamerhand in ere
wordt hersteld. Uit de vijfhonderd kandidaten
zijn er vijftig gekozen. Zij krijgen nu op hun
mogelijke verblijf in China een „passende
voorbereiding”. Het missiebureau in Madrid
meldde dat er op dit ogenblik in China niet
meer dan 140 jezuïeten zijn. Over hun lot is
niets bekend.
Kin
5Ze u
verh
gep
zitte
1. kon
I
Op 19 augustus 1965 kwam het in Israel tot heftige demonstraties, omdat
president Schasar op die dag de geloofsbrieven ontving van de eerste
Westduitse ambassadeur, Pauls. Ook bij de ambtswoning van de president werd
gedemonstreerd. Het liep uit op gewelddadigheden.
Een van de leden van het gevolg van ambassadeur Pauls schrijft over deze
gebeurtenissen: „Nooit zal ik de door haat verwrongen gezichten vergeten en de
schimpscheuten waarmee de woedende menigte ons bejegende toen wij na de
sobere en ijzig verlopen plechtigheid onder een hagel van stenen en flessen weer
op onze auto’s toeliepen."
Die man die deze herinnering optekent is dr. Jörg von Uthmann, toentertijd eerste
adviseur van ambassadeur Pauls en nu werkzaam op het ministerie van
Buitenlandse Zaken in Bonn. Hij schreef een boek over de verhouding tussen
Duitsers en Joden, dat nogal wat rumoer heeft veroorzaakt.
3 r*'
Joden en Duitsers
Berlijn 1933
Adolf Hitler
Meer adem voor Chinese christenen
De laatste tijd komen uit China steeds vaker
berichten over heropening van tempels, mos
keeën en kerken. China-reizigers wijzen erop dat
die gebouwen in de regel verregaand in verval zijn
geraakt en dat de restauratie nog niet op gang is
gekomen, maar zij verwachten dat de Chinese
partijleiding de komende maanden haar politiek
ten aanzien van geloof en religie een stuk zal
versoepelen.
Godsdienst in China wordt tegelijk gekritiseerd
en toegestaan. De Chinese marxistische theorie
gaat uit van het bekende principe dat godsdien
sten weliswaar gedoemd zijn tot uitsterven, maar
nog blijven bestaan zolang er een historische
voedingsbodem voor is. Het is te verwachten dat,
naarmate de regering meer respect toont voor de
godsdiensten, steeds meer Chinezen zich kunnnen
verenigen met de na-maoistische ontwikkelingen.
godsdienst van nationale minderheden, die vaak
neigingen tot afscheiding vertonen. En het chris
tendom is besmet door zijn historische relaties
met het westerse imperialisme.
De houding ten opzichte van de rooms-katholie-
ke kerk lijkt iets minder toeschietelijk te zijn. Het
Vaticaan is nogal anti-communistisch en heeft
ook Nationalistisch China (Taiwan) erkend. Er is
echter een verbetering in de verhouding tot de
kerk van Rome merkbaar, een gevolg van met
name het optreden van de huidige paus.
De islam is tot nu toe het best behandeld. De
anti-Sovjet-instelling van deze godsdienst wordt
zeer positief beoordeeld. Van de kerken staat de
protestantse in een goed blaadje, omdat zij vast
houdt aan bepaalde nationalistische principes.
China wil daarmee ook vertrouwen wekken bij
het overwegend protestantse Amerika, waar
van het immers in belangrijke mate afhankelijk is
voor zijn technologische kennis.
„zuivere” verstand.
Geschiedenis is voor Freud dan ook
hersenwerk, beïnvloed door allerlei
motieven uit het onderbewuste. Mozes
was volgens Freud geen gelovig mens die
Gods opdracht hoorde en uitvoerde.
Integendeel, het was zijn eigen idee.
Freud schrijft: „In Mozes’ werkzaam
brein ontkiemde het plan een nieuw rijk te
stichten en een nieuw volk te vinden.”
De Joodse geschiedenis spréékt, al horen
Freud en Von Uthmann dat niet.
Bijvoorbeeld in de 150 psalmen. Het enige
dat dit volk duizenden jaren lang tot een
eenheid heeft gehouden en dat deze
geschiedenis van doorslaggevende
waarde maakt voor onze eigen
christelijke historie, is de beide heren
ontgaan. Dat bindende en
doorslaggevende is het gebed.
Dit begrip komt in het woordenboek van
beide schrijvers alleen voor als uiting van
religieus (en dus afwijkend) gedrag.
Waartoe gebed dient en wat het inhoudt,
Het ingrijpendst is wel het artikel waarin wordt
geeist dat alle godsdienstige organisaties in
hun diensten gebruik maken van de Chinese taal.
Vooral voor de Presbyteriaanse Kerk levert dat
grote moeilijkheden op, omdat de meeste diensten
worden gehouden in de oorspronkelijke taal van
Formosa. Nog altijd spreekt 85 procent van de
bevolking van Taiwan dat vroeger Formosa
heette een eigen taal en geen Chinees. Het
Chinees is pas ingevoerd toen Tsjang Kai Tsjek
zich op dit eiland terugtrok en er de republiek
China stichtte.
De Wereldraad van Kerken heeft bij de regering
van Taiwan geprotesteerd tegen dit wetsontwerp.
Zelf kwam de Presbyteriaanse Kerk uiteraard
ook in het geweer. Zij organiseerde een petitie om
de nieuwe wet tegen te houden.
Verscheidene theologische instituten zijn de
laatste tijd heropend. Eerst in Peking en Nanking.
Andere staan op de nominatie. De autoriteiten
kunnen nu een greep krijgen op de religieuze
ontwikkelingen. De wetenschappelijke medewer
kers van deze instituten, die aan buitenlandse
congressen mogen deelnemen, houden de interna
tionale contacten van de geloofsgemeenschappen
nauwlettend in de gaten.
Terwijl christenen in de Volksrepubliek China
een beetje vrijer kunnen ademhalen, krijgen ze
het op Taiwan moeilijker, zo meldt het gerefor-
meerd-hervormde zendingsblad Vandaar in de
rubriek „Heel de wereld”.
Wol!
tijd t
lekki
kniei
buitf
tot di
bree
hokj
zitpli
Kus:
bene
protl
bove
hets
Ik he
onsn
Maar er zitten nogal wat dubieuze kanten
aan het werk. Zo wil Von Uthmann zijn
stellingen voortdurend met duizend-en-
een voorbeeld staven. Hij doet grepen uit
tal van gebeurtenissen zonder dat hetgeen
hij schrijft daardoor werkelijk
geloofwaardig wordt. Het is voor de leek
op het gebied van geschiedenis
nauwelijks mogelijk om te ontdekken of
r
2
I
i
I
t!
u
9
u
t.
a
n
d
h
s
a
n
k
T
r
k
r
c
Vl
rt
ei
P
ei
n
21
rr
le
Cl
d
e<
u
c<
h
n
P
ut
P
h
li
1.
r
Z'
L
z
t<
h
ts*
ét
een pathologische
verhouding
Joden en Duitsers, een pathologische
verhouding, door dr. J. von Uthmann.
Uitgeverij De Haan, Haarlem (Unieboek). Prijs
24,50.
1. Mozes en het monotheïsme is de Nederlandse
vertaling van Der Mann Moses und die
monotheistische Religion. Het werd in 1947
uitgegeven bij G. W. Breughel, Amsterdam.
Freud schreef zijn werk in het jaar dat hij van
Wenen uitweek naar Londen (’38-’39).
2. Kanttekeningen bij Hitler, uitgegeven bij
Bechts Uitgeversmaatschappij te
Amsterdam.
3. Gepubliceerd in april 1945 in The Journal of
Religion en integraal opgenomen in Judaism
despite Christianity. Dit laatste boek bevat
een deel van de briefwisseling tussen de
joodse filosoof Franz Rosenzweig (1886-1929)
en de christen geworden jood Eugen
Rosenstock-Huessy. Het werd in 1969
uitgegeven door de University of Alabama
Press en is in Nederland verkrijgbaar via
Argo Books Inc., Pijperstraat 20, Heemskerk.
Bisschop K. H. Ting, directeur van het religieu
ze studie-instituut van de universiteit van Nan
king, vertelde aan Heyward Wong, secretaris van
het Bijbelgenootschap in Hong Kong, dat volgend
jaar voor het eerst na vele jaren het Nieuwe
Testament in China zal worden gedrukt. De oude
vertaling van 1919 wordt herzien en aangepast
aan de schrijftaal van vandaag. De Chinese rege
ring heeft papier beschikbaar gesteld voor het
drukken van een luxe paperback-uitgave.
monotheistische (Aton)-religie die kort
bloeide onder farao Ichnaton (Amenhotep
IV, achttiende dynastie). Na de val van de
farao (en zijn verering van één god) zou
Mozes hebben gezocht naar wegen om
deze godsdienst te laten voortleven. Een
Semitisch volk dat destijds slavenarbeid
verrichtte in het land Gosen in de
Nijldelta gaf hem in zijn ogen een goede
kans daartoe.
Mozes zou dit volk naar zijn vrijheid
hebben geleid, zo lezen we in Freuds boek.
Maar later zou hij door zijn volgelingen in
de woestijn om het leven zijn gebracht. De
Semieten zouden later tijdens hun
trektochten in aanraking zijn gekomen
met een andere nomadenstam, de
Midianieten die de vulkaangod „Javhe”
aanbaden. Na vereniging van deze
stammen met het volk uit Gosen zou het
joodse volk zijn ontstaan.
Onder een nieuwe leider zou vervolgens
Kanaan zijn veroverd. Uit allerlei
psychische processen (zowel individueel
als massaal, die door Freud beknopt uit
de doeken worden gedaan) zou vervolgens
de huidige Joodse religie zijn ontstaan,
met versmelting van de twee religies en de
twee „Mozessen”.
Typerend voor Sigmund Freud is dat hij
korte metten maakt met de Joodse en
christelijke geschiedenisopvatting. God,
de aartsvaders van het volk Israels, Mozes
en Jezus van Nazareth maken plaats voor
zaken als vervorming van overlevering,
beïnvloeding door machtswellustelingen
en neurotisch gedrag.
Het is natuurlijk waar dat Freud door
middel van de psychoanalyse heeft
aangetoond dat mensen worden
beïnvloed door allerlei onbewuste
herinneringen. Hij heeft geleerd dat veel
mensen die denken dat zij met hun
verstand handelen, in werkelijkheid
worden gedreven door ingrijpende
gebeurtenissen uit hun verleden, waarvan
zij zich meestal niet bewust zijn. In zijn
boek over Mozes gaat hij zelfs zover aan te
nemen dat sommige invloeden al vanaf
het begin van de beschaving doorwerken.
Maar Freud rekent ook religieus gedrag
tot dit soort neurotische afwijkingen.
Religie is voor hem abnormaal gedrag,
iets dat middels psycho-analyse
rechtgetrokken zou moeten worden.
Gelovigen hebben volgens Freud als
vuistregel „Credo quia absurdum” („Ik
geloof omdat het ongerijmd is). De
Weense psychiater gebruikt liever zijn
j. Gele
nauv
stew
I Schi
kind
Toer
l.kleff
- wore
l’. Hoet
kiezt
ÜSlecl
“sleet
•_-;dit w
In fe
ontb
1 tusse
~van
opki.
voor
nieti
‘meis
Kem
midc
ande
allee
bepe
sleet
men
de hi
Janl
vlieg
geve
op re
Sigmund Freud
de voorbeelden representatief zijn, of dat
de schrijver alleen die gebeurtenissen
heeft uitgekozen die bij zijn stellingen
passen.
Bovendien is het boek doorspekt van al te
opzettelijke spitsvondigheden. De
oorzaak daarvan vinden we op bladzijde
53, waar Von Uthmann zegt te betreuren
dat de huidige Duitse intellectuelen niet
meer zijn als vroeger, als „de schelm die
prikkelt en de spijker op de kop slaat.”
Hij is er zelf helaas een goed voorbeeld
van, omdat hij regelmatig mis slaat. In
zijn pogingen kort en puntig te schrijven
noemt hij bijvoorbeeld Che Guevara een
„vervangingsmiddel voor Winnetóu”.
Maar hij maakt ook grovere fouten; Zo
stelt hij dat Marx in zijn communistische
ideologie aan de prolatariër dezelfde
plaats gaf als de ariër later zou krijgen in
de nationaal-socialistische. Er is echter
nogal wat verschil tussen „dictatuur van
het proletariaat” en „uitroeiing van
minderwaardige rassen”.
De reformatie van 1517 is volgens de
schrijver ontstaan door „een geschil
tussen twee monnikenorden over de
aflaat”. Volgens Von Uthmann wordt de
geschiedenis blijkbaar bepaald door
allerlei onbenulligheden. Dit brengt ons
direct bij het belangrijkste bezwaar tegen
het boek.
Von Uthmann is een fervent aanhanger
van Freud, hetgeen gevolgen heeft voor
zijn kijk op de geschiedenis. Hij geeft de
grondlegger van de psycho-analyse onder
meer de titel „kerkvader van de westerse
heilsleer” en noemt hem elders „profeet”.
De schrijver maakt ook dankbaar gebruik
van een aantal inzichten die dankzij
Freuds psycho-analyse zijn verkregen. In
de eerste plaats de zogenoemde
„compensatie”. Von Uthmann verklaart
dit verschijnsel als het streven van
mensen met
De aanzet tot een nieuwe politiek tegenover de
godsdienst werd verleden jaar februari gegeven,
toen president Hwa in een rede tot het Nationale
Volkscongres zei dat het geloof in principe weer
openlijk mocht worden beleden „omdat godsdien
sten tot het historische erfgoed van China beho
ren en tegelijk van groot belang zijn voor de
betrekkingen tussen de volkeren”.
Toch zijn de godsdiensten de Chinese commu
nisten eigenlijk een doorn in het oog. Zij verwijten
het confucianisme (genoemd naar de Chinese
wijsgeer Confucius, die leefde 500 voor Christus)
dat het de echte modernisering heeft verhinderd.
Het boeddhisme werkt volgens hen verlammend
door zijn politieke passiviteit. De islam is de
Ten aanzien van het tweede verschijnsel,
de „dubbelgangertheorie”, stelt hij de
vraag: „Hoe was het nu mogelijk dat juist
het volk waarmee de Joden zich het
sterkst hadden geassimileerd het
slachtoffer werd van een massaal
zelfbedrog, dat eindigde met de grootste
jodenmoord van de geschiedenis?”
Via de zwartblauwe hoektandabudefduf
(een koraalvis) komt Von Uthmann tot het
antwoord. Dit dier blijkt namelijk
stamgenoten uit zijn gebied weg te jagen
en degenen die zich niet verwijderen dood
te bijten. Freud zou ditzelfde verschijnsel
met betrekking tot de mens „het narcisme
van het kleine onderscheid” noemen.
Het komt erop neer, dat
onverdraagzaamheid in het algemeen het
sterkst tot uiting komt ten opzichte van
hen die het dichtstbij leven. Voor de
Duitsers waren dit de Joden en daarom
kregen zij de volle lading.
Onder het motto „de tegenstrijdigheid is
sterker naarmate de geestelijke
aantrekkingskracht groter is”, komt Von
Uthmann uiteindelijk bij de theorieën
rond het verschijnsel van de
dubbelganger. De volken zouden zo op
elkaar geleken hebben dat de onderlipge
onverdraagzaamheid volkomen
escaleerde. Vandaar ook de Duitse titel
van het boek: Doppelganger, du bleicher
Geselle (Dubbelganger, jij bleke
kameraad, een zinsnede uit een gedicht
van de Joodse Duitser Heinrich Heine).
De schrijver beperkt zich echter niet tot
het ovememen van een aantal bruikbare
ideeën van Freud, maar adopteert zelfs
zijn kijk op geschiedenis. Om duidelijk te
maken wat daar de gevolgen van zijn
eerst een uitstapje naar het boek, waarin
Freud zich speciaal bezighoudt met
Joodse geschiedenis: Mozes en het
monotheïsme (1.).
In dit werk betoogt Freud dat Mozes van
Egyptische afkomst geweest kan zijn. Hij
zou een aanhanger zijn geweest van de
minderwaardigheidsgevoelens om zich
nadrukkelijk te doen gelden. Dit zou ook
voor bevolkingsgroepen opgaan en juist
Joden en Duitsers zijn van dit verschijnsel
„modelvoorbeelden”, aldus de schrijver.
Het ontbreekt hun aan een politiek
vaderland en daarom zijn zij
buitengewoon nationalistisch.
De regering daar wil een wet aannemen die de
godsdienstvrijheid ernstig zal beperken. Volgens
het wetsontwerp, dat op het ogenblik in bespre
king is, kan een kerk die ingaat tegen de politiek
van de regering, verboden worden. Bovendien
kan de voorzitter van een synode of een bisschop
die de wet overtreedt, op last van de regering
worden afgezet en vervangen.
weten zij niet. Toch is het gebed essentieel
in de Joodse geschiedenis, want door zijn
vertrouwen voortdurend op God te stellen
en niet op eigen kracht, overleefde dit
volk alle beproevingen en leverde het
bovendien de kiem op van een
wereldomvattend nieuw geloof.
Helaas wordt schrijvers die dit wel
onderkennen nogal eens verweten
„onwetenschappelijk” te zijn. Hun licht
blijft daardoor vaak onder de korenmaat.
Zo schijnt Sebastian Haffner (2.),
landgenoot van Von Uthmann, die een
boek over Hitler schreef, dat dit jaar in
het Nederlands is verschenen, gezegd te
hebben dat het boek „Joden en Duitsers”
de eerste poging is „om de speciale Duits-
Joodse affiniteit grondig te onderzoeken”.
Dat is niet waar. Precies 35 jaar geleden,
in het najaar van 1944, schreef de naar de
Verenigde Staten uitgeweken Joodse
Duitser Eugen Rosenstock-Huessy (1888-
1973) het stuk „Hitler and Israel, or on
prayer” („Hitler en Israel, of over het
gebed”) (3.).
Rosenstock-Huessy analyseert in dit stuk
wat ontbreekt aan het overigens
onkruidrijke taalgebruik van Adolf
Hitler: het gebed. Hij kan psalmen noch
gezangen zingen. „Freud en Hitler kunnen
elkaar vandaag de dag de hand wel
schudden. Beiden hebben intensief
geprobeerd Israel en waar gebed van
elkaar te scheiden”, zegt de schrijver aan
het eind van zijn stuk.
Jörg von Uthmann kan zich nu wat mij
betreft bij dit tweetal voegen. Kritiekloos
treedt hij in de sporen van Sigmund
Freud. Ook Von Uthmann doet in zijn
boek zijn uiterste best om het gebed te
verwijderen zowel uit de Joodse als uit de
christelijke geschiedenis.
Drie jaar geleden kwam het in de
Bondsrepubliek uit onder de titel:
Doppelganger, du bleicher Geselle
(Dubbelganger, jij bleke kameraad). De
Haarlemse uitgeverij De Haan bracht
deze herfst de Nederlandse vertaling op
de markt, genaamd Joden en Duitsers
een pathologische verhouding.
Uthmann wil bewijzen dat zowel Duitsers
als Joden door hun geschiedenis zijn
behept met een overdreven nationalisme.
Hun levenslopen tonen volgens de
schrijver een groot aantal merkwaardige
parallellen. Zo zouden beide volken nooit
de kans hebben gekregen om binnen
vastgestelde grenzen een ongedwongen
nationalisme te kennen. „Aangezien het
hun aan een politiek vaderland ontbreekt,
gaat hun grootheidswaanzin elke
proportie te buiten”, aldus de auteur.
Om dat aan te tonen begint hij zijn boek
met een kort overzicht van antisemitisme
in Duitsland door de eeuwen heen en geeft
vervolgens een beeld van de bijzondere
liefde die vele Joden juist voor dit land
koesteren. Daarna beschrijft hij de
versplintering als „nationaal noodlot” van
de Duitse natie en grondslagen van
Hitlers ideeën.
Deze hoofdstukken vormen slechts het
voorspel van het kernthema: de
vergelijking van de geschiedenis van
Joden en Duitsers en het analyseren van
overeenkomsten. Von Uthmann komt
uiteindelijk tot de conclusie dat er drie
grote „chiliastische stelsels”
(duizendjarige rijken) zijn: het zionisme,
het Duitse rijk en het communisme.
In het laatste hoofdstuk tenslotte
beschrijft hij overeenkomsten tussen
zionisten en nationaal-socialisten en stelt
hij dat beide groeperingen meermalen
contact hebben gehad. Dit heeft in Israel
nogal wat stof doen opwaaien en leidde
zelfs tot vragen in het parlement, de
Knesseth. Het was voor de Israëlische
ambassade in Bonn aanleiding te
informeren of het hier ging om een
officiële zienswijze van de Westduitse
regering. Het antwoord was natuurlijk:
nee.
Von Uthmann heeft zijn boek op een
populaire manier geschreven. Het is zo
vlot leesbaar, dat het soms lijkt of hij een
spannende roman heeft willen maken.
Toch moet het boek serieus worden
genomen. Al was het alleen maar vanwege
de grote tragedie die achter het
onderwerp schuilt.
Precies zo denkt Jörg von Uthmann
over geschiedenis en de mensen „die de
geschiedenis maakten.” Bijvoorbeeld de
profeet Ezechiël, de man die het Joodse
volk de terugkeer naar het Beloofde Land
voorspelde. Hij is voor de Duitse schrijver
de kiene architekt van een strikt Joods-
theocratische staat. En de man die het
volk uiteindelijk terugleidde, Ezra, is voor
hem zelfs een geschiedenisvervalser. „De
pijnlijk nauwgezette aanpassing van de
overgeleverde teksten (van de bijbel,
F.H.) aan de politieke eisen van het
ogenblik, is zijn werk”, zo schrijft Von
Uthmann.
Jezus van Nazareth wordt in zijn boek een
politiek geïnspireerde troonpretendent
die zich bediende van een valse afkomst
om zijn aanspraken geloofwaardiger te
maken en die wegens hoogverraad ter
dood werd gebracht.
Het zijn boute beweringen, maar Von
Uthmann tegenspreken heeft nauwelijks
zin. Hij spint een intellectueel web en wie
erin verstrikt raakt komt er vrijwel zeker
niet uit zonder in dezelfde val te trappen
als hijzelf. Het gaat er namelijk om of wij
de geschiedenis willen analyseren louter
met ons verstandelijke ontleedmes ofwel
dat wij bereid zijn te luisteren naar de
geschiedenis zoals die tot ons spreekt.
In de beruchte Kristallnacht in 1938 brandde de synagoge in de
Oranienstrasze in Berlijn af.
Mozes daalt af van de berg Sinai met de stenen tafelen