Controle
het volkslied
D A MESWTFJ .RE WEN BLIJFT ONDERGEWAARDEERD
ui
L
IJ
Te weinig spanning
Zelf dedupe
Zeer doen
door Peter de Jonge
III
j
- I
s Illi
1
Het Internationaal Olympisch
Comité heeft zich in het verleden
al heel vaak gebogen over de
vraag aan welke regels de ware
amateursportman of -vrouw
moet voldoen. Dat streven naar
het ideale amateurisme is echter
een volstrekt zinloze bezigheid,
want aan beide zijden van het
Ijzeren Gordijn worden al die
nobele gedachten van het bonte
IOC-gezelschap lachend
terwijde geschoven zodra het
geluid van knisperende
bankbiljetten wordt gehoord. Of
de staat zo goedgeefs is, of een
gefortuneerde zakenman bereid
is „over de brug” te komen,
maakt geen enkel verschil. Zowel
in het oosten als in het westen
wordt topsport doorgaans
beloond in klinkende munt.
Keetie van Oosten-Hage stopt
definitief met wielrennen. Ze
heeft dat al enkele malen meer
gezegd, maar het schijnt nu
serieus te zijn. Peter de Jonge
sprak met de Zeeuwse
handwerklerares over het
dameswielrennen. Keetie heeft
een pioniersrol vervuld. Ze heeft
er geen groot geld aan
overgehouden. Dat is duidelijk.
Maar ze is wel tevreden over een
carrière, die veel wereldtitels
opleverde.
flo
1
a
Geen groot geld
voor Keetie Hage
STOPPER
kwam de wielersport pas binnen in
1966, een jaar nadat zus Bella
(inmiddels ook gestopt)
pionierswerk had verricht. In een
mum van tijd reed ze naar de top
van het nationale en internationale
platform. Haar voornaam (inclusief
de verbasteringen als Kathy,
Catérina, Cathy, Cornelia, Keety en
Kee) groeide uit tot een waar
begrip. Minstens tweemaal per jaar
(bij de nationale en
wereldkampioenschappen) stond ze
in het middelpunt van de
belangstelling.
„Dat heb ik altijd erg leuk
gevonden. Die sfeer rond zo’n
kampioenschap, wanneer al die
journalisten om je heen stonden”,
laat ze weten. Typisch eigenlijk,
want Keetie bleef altijd eenvoudig,
bescheiden, zelfs een tikje
schuchter. Door haar karakter is ze
binnen de dameswielrensport nooit
een overheersend element
geworden als bijvoorbeeld Eddy
Merckx en Bernard Hinault bij de
beroepsrenners.
Later, toen de spelers onder de douche
vandaan kwamen en piemelnaakt de
pers te woord stonden, liep een onge-
Keetie van Oosten kan dat wel
verklaren: „Er zijn heel wat meisjes
die het uitsluitend voor hun lol
doen. Die zijn het trimmen beu en
willen wat harder gaan. Bij de
amateurs kom je ook renners tegen
met zo’n instelling. Alleen is die
groep veel groter en vallen ze
minder op. Bij ons wordt er te
weinig spanning in gebracht. De
mensen zien te weinig wedstrijd.
Daardoor zal een dameskoers, die
trouwens altijd maar zo’n 35
kilometer lang is, voorlopig wel een
voorprogramma blijven”.
Chronische onderwaardering en
smalend lachende toeschouwers.
De vrouw op de racefiets wordt nog
steeds vreemd nagekeken. „Laatst
was ik met een groep amateurs aan
„Ik ben niet zo’n type om dingen te
regelen. Ik laat het meestal het liefst
door anderen doen. Ook het geval
met Dini Brinkman”. Mevrouw
Brinkman is jarenlang begeleidster
geweest van de fietsende
Nederlandse damesploeg. Mede
door de invloed van Keetie van
mill1
I
gespannen staat te wachten tot hij
mag gaan voetballen, erg om moeten
lachen, dat geef ik toe. Of de prachti
ge melodie van „Willem, wat heb je ’n
grote handel!”, of gewoon „Hand in
hand, kameraden”, het volkslied van
Feyenoord?
uit slaan. Waarom word je geen tv-
omroëpster?” Nou, daar heb ik
helemaal geen aanleg voor
Keetie van Oosten kan dus niet
gaan rentenieren. Ze blijft
handwerklerares op drie lagere
scholen in Zuid-Beveland,
echtgenoot Rien houdt zijn baan.
Het leven gaat door, alsof het
wielrennen er nooit geweest is.
Logisch, want grenzeloos populair
is het damesfietsen nog steeds niet
geworden.
Dat heeft de dertigjarige Kloetingse
in haar 14-jarige loopbaan aan den
lijve ondervonden. Bij de
toekenning van de Ko van de Velde-
trofee (voor de coureur, die als
grootste ambassadeur van de
Zeeuwse wielersport beschouwd
mag worden) miste ze telkens de
boot. Een mannelijke collega hield
de voorkeur. Een
sportcommentator uit de krant van
22 december 1976: „Wat moet
Keetie nog meer doen om ooit in
aanmerking te komen voor de Ko
van de Velde-trofee? Buiten
mededinging meedoen aan de Tour
de France en achteruit fietsend
Freddy Maertens kloppen?” De
conclusie van het commentaar
luidde: „Alleen als de Zeeuwse
beroepsrenners en amateurs het
ene been niet meer voor het andere
kunnen krijgen, zal ooit een
wielrenster nog eens in aanmerking
kunnen komen voor de Ko van de
Velde-trofee. Maar alleen dan”.
Een conclusie die vorig jaar
gelogenstraft werd. Toen ging die
bokaal wel naar Keetie. Maar dat
was waarschijnlijk meer om de
sleur te doorbreken. Jan Raas heeft
de laatste jaren namelijk een
knipkaart voor de trofee. De
toekenning van de Zeeuwse
onderscheiding is dan ook
allesbehalve een kentering in het
aanzien van het dameswielrennen.
Het wordt nog steeds niet als
volwaardig beschouwd, en
voorlopig zal dat wel zo blijven ook.
Oosten werd ze gedwongen op te
stappen. „Toen we die zaak in 1977
aankaartten, was het al jaren mis.
Wat zij deed stelde niets voor. Toen
wij er iets aan deden, werd ik er zelf
nog de dupe van. Ik ging toen niet
mee naar de
wereldkampioenschappen in
Venezuela”.
De tol voor de inspraak, die er voor
de top van de dameswielrennerij in
Nederland eigenlijk nooit echt is
geweest. „In België hebben die
meisjes veel meer te vertellen.
Nicole van den Broeck is ooit eens
wereldkampioene geworden. Jaren
daarna mocht ze nog zeggen wie ze
voor een volgende wereldtitel per se
in de ploeg wilden hebben. Dat
hebben ze aan mij nooit gevraagd.
En als ik dan eens iets zei, hoorde
je: Je hoeft je niks te verbeelden, of:
Je voelt je zeker meer dan een
ander. Dan was ik meteen uit het
veld geslagen”.
Meestal antwoordde ze dan met een
paar klinkende overwinningen. Een
bewijs van zelfrespect. Zo gebeurde
het ook in het conflict met Anne
Mohlmann-Riemersma, de Joan
Haanappel van het Nederlandse
damesfietsen. Toen zij in 1978 in
München verloor van Keetie in de
strijd om het goud op de
achtervolging (de Kloetingse kreeg
een stuk plakband van de
baanmarkering aan haar wiel,
waardoor de wedstrijd werd
afgeschoten en zij tot winnares
werd uitgeroepen) ging het mis. „Ik
heb haar toen gezegd: Sorry Anne,
maar ze liep huilend weg en heeft
nooit meer een woord tegen me
gesproken”. Keetie vernederde in
antwoord op die zwijgzaamheid
haar rivale tijdens de laatste
wereldkampioenschappen in
Amsterdam en reed haar tijdens het
nationaal omniumkampioenschap
in Rotterdam binnen 1800 meter op
een volle ronde achterstand.
Anne Mohlmann kan de macht na
het vertrek ovememen, maar heeft
daar haar eigen gedachten over.
„Als ik nu wereldkampioen zou
worden, zegt iedereen toch dat het
komt omdat Keetie niet meer rijdt”.
En zo is het ook. Het afscheid van
Keetie betekent een verarming van - -
het damesfietsen. Geen aanleiding
overigens voor de Zeeuwse om door -
te gaan. Ook het feit dat het
dameswielrennen in 1984 op het
Olympisch programma staat, is dat
niet. Het is afgelopen, herhaalt ze
nog maar eens. „Mijn fiets staat in
de schuur. Ik moet hem nog - -
oppoetsen, want ik blijf wel een
beetje trainen. Ik weet niet hoe het
zal gaan wanneer de eerste
wedstrijden volgend jaar weer
beginnen. We begonnen altijd met
een klassieker in Zuid-Holland.
Wanneer die in maart wordt
verreden en ik er niet bij ben, zal
dat toch wel zeer doen”.
veer zestigjarige, tanige Oostduitse
vrouw geagiteerd door de kleedkamer,
om op een groot vel papier handteke
ningen van de Nederlandse spelers te
verkrijgen. Zonder enige gêne wrong
zij zich tussen de journalisten door en
hield een naakte, nog dampende spe
ler haar pen en papier voor, waarna
hij met even weinig gêne zijn handte
kening zette. Af en toe wees ik haar
een nieuwe aan, en ze was pas tevre
den toen ze er dertien had. Vanwaar
dat ongegeneerde fanatisme, vroeg ik
haar, vermoedend dat het de laatste
wens van haar doodzieke kleinzoontje
was geweest de handtekeningen van
de Vize-Weltmeisters te hebben. Maar
het bleek gewoon voor een 16-jarige
jongen bij haar op kantoor te zijn, die
handtekeningen spaarde. Het deed me
wel goed dat niemand haar, evenmin
als enkele tot de kleedkamer doorge
drongen jongetjes die om handteke
ningen vroegen, naar buiten bonjour
de, zoals Rudi Glöckner gedaan had.
Toen hij ons door de gangen van het
stadion voorging naar de geluidska-
mer, betrapte hij tot twee keer toe een
jongen en een meisje die binnen het
stadion met pen en papier zaten te
wachten tot de Nederlandse spelers
van hun training terug zouden komen.
Hij stuurde die toch wel een beetje al
te bars naar buiten. Hoewel, aan de
andere kant, ik kon daar in het Zen
tralstadion vrij en ongecontroleerd
rondlopen, en dat lukt mij in het Ajax-
stadion na twintig jaar intensief be
zoek nog steeds niet
Met grote spanning zagen we toen
hoe Rudi Glöckner twee bandjes uit
een gescheurde envelop haalde. Hij
overhandigde een van de bandjes aan
de technicus, die zette het op, en te
leurgesteld, ik mag wel zeggen: volle
dig in de put, herkenden we na twee
maten al het juiste Wilhelmus. Jam
mer! Als het „Bloemkole!” van André
van Duin was geweest, hadden we
zeker gezegd dat dit heel goed was,
het juiste bandje, en dat zeiden we nu
dus ook maar. „Ik ben nu wel be
nieuwd naar dat andere bandje, wat
daar op staat”, zei Jack van Zanten,
maar ook dat viel tegen. Dat was
gewoon het Oostduitse volkslied. Te
leurgesteld liepen Jack en ik achter
een gerustgestelde man aan, toen nog
niet wetend dat het volkslied van de
komende wedstrijd eigenlijk pas na
ons het bandje wilde laten beluisteren
dat hem aangesmeerd was als het Ne
derlandse volkslied. Het leek hem ver
standiger het eerst eens te laten horen
aan twee kenners van het Wilhelmus,
want tegen Tsjecho-Slowakije waren
ze een keer de mist ingegaan, toen de
Tsjechen van volkslied gewisseld ble
ken te hebben zonder dat door te ge
ven aan de autoriteiten van de be
vriende broedernaties. Zulke pijnlijke
momenten wilde Glöckner ons, en
vooral het Zentralstadion denk ik, lie
ver besparen. Is het ook niet een keer
foul gegaan tegen Nederland, meende
Jack van Zanten zich opeens te herin
neren? Tegen Oost-Duitsland, in Leip
zig, in dit zelfde stadion? Dat wist
Rudi Glöckner niet, maar Jan Mulder
weet het nog heel goed. Ze speelden
toen „Wien Neerlands bloed”, ook een
mooi lied, en ook Nederlands, dus de
Nederlandse spelers vonden het al
lang goed, die vonden het juist wel
geestig, in tegenstelling blijkbaar tot
de Oostenrijkse spelers, die afgelopen
woensdag in Lissabon voor de aftrap
van Portugal-Oostenrijk op het Duit
se volkslied getrakteerd werden, en
toen gepikeerd uit de rij en uit de
houding traden.
Wat zou u in zon geval doen? Ik zag
het, toen we de geluidskabine van het
Zentralstadion betraden, al helemaal
voor me. De beide elftallen staan, als
boekensteunen voor wat de Leipziger
Volkszeitung het „Schiedsrichterkol-
lektiv” noemde, stram rechtop te
wachten op de beide volksliederen.
Daar komen de eerste tonen al uit de
Nee, daar zouden we al heel tevreden
mee zijn. „Waar de blanke top der
duinen”, dat ook wel eens voor ons
volkslied mag invallen bij plechtige
gebeurtenissen? Nee, daar zouden we
ook geen drukte over maken. „Drie
kleine kleutertjes, die zaten op ’n
hek”? Ja, daar zou ik als speler die
het trainen. Er had net iemand lek
gereden en we stonden een band te
wisselen, toen er een meisje op een
racefiets langs kwam. Ik had de
indruk dat ze het nog niet zo lang
deed, want ze had nog al een rooie
kop. Als je toen hoorde welke
opmerkingen er over haar gemaakt
werden. Precies zoals mannen dat
onder elkaar kunnen doen. En dat
terwijl ze mij volkomen hebben
geaccepteerd. Dat vindt niemand
meer gek”.
Keetie zelfheeft haar hobby nooit
als zonderling beschouwd. Dat
komt ook omdat ze als bijna
vanzelfsprekend in de fietssport
geraakt is. Vader Toon Hage,
landbouwer uit het Tholense Sint-
Maartensdijk, zat op een
trimclubje. Hij maakte zijn
dochters er ook enthousiast voor.
Ze hadden trouwens niet al te veel
keus. „Er was totaal niks anders
voor ons”, weet Keetie. „Alleen
gymnastiek en paardrijden. Maar
mijn vader hield niet van paarden
en we hadden er op de boerderij
ook geen. Een zwembad was er niet
in de buurt, dus het was een geluk
dat mijn vader ging fietsen”.
Er is in het verleden veel
geschreven over het feit dat
uitgerekend meisjes van het eiland
Tholen „revolutionaires van het
damesfietsen” werden. „Toch is dat
allemaal overtrokken”, stelt Keetie.
„Het eerste jaar dat Bella koerste,
was er meteen een grote
supportersclub”. Opmerkingen
werden er overigens in ruime mate
gemaakt als het gezelschap heren
met de fietsende zusters daartussen
passeerde. „Een Belg riep ons eens
na: Nondeju, wat een dikke billen.
Mijn vader herhaalt dat nu nog”,
grapt ze.
De omvang van het zitvlak. Daar is
eveneens al heel wat over te doen
geweest. Nog onlangs verklaarde
Anne Mohlmann-Riemersma in een
interview te willen stoppen met
fietsen, omdat ze niet „met een
dikke kont achter een kinderwagen
wilde lopen”. De sceptici vinden
nog steeds dat wielrennen
onvrouwelijk is. Keetie deelt die
mening niet. „Het is net zo goed een
sport voor vrouwen als atletiek en
zwemmen. Ik denk dat de mensen
het meest aankijken tegen
valpartijen en bang zijn dat een
meisje door een litteken haar hele
leven getekend is”. Het litteken
boven haar rechteroog? „Dat heb ik
al vanaf mijn eerste jaar”.
Op dat moment kon ze nog niet eens
op een driewieler vooruitkomen. Ze
afloop zou worden gezongen, in de
zelfde gangen waar wij nu door lie
pen. De kleedkamers in het Zentral
stadion zijn namelijk op de tweede of
derde verdieping, de spelers kunnen
per clubmootjes met de lift naar bo
ven, of de trappen opklimmen, heel
handig geregeld dus, vooral als je een
beetje moe bent na een wedstrijd. Wij
journalisten dromden samen voor de
kleedkamer van de Nederlanders, en
daar hoorden we ze in de verte al
aankomen: „We’ve got the best
teamin the world!”, de huidige
schlager van Nottingham Forest.
Tjongejonge, wat klonk dat kolossaal,
in die gangen, en in onze gemoedstoe
stand van dat moment! Daar had geen
Wilhelmus, en zelfs geen Bloemkole
tegenop gekund! Tussen de journalis
ten, officials en supporters die de luid
zingende Nederlanders omstuwden,
drongen ook drie jongetjes mee, in een
blauw sportbroekje en met ontbloot
bovenlijf. Oostduitse spelers, kinde
ren nog zo te zien, begerig om hun
doorweekte shirtje met het oranje
shirtje van hun tegenstanders te rui
len. Tot in de Nederlandse kleedka
mer volgden ze hen, een aangrijpend
gezicht. Zouden alle spelers die een
belangrijke nederlaag hebben geleden
op jongetjes lijken, en alle spelers die
getriomfeerd hebben op heroën met
een snorretje? Daar zou nog eens on
derzoek naar moeten worden gedaan.
Terwijl het Nederlands elftal op
maandagmiddag zijn eerste training
had in het lichtovergoten Zentralsta
dion van Leipzig, volgden elftalbege-
leider Jack van Zanten en ik de be
faamde Rudi Glöckner, de man die in
1970 de finale om het wereldkampi
oenschap leidde tussen Brazilië en
Italië, 4-1. Glöckner, nu 50 jaar en
gepensioneerd als scheidsrechter,
staat nog in ons aller geheugen ge
brand. Hij stuurde in 1966 Johan
Cruijff van het veld in de wedstrijd
Nederland-Tsjecho-Slowakije (1-2), in
de tweede wedstrijd die Cruijff voor
het Nederlands elftal speelde. Cruijff
zou hem, al gesticulerend en proteste
rend, in het gezicht geslagen hebben,
wat Cruijff altijd heeft ontkend. Het
zal er wel niets mee te maken hebben,
maar twee wedstrijden en vijf maan
den later speelde Nederland een uit
wedstrijd tegen Oost-Duitsland, in
Leipzig in het Zentralstadion. Het
was die wonderlijke wedstrijd waarin
Piet Keizer twee doelpunten scoorde,
Anderlecht-speler Jan Mulder debu
teerde, Nederland met 2-3 voorkwam
en toch nog met 4-3 verloor, omdat
doelman Tonny van Leeuwen en zijn
medeverdedigers zich steeds verkeken
op de draaiende corners van de Oost-
duitsers. Het was een wedstrijd voor
de Europese Landen Beker, Jan Mul
der speelde in plaats van de geschor
ste Cruijff. Zou Rudi Glöckner als een
schaker zover vooruit hebben kunnen
denken, vraag ik me wel eens af?
Jack van Zanten en ik liepen dus
Rudi Glöckner achterna, omdat hij
Dat is een gegeven waar iedere
sportorganisatie (weliswaar nog
steeds in het geniep) vrede mee kan
j hebben. De toppers zelf trouwens
ook. Zij hoeven zich geen
kopzorgen te maken over de hoge
i onkosten en hebben als het een
beetje meezit aan het eind van
hun carrière ook nog een leuk
spaarpotje. Keetie van Oosten-
i Hage, de meervoudige
j wereldkampioene wielrennen bij de
dames, zette onlangs een dikke punt
achter haar loopbaan. Om te
onderstrepen dat het haar dit keer
menens is, heeft ze al drie keer
herhaald dat het voorgoed is.
Eindelijk begonnen met
potverteren? vraag je je dan af.
Vergeet het maar. In haar knusse
optrekje in Kloetinge zegt ze: „Ach,
s ik heb er misschien wel iets aan
aovergehouden, maar je houdt die
I dingen nooit precies bij. Wij moeten
i veel onkosten maken, zoals benzine,
om naar de koersen te rijden en dat
H tikt door. Het is natuurlijk wel zo in
het dameswielrennen, dat een
3 beperkt aantal meisjes de premies
pakt in een wedstrijd, maar er zijn
3 wel veel minder premies dan bij de
a amateurs. Met name de laatste
11111113 jaren heeft ze dank zij een
uitstekend sponsor weinig te klagen
gehad. Maar „het grote geld” heeft
30 - haar roemrijke carrière niet
opgeleverd.
„Ze hebben wel eens tegen me
gezegd: „Jij kunt er veel meer geld
luidsprekers, honderdduizend toe
schouwers komen overeind, maar wat
gebeurt? De Nederlanders beginnen te
lachen, Hugo Hovenkamp (die na de
wedstrijd in de bus terug naar het
hotel een Gronings lied aanhief, dat
weinig bijval kreeg, waarna hij met
meer succes „Het peerd van Ome
Loeks” tot meezinger promoveerde)
slaat zich zelfs op de knieën van het
lachen, en terwijl de Oostduitse spe
lers nog steeds, niet begrijpend, stram
in de houding staan, liggen de Neder
landse spelers over het gras te rollen
van de slappe lach. Iedereen in het
stadion begint nu het vermoeden te
krijgen dat de luidsprekers niet het
Nederlandse volkslied ten gehore
brengen, maar een heel ander lied.
Waar zou u als speler het hardste om
lachen? om „Wien Neerlands bloed”?
i
i
-
s