^MEEHEIEgEIKHfj ,Pa mag wel in z’n neus pulleken’ z Bijbelcitaten L door Th. J. Koeckhoven Mencius ■P door Wouter Hendrikse Vegetariërs Jaar van het Kind Misschien tiert geen onkruid weliger op godsdienstige bodem dan juist de ergernis. Wie zich wil stoten, vindt licht een steen: vroege klokken op zondagmorgen, een vrouw op de kansel, het rituele slachten van schapen door Islamitische bewoners van ons polderland, wereldvreemde sekten, zieken die genezing zoeken in Lourdes of in de heilige wateren van de Ganges, zeventien wedijverende godsdiensten in de heilige plaatsen Jeruzalem en Bethlehem, politieke partijen die zich christelijk noemen en godsdiensten die zich de enige ware noemen, een oosters-orthodoxe eredienst voor een calvinistische ouderling, lithurgievernieuwing, beeldenstormen van vroeger en nu en het ergste van alles een christen die zich christelijk gedraagt. Ja, dat steekt zeker zo erg als een oprecht humanist. Ook deze medaille heeft haar keerzijde. Men kan ergernis geven; men kan het nemen. Beide horen bij het leven als ademhalen. De top wordt bereikt met het kruis op Golgotha, voor de joden een ergernis, voor de Grieken een dwaasheid. S: Voor de joden voor de Grieken een dwaasheid Noel Coward (Rom. 9/33) Hij is een kleine man, dat is zijn probleem. Vertrouw nooit een man met korte benen zijn hersens zitten te dicht bij zijn achterwerk. Het Griekse woord skandalon dat meermalen in het Nieuwe Testament voorkomt, betekent valstrik, aanstoot, ergernis of verleiding. Het werkwoord skandalizein toont beide zijden van de medaille. De actieve vorm duidt op verstrikken, ten val brengen, ergernis geven en tot zonde brengen; de passieve vorm geeft de betekenissen aanstoot nemen en zich ergeren. Voordat we dieper ingaan op het Nieuwe Testament van de christenen, gaan we te rade bij Abdoel Baha, een zeer verheven persoon voor de aanhangers van het Bahai-geloof. Abdoel Baha geeft in een brief aan de Bahai’s van Amerika zuiver aan waar het precies om gaat. Pas op, datje geen aanstoot geeft, datje niemand kwetst, datje niemand onvriendelijk bejegent, datje niet de oorzaak van ontmoediging voor enig schepsel bent. Deze gedachte is even authentiek christelijk, maar dat zien we straks wel. Abdoel Baha waarschuwt zijn gelovigen. Zo iemand van hen de oorzaak van smart voor enig hart mocht worden, of van moedeloosheid voor enige ziel, het ware beter dat hij zich in de diepste diepten ter aarde verborg dan de aarde te bewandelen. De Bahai-leer is volgens Baha Allah en het Nieuwe Tijdperk van J. E. Esslemont nergens zo gebiedend en strikt als op het punt van geen ergernis nemen ofwel het negeren van fouten van anderen. Abdoel Baha leert ons over de fouten van anderen te zwijgen, voor hen te bidden en hen liefdevol te helpen om hun fouten te verbeteren. In even evangelische taal als Jezus in zijn bergrede wekt Abdoel Baha de gelovigen op steeds het goede van de ander te zien en niet het slechte. Als een mens tien goede eigenschappen bezit, zo lezen wij, en maar één slechte, dan moeten we naar die tien goede kijken en de ene slechte vergeten. Als een mens tien slechte eigenschappen heeft en één goede, dan moeten we zien naar die ene goede eigenschap en de tien slechte vergeten. Dit is voorzeker de beste manier om geen ergernis of aanstoot te nemen. Maar wie kan dit opbrengen? In het Nieuwe Testament ontmoeten we de farizeeën die zich veelal ergeren aan Jezus en zijn leerlingen. Ze nemen er aanstoot aan als Jezus op de sabbat een man met een verlamde hand geneest. Ze kunnen evenmin tegen sommige uitspraken van Jezus. Voor hem zjjn er geen reine of onreine dieren. Niet wat de mond binnengaat, verontreinigt de mens, maar wat de mond uitkomt Dat wil zeggen: wat de mens zegt. De farizeeën stoten zich in het algemeen aan het vrije optreden van de leerlingen, als ze korenaren plukken op de sabbat bijvoorbeeld. De sabbat is er voor de mensen, horen ze dan. Dat is een hard woord voor wetsgetrouwe lieden. Op een Amsterdamse basis school spraken we geruime tijd met 34 leerlingen uit de derde klas waarover zij zich zoal ergeren. Opvallend was dat het grootste Vrijwel alle kinderen hadden dergelijke voorbeelden. Toen hun echter was uitgelegd wat ergeren nu precies was, kwamen ze met hele goede voorbeelden. Een aantal kinderen ergerde zich verschrikkelijk aan het feit dat ze in de tram of bus voor oude dames moesten opstaan. Helemaal vreselijk vonden ze het wanneer die oude dames het nog vroegen ook. Ze waren in principe best wel genegen om voor iemand op te deel van de leerlingen eigenlijk het begrip ergeren wel kende, maar de betekenis niet. Ze haalden vervelend en ergerlijk door elkaar. Op de vraag aan een jongetje waaraan hij zich ergerde gaf hij als antwoord: „Als er een boom op m’n huis valt”. Dat is vervelend, maar niet iets waar je je aan ergert. Een ander voorbeeld is een leerling die zich zei te ergeren over het feit dat hij af en toe een klap kreeg. We zijn nog niet klaar met Mattheus 18. Er zijn nog meer stenen des aanstoots. De wijze pedagoog Jezus zegt vervolgens tot de schare: als je hand of je voet je ergert, als je voeten je op de verkeerde weg zetten, als je handen verkeerde dingen doen, hakje hand of voet er af en gooi ze weg. Harde taal en een bron van ten onrechte genomen ergernis. Je kunt Allemaal eigenschappen die onze kinderen door onze opvoeding hebben verloren. Kinderlijk moeten zij worden, niet kinderachtig. De belangrijkste in het koninkrijk der hemelen is degene die zich zo klein maakt als dit kind, zegt Jezus. En wie in zijn naam zo’n kind gastvrij ontvangt, ontvangt Jezus zelf. Maar als iemand één van de kleinen die in Jezus geloven van de goede weg afbrengt (dus ergert), het ware beter dat hij met een molensteen om zijn hals in het diepste der zee werd verdronken. Want ongelukkig is de wereld waarin zoveel is wat mensen en vooral kinderen van de goede weg afbrengt. Natuurlijk is het onvermijdelijk, horen we Jezus zeggen, maar wee degene die kinderen aanstoot geeft, van de goede weg leidt, hun geen kans geeft zichzelf te zijn en te blijven, hun laat leven in een wereld vol onrecht en onwaarheid; wee degene die het kind alle zicht ontneemt op een toekomst, waar de wereld is verdeeld in rijk en arm, in oost en west, noord en zuid, waar voldoende wapens zijn om elk kind tienmaal of meer te doden. Wee degene die kinderen ergernis geeft, die hun stenen voor brood geeft, een maatschappij waaraan het kind zich moet aanpassen in plaats van een samenleving die het kind alle ruimte laat om waarlijk te leven. Het is een skandalon, een schandaal dat vele miljoenen kinderen op deze aarde van de goede weg worden afgebracht. staan, maar dat wilden ze dan wel zelf uitmaken. „Bovendien”, zo zei een meisje, „ze staan toch ook niet voor ons op. Ik vind dat oude mensen best wel kunnen staan. Wij zijn ook weleens moe.” „Soms als ik bij mijn moeder achter op de fiets zit, worden we door een auto gesneden. Wanneer m’n moeder dan op d’r voorhoofd wjjst, zwaaien de automobilisten nog heel flauw terug. Dat vind ik niet leuk, want mijn moeder had toch gelijk”, of, „Veel auto’s willen altijd nog even snel door het rode licht rijden, dat is heel gevaarlijk. Automobilisten zijn vaak heel onrechtvaardig.” Het verkeer is een grote bron van ergernis voor kinderen, zo blijkt. Er is in hun ogen vrijwel geen fatsoenlijke automobilist te vinden. Auto’s, zo vonden vooral de meisjes, zijn volslagen uit den boze. Ze stinken en maken lawaai. In de hoofd stukken 13 en 14 van de brief van Paulus aan de Romeinen lezen we zijn vermaning elkaar niet te veroordelen. Neem liever het vaste besluit de ander niet te kwetsen of te ergeren. Aanvaard van harte mensen met een angstvallige geloofsovertuiging, ook al neem je het zelf niet zo zwaar of al denk je er zelf heel anders over. Lever geen negatieve kritiek op hun persoonlijke overwegingen. Paulus wordt dan heel concreet. De een vindt dat hij alles mag eten; de ander is vegetariër en eet alleen plantaardig voedsel. Gun ieder zijn eigen overtuiging, mits de vegetariër de ander vrijlaat van een malse karbonade te genieten, beter verminkt of kreupel het eeuwig leven binnengaan dan met beide handen of voeten in het eeuwige vuur worden gegooid. Als je oogje ergert, ruk het uit. Het is beter met één oog, één hand of één voet oprecht te zijn en de andere de volle kans geven iemand te worden, dan met twee vriendelijke ogen de mensen te bedriegen, met twee gezonde handen te werken aan ons wapenarsenaal, met twee stevige voeten de jeugd met valse leuzen voor te gaan op de slechte weg naar overconsumptie en overproduktie. Toen Jezus zich na de wonderbare broodvermenigvuldiging (Johannes 6) presenteerde als het leven gevende brood uit de hemel, ergerden velen zich aan zijn woorden. Zelfs sommigen van zijn leerlingen hadden er moeite mee. Dat zijn harde woorden. Daar kunnen we niet naar luisteren. Willen jullie ook weggaan? vroeg Jezus aan de twaalf. Simon Petrus antwoordt dan: Heer, naar wie anders moeten we dan gaan? U spreekt woorden van eeuwig leven. De televisie is in vrijwel elk huis een object dat ergernis oproept. „Als we gegeten hebben gaat mijn vader altijd meteen liggen slapen op de bank. Dan moeten wij de tafel opruimen en de afwas doen. Hij doet helemaal niets. Maar wanneer we dan klaar zijn en televisie willen kijken, mag dat niet omdat vader op de bank ligt. Ook in de huiselijke kring is het niet altijd rozegeur en maneschijn. Ofschoon de meeste kinderen er lang over moesten nadenken konden ze na verloop van tijd toch wel met aardige voorbeelden komen. Vaak ergerden kinderen zich aan het willekeurige gedrag van hun ouders. „Wanneer ik in mijn neus zit te peuteren, krijg ik onmiddellijk op m’n donder, maar als mijn vader in zijn neus zit te pulleken en ik zeg er wat van, dan zegt hij: „Ik ben hier de baas, dus ik mag dat.” Mencius uit de vierde eeuw voor Christus staat bekend als de tweede wijsgeer van het confucianisme. Uit zjjn schriftelijke vermaningen kunnen wij, moderne westerlingen, nauwkeurig vernemen hoe ergernis te voorkomen, als we daaraan nog behoefte hebben na Abdoel Baha, Jezus en Paulus. De wegen van Mencius zijn matigheid en evenwicht. De betere mens doet wat in overeenstemming is met zijn positie en laat na wat er niet mee overeenstemt. Wanneer hij tot de adelstand behoort, doet hij wat in overeenstemming is met een rijke en eervolle status. Wanneer hij tot een lage stand behoort, doet hij wat overeenkomstig een armoedige status is. Zo zal hij inderdaad geen aanstoot geven. De oude Chinees heeft het goed gezien. Zolang de arbeider netjes met zijn pet in de hand voor zijn baas staat, geeft hij geen ergernis. Wee, als de burger zich gedraagt als een edelman, als de arbeider een hoge hoed opzet. Dan geven zij aanstoot. De feodale tijden van Mencius zijn voorbij. Maar de diepere wijsheid achter zijn woorden blijft: pasje gedrag aan bij je omgeving, tot op zekere hoogte dan: jood met de joden, Griek met de Grieken. Want het was volgens Gods wijze bedoeling dat de wereld met al haar wijsheid God niet heeft gevonden. Daarom, aldus Paulus, heeft Hij besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid die wij verkondigen. Joden verlangen wonderen, Grieken vragen naar wijsheid, maar wat wij verkondigen is een gekruisigde Christus, voor de joden een ergernis (skandalon), voor de Grieken een dwaasheid. God is in zijn dwaasheid wijzer en hij is in zijn zwakheid sterker dan mensen, voegt Paulus eraan toe. Opnieuw staan we bij het kruis van Golgotha, evenals Jezus een voortdurend teken van tegenspraak. Hoogste wijsheid of diepste dwaasheid? Teken van eenheid en verdeeldheid. De dood overwint het leven, het koninkrijk is voor kinderen, de eersten zullen de laatsten zjjn. Zalig zijn de onvruchtbaren, de bedroefden, de hongerigen. Woorden van tegenspraak en stenen des aanstoots als ze verkeerd vallen. Het is ook de Islamiet niet toegestaan anderen op het verkeerde pad te brengen. De Koran toont de moslim de rechte gebaande weg: dien geen ander dan Hem. Gedraag je goed jegens je ouders. Laatje niet in met overspel. Dood niet de ziel welke Allah onaantastbaar verklaart. Houd je trouw aan de maat wanneer je meet. Loop niet overmoedig op de aarde. Want dat is een bron van ergernis. Daar erger ik me kapot aan.” Ergerniswekkend vond een meisje de afstandsbediening van het televisietoestel. „Zitten we lekker naar een tekenfilm te kijken, dan gaat mijn vader met dat apparaatje zitten spelen en laat steeds alle netten voorbijflitsen”. Ruziënde ouders is iets waar de meeste kinderen zich erg aan ergeren. Zo maakte een meisje het volgende mee: „Laatst hadden mijn ouders verschrikkelijke ruzie. Ik wilde dat ze ermee ophielden en zei dat ook. Toen begon mijn vader ook nog eens een keer tegen mij te schelden. En dan heb ik het uiteindelijk allemaal gedaan.” Concluderend kan wel worden gezegd dat vaders de grootste bron van ergernis zjjn voor kinderen. De moeders kwamen er het beste af. Over hen werd ook eigenlijk niet gesproken. Ouders kunnen zich dood ergeren aan hun kinderen. Vooral wanneer Pa moe is en het ma allemaal wat teveel wordt. Gevolg: onredelijkheid tegenover de spruiten. Waar vader en moeder echter nooit rekening mee houden is dat kinderen zich ook weleens aan hen kunnen ergeren. Is het voor de ouders uitgemaakte zaak om hun kinderen terecht te wijzen; wanneer de zoon of dochter aanmerkingen heeft op het gedrag van vader en moeder wordt dat al gauw als brutaal vertaald. mijn du lelijk wc ook wee Dat is ja die Den Prof, dr van de I Besten brief aa hebben leer; „H de roon geërger van het Het is ir onrecht onderni praktisc democr enkele i andersc Die laat lijkt me bond al vrijmoe' naam ni tram of opdring .voorde poststo toch voi aan de i bestaan prof. Ve Een anc mensen mening uitdragi Den Bei een teki mentaa onjuist dat vloe moeten gaten k verondt zessen ■wageni Tenslot de BTH kruimel royale k „ontlad Alle dai een goc groepei van dat dom ziji 'pikken •(sorry) t echt kw nijd, vai Trouwe dat je a eigenlij franjes, froutje i Zou Go boos w ander v een bijt uitspra; l J In het achttiende hoofdstuk van het evangelie volgens Mattheus staat nauwkeurig omschreven wat met gewijzigde termen in de Bahai-brief staat. Op het einde van het Jaar van het Kind is het zinvol dit hoofdstuk eens grondig te bestuderen. Op de vraag wie de belangrijkste is in het koninkrijk der hemelen, roept Jezus een kind en laat hem plaatsnemen midden in de kring van de omstanders. Jezus verzekert zjjn leerlingen en de andere toehoorders dat zij alleen dat koninkrijk kunnen binnengaan, als ze hun instelling, hun gezindheid veranderen, ja als ze worden als kinderen, open, onbevangen, onbaatzuchtig, onbevooroordeeld, ontvankelijk, aanhankelijk. mits de marxist de ander toestaat liberaal te zjjn, mits geen totalitaire regimes de fundamentele rechten van de mens aantasten. Zo ver is Paulus in zijn uitspraken niet gegaan. Hij wil zeggen: gun ieder zijn eigen overtuiging, met name op het gebied van de joodse spijswetten. Niet wat de mens eet, maakt hem onrein. Laten adventisten zich niet ergeren aan baptisten, christenen niet aan boeddhisten en nudisten. De kerk van Jezus Christus van de heiligen der laatste dagen zij geen steen des aanstoots voor de methodisten. De wolf moge zich neervlijen naast de een kwf zeven geitjes en de Soefi-beweging naast het Portugees Israëlitische kerkgenootschap. Voor het overige herinner ik aan de molensteen. Wie een valstrik spant voor een kind, is niet waard dat hij leeft. Gegeven te Haarlem in het Jaar van het Kind. Op zichzelf is niets onrein. Dem Reine ist alles rein. De mens is rein, zolang hij niet wordt besmeurd door blikken van wellust of afgunst. Jood en moslim eten geen varkensvlees. Het varken wordt er niet vies van. Maar, zegt Paulus in zjjn brief aan de gemeente van Rome: als je door het eten van een bepaald gerecht een ander kwetst (ergert), handel je niet meer uit liefde. Paulus verheft hier de liefde tot maatstaf. Laten wij derhalve moslims en vegetariërs niet bespotten. We mogen en moeten wel ernstig protesteren ter verdediging van kip en varken als slachtoffer van de bio-industrie. Geven wij de ander het recht dwaas te zijn, zichzelf te zijn, maar verzetten wij ons tegen elk systeem waarin geen ruimte is voor de dwaasheid. Vergissen we ons niet in het moeilijke onderscheid tussen dwaasheid en wijsheid. We lezen thans de brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe (1 Kor. 1). Hij deelt uit, hij geeft aan de armen, zijn gerechtig heid houdt voor immer stand, zijn hoorn verheft zich in ere. De goddeloze ziet het en ergert zich, hij knarst met de tanden en wordt verteerd; de be geerte der goddelozen gaat teniet. (Psalm 112/9-10) De verstandige heeft de wijsheid voor ogen, maar de ogen van een dwaas dwalen tot het einde der aarde. Een dwaze zoon is zijn vader een ergernis en een verdriet voor wie hem baarde. (Spreuken 17/24-25) Wees niet te spoedig geërgerd in uw geest, want ergernis huist in de boezem der dwazen. (Prediker 7/9) Er is een smartelijk kwaad, dat ik gezien heb onder de zon: rijkdom, door zijn bezitter bewaard tot zijn eigen onheil. Die rijkdom gaat toch door tegen spoed teniet. Welk voordeel heeft hij er van, dat hij zich voor wind heeft afgetobd? Zelfs nuttigt hij zijn spijzen gedurende al zijn levensdagen in duister nis. Hij heeft veel verdriet, lijden en ergernis. (Prediker 5/12-16) Israel heeft zich gestoten aan de steen des aan stoots, gelijk geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet be schaamd uitkomen Wat hoi gebouw Organis !in de lie van min verdraa indruk, zijn. De Bon en allee zijn bei gebeurt De BTH vleesge 12.0001 0THV v gebruik of God heeft va gepikee zelf via niet dat ontlade vanuit z „Ik wil geacht verd wordt, a Drs. Dei Rijkspe Gronint Oostert niet aar tegen d de BTH’ van de heeft hi ontdekt medest; Bond di vervaag tegen h wenst ir we waai Dat is p beschul Wel zeg voorsta een ergernis,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 20