MEE1» Eg 5 EK MS Letterkast vloeken Speld I 1 ANIMALLITEITEN door Prof. dr. M. Brouwer (hoogleraar massapsychologie aan de uni- versiteit van Amsterdam) 4 w 4 I Oral Niet alleen de Rückert Comtesse Diane last de nd. 1/33) Morgen ga ik naar Artis, 't Enige JÉ 4-25) want sten, De latste 9-10) maar 3 der ernis Aan de orde is de vraag, in hoeverre de functie van hoogleraar als zodanig een bijzondere ergernis met zich mee kan brengen in Nederland anno 19 bijna 80. Nou, dat is ook niet gering. Je zal de collega-hoogleraren de kost moeten geven, die tussen twee vergaderingen door, of aan het eind van een lang telefoongesprek over een totaal ander onderwerp, of gewoon bij het doorzakken in een bruin etablissement, ineens vertrouwelijk tegen je roepen: ik wou dat ik in de tuinbouw was gegaan; of: ik zou zó voor de contraprestatie opteren, maar daar zullen ze me wel niet universitaire studies in Nederland in het algemeen niet te lang waren en dus te kostbaar. Over deze kwestie waren de meningen zeer verdeeld, en de uiteindelijke wet was een soort compromis: vier jaaris sowieso goed, maar als je de noodzaak van vijf jaar kunt aantonen, mag dat ook. Overal werd daarop uitvoerig beraadslaagd, overlegd, vergaderd, besloten en uiteindelijk lagen de voorstellen ter tafel (doorgaans uitkomend op het maximum van vijf). Maar dan treedt er een nieuw bovenbaasje op (een ex-hoogleraar uit Amsterdam nog wel) en die veegt alles gewoon van tafel en komt met een nieuwe indeling, de zogenaamde twee- fasen-structuur. En dan maar verwachten dat de hoogleraren, die de opdracht hebben om bepaalde vakken te beoefenen, per onmiddellijk bereid zijn om hun onderwijs weer opnieuw aan te passen, en nog wel tegen de zin van de meeste studenten, de meeste stafleden en zichzelf in. Ergerlijk in zeer hoge mate. Tekeningen Janwillem van Vugt iemand van de actie Kakkietrap. ’k Heb gezegd dat ze de naam moesten veranderen in de actie TRAP DE HOND IN DE GOOT, maar daar wilde ze niks van horen. Ze zei van iedereen moet toch zelf weten of ie een hond koopt. En ik zeggen van dan moeten ze het niet voor me deur doen en zij zeggen van dan moet u een tegel bij de gemeente bestellen met een hond erop en de tekst Hond in de goot of Stront in de goot, ik weet ’t niet meer zo goed. Da’s de leeftijd denk ik. Hebben we samen een brief opge steld naar de gemeente, dat mens van Kakkietrap en ik. Tien dagen later kreeg ik een enveloppe in de bus met het bericht dat er een tegel zou komen. Er zijn mensen, die hun leven doorbrengen met rond te zien of zij in de handelwijze van anderen niet een voorwendsel kunnen vinden om zich te ergeren. Morgen ga ik weer effe kijken bij de beesies. Me speld ligt al klaar op het kastje in de vestibule. Men ergert zich als men ergernis neemt. Wat naar ons toegeworpen word, hoeft men echter niet op te rapen ■htig- irheft h, hij 3 be- 7/9) nder f zijn gen- it hij i zijn ster- n op tde nder ..aatje Allah e op de ’-16) aan- Sion >rnis be- or het een hij Ik heb een nieuwe bezem moeten kopen. Eigenlijk hou ik helemaal niet van bezemen. Vroeger dee me vrouw- zaliger dat altijd. Zat ik op de fabriek en kwam ik thuis was alles aan kant. Ook gebezemd. Toen ze dood ging moest ik het allemaal zelf doen. In het begin viel het allemaal nog wel mee. Het stoepte voor de deur was in een wip aan kant. Maar het wordt steeds erger. Een een ouwe alleenstaande man als ik kan de troep achter hun gat opruimen. Lopen ze door het park, denk ik oké, als ze ’t dan maar onder de struiken doen. Maar ’t lijkt wel of ze steeds mijn stoep uitkiezen. Schot beesten zijn ’t. Allemaal. Vooral die kleine krengen. Die kunnen er wat van. Denk je van, dat benne kleine beesies, met een kleine maag, die zul len wel niet zo veel doen. Maar pas op ouwe, dacht ik. Die glibberige hopies komen van die kleine, die keffertjes, gelijnd aan riemen van dikke pafferi ge taarten. ’k Heb nu dus een nieuwe bezem moeten kopen. Eerst ben ik nog naar het buurthuis geweest en gepraat met Komt er zes maanden later een man met ’n tegel onder z’n arm bij me aan en die zegt van waar moet die tegel m’neer. Drie minuten tater ligt die tegel in de stoep. Voor me deur. En die man me nog vertellen van het project Hondetoilet. ‘t Zal me wat. Een honde- toilet. De mensen worden steeds gek ker. ’t Eerste toilet hebben ze voor me deur gelegd, want die beesies uit de buurt schijten alleen nog maar op die tegel, ’k Heb dus maar weer een nieu we bezem gekocht. door de Minister is overgenomen. In deze en soortgelijke kwesties neemt de bemoeizucht van Den Haag ergerlijke proporties aan. Waarschijnlijk is dat laatste ook het keerpunt van de wrevel van hoogleraren (en anderen) tegen Den Haag: de ziekelijke bemoeizucht die daar wordt tentoongespreid. Het lijkt geen twijfel dat er in de universiteiten wel degelijk begrip bestaat voor de gedachte, dat de bomen van het hoger onderwijs niet tot in de hemel kunnen blijven groeien. Maar de feitelijke regeling van de zaken, die binnen een beperkt budget door de afzonderlijke universitaire instellingen moeten worden vervuld, zou verreweg het beste aan die instellingen zelf kunnen worden overgelaten. Het lijkt wel alsof (zie ook de prikklokplannen) de huidige Minister van Onderwijs een negentiende-eeuws school-ideaal nastreeft, waarbij een nationale inspecteur op iedere gegeven dag en uur precies kan vaststellen, hoeveel leerlingen er op dat moment les krijgen uit welk hoofdstuk van welk voorgeschreven boekje. n toch, en toch. Tot zover krijg ik, denk ik, redelijk veel collega’s mee JLJ in onze gedeelde ergernis. Maar daarnaast hoor ik zo ook vaak klagen over de noodzaak om zoveel te vergaderen, te overleggen, te besturen en democratisch te besluiten. En dan denk ik wel eens: als je nou toch een ton of meer per jaar bruto verdient, mag er dan misschien worden verwacht datje, ieder op zijn beurt, ook eens een aantal taken op je neemt die je misschien minder aangenaam vindt? Al staat het niet in je aanstelling, zou je dan toch niet enkele lasten bij de vele lusten dienen te nemen? Zijn de Nederlandse hoogleraren niet zo ongeveer de meest overbetaalde intellectuelen ter wereld? Dat brengt mij dan op mijn laatste en felste punt van ergernis. Aan de Vrije Universiteit is kortgeleden de gedachte gelanceerd dat de universitaire staf (hoogleraren voorop) best iets zou kunnen inleveren van zijn salaris, teneinde ten eerste met dat geld extra werkgelegenheid aan de VU te scheppen, ten tweede de universitaire inkomsten enigszins te nivelleren. Het zou kunnen gaan om 2 a 300 arbeidsplaatsen extra, en gezien de bestaande werkloosheid onder academici lijkt dit een voortreffelijk plan. Maar wat blijkt nu? De vakbonden zijn er tegen. De vakbonden wensen dergelijke zaken uitsluitend op nationaal niveau af te handelen. Geen souvereiniteit in eigen kring. Centralisme en bemoeizucht. Niet alleen de Minister is gek, ook de vakbonden zijn gek. Ik erger mij bovenmate. Nee, geef mij Artis maar. Zitten alle beesies keurig opgesloten achter tra lies. Geen last van ze en je ziet dat ze ’t er niet naar hun zin hebben. De vorige keer stond ik bij de olifanten. Steekt zo’n beest ze slurf naar me toe voor een olienootje. Prik ik em met een speld in de slurf. Heb altijd een speld op zak als ik naar Artis ga, voor opdringerige beesies. Dat beest toete ren van jewelste. Da vond ik prachtig. Een machtig geluid. Niemand had ’t gezien en ik ben vlug naar de kamelen gesjokt. Ben op een bankie gaan zitten en heb alle mensen zitten bekijken. U moet goed begrijpen, ik ga dus nooit naar de bioscoop. Heb maar één film in me leven gezien. Was van Ben Haakstra of zoiets. Heette „Bij de beesies af’, ’k Wilde wel es zien wat ie er van gebrouwen had. Vond et een rot film. Met allemaal rare beesies die werden vergeleken met nog grotere apekoppen. je hamster maar even zien hoor. Kan ik em over z’n bolletje aaien. In een wip had me kleindochter het beesie van haar kamertje gehaald. Een klein kriebelig ding met een zenuwtrek. Ik dat beesie aaien en zeggen van lief dier, schattig beesie. Krijg ik em plot seling van me kleindochtertje in me handen geduwd. Ik weet me er geen raad mee en van schrik laat ik Lotje los, die onmiddellijk het hazepad kiest en onder de bank verdwijnt. Me kleindochtertje dus weer onbedaar lijk janken en me dochter roepen van kijk nou wat je gedaan hebt, nou is Lotje weg en je kleindochter staat weer te huilen, oh, oh, oh. Om het allemaal weer goed te maken kruip ik op de knieën over de grond om dat beesie te zoeken en graai met me han den onder de bank, waar Lotje zich op een leven zonder tralies zit voor te bereiden. Opeens lig ik oog in oog met de hamster en schrik me weer rot. Het beesie ook trouwens en rent naar de keukendeur die openstaat. Me klein dochtertje roept jankend van nou is ie naar buiten, nou zie ik Lotje nooit meer terug, nou wordt ie overreden. Nog dezelfde middag zijn we naar een dierenwinkel gegaan. Ik ben bui ten blijven staan, heb me kleindoch tertje geld gegeven en die heeft een nieuwe gekocht. Lotje II. yog een praktisch voorbeeld. Acht jaar geleden werden de 1 1 universiteiten gedemocratiseerd bij de wet-Veringa, de WUB. Dat wil zeggen: op papier. In vele gevallen heeft het lang geduurd, of duurt het nog, voordat de formele regeling ook inderdaad in de praktijk tot stand kwam. In dit trage proces heeft Minister Pais het verstaan om met ingrijpende voorstellen te komen waarbij de zaak over een paar jaar weer in hoge mate moet worden teruggedraaid. Dat betekent dus dat bestuursvormen, waarmee nog maar nauwelijks ervaring is opgedaan, weer zouden moeten worden vervangen door andere, waarbij o.a. de taken van de hoogleraren aanzienlijk worden verzwaard. Waren we net zo blij dat het werk wat beter verdeeld mocht worden, en daar moeten beschuldigende vingers in een groot aantal gevallen richting Den Haag. schelen, wat er over Me gezegd we van Pais terug naar af. Ergerlijk, ergerlijk. Een derde voorbeeld (ook alle slechte dingen bestaan in drieën):Het benoemen van nieuwe hoogleraren was per traditie voornamelijk een zaak van de universitaire instellingen zelf. Minister Pais blijkt er echter een gewoonte van te hebben gemaakt om persoonlijk te oordelen over de kwaliteiten van de voorgedragen kandidaten. Daarbij speelt de (veronderstelde) politieke instelling van de kandidaat blijkbaar ook een rol. Het is bijvoorbeeld uitermate ergerlijk om te moeten vaststellen dat het uit 1977 stammende voorstel van de Universiteit van Amsterdam om de jonge bekwame Westduitser Junne te benoemen tot hoogleraar in de internationale betrekkingen (een voorstel waarmee iedere bevoegde instantie binnen de universiteit zelf zich unaniem kon verenigen), nu, eind 1979, nog steeds niet Wat Den Haag de laatste jaren van de universitaire wereld (en van de hoogleraren in het bijzonder) gevraagd heeft, grenst aan het ongelooflijke. Eerst word je benoemd door Hare Majesteit om een bepaald vak te beoefenen, waarvan Zij (of Men) kennelijk dacht dat je er wat van kon; nadere voorwaarden komen in je aanstelling niet voor. Vervolgens blijkt dat de Minister, die de universiteiten en hogescholen in zijn portefeuille heeft, allerlei nieuwe dingen verzint waarbinnen die beoefening van het vak moet passen. O.K., je accepteert de nieuwe omstandigheden waaronder je moet werken, met meer of minder enthousiasme. Maar daarna komt er weer een andere Minister, die weer hele nieuwe dingen verzint die volstrekt in strijd zijn met de situatie, waar je je net op had ingesteld. Met het besef, dat kabinetten wankel zijn en dat Ministers weer door andere Ministers vervangen kunnen worden, kan er dan een i I regenachtig doffe berusting over je goeie dier is een opgesloten dier, zeg ik maar altijd. Ik ga wel zes keer in het jaar naar Artis. Verder kom ’k er nooit uit. Alleen af en toe es naar me dochter. Maar daar hebben ze een hamster en sinds kort ook een kat. Zo’n klef slijmerig beest, dat op je schoot gaat liggen spinnen en die er met geen mogelijkheid meer weg te krijgen is. Ben ik laatst bij me dochter op be zoek. Ik ga er niet graag heen, moet ik eerlijk zeggen, maar vooruit, dacht ik. Het moet maar weer es. Nauwelijks in de tram gestapt wil ik eigenlijk al weer terug. Geen hond die voor me opstaat, terwijl ik de zeventig toch al ruim gepasseerd ben. Hondekoppen zijn ’t, allemaal. Maar goed. Kom ik bij me dochter, koffie met gebak. Me kleindochtertje ziet er schattig uit. Moe’k eerlijk toe geven. Maar ze is niet zo aardig, vind ik. Wil ik na een uurtje opstaan om weer rustig me eigen huisje op te zoe ken, wil dat kleintje me haar hamster- tje laten zien. Ik moet eerlijk zeggen, hamsters interesseren me dus geen snars en ik zeg me kleindochtertje van laat maar zitten, opa wil net weg, nog een lange rit met de tram. Begint die kleine me daar opeens onbedaarlijk te janken. Het horen en zien verging me en zij maar brullen van opa houdt niet van hamsters, opa is niet dol op ham sters. Me dochter kon haar ook niet beda ren en ik dus maar zeggen van opa is helemaal weg van hamsters en laat jij die Den Besten, zo'n zelfbekentenis. Prof. dr. W. Velema, landelijk voorzitter van de BTHV, vindt het misselijk wat Den Besten en diens kornuiten (o.a. in een brief aan praktisch alle gemeenteraden) hebben uitgebroed. Hij trekt stevig van leer: „Het is werkelijk misselijk (zouden de roomsen zich niet beledigd en geërgerd voelen door het misbruiken van het begrip mis, HR) wat hier gebeurt. Het is in strijd met de waarheid. Zeer ten onrechte wordt er iets tegen ons ondernomen. Wij aanvaarden het praktische pluralisme in de Nederlandse democratie. Wij willen ons op geen enkele manier opdringen aan de andersdenkenden”. Die laatste opmerking is potdosie onzin, lijkt me. Ten eerste staat de tekst van de bond als gegrift in mijn geest, „Spreek vrijmoedig over God maar misbruik zijn naam niet”, hoewel ik toch al lang geen tram of trein frequenteer. Een opdringerige tekst dus, hetgeen pleit voor de bedenkers ervan. En poststousend nog an toe: de BTHV is er toch voor om zijn mening op te dringen aan de mensen. Anders had hij geen bestaansrecht. Daar hoeft potjandrie prof. Velema zich niet voor te schamen. Een andere zaak is, jandikkie, dat de mensen die tegen het vloeken zijn, die mening op eigen kosten moeten uitdragen. Daar heeft die drommelse Den Besten gelijk in. Gejeremieer over een tekort aan centjes om de vloekers mentaal bij het nekvel te grijpen is onjuist en onredelijk. Want nu is het zo, dat vloekers propaganda tegen hen zelf moeten bekostigen. Als ze dat in de gaten krijgen gaan ze nog meer vloeken, veronderstel ik. Dat is, alle vijven en zessen nog an toe, het paard achter de wagen spannen. .Tenslotte een, dacht ik, nuttige tip voor de BTHV: stel een handig gidsje, gevat in kruimelvast plastic, samen met een royale keuze aan alternatieve „ontladers”. Alle dames nog an toe, is me dat even een goed plan? Of ergert een andere groepering zich dan weer aan de inhoud van dat gidsje. Natuurlijk, hoe kon ik zo dom zijn: alle dames nog an toe; dat pikken de feministen niet. Mijn God (sorry) wat moet je dan zeggen als je echt kwaad bent. Als je overloopt van nijd, van ergernis? Trouwens: als je in een toestand bent, dat je alle remmingen loslaat, dat je dus eigenlijk helemaal jezelf bent, zonder franjes, dan kan je moeilijk roepen: frou- froutje nog an toe, wat naar nu toch Zou God werkelijk, werkelijk echt heel boos worden als je zijn naam eens in ander verband gebruikt dan in dat van een bijbeltekst of apologetische uitspraak? Hij is toch niet dood? Of wel? HANS ROMBOUTS Op dat bankie in Artis zat ik dus naar me gewaardeerde medemens te kijken en ik dacht van d’r zit nog maar één soort beesies niet opgesloten in Artis en da’s me „gewaardeerde medemens”. Een twee-benig zoogdier dat nog erger is dan een hamster, kat of hond. Het beest gewaardeerde me demens maakt mekaar dus zonder re den af en zo. Ben toen opgestaan en riep keihard van ZE MOETEN JUL LIE ALLEMAAL OPSLUITEN. BEESTEN ZIJN JULLIE. ZE MOE TEN JULLIE ALLEMAAL OP SLUITEN! Toen hebben ze me even weggebracht naar een mooi huis in ’t Gooi, met allemaal bos d’r omheen. Daar wilde ze me opsluiten, maar ik heb ze gezegd dat ze zelf achter tralies moesten, dat ’t Beesies waren. Na een paar dagen zei iemand van hij is nu wel bedaard, stuur em maar weer naar huis. Wat houdt beter stand dan een bond, die gebouwd is op de rots van de ergernis? Organisaties die hun fundament hebben in de lieflijke grond van flower power, van minzaamheid, van verdraagzaamheid, krijgen vaak de indruk, dat hun grond drijfzand blijkt te 'zijn. De Bond tegen het Vloeken stoelt louter en alleen op ergernis. En geeft ook op 1 zijn beurt weer bergen ergernis. Dat gebeurt nu al zo’n zestig jaar. De BTHV is in Nederland eigenlijk de .vleesgeworden ergernis. Een vlees van T2.000 lidmaten. De aanhangers van de BTHV vinden dat Gods naam niet ijdel gebruikt mag worden. Kun je je afvragen of God dat zelf wel eens doorgebeld heeft vanuit de hemel. Was hij woedend, gepikeerd, zwaar geërgerd? Riep God zelf via de hotlijn naar de aarde: „Ik wil niet dat mijn naam als psychologische ontlader gebruikt wordt”? Riep Hij dat i ->--- vanuit zijn rijk? En voegde Hij er aan toe: willen hebben. En dan gaan de „Ik wil ook niet, dat ik aanhanger wordt - geacht van de stelling: 't kan Me niet verd wordt, als ze maar over Me praten?” Drs. Den Besten, een leraar aan de Rijkspedagogische Academie in Groningen en PvdA-raadslid van Oosterbroek, heeft God in ieder geval niet aan de lijn gehad. Hij trekt van leer tegen de BTHV. Hij vindt met name dat de BTHV geen recht heeft op subsidie van de overheid. In de anti-vloekbond heeft hij anti-democratische trekjes ontdekt. Den Besten, die een fiks aantal medestanders heeft, meent ook, dat de Bond de scheiding tussen kerk en staat vervaagt. „De BTHV doet veel meer dan tegen het vloeken ageren. De Bond wenst in feite een theocratie. In Iran zien we waar dat toe kan leiden Dat is potverdikkie nogal een beschuldiging. Wel zegt Den Besten, dat hij beslist geen voorstander van het vloeken is. Het is een kwestie van fatsoen. „Als ik mij op mijn duim sla, zeg ik ook wel eens een lelijk woord, maar daar heb ik direct dan ook weer spijt van”. Dat is jandorie ook geen kleinigheid van jj komen. en praktisch voorbeeld. Zo’n jaar of tien geleden kwam de discussie op -B-J gang over de vraag, of de minister is gek TT" ommer en kwel overal, en ergernis niet minder. Mopperen over het -B- M. oponthoud in de dagelijkse files; woede over de inferieure kwaliteit van het voer dat je soms in restaurants tegen gepeperde prijzen mag innemen; kwaadheid over de onrechtvaardige alimentatieverplichtingen, die de slingergang des levens met zich mee kan slepen; doffe berusting in verregende weekends en vakanties - ook hoogleraren blijft deze aantasting van de persoonlijke hart- en bloedvaten niet bespaard. Wij zijn ook maar mensen. Maar daar gaat het hier niet over. §1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 21