Met z’n allen op de grote strooppot van het NIPO Niet netjes I 9 DE INGEBAKKEN ONVREDE VAN ROBERT LONG door John Oomkes t t door J. Lodewijks t. Stank van het leven wordt altijd ontkend’ De hypocrisie, de schijnheiligheid dus? s, De huichelarij steekt je enorm. J 3 Toch een boodschap? I. A4 Niet netjes: 47% De ondervraagden kregen een lijstje met 10 punten, waarover men zijn oordeel moest geven. Eenzelfde vraag was in 1966 voorgelegd. Het is altijd aardig om eens te zien, waaraan men zich vroeger (en misschien nu ook nog wel, maar in mindere mate) ergerde. Een kijk op de Nederlandse samenleving van 1971 leert de uitslag van een landelijke steekproef (966 personen) uit dat jaar. Ik denk dat jouw levensopvatting nog een stuk negatiever is dan dat. In de eerste plaats draagt het NIPO, meer dan welk instituut ook, bij tot de nivellering en massaficering van de mens tot een klonterige, stroperige eenheid, waarin de individuen ten onder gaan. Er is eigenlijk niets beschamender voor de mens die er prat op gaat, een eigen me ning en een eigen oordeel over de dingen des levens te hebben, voortdurend te moe ten lezen dat hij er volgens de NIPO- cijfers heel anders over denkt dan hij denkt. Zijn individuele stem wordt ge smoord in een waterval van cijfers en percentages, hij wordt gelijkgeschakeld met een bijzonder klein, praatgraag gezel schap dat door het NIPO wordt be schouwd als „representatief’ aan de hand van gegevens die niets te maken hebben met zijn persoonlijke, innerlijke gesteld- heid, zijn mondigheid, zijn zelfkanten. En toch is het NIPO een instituut dat verboden zou moeten worden. Daar zijn twee zeer belangrijke redenen voor: Met andere woorden: het NIPO stelt zijn vragen zó, dat het resultaat de mening van niet-ondervraagden zal beïnvloeden. Als het NIPO dergelijke manipulaties zou durven ontkennen, zou het de basis aan zichzelf ontnemen. Want het is duidelijk dat de kenschetsing „representatief’ niet zozeer betekent dat men een kleine groep beschouwt als de dragers van een bepaal de mening, maar dat men de mening van die kleine groep op suggestieve wijze op dringt aan de vele anderen die op dat moment (of nooit) een eigen mening heb ben, zodat tenslotte het NIPO altijd gelijk krijgt. Het beste bewijs daarvoor is een van de toppunten van oneigenlijk gebruik der enquête-kunst dat het NIPO onlangs ten beste gaf, door de vraag te stellen: „Ge looft u aan God?” Zoals ieder weldenkend mens behoort te weten, is het al of niet geloven aan God niet een „mening”. Het geloof is niet een kwestie van exacte rede nering, van verstandelijk oordelen, maar van diepe, ondefinieerbare overtuiging die in geen enkel opzicht iets met maat schappelijke status, inkomen, kindertal, functie, leeftijd of opleiding te maken heeft. Alle maatstaven die door het NIPO worden aangelegd bij de keuze van de „doorsnee-Nederlander” die „representa tief’ geacht wordt, vallen in het niet wan neer men deze hamvraag stelt: „Gelooft u aan God?” Toch beging het NIPO opge wekt de absurde, onvergeeflijke fout de De vraagstelling was: „Er zijn dingen waarvan sommige mensen vinden dat het in het algemeen niet netjes is; andere mensen vinden het weer niet zo erg. Wat vindt u zelf?” 1971 80% 66% 14% 9% 6% 78% 71% 47% 45% kunnen de mensen wel denken, daar heb je die zeikerd weer met die kerk, maar die doet zich nu eenmaal onverkort gelden. Je kunt ook niet zeggen: wéér Vietnam? Dat speelt nog steeds, zij het op een iets andere wijze”. We komen over deze voor Robert zo belangrijke thematiek te spreken, omdat zijn elpee Vroeger of Later door de Westduitse liedjesschrijver Michael Kunze in het Duits is overgezet en vervolgens door Long in de Bondsrepubliek werd uitgebracht. De hamvraag in hoeverre zijn oude repertoire na zes jaar nog opgeld doet voor wat de themakeuze betreft, gaat hij daarbij niet uit de weg. „Mijn gevoel voor vrolijkheid is veranderd”, vertelt Long, „ik ben wat cynischer geworden. Begrijp me, voor een poëtisch lied als Thorbeckeplein schaam ik me nog steeds geen letter”. „De uitersten komen misschien wat dichter naar elkaar toe. Vroeger schreef ik of wrang of vrolijk; als ik nu een mooi lied over de liefde zou schrijven dan zit er een andere ondertoon in. Dat is niet omdat ik de ouwe man van 36 probeer uit te hangen, maar gewoon omdat ik bepaalde zaken zo aanvoel. De essentie verandert niet, dat zeg ik niet. Maar vroeger had je sneller ergens een mening over. Nu duurt het langer voordat je een overtuiging hebt, voordat je je mening bepaald hebt dan vroeger. Maar als ik overtuigd raak dat er ergens iets scheef zit, dan kan ik nog steeds een grote woede opbrengen. Dat duurt niet zo lang, dat je daarop een lied kan schrijven, maar uiteindelijk breng je het wel onder woorden”. Als je dat dan doet, dan uit zich dat vaak bij jou in cynisme, maar daar verander je de mensen niet mee. Een negatieve levensopvatting. „Nee, daar verander je de mensen niet mee”, beaamt Robert. „Mensen zijn niet te veranderen. Dat geloof ik sowieso. Maar dat is niet negatief; een boom is toch ook niet te veranderen? Kijk een spliterwt kun je met een andere spliterwt kruisen en een neger met een Indiaan, dan krijg je ook iets. Maar in essentie verandert een mens niet. Ik geloof dat een mens net als een boom door chromosomen, moleculen, DNA en noem maar op, bepaald wordt; daaruit ontstaan blaadjes en takken. Iets dergelijks geldt voor ons ook. Er bestaan geen mensen zonder negatieve kanten. Dan zouden het ook geen mensen zijn, dan zouden het heiligen zijn. En die bestaan ook niet, dus dat komt goed uit”. Als je maar weet dat mensen onwetend zijn, dan kun je er nog wat aan doen, dat idee? Long: „Nee, niet mensen die onwetend zijn. Mensen die weten zijn immers vaak slechter dan mensen die niet weten. Goed. Kijk, wat er ontkend wordt, is de stank van het leven. En het leven stinkt. Dat is niet alleen in overdrachtelijke zin, maar ook letterlijk: stank wordt altijd ontkend, weggewerkt. Er worden deodorants gemaakt. Maar in wezen is het natuurlijk iets heel onmenselijks. Het platteland stinkt, zeggen de mensen. Het stinkt helemaal niet, vind ik, het ruikt lekker”. andere woorden: de heiligste en meest persoonlijke belevenis van het afzonder lijke individu, zijn eigen relatie tot God, op een of andere wijze zodanig te ervaren dat deze relatie hem, en niemand anders, Robert knikt. „Alles stinkt. De toiletten waar gewoon op gescheten wordt, moeten schoon zijn. Oh, vanwege de bacteriën en zo. Maar er wordt net gedaan alsof de mensen niet schijten, toch? Uit een plee kun je tegenwoordig toch eten? Ook de stank in overdrachtelijke zin wordt tegenwoordig van alle kanten ontkend. Alles gaat onder een laagje van beleefdheid (Longs stem krijgt iets geaffecteerds), goede manieren enzo, met mes en vork eten. Maar als de Derde Wereldoorlog morgen uitbreekt, is het afgelopen met die schijn. Met mes en vork eten is een vorm van hypocrisie die natuurlijk heel bruikbaar is, maar als er honger is, dan pakje het voer en dat steekje in je bek”. Long: „Ja, temeer daar we overal instituten en leidraden hebben die dat ontkennen. Als je je niet aan de gangbare normen houdt dan ben je gek of communist. Kijk, je mag niet doden, jij niet, ik niet. Als je het doet, word je opgepakt en weggestopt. Maar een van de grootste kapitaalbronnen is de wapenindustrie. Dat is onzin, echt onzin. Dat wordt gebillijkt; je kunt er als overheid kennelijk niet onderuit. Maar als je buurman vervelend is, mag je hem niet met een hamer op zijn kop slaan. Daar ligt een idioot groot verschil tussen, maar in wezen werken mensen zo”. „Na, het hoort bij mijn vak, de wereld verandert. 25 jaar geleden was er niemand in geïnteresseerd of als „geloof of „ongeloof’ voorkwam, werd als een rol behangselpapier met een eindeloos herhaald motiefje op de rest van het Nederlandse volk geplakt. Conclusie van het NIPO: zóveel procent van „de Nederlanders” gelooft aan God, zóveel niet. Het resultaat zal wel geweest zijn dat vele miljoenen Nederlanders, die vernamen dat zij wel of niet in God geloof den, plotseling gingen twijfelen of zq het wel bij het rechte eind hadden en daar kwamen zij dus onverbiddelijk waar het NIPO hen wilde hebben: zij gingen twijfe len, en neigen naar de grootste groep, omdat zij zich niet meenden te kunnen veroorloven tot een eigenwijze minder heid te behoren. Deze laatste overweging speelt een rol bij alle publikaties van opinie-onderzoe- ken: de mensen die zich met veel moeite nog een stukje eigen mening voorbehiel den, zwaaiden om zodra zij geconfron teerd werden met die indrukwekkende meerderheid. Toon Hermans de wereld nou rond of blauw vond. Nu hoort het erbij, al is het niet mijn wezenlijke vak. Dat is zingen, liedjes maken en ze uitvoeren, en misschien een beetje lullen. Maar 't blijft amusement, dit vak. Ik probeer wel mensen iets zinnigs bij te brengen, maar in eerste instantie breng je amusement, zorg je ervoor dat mensen hun verveling twee uur kwijt zijn. Leen houdt in het nieuwe programma een monoloog van tien minuten; die is niet leuk, maar ook dat is vermaak. Iemands tijd vullen. Als morgen niemand Long wil zien, dan ben ik weg. Daarom, amusement is mijn vak en ik hou er echt van. Maar ik heb die calvinistische inslag om een beetje op mijn manier te prediken. Misschien is het wel typisch Nederlands”. groepen, NAVO en Warschaupact, heeft de meeste kernwapens?” Welk zinnig mens kan dat in vredesnaam weten? De kleine groep die móest antwoorden her haalt wat de propaganda voorhoudt: „Het Westen heeft een achterstand.” „Is er volgens u een evenwicht nodig?” Allicht zegt iedereen dan ja. En uit deze weloverwogen manipulatie, dit gegoochel met vragen en cijfers, komt dan de conclusie: „Het Nederlandse volk wil dat het Westen méér kernwapens krijgt.” Op deze manier kan men verder vragen wat men wil, men krijgt altijd het gewen ste antwoord. „Zijn in de bewapening van Europa kernwapens nodig of niet?” Zeg daar maar eens „nee” op, als je eerst gezegd hebt dat er een evenwicht moet komen! Het zou mij niets verbazen als het NIPO op zekere dag. naar aanleiding van critiek op zijn praktijken, zou komen met de vraag: „Wilt u dat het Nederlandse volk zijn eigen mening vrijelijk mag uiten, of niet?” Met de conclusie dat het massale ,ja” betekent: Lang leve het NIPO! Ze zijn ertoe in staat, want ze schamen zich voor niets. Ze trekken zich ook van deze, mijn bescheiden, mening natuurlijk niets aan. Want het valt hun gemakkelijk, mij het tegendeel te doen beweren van wat ik eigenlijk denk of wil. Ik behoor immers tot de enorme groep, die zelf niets te vertellen heeft maar zijn mening moet laten verkondigen door dat kleine, selecte gezelschap van NIPO-vrienden.dat altijd datgene beweert wat het NIPO wenst en altijd geacht wordt hetzelfde te beweren als de miljoenen die zwijgend achter hen staan. 1 i- Een tweede argument tegen het NIPO is, dat dit instituut bij het formuleren van vragen en het losweken van antwoorden uitgaat van de zekerheid, dat het resultaat van zijn ondervraging niet alleen informa tief maar ook meningvormend zal zijn. Vandaar ook dat een NIPO-enquête over de bewapeningswedloop moet wor den gesignaleerd als een brutale, onver antwoordelijke poging om „de openbare mening” oordeelbevoegdheid toe te dich ten die zij in geen enkel opzicht kan heb ben. Door de schijn van die oordeelbe voegdheid wordt degene, die voor zichzelf een bepaalde mening heeft geprobeerd te vormen, aan het wankelen gebracht. „Als zoveel mensen er anders over denken, dan zal ik het wel bij het verkeerde eind heb ben.” Er dénken niet zoveel mensen an ders over, maar het NIPO slaat de mening van enkelen (sterk beïnvloed door de ma nier van vraagstelling) om op het gehele Nederlandse volk. De vraagstelling was uiterst suggestief: „Welke van de twee „Ik ben 36. Dat is ontiegelijk jong, maar ook, tegelijkertijd oud. In mijn vak voel ik me wèl jong, piepjong. Kijk, als ik zo nu en dan een uitglijer maak, zoals dat programma met Dimitri, dan moet dat kunnen. Want als ik straks op mijn vijftigste nog zinnige dingen wil zeggen, dan moet ik niet menen dat ik nu de wijsheid in pacht heb of het juiste doe”. De woorden van Robert Long theaterman, liedjesschrijver en zanger blijven even naklinken in zijn kantoor. Dan, alsof hij de draagwijdte van zijn woorden op een goudschaaltje weegt: „Dat geldt voor iedereen natuurlijk, ik lui maar raak”. Waarna zijn glimlach ontwapent. antwoorden van de kleine vraaggroep om te slaan op alle Nederlanders en daaruit absurde, onvergeeflijke conclusies te trekken ten aanzien van de gelovigheid van al die miljoenen Nederlanders. Met Henry Clay: Ik, meneer, doe nooit een stap opzij voor een schurk. Randolph: Ik juist altijd wel. De twee ontmoetten elkaar in een nauwe steeg in Washington. Het Nederlandse Instituut voor de Publieke Opinie (NIPO) is een onstuitbare bron van ergernis, voornamelijk door het feit dat het zo onschuldig lijkt. Niets lijkt eerbaarder, eerlijker of democratischer dan het weergeven van de publieke opinie, zoals die in diverse aangelegenheden van openbaar belang tot uiting komt en er kan geen enkel bezwaar zijn tegen het openbaren van de mening die „in het volk” leeft. „Nee, ik beschouw dat als een verrukkelijk positief gevoel. Dat meen ik absoluut”, reageert Robert. „Ik erger me er wel aan, ach, kijk, ik erger me namelijk niet aan slechtheid, of wat daar voor doorgaat. Ik erger me aan het mom van goedheid. Daar word ik niet goed van. En dat hebben vooralkijk, dan krijg ik ook dit, hè? (Long wijst op het verbeten vingertje waarmee hij zijn betoog accentueert)alles waar een moreel laagje of sausje over zit, dat irriteert. Ik denk dat zoiets een verkapte vorm is voor iets heel anders, dat veel harder stinkt dan pure slechtheid”. Onvrede lijkt Robert Long te zijn ingebakken. Onvrede over zijn functioneren als aansporing om de zaken telkens anders en beter te willen aanpakken. Onvrede ook over maatschappelijke ontwikkelingen. Het bevoogdende patriarchaat van de kerk en het dikwijls krampachtig denken over seksualiteit zijn prikkels om telkens weer nieuwe, niet zelden scherpe teksten te schrijven. Dat zal ook in zijn nieuwe programma, Duidelijk zo?'., overkomen, waarin hij Leen Jongewaard als tegenspeler heeft. En ook een derde album, dat in januari wordt uitgebracht, zal die geest ademen. „De vrijblijvendheid ben ik nu wat moe, genoeg gelachen denk ik nu. Je kunt me echter niet wijsmaken dat die irritatie bij mij ooit heeft ontbroken”. Long, verduidelijkend: „Die onvrede, daar zal ik nooit van afkomen. Dat komt doordat me dagelijks opvalt hoe bijvoorbeeld het katholicisme aan anderen zijn wil oplegt. Nog iets. Enige tijd geleden sprak ik met een Duitse regisseur. Bij ons is homoseksualiteit geen item meer, zei hij. En toen dacht ik even dat ik gek werd. Wat bedoel je daarmee?, vroeg ik. Dat hebben we allang gehad, zei-die”. Robert gnuift verontwaardigd. „Zoiets kun je niet bekijken alsof het geen item meer is. En dan Als je niet beter zou weten, dan lijkt het alsof Bob Leverman de zakenman is die achter het masker Robert Long schuilgaat. Zijn benen leunen lui op de rand van zijn bureau. De gouden en platina versies van zijn succesalbums Vroeger of Later en Levenslang hangen als stoffelijke bewijzen van zijn welvaart aan de wand, maar voor Long fungeren ze als waarschuwingsborden. Pas op, gevaar voor populariteit, lijken ze te roepen. Robert heeft zich daar de afgelopen jaren wel ontvankelijk voor getoond. De door hem nagestreefde theatercarrière kende merkwaardige uitschieters. Met Nelleke Burg, Ansje van Brandenburg en Dimitri Frenkel Frank als partners maakte hij een telkens op andere wijze avondvullend programma, zijn zangloopbaan werd bovendien op een laag pitje gezet en een contract voor een van de belangrijkste rollen in Gaaikema’s musical Swingpop draaide op een fiasco uit. „Als ik nu zou weten wat ik over twee jaar zou doen, dan geloof ik dat ik gek zou worden. Ik wil risico’s nemen, dat werkt verhelderend, daar leer je wat van”, zegt hij nu. 1966 91% vrouwen die op straat roken 64% vrouwen die hun haar in het openbaar kammen 21% vrouwen die opgemaakt zijn met lippenstift, ogenzwart e.d. 45% vrouwen die een rok of jurk boven de knie dragen 20% vrouwen die op straat een lange broek dragen 86% mannen die in het openbaar ongeschoren zijn 71% mannen die in een volle trein, bus, tram e.d. hun plaats niet aanbieder aan een vrouw 67% mannen die zonder stropdas in de kerk, bioscoop, restaurant, café e.d zitten 47% mannen die in of om hun huis in hun onderhemd rondlopen 81% mannen die lang haar dragen - I fmrTmniu.ii

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 31