I
i
Zuid-Limburg wordt één openluchtmuseum
1
ffif
STUUK
1-
BIJZONDERE ATTRACTIE: BEZICHTIGING WERKLOZEN
ILLUSIES VERDWIJNEN IN WACHTKAMER
VAN DE MAATSCHAPPIJ
1
1
Sho
r 1
behelpen met een „pretpakket”.
Ze werden koud aan de kant
geschoven.
De periode zeventig heeft zich
ook gekenmerkt door de drop-
outs, de afhakers van de vwo,
havo, mavo, meao, leao en hoe
die schooltypen verder ook
mogen heten. De „demotivatie
van onze scholieren” is een
Daarom een kijkje in dat
sombere gebied waar een
cursusleider op deze manier zijn
vertwijfeling vertolkte: „We
moeten eengsgezind front
maken. Lukt dat niet, dan
kunnen we met zo goed van
Zuid-Limburg een
openluchtmuseum maken met
als bijzondere attractie de
bezichtiging van werklozen”.
Voorlopige regeling
Terugkijkend op de jaren
zeventig schiet één verschijnsel
onmiddellijk in het blikveld: de
omslag van de conjuctuur met
alle negatieve verschijnselen
daaraan verbonden. In het vorig
decennium leken de bomen tot
de hemel te kunnen groeien,
daarna kwam een zorgelijke
Zijlstra, ons financieel orakel,
periodiek in beeld. De groeiende
werkloosheid maakte een eind
aan de zonnige perspectieven
van de jaren zestig. Niet alleen
gingen we er minder op vooruit
dan in voorgaande jaren, we
leverden ook een stuk hoop op
een betere toekomst in. Dat was
goed te merken aan de
jongeren, die niet in de hoogste
versnelling konden meedraaien
en zich daarom wel moesten
We 2
197C
de bi
miljo
gelijk
gees
Natie
onde
socle
van 2
toest
herst
Eeni
telev
eiger
mins
geïsc
tijd n;
ware
vanc
fc,'.
Eisen opgetrokken
Kapot vervelen
De klad
4
Tjeerd Valke, net zeventien en begin zomer van dit jaar nog de trotse bezitter van het mavo-
diploma, is cynisch geworden. Hij zit met z’n hand wat te friemelen in de banenbak van het GAB-
filiaal in een Heerlens warenhuis. Er zit geen job voor hem bij of hij zou bereid moeten zijn als
matroos het zeegat uit te varen maar als liefhebber van het bronsgroen eikenhout ziet Tjeerd de
woelige baren niet zo zitten. Grijnzend adviseert hij mij een story te schrijven over Het Leven van
een Mavoklant. „Ben je lekker gauw klaar, joh. Lang uitslapen, plaatjes draaien in de stad en dan
naar het café. Dat is zijn dagelijks menu”.
door Jos Bouten
bekend thema geworden in de
onderwijswereld. Van die wereld
is Zuid-Limburg een van de
kwetsbaarste plekjes. Daar heeft
een botte sanering van de
werkgelegenheid sinds de t
sluiting van de mijnen fnuikende
gevolgen gehad voor het
verwachtingspatroon van veel
jongeren.
Valse verwachting
Als een jojo
Verkeerd spoor
-
p
l
I 1
Jongeren
verliezen
de moed
I
Zo bestaat er een voorlopige regeling voor de
plaatsing van langdurig werklozen waarmee de
directeur per man maximaal 26.250 gulden kan
„verdienen”; voor werknemers onder de 23 jaar
gaat er 7,5 percent af. Voor elk geval is er wel een
regeling ontworpen maar dan nog moet een APO
voor de helledeuren worden weggesleept. Het komt
ook voor, dat een baas alleen iemand neemt voor de
duur van de regeling.
Volgens het bekende lied is Limburg nog steeds een
dierbaar oord, maar voor veel jongeren is dat niet
meer zo. De meesten met wie we hebben gepraat
kunnen het moeilijk verdouwen dat zij door „de
maatschappij” op een koude manier worden
weggeschoven. Ze hebben hard moeten ploeteren
voor hun diploma en zijn daarna met hoge
verwachtingen gaan dingen naar een baan „met
vooruitzichten”.
Wat doen jullie met de cursisten?
Scheeren: „We geven ze een beroepsoriëntatie.
Momenteel is de situatie zo, dat nog maar weinig
scholieren een ambacht willen leren. Ouders
schamen zich om hun zoon op de lts te doen. Alleen
als zijn capaciteiten'helemaal onder de maat zijn
dan moet het maar in vredesnaam. Het beroerde is
nu, dat de banen juist in de witte-boordensector
snel minder worden. Wat wij hier doen is nagaan
Waar blijkt dat dan uit?
Scheeren: „Je komt de gekste dingen tegen. Hier
een voorbeeld, geplukt uit de regio Maastricht.
Daar staan ruim 4000 man Ingeschreven voor 500
banen. De sociale dienst spoort iedereen aan ijverig
en gewetensvol te solliciteren terwijl tevoren al
bekend is dat het verschil tussen een job in deze
streek en een dunne naald in de hooiberg te
verwaarlozen is. Wij hebben hier jongens, die
tweehonderd keer tevergeefs een brief naar een
„Zeer geachte heer” hebben geschreven. Kijk, als
jonge mensen dat overkomt moetje niet raar
opkijken als ze nergens meer in geloven. Dat
verklaart ook het moeilijke sociale klimaat in Zuid-
Limburg”.
„Naast tekenen van opleving, die erop duiden dat
men zich wil losmaken van het regentendom, dat
aan een kritische opstelling en eigen initiatief geen
ruimte bood, zie je ook genoeg verschijnselen van
vertwijfeling. Het alcoholmisbruik is schrikbarend.
Jongeren, die dertig potten bier op een dag drinken
dat is keiharde realiteit”.
Rond 50 percent haakt al voortijdig af, terwijl het
leven na de school nog als een vie en rose wordt
voorgesteld. Als ook nog eens de moed in de
schoenen wordt gestampt, raakt het rendement van
de school helemaal tussen de wielen. En ja een
slecht rendement bezorgt de school een slechte
reputatie en dat is weer niet zo goed voor de
werkgelegenheid van de leraren.
DeAV
keurig
levend
showg
Nana 1
jr. Op 1
slagve
Mount
Willek
Paul v
Hermi
geprof
ee
ni
2C
w
m
ci<
je
le
vc
ni
(u
ni
b
la
re
bc
hc
te
771
st
vc
d(
di
dc
d(
er
ÊP
Ik
vc
nc
in
bc
H
De vk
want:
milio<
vervo
maar
blijve
TROS
kjjkdi
er pal
De ba
bevat
postel
diepe
aanne
Dat ge
Neem
„vertr
onder
1970 a
meeri
hunp;
Zuurt
inspai
Het is
nuttig
werpe
van he
volger
Hilver
waard
aangei
seizoe
„Piste
Coope
Judd”
Overal hoor je hetzelfde verhaal. De eisen worden
opgetrokken. Soms tot absurd hoog niveau. Een
meisje zonder mavo-diploma mag al in de handen
knijpen als ze ergens mag optreden als serveerster.
Een jongen met mavo gaat uit pure nood maar
doorstuderen aangezien hem te verstaan is gegeven
„dat hij nog geen ei kan pellen”.
Jeugdconsulent Soeren van het GAB-Heerlen
meent, dat veel jongeren zichzelf de mist in werken.
„Ze denken te weinig over de beroepskeuze na.
Daarom is het ook zo nuttig, dat wij op school
komen vertellen hoe belangrijk een goed
vakkenpakket is”. Soeren werkt met zes collega’s,
die ook op het arbeidsbureau voorlichting geven
aan schoolverlaters. Desondanks komt slechts een
fractie meteen aan werk. Gemiddeld
twaalfhonderd jongeren tussen zestien en
negentien jaar raken niet aan de slag. Hoewel dit
cijfer op zichzelf al verontrustend genoeg is, is de
situatie op dit moment niet zo hopeloos als een paar
jaar geleden.
De verschrikkelijke dreun van de mijnsluitingen
had het Limburgse leven dermate ontregeld, dat
duizenden gezinnen met zichzelf geen weg wisten.
Met de mijn verdween ook hun levensperspectief;
wat ervoor in de plaats kwam was apathie. De
jongeren leggen nu steeds minder hun nek
voorkomend onder het snoeimes van de selectie. Ze
proberen wat ze kunnen om toch ergens tussen te
komen nu ze in de gaten krijgen dat elke kans op
een beetje baan moet worden benut.
Die „ze” zijn vooral de mavo- en Ihno-scholieren,
die door hun makkers van de lbo en havo
gemakkelijk worden weggedrukt. De drop-outs (de
leerlingen, die tijdens de „ratrace” de schoolbank
hebben verlaten red.) komen met kop en kont
onder de wielen als nifemand zich om hen
bekommert.
Jan (mavo-4): „Ik loop al een jaar met m’n ziel
onder de arm. Ik wilde wel werken, maar er was
gewoon niks voor mij bij. Overal waar ik kwam was
het antwoord hetzelfde: jouw papiertje is niet goed
genoeg. Ik heb kans, dat ik voor proef kan gaan
werken in een ziekenhuis. Hopelijk gaat dat door,
want ik verveel me werkelijk kapot”.
Greet (Leao): „Ik dacht, dat ik met mijn diploma
wel wat kon bereiken. Dat is helaas niet zo. Hoewel
ik erg graag in de verpleging wilde is het me niet
gelukt. Ik heb de kans niet gekregen. Sommige
mensen zeggen dan zo gemakkelijk: „Nou kind, dan
ga je toch wat anders doen”. Vergeet het maar, zelfs
het simpelste baantje was niet voor mij weggelegd.
Met een eenvoudig diploma kom je nergens meer”.
Is dat dan iets van de laatste tijd?
Scheeren: „In het begin van de zeventigerjaren was
dat niet zo. Toen was in diverse takken van het
bedrijfsleven ook het mavo-diploma nog harde
munt. Nu zit daar de klad in. Het aanbod van
werkwilligen overtreft ver het plukje banen, dat
nog te verdelen is. Daar komt nog bij, dat ook de
werkende jongere zijn „leven” lang niet zeker is. Hij
mag zich als 18-jarige misschien zonnen in de
waardering van zijn baas, acht jaar later kan hij
toch op straat staan. Ook dan is-ie nog een
uitstekende kracht, maar, helaas, te duur in last en
loon. Nee, het is hard knokken om in deze
maatschappij in de running te blijven. Behalve
instructie geven we daarom ook wat
persoonsvorming. Ze moeten immers rijp worden
gemaakt voor deze maatschappij. Dat betekent
jezelf in de hand houden. Niet inklappèn als de
baan wat lang uitblijft door bijvoorbeeld de halve
dag in bed te blijven liggen of afspraken niet na te
komen”.
Het werk van Mat en René is zoveel als dweilen met
de kraan open ook al heeft hun werk in het
afgelopen seizoen ruimschoots dé moeite geloond.
Van de 361 cursisten zijn er 260 (ruim 72 percent)
geschakeld naar een (part-time) baan, interservice-
opleiding (voor een baan in het ziekenhuis),
dagopleiding en avondschool. Dat er toch reden is
voor dwarskijken komt door het sombere
toekomstperspectief. Ze hebben angst, dat de
overheid besluit tot de uitvoering van de zogeheten
sectornota. Dat zou betekenen stopzetting van
subsidies aan zwakke bedrijven waardoor tegelijk
een eind komt aan de selfsupporting van Zuid-
Limburg.
Tegen deze achtergrond is de kreet van Mat
Scheeren wel verklaarbaar: „Er is maar één
oplossing om uit het moeras te komen. De politieke
partijen van de Zuidlimburgse gemeenten moeten
ophoucien met bakkeleien. Zé moeten samen één
front vormen tegen de regering, die zich sterk zal
moeten maken voor de redding van deze provincie.
Gebeurt dat niet, dan moeten we het maar over een
andere boeg gooien. Misschien is dit wat: aan de
minister van CRM centjes vragen voor de
realisering van een uniek plan. We zouden van
Zuid-Limburg een openluchtmuseum kunnen
maken. Dan zetten we in Sittard een aantal kassa’s
neer waar de mensen een kaartje kunnen kopen
voor een zeer aparte attractie: de bezichtiging van
werklozen”.
Tjeerd zegt, dat hij „x-maal” zonder enig succes
heeft gesolliciteerd naar een baan. „Hoe moet het
nou verder?”. Een korte schouderbeweging is het
enige antwoord. Nog voordat Tjeerd goed en wél
aan het leven begonnen is heeft hij de hoop al
opgegeven. De jongen kan niet model staan voor
„de” jeugd van de jaren zeventig, hij is wel een
vertegenwoordiger van een onafzienbaar legioen
jongeren, die in de wachtkamer van de
maatschappij langzaam hun illusies verliezen.
Tjeerd heeft het wel heel slecht getroffen want hij
moet zijn plaats zien te vinden in de oostelijke
mijnstreek, het stuk Limburg waar de
werkloosheid keihard heeft toegeslagen. Op dit
moment staan 4500 jongeren langs de kant, dat is
bijna 38 percent van het totale aantal
geregistreerde werklozen in de streek rond
Heerlen, Maastricht, Kerkrade, Brunssum en
gluipen.
De jaren zeventig vormen voor Limburg de periode
van de Grote Treurigheid, die werd ingeleid door de
nota-Den Uyl. De kolenmijnen moesten dicht,
omdat we alle kaarten hadden gezet op de bel van
Slochteren. Liefst 56.000 mensen kwamen zonder
werk, maar niemand hoefde zich zorgen te maken.
Geheel in de geest van de vakbonden zou de afbouw
van de mijnen gepaard gaan met de opbouw van
vervangende werkgelegenheid. Er is ook veel
gedaan om de provincie een nieuwe ruggegraat te
geven maar al gauw na de jaren zestig ging het
mis.
De gediplomeerden zijn toch in het voordeel?
Scheeren: „Jazeker, voor iedere scheet moetje
tegenwoordig een diploma halen. Zonder papiertje
ben je dus helemaal nergens. De eerste groep heeft
het toch moeilijk. Dat zijn de jongeren, die echt
hebben gedacht dat ze met hun diploma vlot aan
een leuke job konden komen. De valse verwachting
waarmee veel scholieren afzwaaien dat is ook
zoiets. Waarom wordt op de scholen zo weinig
gedaan aan reële voorlichting over de
maatschappij?”
Hetzler: „De dekanen kun je het nauwelijks kwalijk
nemen. Die moeten in een paar uurtjes per week
honderden leerlingen verwérken. Dat kan
natuurlijk niet”.
Beiden vinden elkaar in de overtuiging, dat veel
scholen de confrontatie rpet de maatschappij zoals
die werkelijk is niet aandurven. De docenten
gebruiken het argument, dat het verstrekken van
inzicht in de reële gang van zaken de leerlingen nog
meer ontmoedigt. Een hard wapen, want de
demotivatie op de mavo, maar yooral havo, is het
grote euvel van de schooljeugd in de jaren zeventig.
Wie melden zich het meest?
Scheeren: „Van de 361, die we het afgelopen jaar
hebben gehad waren er 172 afkomstig van het
mavo, havo, vwo. Die waren allen gediplomeerd en
desondanks niet in staat zich in de arbeidsmarkt te
drukken. De volgende groep betreft de laag
geschoolden zoals Ihno en leao (133) en ten slotte de
drop-outs, „maar” 56 stuks deze keer. We doen wat
we kunnen om deze groep te stimuleren alsnog hun
diploma te halen. Dat lukt maar zelden. Deze
figuren hebben zo balen van de school dat ze zich
liéver wetens en willens in de soep draaien dan
terugkeren naar het door hen zo gehate
onderwijssysteem. De twee andere groepen hebben
ook niet zo’n florissante schoolperiode achter zich,
maar staan er stukken beter voor”.
Mat en René geven sommige woorden een snerend
toontje mee om goed duidelijk te maken dat de
jongere van vandaag door bedrijf en school als een
jojo heen en weer wordt geslingerd. Over zijn hoofd
ontwikkelt zich een steeds heviger ruzie. Het bedrijf
schreeuwt moord en brand, omdat de jeugd „niet
meer tot tien kan tellen” of „geen hamer van een
spijker kan onderscheiden”, het ligt er maar aan in
welke sector de onderneming is gestationeerd.
De school roept ach en wee over de verschraling
van de persoonlijkheid. De leerlingen moeten
zoveel in hun kop stampen, dat er geen ruimte meer
is voor creatieve vakken. Moet de atmosferische
druk nog meer worden opgevoerd?
Hetzler brengt een verontschuldiging in voor het
zich isolerende onderwijs: „Ik heb de indruk, dat de
school moe is. Er hebben zich sinds de invoering
van de Mammoetwet zoveel veranderingen
voltrokken, dat men het daar ook niet meer weet.
Er heerst angst en daardoor is de neiging groot de
ogen te sluiten voor hetgeen er in de samenleving
gebeurt. De jeugd komt onthand in de
maatschappij, ze weet echt niet wat er te koop is”.
Rond 1972 sloeg de conjunctuur om, waardoor de
bedrijfstrein op een verkeerd spoor raakte.
Autochtone ondernemingen moesten inkrimpen of
sluiten en veel nieuwe bedrijven gaven het op. De
directeur van het arbeidsbureau in Heerlen, M. H.
C. J. Gouveme, probeert de zaken niet beroerder
voor te stellen dan ze al zijn maar zijn verhaal over
de nijverheid is niettemin vergelijkbaar met een
snelle striptease. In een paar maanden tijd zijn vier
grote bedrijven opgedoekt.
„Door het kort na elkaar verdwijnen van drie grote
meubelfabrieken is deze tak van industrie compleet
weg”, aldus Gouveme. „Als de afbraak van de
bedrijvigheid in deze streek in hetzelfde tempo
doorgaat als in de laatste twee jaar, dan wordt het
hier wel héél erg”. De directeur durft zijn fantasie
niet zover te laten vieren, want hij voegt er meteen
aan toe dat naar zijn gevoel het dieptepunt nu wel
bereikt is. Daarin kan hij best gelijk hebben, want
de grote bedrijven zijn bijna allemaal al van het
toneel verdwenen, zodat het nauwelijks rotter kan.
De paar, die over zijn, hoeven zich over het
personeelsaanbod geen enkele zorg te maken, ze
kunnen kiezen uit een reservoir van jongeren. Het
QAB staat voortdurend bij de directies op de stoep
om APO1 s (arbeidsplaatsenovereenkomst) in de
wacht te slepen. Het haalt graag als lokkertje van 1
de maand het grote regelingenboek tevoorschijn.
Daarin staat een reeks tegemoetkomingen die de
werkgever te beurt vallen als hij wat
arbeidsplaatsen wil afschuiven.
wat de cursisten wel en niet kunnen. We vertellen ze
verder wat ze moeten doen als ze gaan solliciteren
en hoe ze moeten handelen in tijden van
werkloosheid”.
Zo erg is het zelfs in Limburg niet. Integendeel,
meer dan in andere streken van het land worden
pogingen gedaan om uit-de-bootvallers in de kraag
te grijpen voordat ze voorgoed uit het zicht
verdwijnen. In de reeks reddingsacties zijn vooral
de Cursussen voor Jeugdige Werklozen (C JW)
bekend geworden. Sinds 1976 is de betekenis van
dit vangnet vooral in Limburg geweldig
toegenomen.
Driejaar geleden kwamen op de SBBO
(streekschool voor beroepsbegeleidend onderwijs)
in Heerlen nog maar 76 jongeren kijken of ze van
die cursus wat wijzer konden worden, voor komend
jaar wordt de belangstelling op een kleine 400
geschat. Ze komen van alle mogelijke
schoolrichtingen (vwo, havo, mavo, leao, Ihno, enz.)
mét en zonder diploma. Wat iets zegt over de
interesse voor de CJW is het feit, dat de toeloop in
Zuid-Limburg een kwart beslaat van het totaal
aantal cursisten voor dit type begeleidend
onderwijs in Nederland.
Mat Scheeren, coördinator, en René Hetzler,
projectleider, geven hoog op van hun cursus. Zij
hebben beiden het idee, dat de meeste jongeren na
de schakelcursus (het gaat erom een schakel te
leggen tussen school en bedrijf of tussen school en
vervolgopleiding red.) niet alleen een opleiding
volgen of gaan werken maar ook in hun keuze
volharden. Jammer genoeg is het maar een idee,
want er is geen mankracht genoeg om precies uit te
zoeken wat het effect van de cursus is. Wel staat
nauwkeurig vast, dat veel jongeren aan het begin
van de cursus in staat van hopeloosheid verkeren.
„Ze hebben geen flauwe notie van het
bedrijfsleven. Van een arbeidsbureau hebben ze
wel eens gehoord, maar hoe het werk, nee, dat
weten ze niet”.