Fouten voorkomen met Antillen w DE KATER VAN PRONK EN DUIZENDEN SURINAMERS 15 MAANDAG 31 DECEMBER 19/9 land. Waar we naar toegaan? Ik weet door Rob Sprenkels door Fred Sanders I Het onafhankelijke Suriname wil maar moeilijk van de grond komen. Dat blijkt onder meer uit het feit dat er maandelijks weer zo'n 2000 Surinamers op Schiphol arriveren met het vaste voorne men zich in Nederland te vestigen. De meesten van hen hebben in Suriname een goede baan achtergelaten. Onze correspondent in Zuid-Amerika, Rob Sprenkels vloog naar Paramaribo om na te gaan waarom het in Suriname scheef gaat. Fred Sanders wijdt een beschouwing aan de dekolonisatie. Bedrogen Doorbraak Sinds op 30 mei 1969 Nederlandse mariniers in actie kwamen tegen zwarte stakende arbeiders in Willemstad, Curasao, stond voorde meeste progressieve Nederlanders vast, dat nog tijdens de jaren zeventig met kracht zou worden gestreefd naarde onafhankelijkheid van Suriname en de Nederlandse Antillen. Die brute verstoring van een gemoedelijke koloniale relatie, die niet meer koloniaal mocht heten, schudde het thuisfront wreed wakker. Het Statuut voor het Koninkrijk was vijftien jaar tevoren binnengehaald als de verwoording van een unieke vooruitstrevende relatie tussen moederland en overzeese gebiedsdelen. Maar de tijd had sindsdien niet stilgestaan en de ontwikkeling van die relatie wel. Waar moet dat heen, hoe zal dat gaan, waar komt die rotzooi toch vandaan... Zondagmorgen half tien, Barend Servet schalt de huiskamers en krotwoninkjes binnen via de FM-golven van de SRS, de Surinaamse Radio Stichting. Toeval? Vast niet. Een dag eerder. Het parlementaire oppositielid Henk Herrenberg, net terug van een verblijf buiten de grenzen, onder meer in Nederland: „We praten nu over gezinshereniging, maar dan hebben we het over gezinshereniging in Nederland. Dat is toch absurd. Ik vind dat dat gezinshereniging in Suriname zou moeten zijn, het gaat tenslotte om Surinamers. Wanneer we zo doorgaan, zit eind 1980 de helft van de bevolking in Nederland. Er is hier veel werk te doen, maar we praten te veel, we doen te weinig. Ik weet soms echt niet waar we mee bezig zijn in dit het niet”. Gigantisch projekt Positieve zaken O I V Het echec van een oude kolonie Op de markt in Paramaribo j» >02 :W::* Oud-minister Jan Pronk: „Wat moesten we anders?" een dikke vinger in de Surinaamse poli tiek kregen, hetgeen resulteerde in een fraai circus, doorspekt met ontoelaatbare dubbelfuncties en een alom tierende cor ruptie. De politici behoorden binnen de kortste keren tot de kleine elite van de Surinaam se samenleving, waardoor onderling alle rassenhaat verdween. Niettemin bleven zij de rassentegenstellingen aanwakkeren vanuit het parlement, het kiezersvolk moest immers dom worden gehouden om de gevestigde partijen te laten voortbe staan. Nu, tien jaar later, aan het begin van de jaren ’80, moeten we vaststellen dat Suriname tot nu toe bepaald geen succes is geweest, als onafhankelijke staat. Een land waarvan de eigen bevolking wegloopt, dat ondanks de beschikbaarheid van gigantische bedragen aan ontwikkelingshulp er niet in slaagt economisch tot ontwikkeling te komen. Aan het eind van de jaren ’80 zullen de zes eilanden van de Nederlandse Antillen, in wat voor vorm dan ook, zelfstandig zijn. Het is dan ook hoog tijd dat we onszelf twee vragen stellen: wat is er destijds verkeerd gegaan, bij de voorbereiding van de onafhankelijkheid van Suriname en: welke fouten zouden we deze keer, bij de liquidatie van de laatste resten van ons „koloniale rijk” kunnen vermijden? We spraken daarover met twee politici, die destijds nauw betrokken waren bij de voorbereiding van Surinames onafhankelijkheid en die ook nu weer een rol zullen spelen bij de overdracht van de laatste stukken soevereiniteit aan de Nederlandse Antillen. Jan Pronk (PvdA), toen minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Den Uyl, nu lid van de Tweede Kamer, en Piet van Zeil (CDA) toen en nu lid van de Tweede Kamer. Pronk: „Nederland is in Suriname een heel slechte kolonisator geweest. We hebben daar een nauwelijks levensvatbaar land gecreëerd, een wingewest, met plantages, gebaseerd op slaven of economische dwangarbeid”. Van Zeil: „Nederland heeft Suriname altijd beheerd, nooit bestuurd. Het was een soort schiereiland van Nederland, helemaal op het moederland georiënteerd, tot en met die beruchte aardrijkskundeboekjes op school.” Een nationale identiteit ontstaat meestal onder druk van buitenaf, bijvoorbeeld in bevrijdingsoorlogen. Maar Suriname kreeg, de Antillen krijgen, de onafhankelijkheid in de schoot geworpen, zonder strijd, zodat het land nu de samenhang mist die nodig is om als natie te kunnen overleven. De overeenkomst die Nederland uiteindelijk sloot met Suriname, waarin een hulpbedrag werd toegezegd van in elk geval 2,7 miljard gulden, per project te besteden, geldt internationaal als zeer royaal. Ook het feit dat de Nederlanders, bang beschuldigd te worden van racisme, hun grenzen nog tot vijfjaar na de onafhankelijkheid openstelden voor Surinamers, gold destijds als ruimhartig. Hoewel achteraf deze open grenzen misschien wel de grootste ramp verdere ontwikkeling van de bosbouw, de landbouw en de industrie. Al vanaf het begin is dit plan mikpunt geweest van felle kritiek. Een nieuwe stad van 60.000 mensen in de rimboe is volgens Surinaamse verhoudingen buiten propor ties en zal volgens velen nooit uit de grond kunnen worden gestampt. Tevens wordt erop gewezen dat het merendeel van de investeringen zal moeten worden gedaan door de Suralco (een dochter van de Ame rikaanse aluminium-gigant Alcoa) en Bil liton (100 procent Shell); machtige con cerns, waarvoor de Surinaamse overheid geen enkele partij is tijdens onderhande- lingen. „Suriname zal zich volledig overleveren aan de wil van multinationals en buiten lands kapitaal”, zo redeneren de vele criti ci. De ervaring heeft geleerd dat dat in de Derde Wereld meestal weinig oplevert voor de bevolking. De balans van vier jaar MOP is bedroe vend. Het Nederlandse idee erachter was immers dat de volksverhuizing tot staan zou worden gebracht en dat er condities zouden worden geschapen voor de remi gratie van de Surinamers. Gezien de re sultaten tot nu toe was het eigenlijk niet zo verwonderlijk dat Jan Pronk, in 1975 mi nister van ontwikkelingssamenwerking, zich acht weken geleden liet ontvallen dat hij was „gechanteerd” bij de onderhande- lingen over de onafhankelijkheid. Pronk voelt zich bedrogen, maar wist hij soms niet met wat voor mensen hij rond de tafel zat? Een voorbeeld: Frank Essed, de oud-premier. Hij is niet alleen het belangrijkste lid van de Surinaamse CONS-delegatie, maar maakt ook deel uit van de raad van commissarissen van Billi ton de aluminium-tak van de Shell) en vervult diezelfde functie bij Bruynzeel. Een opvallende bijkomstigheid is dat Es sed in het begin van de jaren ’70 in zijn rol van minister van opbouw de joint-ventu res van Bruynzeel en Billiton met de Suri naamse overheid tekende. Het ligt voor de hand om te concluderen dat Essed meer interesse heeft in het wel en wee van Billiton en Bruynzeel, dan in het reilen en zeilen van de Surinaamse samenleving. Opvallend is in ieder geval dat de regering-Arron (geadviseerd door Essed) meer prioriteit toekent aan de ont- zijn die Nederland het leeglopende Suriname heeft aangedaan. Pronk wil er ook geen misverstand over laten bestaan, dat eventuele problemen rond Surinamers in Nederland nimmer een overweging mogen zijn om ernaar te streven dat deze mensen terugkeren naar hun land. „Die problemen hebben we aan onszelf te wijten. Nee, als we streven naar remigratie, dan is dat omdat Suriname zelf de mensen hard nodig heeft.” De Surinaamse onderhandelaars verzetten zich tegen de Nederlandse „bemoeizucht”. Zij prefereerden een ontwikkelingsrelatie door middel van de bankrekening: stuur het geld maar, wij Weten zelf wel hoe we het moeten besteden. Aan Nederlandse kant stond daar niet zozeer „bemoeizucht” tegenover, als wel de noodzaak ervoor te zorgen, dat Nederlands belastinggeld op zo verantwoord mogelijke wijze zou worden besteed en de plicht een verantwoord ontwikkelingsbeleid te voeren. Van Zeil en met hem andere CDA’ers willen de problemen die Nederland en Suriname nu regelmatig hebben over hun ontwikkelingsrelatie voor de toekomst, de verhouding met de onafhankelijke Antillen, voorkomen door meer globaal te onderhandelen. Niet over projecten, maar over programma’s die de onafhankelijke eilanden dan zelf zouden moeten uitvoeren. De PvdA is niet van plan met de Antillen dergelijke „gemakkelijke” afspraken te maken. Pronk: „De regering van de Antillen is 20 jaar lang een financiële chaos geweest. Nu is er weliswaar een progressieve regering, die van Don Martina, maar je moet nog maar afwachten hoe dat afloopt. Dan is het toch onverantwoord om te zeggen: hier heb je zo en zoveel miljoen, kijk maar hoe je het besteedt.” In elk geval zal, zo verwacht men in Den Haag, in de loop van het jaar 1980 een beslissing zijn gevallen over een toekomstige nieuwe verhouding tussen Nederland en de Nederlandse Antillen. Misschien nog geen volledige onafhankelijkheid, maar wel een nieuwe stap in die richting. Er trad een schokeffect op, resulterend in een Nederlandse houding die te omschrijven valt als: de eerste die zijn mond opendoet over onafhankelijkheid, of het nu Suriname is of de Nederlandse Antillen, die krijgt die onafhankelijkheid ook. In de jaren Zeventig, zo dramatisch voorbereid door de revolutionaire tweede helft van de jaren zestig, zou geen plaats meer zijn voor koloniale banden. In 1970 gaf een groep Nederlandse parlementariërs na een bezoek aan Suriname te kennen dat Suriname „op redelijk korte termijn” onafhankelijk zou dienen te zijn. Daarmee trad de machinerie in werking. Surinaamse regeringen hadden tot dat moment weinig behoefte gehad aan onafhankelijkheid. Maar in 1973, het jaar van het optreden van het kabinet- Den Uyl, werd er in Suriname volop gestaakt, de regering-Frank Essed moest plaatsmaken voor een jongere generatie, de tijd was rijp. De soevereiniteit over Indonesië had Nederland slechts na twee smerige koloniale oorlogen opgegeven. Die schok had ons het Statuut opgeleverd, de voor die jaren ongekend „moderne” staatkundige verhouding tussen de Westindische koloniën en het moederland. De overdracht van Nieuw- Guinea aan Indonesië was een tragische wereldpolitieke klucht geworden. Suriname zou „model-onafhankelijk” worden. In 1969 kwam er een eerste doorbraak. Stakingen van onderwijzers dwongen de door W.F. Hermans als dictator getypeer de Jopie Pengel af te treden. Zijn opvol ger, ir. Frank Essed, was vier jaar later hetzelfde lot beschoren. Ruim twee maan den werd er massaal gestaakt. Creolen, Hindoestanen, Javanen en Chinezen ston den zij aan zij op de barricades. Essed ruimde het veld, maar er was geen poli tiek alternatief. Henck Arron van de Nati onale Partij Koalitie (het Creoolse blok) wist handig in te spelen op de revolutio naire verlangens die zich tijdens de mas sale staking hadden ontwikkeld. Hij pre dikte onafhankelijkheid van Nederland en won de stembusslag. De Verenigde Democratische Partijen van Jaggemath Lachmon (het Hindoestaanse blok) had den het nakijken en baseerden hun oppo- sitievoering opnieuw op het verschil tus sen Hindoestanen en Creolen. De door de stakingsbeweging veijaagde Frank Essed was vrijwel vanaf het begin een van de belangrijkste adviseurs van het kabinet-Arron. In feite was er weinig Wachten op vervoer naar Nederland, limo- nadeverkopers doen goede zaken •fr Door de uittocht van vooral jongere, beter opgeleide Surinamers is er een levendig aan bod aan tweede hands bromfietsen Kamerlid Piet van Zeil (CDA): Bij Antillen ander ontwikkelingsbeleid voeren. Het MOP staat of valt in feite met de blootlegging van West-Suriname, een gi gantisch project, ontsproten aan het brein van oud-premier Frank Essed. Het gaat om het gebied nabij Apoera, waar in en rond het Bakhuys-gebergte grote hoeveel heden bauxiet zijn aangetroffen. Een im mens stuwmeer zal voor relatief goedkope energie moeten zorgen, waarmee de bauxiet kan worden verwerkt tot alumini um. Het dorpje Apoera zal volgens de plannen moeten veranderen in een stad van 60.000 inwoners. De aanleg van een spoorlijn, die Apoera met de vindplaatsen van het bauxiet verbindt, is al zo goed als klaar. Verder zal er een kanaal worden aangelegd waarlangs duizenden hectaren landbouwgrond moeten worden ingepol- derd. Het idee achter al deze plannen is dat de bauxietwinning zal leiden tot een In heel Paramaribo is praktisch geen loodgieter meer te krijgen, ze zitten alle maal al in Nederland. Maar er is veel meer loos. De hoofdstad, waar naar schatting 200.000 mensen wonen (bijna tweederde van de hele bevolking), verkeert in deplo rabele staat. Er is geen enkele vorm van onderhoud, de stad verloedert. Er komt nauwelijks nog water uit de kranen. Het rioleringssysteem raakt met de dag ernsti ger verstopt, na elke tropische regenbui staat vrijwel het gehele centrum van de stad blank, een lichtbruin mengsel van afval- en regenwater. Het huisvuil wordt vaak niet meer opgehaald of dat is nog nooit gebeurd. Een postbode is in verschil lende wijken een geestverschijning. De landbusdienst is vrijwel geliquideerd, dui zenden mensen moeten het regelmatig zonder openbaar vervoer stellen, omdat de particuliere busjes de afgelegen wijken zoveel mogelijk proberen te mijden. Rond 75.000 mensen zitten op elkaar gepropt in krotten, die officieus onbe woonbaar zijn verklaard. De schrijnende armoede van vier jaar geleden is groten deels uitgebannen, maar de bewoonde de len van Suriname worden verwaarloosd. Het is begrijpelijk dat veel mensen het vliegtuig naar Nederland pakken. Vischal is een van hen. Enigszins teleurgesteld komt hij het passagekantoor van de SLM, de nationale luchtvaartmaatschappij, uit lopen. „Er is pas over drie maanden plaats”, klaagt hij. Vischal werkt bij de overheid, een goede baan. Hij verdient zo’n 850 gulden per maand, naar Suri naamse begrippen een hoop geld voor een jongeman van 21. Waarom dan toch naar Nederland? „Ach meneer, wat moet ik hier met mijn geld. Ik heb thuis telefoon, maar wanneer ik mijn familie in Nickerie wil opbellen, krijg ik geen verbinding. Ik heb een luxe badkamer, maar ’s middags om half drie, als ik thuiskom van mijn werk, is er geen water. Het wordt elke dag erger hier. Ik heb twee jaar in Utrecht gestudeerd, daar ken ik mensen en vind ik wel een baan. Het liefst zou ik morgen nog gaan”. Het zijn vooral Surinamers met een degelijke opleiding die momenteel op Schiphol arriveren. Ze hebben vaak een goede baan achtergelaten; het zijn de zo genoemde middenklassers. Het aantal vluchten van Paramaribo naar Amster dam zal binnenkort worden vergroot van drie tot vijf per week, het lijkt een herha ling te worden van de exodus van 1975. In december is er een kerstgratificatie uitge keerd. Duizenden mensen zullen dat extra geld gebruiken om te „vluchten” voordat het te laat is, want na november 1980 zal er waarschijnlijk een visum nodig zijn om Nederland binnen te kunnen komen. Sommige arbeiders van de Suralco (een van de grote aluminiummaatschappijen) laten zich overplaatsen en wenden de ver goeding voor de verhuiskosten aan voor een ticket naar Nederland. Bijna iedereen in Suriname is ontevre den en men heeft weinig vertrouwen in de toekomst van het land. Dat is niet zo onbegrijpelijk. Mensen die voor een of andere voorziening of subsidie bij de overheid aankloppen, stuiten op het logge, onwerkbare apparaat van 42.000 ambte naren, bijna de helft van de totale be roepsbevolking, een miljoenen verslin dend waterhoofd. De algemene ziektever- goeding, die AZV, werd al in 1977 beloofd, maar is voorlopig van de baan. Duizenden mensen kunnen het zich daardoor financi eel niet permitteren om ziek te worden. De regering komt de met de ambtenarenvak bond gemaakte afspraken over de ar beidsvoorwaarden niet na, prikacties zijn het gevolg. Dagelijks worden de kranten kolommen gevuld met politieke ruzies, het ene corruptieschandaal volgt het andere op. x Het Surinaamse politieke wereldje is nooit veel soeps geweest. De leidinggeven de politieke partijen zijn niet ontsproten uit ideologische ideeën, maar uit de door Nederland gecreëerde en altijd in stand gehouden rassenscheiding. Vanaf het mo ment dat een eigen Surinaamse regering de zaken moest bedruipen (het statuut van 15 december 1954), ging het mis. Grote internationale bedrijven, veelal van Ne derlandse origine, zorgden ervoor dat ze Niettemin zijn er de afgelopen jaren ook best positieve dingen gebeurd in Surina me. Het welvaartspeil is aanzienlijk geste gen, de in het begin 1976 nog wijdverbrei de honger is vrijwel uitgebannen. Ook het aantal werklozen is stevig teruggedron gen, al is het geschatte cijfer nog schrik barend hoog; 30 procent. Veel werklozen weten toch aan geld te komen door op straat wat lekkemijën te venten, dingen waar echt wel behoefte aan is. Zo kunnen de jongens met hun karretjes schrapijs in warme maanden wel eens een winst boe ken van 500 gulden of meer. Een andere positieve ontwikkeling is dat er elk jaar tussen de 500 en 700 Surina mers remigreren, terugkeren naar hun geboorteland. Een aantal van hen heeft in korte tijd een aardig bestaan weten op te bouwen. Sinds vorig jaar juni zit er op de Nederlandse ambassade in Paramaribo een speciale functionaris van het ministe rie van sociale zaken om remigranten op te vangen en te begeleiden. Inmiddels is hij zover dat hij de mensen daadwerkelijk kan helpen bij het zoeken naar een baan of het verkrijgen van kredieten. En omdat er op het ogenblik zoveel kaderpersoneel naar Nederland vertrekt, zitten teil van bedrijven en de overheid te springen om gekwalificeerde krachten, vooral om tech nisch personeel. Verder bieden de buiten het parlement staande partijen wat uitzicht op verbete ring, want dat er een frisse wind door de Surinaamse politiek moet waaien, is overduidelijk. Dat werd bijvoorbeeld nog eens duidelijk toen het elitegroepje van 39 man in november min of meer besloot om tot de verkiezingen van maart 1980 nog slechts twee routinezittingen te houden en de begrotingsvoorstellen van het kabinet- Arron maar niet meer te behandelen. „Dat heeft toch geen zin, zo vlak voor de verkie zingen”, luidde de algemene verklaring. De PALU de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie) heeft zich na het in elkaar zakken van een aantal ambitieuze land- en bosbouwprojecten nu met succes geworpen op het buurt- en clubhuiswerk. Door de samenwerking met de PNR (de Partij Nationale Republiek, die tot 1977 deel uitmaakte van de regerende NPK) is er kans op een zetel bij de verkiezingen van maart. Belangrijker nog lijkt de weg die de Volkspartij is ingeslagen. Bij de verkiezin gen van 1977 (Arron wist toen nog net zijn hoofd boven water te houden, maar het gonsde destijds van geruchten over frau de) behaalde deze socialistische partij net geen zetel. Sindsdien is er hard gewerkt en heeft de Volkspartij zich opgewerkt tot de best georganiseerde partij van Surina me. In totaal zijn er nu zo’n 4000 leden, die allemaal zijn geregistreerd. Op partijbij eenkomsten is de belangstelling de afgelo pen maanden onvoorstelbaar groot, zo’n 100 mensen op wijkvergaderingen, 1000 mensen op afdelingsbijeenkomsten. Een van de opvallende factoren op die bijeen komsten is dat Hindoestanen en Creolen er vrij met elkaar omgaan. Pipel, het weekblad van de partij, is wellicht de meest gelezen periodieke uit gave in heel Suriname: het heeft met 8000 exemplaren een bijna even grote oplage als het grootste dagblad, De Ware Tijd. Partijleider Rubin Lie Pauw Sam: „Het is ongelooflijk, maar de laatste maanden komen zelfs mensen van de NPK en de VDP zich bij de Volkspartij aanmelden”. Lie Pauw Sam heeft goede hoop dat zijn partij als grote overwinnaar uit de in maart te houden stembusslag zal komen. De leider van de Volkspartij is waar schijnlijk wel erg optimistisch, maar het moet worden toegegeven dat de omstan digheden hem in de kaart spelen. Veel Surinamers zijn ontevreden en als ze niet naar Nederland kunnen of willen, zullen ze toch naar een ander alternatief zoeken. Het was dan ook vast geen toeval dat het nostalgische hitwerk van Barend Servet op een zondagmorgen in november door de Surinaamse ether schalde. Inmiddels blijkt dat de voltooiing wel licht 30 jaar zal duren en gauw zo'n 15 miljard gulden gaat kosten, hetgeen bete kent dat met het Nederlandse geld nog maar een kwart van het plan kan worden gerealiseerd. De rest zal op tafel moeten worden gelegd door de Surinaamse overheid (die bijna geen cent heeft) en commerciële investeerders, die in de eer ste plaats op winst uit zijn. veranderd. In Den Haag had het rooms rode kabinet-Den Uyl wel oren naar de Surinaamse onafhankelijkheidsroep: er zou eindelijk een punt kunnen worden gezet achter een stukje uiterst bedenkelijk koloniaal verleden. Drukke onderhande- lingen liepen uit in de vorming van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname (CONS), die de on afhankelijkheid in een vat moest gieten en begeleiden. Tienduizenden mensen pak ten hun koffers en namen de „Bijlmer- expres”; sommigen omdat zij bang waren dat er rassenrellen zouden uitbreken, an deren omdat zij weinig vertrouwen had den in de plannen van Arron en diens kameraden. Op 25 november 1975 werd in Paramari bo de onafhankelijkheid protocolair be krachtigd. Suriname kreeg een gouden handdruk van (maximaal) 3,5 miljard gul den om - zoals het officieel luidde - het verschil in welvaart tussen Nederland en Suriname te verkleinen. De commissie had een ambitieus plan opgesteld, dat Suriname een economische basis moest verschaffen en de armoede uitbannen: het Meerjaren Ontwikkelings Plan, ook wel het MOP genoemd. In totaal was het MOP op 6,7 miljard gulden geraamd (zonder rekening te houden met de inflatie) en zou het binnen 15 jaar moeten zijn gereali seerd. wikkeling van West-Suriname dan aan kleinschalige en meer sociaal gerichte projecten waarom de bevolking zit te springen en waar de Nederlandse rege ring het ontwikkelingsbeleid op wil richten. Maar Pronk is niet de enige die er een kater aan heeft overgehouden, duizenden Surinamers hebben datzelfde gevoel. De gouden bergen die Arron in 1975 beloofde, blijken voornamelijk bestemd te zijn voor mensen uit zijn directe vriendenkring. Zo zijn er de afgelopen vijf jaar in het arme district Nickerie 22.000 hectaren met be hulp van de ontwikkelingsgelden ingepol- derde landbouwgrond uitgedeeld aan een dertigtal politici, handelaren, directeuren van ingenieursbureaus, topambtenaren en andere notabelen; 1300 kleine boertjes hadden het nakijken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 15