b 1 0 r I J Bemanning van boord 4 gehaald r I f fel i I 41 w JU -. 1 l ski ■■I e ?en door Ed Reindersma In dejaren twintig verdween het grote zeilschip geleidelijk van de wereldzeeën: de concurrentieslag met stoom- en motorschepen was verloren, want het zeilschip was te klein, te langzaam (weinig constant), te oudenvets wat laad- en losfaciliteiten betreft en te duur in onderhoud. Eind van een tijdperk, dat zo’n 15.000 jaar had geduurd: geen fraai gelijnde drie- en viermasters meer onder „wolken” van zeildoek. Maar: de kans bestaat dat het zeilschip weer terugkomt, er wordt druk op gestudeerd. r Tl Japan Ruw t De zeilvaart zit nog in het hoekje van de folklore: de schoolschepen die een paar landen in de vaart hielden, trekken veel belangstelling, voornamelijk omdat ze zo’n aardig plaatje opleveren, maar als middel van transport werden ze tot voor kort niet meer serieus genomen. In het begin van de jaren zeventig veranderde de oliecrisis veel. Stijgende brandstofkosten joegen bij de scheepvaartrederijen de kosten omhoog en de resultatenrekeningen in de rode cijfers. Bij uitstek een moment om zich eens te beraden op de vraag of het vervoer ter zee ook goedkoper zou kunnen. Omdat windkracht uiteindelijk nog steeds gratis is, strekte de interesse zich automatisch ook uit tot deze vorm van energielevering. In tal van landen bleek t plotseling serieuze belangstelling te bestaan voor een zeilschip van de toekomst, of moeten we zeggen zeilmachine? Toelichting Amerika 1/ i 4 i id de vet W Wi h/ z ^«SS Illustrator Naerebout aan het werk ellicht erugkeer van de zeilvaart w - t ft »za Ned Ackerman (links) gelooft heilig in de rendabiliteit van het vrachtvervoer per zeilboot. En dan niet met schepen met de nieuwste apparatuur, maar met ,,oude" scheepstypes. Hij wilde het bewijs leveren met de schoener ,,John F. Leavitt". Het kon niet slechter, want dit schip zonk op zijn proefvaart. Ac kerman blijft echter heilig geloven in het gebruik van wind en zeilen ter oplossing van het energieprobleem. is van strikt hobbyistische aard; hij is een zeer belangstellend toeschouwer bij een ontwikkeling die tot een ware revolutie in de zeescheepvaart moet leiden. Een toeschouwer echter die het af en toe niet kan laten zich met de zaak te bemoeien. Regelmatig neemt Naerebout plaats achter zijn tekenbord om de informatie die hij uit buitenlandse tijdschriften heeft gehaald, te verwerken tot een „artists impression” van een zeilschip van de toekomst. Indrukwekkende schepen: een fraai gelijnde romp en een vreemd gevormd en torenhoog tuigage. voor deze problematiek worden geïnteresseerd. Zij moeten aan de slag, net als dat in Duitsland het geval is, daar werken tientallen technische mensen uit belangstelling aan zeilvaartreselarch. Wanneer mijn tekeningen zo’n beweging op gang brengen, dan hebben zij aan hun doel beantwoord”. Het gebrek aan belangstelling in Nederland doet vreemd aan. Uiteindelijk heeft ons land een zeilvaarttraditie en de toekomstige werkgelegenheid in met name de grote scheepsbouw een bedrijfstak die nu op sterven na dood lijkt zou er met enig technisch speurwerk best eens mee gediend kunnen zijn. Nog onlangs trok men van regeringswege 400 miljoen gulden uit voor innovatieprojecten. Kan zo’n zeilschip van de toekomst zich niet ontwikkelen tot een belangrijk exportprodukt van de toekomst? De zeilschipmachines komen er toch, zo meent Naerebout, en dan kunnen ze maar het best uit Nederland komen. Energie wordt straks onbetaalbaar, scheepsvoortstuwing dus een aan boord benodigde energie moeten zorgen, dus voor het doen functioneren van bedieningsorganen, radio enz. De verwachting is dat de schepen voornamelijk zullen worden gebruikt voor bulkvervoer via de grote oceaanroutes. Een wereldomvattend systeem van weersatellieten en grondstations zal moeten zorgen voor een voortdurende stroom informatie over de weersgesteldheid. Aangevuld met de schat aan gegevens, die in vroeger tijden door scheepkapiteins zijn verzameld over weerkarakteristieken op bepaalde delen van de aardbol moet een gezagvoerder in staat worden geacht die koersen te varen, die hem een kruissnelheid van zo’n 13 mijl moeten opleveren. Zo’n gemiddelde zou een lijndienst per zeilschip tussen bijvoorbeeld Europa en Amerika of Australië met geregelde aankomsten en afvaarten binnert bereik brengen. Zoals gezegd komt de Duitsers de eer toe als eerste het onderzoek van moderne zeilvaarttechnieken ter hand te hebben genomen. Naerebout: „Erg verwonderlijk is Erg waarschijnlijk is dat echter niet want sinds een jaar of drie worden er in een ander land snelle vorderingen gemaakt met de zeilvaartresearch en men maakt daar geen geheim van: Japan. De maatschappij Nippon Kokan onthulde onlangs bezig te zijn met pogingen windkracht rendabel te maken voor het voortstuwen van schepen en men bleek al een aardig eind op weg te zijn. Na een serie tests meldde Nippon Kokan in staat te zijn tien procent te besparen op de brandstofkosten van een 20.000- tons bulkcarrier door het benutten van windkracht. Weliswaar gaat het hier in tegenstelling tot projecten in het westen, om het gebruik van windkracht als hulpvermogen, maar het resultaat is niettemin veelbelovend, te meer omdat Nippon Kokan ervan overtuigd is, dat een verdere besparing goed mogelijk is. Aan de plannen daarvoor wordt momenteel gewerkt. Het eerste Japanse ontwerp kwam tot stand nadat 20 verschillende zeiltypen in een windtunnel waren uitgetest. Uiteindelijk bleven drie types over: twee stuks van 7 bij 4 meter, waarvan de eerste is samengesteld uit stijve zeilpanelen, die als een jonkzeil zijn te vouwen en de tweede van synthetische zeildoek met daarin drie vaste stalen ra’s. punt wel vast, maar dat wil niet zeggen dat het Dyna-ontwerp van de baan is. Het blijft basis voor vele onderzoekingen. Alleen is er weinig hoogte van te krijgen hoe het op dit moment met de research in Duitsland staat. Datzelfde geldt voor Engeland, Frankrijk (universiteit Aix-en Provence), Australië (universiteit Nieuw-Zuid-Wales), Zweden (universiteit van Lund, prof. Goesta Ehrenvaerd) en Denemarken. In Engeland werken onderzoekteams van de universiteiten van Newcastle en Southampton aan de problematiek en zorgt het Royal Institution of Naval Architects in Londen voor publiciteit door het organiseren van lezingen en conferenties. Bekend is ook, dat in Engeland nogal traditioneel wordt gedacht over de zeilvaart, maar concrete resultaten of projecten zijn niet bekend. Naerebout: „Hoewel dus ook Amerikanen, Duitsers en Engelsen aan ontwerpen voor moderne geavanceerde zeilschepen werken is de „dreiging” van Japan veel groter; voor hen kan het immers een levensvoorwaarde betekenen over zeilschepen te kunnen beschikken. In het Westen speelt de nostalgie en het bevooroordeeld kijken een grote rol. De Japanners hebben geen zeiltraditie en worden door nostalgische overwegingen niet geremd. Zij pakken de boel zakelijk aan en hun neus voor een goed exportprodukt is zeer fijn!” ca. ich, oor- peperdure aangelegenheid en dan valt het zeilschip niet langer te negeren. Hoe zou zo’n futuristisch zeilschip er eigenlijk moeten uitzien? Uit hetgeen in verschillende tijdschriften over buitenlandse ontwerpen heeft gestaan is wel een ruw beeld te schetsen, zij het dat een groot aantal zaken pas later zal kunnen worden ingevuld. Het gaat om een schip van zo’n 150 meter lengte, 20.000 ton dwt, traditionele vorm van de romp, ongestaagde masten van zo’n 70 meter hoog, grote luikhoofden, lichtgebogen of rechthoekige zeilen, die vanaf de brug bediend kunnen worden, ingerold naar de masten toe of als een paneel gedraaid. In ieder geval een schip dat in zeer hoge mate zal zijn geautomatiseerd, zodat met een zeer kleine maar all round bemanning zal kunnen worden volstaan (vier jaar geleden zeilde de Fransman Alain Colas in een single-handed race een 70 m lang zeilschip over de oceaan) windgeneratoren die grote accu’s op spanning houden, zullen voor de i „Wat de literatuur aangaat is Duitsland nog steeds toonaangevend. Het onderzoek van Proelss is door ir. B. Wagner, een collega van het scheepsbouwinstituut van de universiteit van Hamburg, op schrift gesteld. Ook heeft Wagner onderzoek verricht naar de vorm van de scheepsromp. Misschien komen de Duitsers op een dag plotseling met het eerste schip tevoorschijn”, aldus Naerebout. Zodra zo’n tekening klaar is kan een of andere Nederlandse instantie erop rekenen spoedig een brief uit Vlissingen in de bus te krijgen. Verscheidene ministeries, TNO in Delft, het Nederlands Maritiem Instituut, de stichting Zeilend Schoolschip, alle hebben ze in de afgelopen maanden een fraaie tekening toegezonden gekregen met een uitgebreide toelichting. Centraal in die toelichting de dringende vraag of het niet eens tijd wordt dat in Nederland de research met betrekking tot het toekomstige zeilgebeuren ter hand wordt genomen. Naerebout: „Alle instanties schrijven prompt een keurig briefje terug maar helaas: in Nederland gebeurt helemaal niets op dit gebied. Ministeries melden dat de problematiek de aandacht heeft, TNO spreekt over benutting van windkracht, maar doelt daarmee op windmolens, het Maritiem Instituut kan niets doen zonder daartoe opdracht te hebben gekregen van de overheid”. Ook het bedrijfsleven staat nu niet direct te trappelen van ongeduld om de zaak ter hand te nemen. De grote werven en rederijen zien eenvoudigweg nog weinig mogelijkheden, maar er zijn wel aanwijzingen, zo meent Naerebout, dat in de kustvaart zowel werven als reders enige interesse beginnen te tonen. De gedachten zouden daarbij gaan in de richting van zeilen als hulpvermogen. Alles bij elkaar geen opwekkend beeld, maar geen gegeven waar de Vlissingse hobbyist zich zonder meer bij wenst neer te leggen: „Ik blijf mijn tekeningen sturen. Het gaat uiteraard om zuivere artists impressions, die geen enkele technische pretentie hebben. Zij moeten uitsluitend dienen om de zaak in Nederland op gang te brengen. De overheid moet belangstelling krijgen en wat ook zeer belangrijk is: technische mensen, ingenieurs dus, moeten Na Proelss’ overlijden in 1976 is zijn ontwerp doorverkocht naar Amerika en daar is men het grondig gaan testen, onder meer door de bouw van proefmodellen. Daar kwam ook het zwakke punt naar voren: de vorm van de zeilen. Proelss’ ontwerp was gebaseerd op lichtgebogen zeilen, met grote nadruk op de aërodynamische kant; een onderzoeksteam van de universiteit van Michigan ontdekte, dat dit principe wel opgaat voor zeiljachten, maar niet voor grote vierkant getuigde zeilschepen. Ervaringen in vroeger tijden en analyses van de belangrijkste zeevaartroutes wijzen uit dat een groot zeilschip de meeste tijd aan en voor de wind vaart. Uit de Amerikaanse onderzoekingen bleek dat voor het koopvaardij- zeilschip het maximum in zeiloppervlak, bepaald door de hoogte van de masten en de totale lengte van het schip, de ideale vorm van tuigage is. Dat wil dus zeggen rechthoekige zeilen. De Amerikaanse research was verder in tegenstelling tot die van Proelss gericht op het best haalbare constante gemiddelde, terwijl Proelss zich had geconcentreerd op hoge snelheden. Het onderzoek in de VS is veelomvattend. Behalve de universiteit van Michigan is daarbij ook het Massachusetts Institute of Technology betrokken, terwijl de zaak in goede banen wordt geleid door de International Oceanographic Foundation in Miami. Opmerkelijk is dat ook de NASA, van origine toch een ruimtevaartorganisatie, een steentje bijdraagt. Het computercentrum van de NASA controleert namelijk de uitkomsten van de verschillende onderzoekteams en kwam wat betreft de vorm van de zeilen tot precies dezelfde conclusie als het team uit Michigan. Daarmee stond het ongeliik van orof. Proelss op dit Deze twee zeilen zijn aërodynamisch gevormd en aan de zijden sterk gebogen. Het derde zeil is driehoekig van vorm, 6.45 meter hoog en 4.65 m lang aan de giek. Dit zeil is bevestigd aan een zeer brede gestroomlijnde mast, die tevens moet dienst doen als zeil. Deze drie zeilen zijn geïnstalleerd op een 26 meter lang proefmodel, de „Daioh” een schaalmodel van een 500.000- tons tanker dat men toch niet meer nodig had waarmee zowel te land als op zee proeven werden genomen. Deze proeven bevestigden de uitkomsten die in de windtunnels zijn behaald en leidden tot de conclusie, dat op een 20.000 ton dwt bulkcarrier van 152 meter lang bij een normale dienstsnelheid van 15 mijl tien procent op de brandstofkosten kan worden bespaard door het gebruik van zeilen. Deskundigen in de Verenigde Z Staten, Engeland, Japan, Zweden Jen Frankrijk begonnen zich te E buigen over het vraagstuk hoe de windkracht optimaal te benutten en K dienstbaar te maken aan X scheepsvoortstuwing. Daarbij I BI traden ze in het voetspoor van een groep Duitse ingenieurs, die in de jaren vijftig al een studieproject op poten hadden gezet. De resultaten van deze studie rechtvaardigden BA enig optimisme; perfecte W zeilmachines, gebouwd met de allernieuwste materialen en ’J technieken, zouden wel degelijk levensvatbaar zijn. Ondanks de toenemende energieschaarste is tot .dusver nog geen enkel ontwerp realiteit geworden. Dus toch fantasieën, zoals de sceptici .beweren? Behoort het grote commerciële zeilschip definitief tot •het verleden of mogen we binnen .afzienbare tijd een wedergeboorte tegemoet zien? Tot de overtuigde aanhangers van het zeilschip van de toekomst ■behoort zeker de Vlissingse scheepvaartschilder en -illustrator G. J. Frans Naerebout (64 jaar), een '»man die onvoorwaardelijk gelooft 'in een belangrijke rol voor het Zeilschip in het toekomstig vervoer ter zee. „Ze zullen wel moeten, energie uit fossiele brandstoffen is .’straks helemaal niet meer te ■betalen en nucleaire energie blijft ■’voorlopig te duur voor de «Voortstuwing van schepen”, zo Zmeent hij. ■‘•Naerebout is zijn hele leven al bezig ihiet schepen: na een opleiding aan de academie voor beeldende kunsten en een tweejarig intermezzo als scheepsbouwkundig tekenaar kwam hij als tekenaar- illustrator terecht bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Na de Tweede Wereldoorlog besloot ■hij de grote stap te zetten en begon fhij een carrière als scheepvaart schilder en -illustrator. Al in 1946 ’.verscheen van zijn hand een boek, ■waaruit zijn sterke belangstelling bleek voor uitzonderlijke jcheepstypen uit verleden en .toekomst. In de vijftiger jaren verwierf Naerebout bekendheid als tekenaar van series plaatjes van zeeschepen, die eerst bij een bekend perk shag en later bij een - beschuitfabrikant te verkrijgen |J waren. In 1953 werd Naerebout i geboortig uit Delfshaven, maar van zijn zesde tot zijn twaalfde jaar in Vlissingen op school tekenleraar m Vlissingen. Zijn belangstelling voor het zeilschip van de toekomst dat niet als je bedenkt dat men in Duitsland in 1940 nog serieuze plannen had voor de bouw bij de werf Blohm und Vossvan een zeilschip van 10.000 ton. Een project waar de Duitse rederijen van harte aan wilden beginnen, gezien hun traditie wat de opleiding van zeeofficieren betreft”. De Duitse zeilvaart kan terugzien op een voortreffelijke staat van dienst. De prestaties van de Laeisz- lijn (Flying P) in de dienst op de westkust van Zuid-Amerika (de Chileense en Peruaanse nitraathavens) waren onovertroffen. De schepen waren modem, bemand met voortreffelijke (jonge) officieren en matrozen, er was een prima uitwisseling van weergegevens en de eigen walorganisatie in met name Zuid-Amerika, gaf de P- schepen een grote voorsprong op de rest. Niet zelden lagen andere schepen zes maanden te wachten om te kunnen lossen en laden. Half de jaren vijftig werd in Duitsland al weer druk gestudeerd op wat het zeilschip van de toekomst zou moeten worden; men was van de levensvatbaarheid van zo’n schip al overtuigd. Prof. Proelss van het scheepsbouwinstituut van de universiteit van Hamburg kwam na jaren van tests in windtunnels met het fameuze Dyna-schip: een geheel geautomatiseerd zeilschip, met ovale ongestaagde masten en lichtgebogen zeilen, die naar de masten toe konden worden ingerold. Het was een tuigage dat was ontworpen op een zo hoog mogelijke snelheid: als maximum werd gerekend op 22 mijl bij windkracht 9 of 10. Merkwaardigerwijs is het nooit tot de bouw van zo’n schip gekomen, hoewel het geld bepaald wel aanwezig was. 88? NEW YORK (AFP) - De Amerikaanse schoener John F. Levitt, het eerste zeilende vrachtschip dat sinds veertig jaar in Amerika is gebouwd, be- v indt zich in moeilijkheden voor de kust van de staat New York. Alle opvarenden ziin door hefschroefvliegtuigen van de kustwacht van boord gehaald. Onder hen bevindt zich de ont werper en schipper, Ned Acker man, die met de bouw van het 40 meter lange schip had willen bewijzen dat in deze tijden van energiecrises een zeilend vrachtschip heel goed rendabel kan zijn. Het schip was met een lading hout onderweg naar Haiti. Wat de oorzaak is van de moeilijkhe den was gisteravond niet be kend. de Amerikaanse kust wacht zou een onderzoek instel len.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 25