mensen willen akademisch studeren Letterkast Reine ziel 3 h b I HU laarlea F? Zie- ken- 023- door Hein Dik ster) ticu- van een een van gen, Commercieel een >rva- 'rna- zie- het Vos, 24, p.w.) s Steeds meer mensen voelen zich aangetrokken tot een studie aan de universiteit. Vooral ook het aantal studenten die niet de juiste voorlopleiding of de goede diploma’s hebben is spectaculair gestegen. En dat hoewel tegenwoordig het voltooien van een universitaire opleiding niet meer de zekerheid biedt, daarna een goed betaalde baan te zullen krijgen. De Universiteit van Amsterdam maakte een boekje met informatie j voor studenten-zonder- vooropleiding. Volgende week is er een voorlichtingsdag voor mensen die willen studeren zonder gymnasium-, atheneum- of hbs-diploma. Voor plezier Via de achterdeur 1 I- Na de moeder-Mavo naar h de universiteit jnt rtikelen André Tuinier [UIS n t 1 or ans, hebben ichrifte- kkelijke iet aan- le regio hebben gedaan of de moeder-mavo en dan verder willen.” Vooral van vrouwen wordt een groeiende toeloop naar het speciale toelatingsexamen verwacht. „Nu zijn ze nog sterk ondervertegenwoordigd bij degenen die zich opgeven voor een colloquium doctum”, vertelt mevr. Vogelzang. „Ze vormen nog maar 20 percent van het totaal.” Theologie-student Jan Slop uit Oostzaan is een van de mensen die pas aan de studie kon beginnen na een toelatingsexamen. „Ik ben na de mulo naar de kweekschool gegaan”, vertelt hij.,In de vierde klas van de kweek kregen we cultureel- maatschappelijke vorming. Ik had natuurlijk al belangstelling, maar toen is mijn interesse voor theologie goed losgebarsten. Ik wist: Daar wil ik mee verder.” Jan Slop moest eerst twee jaar Grieks en Latijn studeren voordat hij met theologie kon beginnen. Toen moest hij ook nog een examen in twee moderne talen (hij koos Duits en Engels) afleggen. „Ik heb eerst nog werk en studie met elkaar proberen te combineren, maar dat is volgens mij met theologie niet mogelijk. Het is een studie die er ook bij jezelf erg inhakt. Heel vormend. Je moet een aantal zaken verwerken. Hebt tijd nodig om dingen te laten bezinken.” Slop beklemtoont de vechtlust die nodig is om de studie op deze manier te volbrengen. „Ik begon met twaalf colloquium doctum- studenten. Daar ben ik nu nog als enige van over. Je moet er tegenaan gaan. Vechten. Doorzettingsvermogen is volgens mij minstens zo belangrijk als watje onder de pet hebt.” De theologie-student betreurt de omweg waarmee hij tot zijn studie kwam, niet. „Ik heb wel eens een achterstand gevoeld ten opzichte van gymnasium- studenten als het ging om Grieks en Latijn of belezenheid. Maar door de kweekschool heb ik een didaktische voorsprong. Dat is voor mij heel belangrijk, want ik wil later toch met kinderen gaan werken”, zo zegt hij. Een van de problemen voor mensen die via een speciaal toelatingsexamen naar de universiteit willen, is het ontbreken van een opleiding waarin kennis kan worden opgefrist en aangevuld. „Er zijn een aantal opleidingen met een erg commerciële opzet”, vertelt studentendecaan Hoornweg. „Ook de universiteit zelf probeert hier en daar wat te doen, maar veel vorm heeft het nog niet gekregen. Omdat de toeloop zo groot is overleggen we momenteel met een avondscholengemeenschap in Amsterdam of er misschien een programma is te maken dat opleidt voor het colloquium doctum.” Ook al in verband met de groeiende belangstelling heeft de Amsterdamse universiteit een boekje uitgegeven waarin alle informatie over het colloquium op een rijtje is gezet. De eisen die in de toelatingsexamens worden gesteld verschillen per studierichting. Een voorbeeld: mensen die rechten willen doen moeten krantenartikelen vertalen uit het Frans, Duits en Engels (met behulp van woordenboeken), een opstel maken in het Nederlands en vragen beantwoorden over de vaderlandse en algemene geschiedenis vanaf de Franse revolutie. Drs. Hoornweg: „We waarschuwen mensen altijd de problemen van een studie niet te onderschatten. Een goed afleggen van het toelatingsexamen betekent nog geen garantie voor een geslaagde studie.” Ook in het boekje voor colloquium doctum- kandidaten worden nadelen genoemd, zoals het ontbreken van een opleiding naar dit examen en het feit dat mensen met een colloquium doctum maar toegang hebben tot één studierichting, dus tijdens de studie niet zonder meer kunnen overschakelen op een ander vakgebied. Psycholoog André Tuinier toont zich tegenstander van elk toelatingsexamen, ook van het colloquium doctum. „Mijn eigen geschiedenis bewijst datje helemaal geen drempels moet leggen. Ook zo’n toelatingsexamen heeft de bedoeling de zaak af te remmen. Bij de subfaculteit psychologie heeft men het een poosje zonder toelatingsdrempels gedaan en het bleek dat de mensen die zo werden toegelaten het niet slechter deden deden dan de andere studenten. Ik kan nu nog kwaad worden over de manier waarop het hoofd van de lagere school me uit de hbs- groep heeft gehouden. Ik hoop en geloof dat het onderwijs op dat gebied is verbeterd. De mensen die nu onderwijzer worden, krijgen veel meer psychologie; weten ook veel meer over de context waarin je mensen moet bekijken. Het milieu speelt daarin een rol.” De mogelijkheid om universitair te studeren zonder toelatingsdrempel ontstaat als de plannen voor de open universiteit die in een vergevorderd stadium verkeren, concreet worden gemaakt. Tot het zover is vormt het colloquium doctum, het geleerde gesprek, een kans. Hoornweg: „Vroeger was het inderdaad zo dat een hoogleraar een praatje maakte met een kandidaat. Na zo’n colloquium doctum, gewoon in de kamer van de professor, werd beslist over iemands toelating. Bij de huidige aantallen zou zoiets absoluut ondenkbaar zijn.” De universiteit van Amsterdam houdt zaterdag 19 januari een speciale voorlichtingsdag voor mensen die willen studeren, maar niet de juiste vooropleiding hebben. E eze bijeenkomst heeft plaats in de Roetersstraat 15. Elders in deze krant vindt u vermeld dat Klaas Beuker graag de klokken in zijn en uw huis terug wil zetten door te streven naar de goede oude tijd, waarin de pastoor het in vele gezinnen voor het zeggen had. We willen even een opfrissertje geven, hoe dat rijke roomse leven er o.a. uitzag en wat de heer Beuker dus weer wil invoeren. Ter verduidelijkingwat volgt heeft niets met koortsige fantasieën te maken. Het was werkelijkheid. t 3 sche 0. it is i. Gezinsleven. „Wil voor het gezinsleven voor alle leden de gunstige invloed uitgaan, die ervan mag worden verwacht, dan moet er ook alle zorg aan worden besteed. Er moet een grote regelmaat heersen en er moet altijd orde in huis zijn. In een rommelig gezin is het niet gezellig en komen men en kinderen niet gaarne naar huis, waardoor de familieband verslapt. Als de kinderen uit school komen moeten zij moeder thuis vinden en deze moet zich aanstonds met hen bezig kunnen houden, zodat zij niet door het huis gaan dwalen, niet wetend wat te doen. En als de vader van zijn werk komt, zal hij alles opgeruimd vinden, zodat hij aanstonds in het gezellige familiemilieu een compensatie vindt voor de dikwijls ongezellige uren, die hij buitenshuis heeft moet doorbrengen om wille van het gezin. Zoveel mogelijk zitten allen bijeen in de huiskamer. Niemand mag bij de maaltijden te laat komen en er moet onder het eten altijd een opgewekte stemming heersen. (aldus pater Dom. A. Beekman OSB in zijn Katholiek Huisboek) Kinderzegen. De pastoor komt regelmatig de ronde doen en informeert of moeder nog (weer) niet zwanger is. Niet? Dan wordt het de hoogste tijd. Communie. Om te communie te kunnen gaan moet men nuchter zijn (d.w.z. die dag niets gegeten of gedronken hebben). Dus geen tandenpoetsen tevoren. Niet in de regen lopen, anders kan men druppels binnenkrijgen. Dan toch communiceren is te ontraden. Zondig. Te communie gaan kan alleen als men een reine ziel heeft. Als men zonder zonde is. Gaat men toch te communie dan valt dat in de categorie doodzonde. Blijft men zitten en gaat men niet te communie, dan weet men dat er zonde in het spel is. Douchen. Douchen en baden op seminarie of kostschool behoort in zwembroek te geschieden. Luikje van de deur open, zodat surveillant kan toezien dat er niet „iets” gebeurt. Afscherming. Seminaristen moeten afgeschermd worden tegen boze wereld. Verboden zich op te houden bij krantenkiosken op stations e.d. Fixeren van leden van de andere kunne ten strengste verboden. Zie befaamde grijze boekje van mgr. Diepen. Bloot. Op seminarie en kostschool bij korte broek lange zwarte kousen dragen. Knieën moeten bedekt. De NKS (Ned. Kath. Sportbond) geeft precies centimeters aan van bijv, okselinsnijding van sporthemd. Geen bikini’s bij baden, slechts gehele badpakken. Eén dak. Slapen onder één dak (dus niet in één bed of één kamer, red.) voor verloofden verboden. Klassediensten. Diensten (huwelijk, begrafenis enz.) verschillen van pracht en praal naarmate men meer of minder betaalt. Zitplaatsen. Wie het meest betaalt, krijgt de beste plaats in de kerk. Armenbanken achterin, waar men het altaar niet kan zien. Hoed op. Vrouwen mogen niet blootshoofd in de kerk. Mannen rechts in de kerk, vrouwen links. Gemengd. Gemengde huwelijken ten strengste verboden. Gemengde scholen eveneens. Bij toneelstukken spelen jongens vrouwenrollen op jongensscholen. Andere kerken. Het is verboden kerken van andere gezindten te betreden. Blasiuszege. Twee gekruiste kaarsen remedie tegen keelpijn (ook al geeft kapelaan met dikke zere keel die gekruiste zegen). Moderator. Elke vereniging moet een priester- moderator hebben, die toezicht houdt. Elke krant een moderator voor censurering. Aflaten. Kerk in, kerk uit hollen op Goede Vrijdag om aflaatdagen voor vrijstelling branden in helse vuur te verdienen. Wijwater. Bij onweer huis met wijwater besprenkelen. Vuurvaste methode tegen brand. Koster verkoopt wijwater, aangevoerd op bakfiets. PO. Alleen Periodieke Onthouding toegestaan als regulatiemiddel zwangerschap. Zilverpapier. Postzegels en zilverpapier sparen voor de nikkertjes. Ontbijtkoek. Misdienaars krijgen na begrafenis een ontbijtkoek van de treurende familie. Na huwelijksmis bruidssuikers. Schuifje. In naam van God kan biechtvader absolutie (vergiffenis) weigeren aan gelovige. Het schuifje gaat dan neer in de biechtstoel. Dat dus allemaal willen Klaas Beuker en de zijnen terug. De geloofsbelevenis van nog geen vijftig jaar geleden. De arrogantie ook van het zich bevinden in de enige kerkgemeenschap, die zalig maakt en naar de hemel leidt, leder ander (hoe een goed mens ook) dan een orthodox rooms-katholiek, gaat verloren. Dat willen Beuker en zijn vrienden. HANS ROMBOUTS „Op de ulo ben ik in de eerste en in de tweede klas blijven zitten. Ik was een lieve, brave jongen. Heel aangepast en timide. Leraren gaven me vriendelijk lachend een min vijf of een min acht. Die punten trokken ze dan af van je totaal. Ik had in die periode fantastisch slechte rapporten. De Amsterdamse psycholoog drs. André Tuinier is een van de mensen die studeerde aan de universiteit zonder in het bezit te zijn van het vereiste gymnasium-, atheneum- of hbs-diploma. Je hoort heel uiteenlopende motieven waarom mensen op deze manier naar de universiteit willen”, zegt Hoornweg. „Bij sommigen is het een gevolg van een jarenlange belangstelling voor een Gepaald onderwerp. Er zijn ook mensen die altijd J naar de universiteit wilden, maar zich lang belemmerd voelden door hun vooropleiding. Natuurlijk zijn er mensen die via een academische studie carrière willen maken. Een Sroep hoopt er een betere baan of promotie door krijgen. Maar gelukkig is er een grote categorie rie voor zijn plezier gaat studeren. De stap naar universiteit is eigenlijk het sluitstuk van de volwassenen-educatie. Dat begint nu pas door te druppelen. Mensen die eerst allerlei cursussen Het aantal mensen dat zonder gymnasium-, atheneum- of hbs-diploma toch aan de iiniversiteit wil studeren, neemt stormenderhand toe. Wat André Tuinier in 1971 nog wel lukte, om tonder toelatingsexamen aan zo’n studie te beginnen, is nu onmogelijk geworden. Alleen al bij de universiteit van Amsterdam informeerden ongeveer 1500 mensen naar de mogelijkheid om tot het nu lopende studiejaar te worden toegelaten via een soort universitair toelatingsexamen, het zogenoemde colloquium ioctum (geleerd gesprek). Van deze 1500 belangstellenden gaven 800 mensen ach daadwerkelijk op voor het toelatingsexamen. •5 percent kon „via deze achterdeur” worden toegelaten tot de universiteit. Verwacht wordt dat deze tendens zich in de toekomst zal voortzetten. Dit zou betekenen dat de komende jaren 25 tot 30 percent op deze wijze begint aan de universitaire studie. Wie de weg van het colloquium doctum wil bewandelen, moet minstens 25 jaar zijn of in het bezit van een diploma van hoger beroepsonderwijs dat is erkend door het ministerie van Onderwijs. Twee medewerkers ’an de universiteit in Amsterdam, Studentendecaan drs. L. H. G. Hoornweg en mevr. A. M. Vogelzang zijn constant bezig met de opvang van colloquium doctum-studenten. „Ik kom uit een arbeidersgezin”, legt Tuinier zijn achtergrond uit. „We woonden in een dorp waar Onderwijzers nog hoorden bij de notabelen. Al op de lagere school werd een selectie gemaakt wie paar de hbs zou gaan en wie niet. Aan zo’n groep werd dan speciale aandacht gegeven. Ik kwam niet in deze groep terecht, maar alle kinderen uit de betere buurt van het dorp wel. Volgens mij was bet geen toeval. Het was duidelijk dat sommige kinderen een voorsprong hadden op grond van hun afkomst.” Tuinier ging op kantoor werken, was later actief in deprovo-beweging en ontdekte op zijn dertigste dat hij toch eigenlijk wilde studeren. „Dat ik tóén naar de universiteit wilde, had te (naken met mijn toegenomen zelfvertrouwen. Ons gezin nam in dat dorp een erg geïsoleerde positie In. We waren outcasts. Mede daardoor voelde ik ffie als kind schuldig en onzeker. Pas toen ik de twintig was gepasseerd, begon ik wat meer inzicht in mezelf te krijgen.” Zonder een toelatingsexamen af te hoeven leggen werd André Tuinier toegelaten tot de psychologie- studie aan de Amsterdamse universiteit. Tot zijn verbazing ontdekte hij dat het studeren hem beter """i afging dan hij vooraf verwachtte. Inmiddels is hij cum laude geslaagd voor kandidaats en doctoraat I door College in een van de grote zalen van de Amsterdamse\ universiteit. lem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 33