t
Van Pinxteren
Chaotisch theater over
Grijze lichamen als
onvrede en verlangen
herrezen getuigen
Stap Stenen
boeit niet
M. Nijhoffprijs
voor Moder en
I
„Authentieke” benadering
van Mozart evolueert
Headboys houden ’t koppie erbij
Kritiek orkesten
rapport afgewezen
Pauline de Groot
Spaanse pianiste gaf recital en was soliste op VARA-matinee
tl
I
Silk brengt nieuwe versie van Kiss’ Oresteia
I
I
I
i
i
i
9
1980
MAANDAG
14 JANUARI
KUNST
8
Harnoncourt en Concertgebouworkest raken aan elkaar gewend
Bloemgroep probeert los te komen van realistisch toneel
y
F
ALICIA DE LARROCHA
IW
>ek
JOHAN VAN KEMPEN
316
en
gen!
ngels
bon
Jepke Goudsmitals Electra en Richard Lawton alsAegisthus in een scène uit KissOresteia.
n
LI
ALMA POST.
h*
jlein 2
lag 25
'erne
let-
zijn
ook
eert,
ROTTERDAM. Toneelgroep Silk, voorheen Kiss, is na twee jaar België
teruggekeerd in Rotterdam. Een subsidie van de Toneelraad stelde de groep
in staat een nieuwe versie te maken van de Oresteia-trilogie, die vier jaar
geleden al een dertigtal opvoeringen zag.
:t het
tekst,
h be-
lank-
hand
laand
:grip-
ts 16
even-
rsnee
De Federatie beweert dat de KO-NW
door haar uitgenodigd is voor een discus
sie over het huidige orkestenbestel, maar
in tegenstelling tot de NTB medewerking
heeft geweigerd. Verder zegt men zich
niet te hebben uitgesproken voor het op
heffen van het Balletorkest, maar geen
funccie voor het orkest te zien.
Op het gebied van abstracte dans heb ik
alleen maar iets gemerkt in de vorm van
wat geloop en gedraai; op het gebied van
communicatie slechts het feit dat drie
dames af en toe wat filosofie van de koude
grond aan ons voordragen: „Soms ben ik
mezelf en dat voel ik en op het gebied
van dramatische lading helemaal niets.
Pauline de Groot is nu al jaren bezig
met een vorm van moderne dans, die
ontspannen, soms poëtisch en vaak humo-
Door de oprechtheid en overtuiging
waarmee dit alles gebracht wordt wordt
de hele onderneming zelf bijna pijnlijk.
Jammer, een volgende keer beter.
CONRAD VAN DE WEETERING
ritsisch is. Ze geeft les in moderne dans
aan de Theater School in Amsterdam en
brengt gemiddeld één keer per jaar een
voorstelling, waarin ze haar nogal aardse
danspatronen soms verbindt met teksten
en meestal met levende muziek.
De jury werd gevormd door Henk Mul
der (voorzitter), Barber Weeda van de Pol,
Hans van den Bergh, Marko Fondse,
Daan den Hengst, Peter Verstegen, Aldert
Walrecht en J. H. A. de Bie.
courts werkwijze, men begrijpt de bedoe
lingen. En diens ongelukkige gebaren
werken nauwelijks meer afleidend, zoals
in evenwichtig samenspel kon worden er
varen en sterker nog tijdens de situatie
was op te merken toen Harnoncourt per
abuis een inzet aangaf waar een rust in de
partituur staat. Het orkest reageerde ge
lukkig niet.
Ook de voorbereidende samenwerking
tussen Harnoncourt en de hoboïst Wemer
Hemers moet zeer intensief zijn geweest.
Een elastisch rubato en accentuering van
kenmerkende motieven brachten in de
uitvoering van het Hoboconcert een voor
name eenheid. Hier werden trouwens alle
door Harnoncourt ingevoerde specialitei
ten het overtuigendst uitgespeeld. Wemer
Herbers droeg zijn solopartij voor vanuit
een ingetogen houding en met verfijnde
toonsexpansie, in een van een gelijksoorti
ge benadering getuigende verstandhou
ding met het minstens zo expressief musi
cerende orkest.
e
n
n
i:
Jag
uw
87
21
AMSTERDAM (ANP). De Martinus
Nijhoffprijs voor vertalingen is dit jaar
toegewezen aan de Joegoslaaf Janko Mo
der voor zijn vertalingen van Nederlands
letterkundig werk in het Sloweens en aan
Hans van Pinxteren voor zijn vertaling
van Franse literatuur in het Nederlands,
in het bijzonder van Salammbo van Gus
tave Flaubert. Dit heeft het prins Bem-
hardfonds meegedeeld. De prijs is in 1953
ingesteld, bedraagt 7500 gulden en wordt
op 26 januari in Den Haag iitgereikt.
95%
<st te
en. U
uit-
voor
>oruit
mee,
>pt u
ingels
de is:
iu ge-
:n en-
op de
sus
(Van onze kunstredactie)
AMSTERDAM. De Federatie van
Kunstenaarsverenigingen heeft de felle
kritiek op haar orkestenrapport van de
zijde van de Kunstenaarsorganisatie
NW en de Nederlandse Toonkunste-
naarsbond vanmorgen strikt van de hand
gewezen. Volgens de Federatie berust de
kritiek van de vakverenigingen op een
reeks misverstanden.
Vierde Z-serieconcert door het Con
certgebouworkest. Dirigent: Nikolaus
Harnoncourt. Solist: Wemer Herbers,
hobo. Programma: composities van
Mozart. Concertgebouw Amsterdam,
13 januari 1980.
ROTTERDAM. De Bloemgroep heeft met zijn „Ik weet niet wat ik heb, een
programma over onvrede en verlangen”, een heel wat abstracter onderwerp aangesne
den dan doorgaans. Hun vorige programma’s, over vrouwen, gezin, sexualiteit en
gezondheidszorg, bestreken een overzichtelijk gebied. Nu stapten ze in de wereld van
de niet-gelukte carrière, de niet gekomen prins en het hele scala van dagdromerijen en
behoeftes die dat moeten compenseren. De groep wil daarbij ook nog laten zien hoe die
verlangens in stand worden gehouden door reclame en romannetjes, en hoe diezelfde
reclame en de roddelbladen munt weten te slaan uit de onvrede.
Voorstelling: Ik weet niet wat ik
heb. een programma over onvrede en
verlangen door De Bloemgroep. Ad
viezen: Peter Faber. Met: Hans Haus-
dörfer, Ellen Verhey, Trudy Derksen,
Pieter Loef, Ria Eimers, Paul Gieske.
Gezien op 12 januari in het Rotter
damse Zuidpleintheater. Op 24,25,26
januari in de Toneelschuur.
Het gaat hier om een combinatie van de
Agamemnon van Aeschylus, de Electra
van Sophocles en de Orestes van Euripi-
des. De groep laat via de verschillen tus
sen deze drie tragici (Het rituele koor-
gerichte theater van Aeschylus, het opko
men van karaktertekening en plot bij So
phocles en de vrijmoedige behandeling
van de mythologische stof bij Euripides)
een ontwikkeling zien, die als een heden
daagse weergave van de emancipatie van
het Griekse theater in de 5e eeuw voor
Christus gezien kan worden, maar die ook
aansluit bij het verhaal van de Atriden,
dat immers evolueert van een primitief
reageren met bloedwraak en vergelding
naar een verstandelijk en modern be
spreekbaar maken van grieven.
Om dit te onderstrepen wordt de Aga
memnon in het oud-Grieks gespeeld, de
Electra in het Middeleeuws Latijn en de
Orestes in het Engels.
Omdat ik de vorige versie alleen van
foto’s en beschrijvingen ken, hier de voor
naamste veranderingen in de ogen van de
goep zelf: Er wordt nu naakt gespeeld. De
Electra is geheel nieuw opgezet, kreeg een
andere mise en scène en liederen. De
Orestes verloor zijn slapstick-karakter, en
werd bewust chaotisch gemaakt.
Als het begint zitten de acteurs rond het
met stenen afgebakende speelvlak. Ze zijn
naakt, en blijven dat op soms een enkele
kledingstuk na als symbool van de per
soon die ze voorstellen. Hun lichamen zijn
bedekt onder een stoflaag, een mengsel
van zwart en wit dat er als oneffen grijs
uit ziet. Om de ogen is een witte ovaal
aangebracht, waardoor ze lijken op de
figuren op Griekse vazen, met witte ogen
in zwarte gezichten.
Agamemnon komt op gang via getik
met steentjes en oerschreeuen. Mijn aan
vankelijke ergernis over de afgezaagd
heid van dit middel verdwijnt al na vijf
minuten. Silk voert Agamemnon op als
een ritueel, maar een ritueel waarin iedere
beweging duidelijk is, en getoetst op
schoonheid, die vier jaar terug in deze
krant terecht als mathematisch werd beti
teld. Een hoogtepunt is de moord op Aga
memnon en Cassandra, waar via een inge
wikkelde koprol vanachter een kleed van
daan ineens twee lichamen op de toneel
vloer liggen, te verrassend om na te ver
tellen.
Tijdens de klachten van Cassandra met
AMSTERDAM. Het komt enigszins over als een amateuristisch toneeltje, zoals
Nikolaus Harnoncourt dirigeert. Maar Harnoncourt is ook eigenlijk geen dirigent.
Vanwege zijn intensieve bemoeiingen met de oude muziek en zijn ongetwijfeld frisse
visie daarop, is deze voormalig cellist van de Wiener Philharmoniker tenslotte achter
de directielessenaar gekomen.
AMSTERDAM. „Een kneuterig stuk
je huis, tuin en keukendans gemengd met
onbenullige teksten en best aardige jazzy
muziek.” Zo zou Stap Stenen van Pauline
de Groot het best omschreven kunnen
worden. In het programma staat ver
meld: „Het uitgestrekte gebied tussen ab
stracte dans, „communicating art”, dans
als direkte ervaring en beweging met een
volledige dramatische lading is voor
Pauline de Groot steeds weer een uitda
ging”.
sche karakterverschillen binnen het na
tuurlijk volgen van het totaalbeeld. Waar
bij tegelijkertijd opviel dat haar handen
een buitengewoon grote mate van onaf
hankelijkheid in expressie bezitten.
Daarom klinken ook haar verrichtingen
in de, van een overvloedige notenrijkdom
voorziene, composities van Albeniz (waar
mee zij zo in het bijzonder naam heeft
gemaakt) vaak alsof er twee piano’s in het
spel zijn of althans alsof er een duo aan de
gang is. Een aangelegenheid, die steunt op
voldragen technisch meesterschap en die
een ongehoord sterke combinatie van
gaafheid en expressiviteit in de weergave
te zien geeft.
Ravels Gaspard de la Nuit muziek uit
een tijd (1908) dat de Gallische en Iberi
sche geest vruchtbaarder dan ooit op el
kaar inwerkten was in haar spel zo’n
voorbeeld. Extreem virtuoos, maar tege
lijk met een vanzelfsprekend pianistisch
gemak, in een voordracht die (inclusief de
interpretatief zo zware Le Gibet) een fan
tastische geladenheid meekreeg.
Uit haar Beethovenvertolking, van de
sonate nr 31 opus 110, sprak ook weer die
vertolking, die als steeds optimaal onder
steund werd door dirigent en orkest.
Hans Vonk trof met het RFO ook door
een bijzondere kwaliteit in de program-
ma-onderdelen van orkestwerken-sec.
Webers ouverture Preciosa mocht dan als,
in artistiek opzicht, wat onnozele inspeler
gelden en in Rudolf Eschers in 1950 ge
schreven Hymne du Grand Meaulnes
komt zowel diens eigen als het Nederland
se componeren zeker niet het interes
santst naar voren; beide werken leverden
niettemin uitstekende uitvoeringsresulta-
ten op.
De gunstige omstandigheden culmi
neerden hier tenslotte in Kodaly’s Dansen
uit Galanta, waarin van alle door Vonk in
het RFO-spel opgeroepen subtiliteiten op
de meest kleurrijke manier ook in compo
sitorisch opzicht volledige bevrediging
konden schenken.
JOHAN VAN KEMPEN
Harnoncourts bijdrage aan een andere
en in bepaald opzicht creatievere benade
ring van de composities uit Barok en de
Klassieke periode, heeft deze musicus,
samen met onze landgenoot Gustav Leon
hardt, onlangs ook de Erasmusprijs opge
leverd. De toekenning daarvan is ook te
recht, omdat intussen is gebleken dat alle
experimenten geleid hebben tot een
vruchtbare wisselwerking met de traditio
nele (lees: 19de eeuws gekleurde) muziek-
praktijk.
Dat dit proces in vergevorderd stadium
is gekomen, waarbij er reeds tamelijk
rijpe vruchten van artistieke smaak in het
musiceren in dit verband kunnen worden
afgeworpen, was waarneembaar op de
zondagse Z-serie matinee van het Con-
certgebouworkest. In een Mozart-pro-
gramma dat dit weekeinde al eerder op
een zogenoemd Informeel concert als zo
danig beluisterd kon worden. (Hoezeer
overigens de betreffende muzikale au-
thenticiteits-affaires op wereldwijde inte
resse kunnen rekenen, bewijst wel het feit
dat dit programma in handen van de
zelfde uitvoeringscombinatie nog deze
maand in Salzburg en Wenen wordt her
haald.)
Nikolaus Harnoncourt heeft in een in
terview in deze krant al eens verklaard:
„Stijlzuiverheid zit niet in het instrument,
doch in de geest. Het gaat erom de inner
lijke bedoelingen van de componist zo
dicht mogelijk te benaderen; niet om dog
ma’s omtrent de uiterlijke klank te hante
ren”. Die instelling maakte het mogelijk
dat de door hem bedoelde geest ook via
modem instrumentarium kon worden na
gestreefd. De sterk wisselende resultaten
hoorde men in het verleden allereerst in
Bachs Passionen. Was er vorig jaar als
vervolg daarop een harteloze Mozart te
beluisteren, ditmaal kon ook op dit vlak
een duidelijke evolutie worden vastge-
steld.
De Zauberflöte-ouverture, de Haffner-
symfonie en die in C, KV 388, plus het
Hoboconcert KV 385 konden wat dat be
treft uitgebreide indrukken verschaffen.
Innigheid bleek weliswaar soms ver te
zoeken, maar het scherpe profiel van be
paalde motieven en de ritmische levendig
heid van de snelle delen, leverde on
danks dat de tempi juist lager dan ge
woonlijk lagen een effect van extra
vitaliteit en ook vaak het gevoel van een
andere en niet minder waarschijnlijke lo
gica in de aanpak van Mozarts muziek op.
Alles klonk intussen veel natuurlijker
dan vorige keer. Het Concertgebouwor
kest is kennelijk gewend aan Harnon-
G1
grote klasse van pianospel. Toch stelde De
Larrocha hier, vergelijkenderwijs, teleur.
Want wie haar een dag eerder op dezelfde
plaats als soliste had gehoord in Beetho
vens Pianoconcert nr 1, was toen met zulk
een intens doorleefd spel geconfronteerd,
dat een afstandelijker gebrachte sonate
zoals die nu op haar recital klonk, al haast
wel moest tegenvallen.
Alicia de Larrocha’s opmerkelijke so
lospel in Beethovens Eerste pianoconcert
was te genieten geweest op de zaterdagse
VARA-matinee, waarop eveneens de sa
menwerking tussen het Radio Filharmo
nisch Orkest en dirigent Hans Vonk in het
meest positieve daglicht werd gesteld. Het
subtiel expressieve spel van de Spaanse
pianovirtuoze werd hier in al even subtiel
expressieve geest in de begeleidingen be
antwoord. Zo ontstond er een ideaal even
wicht, waarin De Larrocha zich liet ken
nen als een musicienne die ondanks haar
indrukwekkende technische bagage,
nooit op enig poeha uit is. Innerlijke ver
dieping en waar het te pas kwam: musi-
ceervreugde kenmerkt haar indringende
DANS: Dansstudio Pauline de
Groot met Stap Stenen. Dansers: Pau
line de Groot, Karina Kaldewaay en
Gonne Kooy. Musici: Matthieu Keyzer
en Hans Mekel. Première in het Shaf-
fy Theater: 10 januari 1980. Duur 60
minuten. Tot en met zaterdag 19 janu
ari behalve zondag en maandag.
Ze zijn er niet uitgekomen. In een reeks
losse scènes, (die later qua verhaal toch
weer verband met elkaar blijken te heb
ben) toont de groep een chaotische serie
ontevredenen. Het meisje dat op kamers
wil, de gastarbeider die droomt van zijn
land, een eenzame vrouw die zich een
droomvriend heeft geschapen, een werk
loze jongen die zich interessant maakt
door artistiekerig te doen. Bij zoveel onge
lijkvormigheid kan ik de banden met het
maatschappelijk gebeuren niet zo snel
zien, en de Bloemgroep kan dat ook niet.
Eenmaal slechts toont ze hoe iemand door
het lezen van kasteelromans beïnvloed
wordt (bij de dromende vrouw), en een
maal laat ze zien hoe de Schandaalpers
misbruik komt maken van mensen in
nood. Dit als het meisje dat uit huis wil is
weggelopen, en een journalist de ouders
chanteert.
Zo’n voorbeeld is helaas weer veel anec-
dotischer dan de manier waarop de maat
schappij in werkelijkheid van de onzeker
heid van mensen profiteert. Wel levert het
de enige aangrijpende scène op: de jour
nalist krijgt de man zover dat hij een
heldendaadfje) van zichzelf gaat vertellen,
en je ziet de vrouw popelen om ook haar
kleine dapperheid in geuren en kleuren
uiteen te zetten.
Ons diepste en vaakst gefrustreerde
verlangen blijft toch om belangrijk te zijn.
Moeders kleine held, en voor ieder die
moeder wil spelen zijn we een makkelijke
prooi. De Bloemgroep legt deze link met
I de moeder letterlijk. De scène wordt ge-
J volgd door één waarin een man een kir
rende peuter wordt als zijn moeder
opbelt.
Was de Bloemgroep vanuit zo’n punt
vertrokken, dan had er een interessante
analyse van onze kwetsbaarheid uit kun
nen komen. Nu haalt de groep te veel
overhoop zonder lijn aan te brengen. Voor
het buurthuizenpubliek, waarvoor het
programma onder andere bestemd is,
biedt het programma niet veel aankno
pingspunt tot discussie op deze manier.
Ook de mise en scène is ongewoon rom
melig en maakt gedachtensprongen die je
aandacht van de inhoud afleiden. Een
vrouw die telefoneert, en dan zonder
overgang de niet-aanwezige hoorn loslaat
°m te gaan dagdromen. Dat kan wel,
Twee concerten in het Amsterdams
concertgebouw. 1: Recital door Alicia
de Larrocha, piano. Programma: So
ler, Bach, Beethoven, Ravel, De Falla.
2: VARA-matinee door het Radio Fil
harmonisch Orkest onder leiding van
Hans Vonk. Soliste: Alicia de Larro
cha, piano. Programma: Weber, Beet
hoven, Escher, Kodaly. Respectieve
lijk op 13 en 12 januari 1980.
maar als daarnaast puur realistische ge
sprekken tussen moeder en tienerdochter
staan, heb ik er moeite mee.
Het lijkt er op dat de Bloemgroep in een
overgangsfase zit, waarin ze probeert los
te komen van al te realistisch toneel. Dat
is begrijpelijk, de meeste vormingsgroe-
pen zijn op het ogenblik zoekende, of
vallen terug op geschreven stukken. De
Bloemgroep is er alleen nog niet uit. Dat
blijkt ook uit de ongelijkheid in spel tus
sen oudgedienden als Ellen Verhey en
Trudy Derksen die realistische types
neerzetten, en de dromerigheid van een
nieuwkomer als Paul Gieske (een boeiend
soort spel, overigens, maar het hangt er
nu los bij). Hopelijk heeft de Bloemgroep
de volgende keer zijn vorm gevonden.
ALMA POST
Deze keer werkt ze met twee van haar
leerlingen en in tegenstelling tot eerdere
voorstellingen van haar kan ik hier maar
erg weinig waardering voor opbrengen.
Haar momentopnamen weten vrijwel
nooit echt te boeien en vooral haar zoge
naamde filosofietjes doen doorgaans
lachwekkend aan.
Voorstelling: Kiss’ Oresteia door to
neelgroep Silk. Een trilogie bestaande
uit Aeschylus’ Agamemnon, Sopho
cles’ Electra en Euripides’ Orestes.
Regie: Jean Pierre Voos. Muziek: Mat-
thijs Rümke. Met: Marc Adam, John
du Feu, Just Meyer, Jim Ennis, Jeffrey
Burnett, Richard Lawton, Danielle
Chinsky, Lorette van Heteren, Lynne
Ellis, Jepke Goudsmit. Gezien op 11
januari in het Rotterdamse Piccolo
theater.
zakenman bij uitstek zou er op kunnen
wijzen dat de disco en het teeniebopper-
werk minder aftrek krijgen en de zoveel
eerlijker rock (muziek waarbij een podi-
umprestatie een eerste vereist is) ook voor
het grote publiek op de weg terug is.
Vernieuwend is de muziek van de Head-
boys niet, maar de grotendeels clever ge
schreven songs inspireren wel degelijk.
De as Lou Lewis en George Boyter, twee
feitelijk onooglijke frontmannen, dwingt
respect af met materiaal dat sterk gerela
teerd is aan de jaren zestig. Zo doet Step
ping Stones denken aan de muziek van de
Buoys en aanverwante zwarte soul, zijn
niemendalletjes als My Favourite D.J. en
Kickin’ the Cans afspiegelingen van de
géést van Buddy Holly en roept het jenge
lende orgeltje in Changing with the Times
herinneringen op aan Telstar.
De band werkt hard, zit opvallend hecht
en uitgebalanceerd in elkaar en opereert
meteen concept waarin gitaar en orgel
„versierend” werken. Dat wordt bijvoor
beeld duidelijk in The Shape op Things to
come; een song die ondanks de „beladen”
titel (Yardbirds) respect afdwingt. Ook de
samenzang, met name van Lewis en Boy
ter, heeft overduidelijke kwaliteiten en
maakt het vellen van een oordeel gemak
kelijk. De Headboys lijken in hun goed
klinkende oppervlakkigheid veel op de
Amerikaanse Cars, graven wat gevoelig
heden betreft wat dieper, maar zijn deson
danks „poppy” door hun toegankelijk
heid. Echte Schotten dus: innemende
songs gemaakt door musici die het koppie
erbij houden. JOHN OOMKES
■dSS
tweemaal grandioos
AMSTERDAM. Zowel begin als eind (inclusief de toegiften) van het door Alicia
de Larrocha gebrachte programma, droeg een Spaanse signatuur. Soler bood met
twee sonates, in Fis en D, dankbare kost om deze pianiste en haar publiek aan elkaar
te laten wennen. En in de tot besluit gespeelde Suite in pianoversie uit El amor brujo
van De Falla bevestigde De Larrocha haar image als vertolkster met-oprecht-vurig-
temperament, terwijl zij het tenslotte na langdurige ovaties ook nog met twee encores
in Spaanse sfeer hield in de vorm van werk van (ik houd het maar op:) Soler en
Mompou. Hetgeen zich daartussenin dan nog in het programma afspeelde had
overigens zo’n divers karakter, dat de veelzijdigheid van Alicia de Larrocha’s talent
onmiskenbaar aangetoond werd.
Nu hoeft deze Spaanse pianiste zich in
Amsterdam bepaald niet meer te bewij
zen. Want al zijn haar bezoeken aan Ne
derland zeldzaamheden geworden, haar
roem is hier al sinds de jaren zestig on
wankelbaar (vandaar ook een volle zaal)
gevestigd. Het leuke is daarbij dat haar
erkenning in ons land voor afging aan
haar verdere internationale carrière.
Voordien was De Larrocha alleen in
Spanje bekend en gewaardeerd, thans is
zij wereldwijd beroemd, draagster van
allerhande onderscheidingen, bezitster
van een eredoctoraat, terwijl zij vorig
'seizoen in Amerika tot „Musician of the
year” werd uitgeroepen.
De vorm waarin Alicia de Larrocha’s
grandeur ditmaal werd uitgedrukt, be
stond onder meer uit een vertolking van
Bachs Tweede Engelse suite, die in een
voor de grote zaal helaas nogal hoog tem
po, een aparte overtuiging kreeg. Al was
er beslist geen sprake van verdoezeling;
geen alleenzaligmakende gedachte ten op
zichte van het rotsvast doen uitkomen van
de polyfonie, kenmerkte die benadering,
maar eerder een uitbuiten van pianisti-
Tweemaal De Larrocha,
haar hologige gezicht zie ik opeens een
meeslepende betekenis in de grijze licha
men: hier spreken doden over hun in het
graf meegenomen verdriet. Cassandra is
niet meer een mythologische zieneres, be
kend van school en theater, maar een nog
bestaand stuk stof, een ex-mens met ver
driet. Een directere confrontatie met het
verleden is niet mogelijk, en de parallel
met hedendaags lijden dringt zich op zo’n
moment onstuitbaar op. Heeft Silk dit zo
bedoeld? In ieder geval wordt, uren later,
tijdens de Orestes, de publieksruimte
veelbetekenend verlicht als Electra
spreekt over ’veranderende generaties,
die eenzelfde lijden doormaken’.
Bij de Electra en Orestes blijkt pas goed
hoe schitterend van dynamiek de Aga
memnon is. Rituelen die daar voldoende
zijn om de spanning gaande te houden,
leiden bij de andere stukken tot vaagheid.
Electra kreeg een levendiger bewegings
patroon dan Agamomnon. Er komen
mooie halfgezongen koorformaties in
voor (waaronder één met de hele groep in
kopstand), maar de Latijn sprekende en
weeklagende Electra kon mij niet booien,
ik had de vrouw achter deze figuur willen
zien. Dat gold nog sterker voor Orestes. In
dit wonderlijke familiedrama treden figu
ren als Menelaos en Helena op, die veel te
onbepaald blijven. De eigen kenmerken
die ze hebben zijn symbolen, zoals het
voortdurend vegen door twee slaafse lie
den voor de voeten van Helena’s vader, de
oude vorst Tyndareus.
Silk gaat half Mei op wereldtournee, en
zal waarschijnlijk de Oresteia spelen in
het Atheense Acropolistheater, zij het in
een aan de censuur aangepaste jeans-
versie’.
AMSTERDAM. Misschien is het ver
beelding, maar altijd als er Schotten in
het geding zijn krijg ik de indruk dat het
om zeer emotionele mensen gaat, die on
danks hun sentimenten de zakelijke kant
niet uit het oog verliezen. In ieder geval
past dat (voor-)oordeel prachtig bij de
archetyperingen waarmee we hen beden
ken: graag dronken worden en dan ’t
liefst voor zo min mogelijk geld.
Die tweeslachtigheid kun je aantreffen
bij bijvoorbeeld Rod Stewart, The Avera
ge White Band en Frankie Miller, maar
toen ik voor het eerst geconfronteerd
werd met de Headboys en hun opgewekte
broeierige rock kreeg ik het hiervoor be
schreven déja vu.
De Headboys zijn gecontracteerd door
Robert Stigwood, de man achter BeeGees,
Andy Gibb en John Travolta, en dat op
zich is nieuws. Het aantrekken van een
rechttoe-rechtaan rockgroepje door deze
i
m I
Bezetting: Lou Lewis (gitaar,
zang), George Boyter (bas, koorzang),
Calum Malcolm (keyboards, koor
zang) en Davy Ross (drums).
Amsterdam, 12 januari 1980.