t Van Pinxteren Chaotisch theater over Grijze lichamen als onvrede en verlangen herrezen getuigen Stap Stenen boeit niet M. Nijhoffprijs voor Moder en I „Authentieke” benadering van Mozart evolueert Headboys houden ’t koppie erbij Kritiek orkesten rapport afgewezen Pauline de Groot Spaanse pianiste gaf recital en was soliste op VARA-matinee tl I Silk brengt nieuwe versie van Kiss’ Oresteia I I I i i i 9 1980 MAANDAG 14 JANUARI KUNST 8 Harnoncourt en Concertgebouworkest raken aan elkaar gewend Bloemgroep probeert los te komen van realistisch toneel y F ALICIA DE LARROCHA IW >ek JOHAN VAN KEMPEN 316 en gen! ngels bon Jepke Goudsmitals Electra en Richard Lawton alsAegisthus in een scène uit KissOresteia. n LI ALMA POST. h* jlein 2 lag 25 'erne let- zijn ook eert, ROTTERDAM. Toneelgroep Silk, voorheen Kiss, is na twee jaar België teruggekeerd in Rotterdam. Een subsidie van de Toneelraad stelde de groep in staat een nieuwe versie te maken van de Oresteia-trilogie, die vier jaar geleden al een dertigtal opvoeringen zag. :t het tekst, h be- lank- hand laand :grip- ts 16 even- rsnee De Federatie beweert dat de KO-NW door haar uitgenodigd is voor een discus sie over het huidige orkestenbestel, maar in tegenstelling tot de NTB medewerking heeft geweigerd. Verder zegt men zich niet te hebben uitgesproken voor het op heffen van het Balletorkest, maar geen funccie voor het orkest te zien. Op het gebied van abstracte dans heb ik alleen maar iets gemerkt in de vorm van wat geloop en gedraai; op het gebied van communicatie slechts het feit dat drie dames af en toe wat filosofie van de koude grond aan ons voordragen: „Soms ben ik mezelf en dat voel ik en op het gebied van dramatische lading helemaal niets. Pauline de Groot is nu al jaren bezig met een vorm van moderne dans, die ontspannen, soms poëtisch en vaak humo- Door de oprechtheid en overtuiging waarmee dit alles gebracht wordt wordt de hele onderneming zelf bijna pijnlijk. Jammer, een volgende keer beter. CONRAD VAN DE WEETERING ritsisch is. Ze geeft les in moderne dans aan de Theater School in Amsterdam en brengt gemiddeld één keer per jaar een voorstelling, waarin ze haar nogal aardse danspatronen soms verbindt met teksten en meestal met levende muziek. De jury werd gevormd door Henk Mul der (voorzitter), Barber Weeda van de Pol, Hans van den Bergh, Marko Fondse, Daan den Hengst, Peter Verstegen, Aldert Walrecht en J. H. A. de Bie. courts werkwijze, men begrijpt de bedoe lingen. En diens ongelukkige gebaren werken nauwelijks meer afleidend, zoals in evenwichtig samenspel kon worden er varen en sterker nog tijdens de situatie was op te merken toen Harnoncourt per abuis een inzet aangaf waar een rust in de partituur staat. Het orkest reageerde ge lukkig niet. Ook de voorbereidende samenwerking tussen Harnoncourt en de hoboïst Wemer Hemers moet zeer intensief zijn geweest. Een elastisch rubato en accentuering van kenmerkende motieven brachten in de uitvoering van het Hoboconcert een voor name eenheid. Hier werden trouwens alle door Harnoncourt ingevoerde specialitei ten het overtuigendst uitgespeeld. Wemer Herbers droeg zijn solopartij voor vanuit een ingetogen houding en met verfijnde toonsexpansie, in een van een gelijksoorti ge benadering getuigende verstandhou ding met het minstens zo expressief musi cerende orkest. e n n i: Jag uw 87 21 AMSTERDAM (ANP). De Martinus Nijhoffprijs voor vertalingen is dit jaar toegewezen aan de Joegoslaaf Janko Mo der voor zijn vertalingen van Nederlands letterkundig werk in het Sloweens en aan Hans van Pinxteren voor zijn vertaling van Franse literatuur in het Nederlands, in het bijzonder van Salammbo van Gus tave Flaubert. Dit heeft het prins Bem- hardfonds meegedeeld. De prijs is in 1953 ingesteld, bedraagt 7500 gulden en wordt op 26 januari in Den Haag iitgereikt. 95% <st te en. U uit- voor >oruit mee, >pt u ingels de is: iu ge- :n en- op de sus (Van onze kunstredactie) AMSTERDAM. De Federatie van Kunstenaarsverenigingen heeft de felle kritiek op haar orkestenrapport van de zijde van de Kunstenaarsorganisatie NW en de Nederlandse Toonkunste- naarsbond vanmorgen strikt van de hand gewezen. Volgens de Federatie berust de kritiek van de vakverenigingen op een reeks misverstanden. Vierde Z-serieconcert door het Con certgebouworkest. Dirigent: Nikolaus Harnoncourt. Solist: Wemer Herbers, hobo. Programma: composities van Mozart. Concertgebouw Amsterdam, 13 januari 1980. ROTTERDAM. De Bloemgroep heeft met zijn „Ik weet niet wat ik heb, een programma over onvrede en verlangen”, een heel wat abstracter onderwerp aangesne den dan doorgaans. Hun vorige programma’s, over vrouwen, gezin, sexualiteit en gezondheidszorg, bestreken een overzichtelijk gebied. Nu stapten ze in de wereld van de niet-gelukte carrière, de niet gekomen prins en het hele scala van dagdromerijen en behoeftes die dat moeten compenseren. De groep wil daarbij ook nog laten zien hoe die verlangens in stand worden gehouden door reclame en romannetjes, en hoe diezelfde reclame en de roddelbladen munt weten te slaan uit de onvrede. Voorstelling: Ik weet niet wat ik heb. een programma over onvrede en verlangen door De Bloemgroep. Ad viezen: Peter Faber. Met: Hans Haus- dörfer, Ellen Verhey, Trudy Derksen, Pieter Loef, Ria Eimers, Paul Gieske. Gezien op 12 januari in het Rotter damse Zuidpleintheater. Op 24,25,26 januari in de Toneelschuur. Het gaat hier om een combinatie van de Agamemnon van Aeschylus, de Electra van Sophocles en de Orestes van Euripi- des. De groep laat via de verschillen tus sen deze drie tragici (Het rituele koor- gerichte theater van Aeschylus, het opko men van karaktertekening en plot bij So phocles en de vrijmoedige behandeling van de mythologische stof bij Euripides) een ontwikkeling zien, die als een heden daagse weergave van de emancipatie van het Griekse theater in de 5e eeuw voor Christus gezien kan worden, maar die ook aansluit bij het verhaal van de Atriden, dat immers evolueert van een primitief reageren met bloedwraak en vergelding naar een verstandelijk en modern be spreekbaar maken van grieven. Om dit te onderstrepen wordt de Aga memnon in het oud-Grieks gespeeld, de Electra in het Middeleeuws Latijn en de Orestes in het Engels. Omdat ik de vorige versie alleen van foto’s en beschrijvingen ken, hier de voor naamste veranderingen in de ogen van de goep zelf: Er wordt nu naakt gespeeld. De Electra is geheel nieuw opgezet, kreeg een andere mise en scène en liederen. De Orestes verloor zijn slapstick-karakter, en werd bewust chaotisch gemaakt. Als het begint zitten de acteurs rond het met stenen afgebakende speelvlak. Ze zijn naakt, en blijven dat op soms een enkele kledingstuk na als symbool van de per soon die ze voorstellen. Hun lichamen zijn bedekt onder een stoflaag, een mengsel van zwart en wit dat er als oneffen grijs uit ziet. Om de ogen is een witte ovaal aangebracht, waardoor ze lijken op de figuren op Griekse vazen, met witte ogen in zwarte gezichten. Agamemnon komt op gang via getik met steentjes en oerschreeuen. Mijn aan vankelijke ergernis over de afgezaagd heid van dit middel verdwijnt al na vijf minuten. Silk voert Agamemnon op als een ritueel, maar een ritueel waarin iedere beweging duidelijk is, en getoetst op schoonheid, die vier jaar terug in deze krant terecht als mathematisch werd beti teld. Een hoogtepunt is de moord op Aga memnon en Cassandra, waar via een inge wikkelde koprol vanachter een kleed van daan ineens twee lichamen op de toneel vloer liggen, te verrassend om na te ver tellen. Tijdens de klachten van Cassandra met AMSTERDAM. Het komt enigszins over als een amateuristisch toneeltje, zoals Nikolaus Harnoncourt dirigeert. Maar Harnoncourt is ook eigenlijk geen dirigent. Vanwege zijn intensieve bemoeiingen met de oude muziek en zijn ongetwijfeld frisse visie daarop, is deze voormalig cellist van de Wiener Philharmoniker tenslotte achter de directielessenaar gekomen. AMSTERDAM. „Een kneuterig stuk je huis, tuin en keukendans gemengd met onbenullige teksten en best aardige jazzy muziek.” Zo zou Stap Stenen van Pauline de Groot het best omschreven kunnen worden. In het programma staat ver meld: „Het uitgestrekte gebied tussen ab stracte dans, „communicating art”, dans als direkte ervaring en beweging met een volledige dramatische lading is voor Pauline de Groot steeds weer een uitda ging”. sche karakterverschillen binnen het na tuurlijk volgen van het totaalbeeld. Waar bij tegelijkertijd opviel dat haar handen een buitengewoon grote mate van onaf hankelijkheid in expressie bezitten. Daarom klinken ook haar verrichtingen in de, van een overvloedige notenrijkdom voorziene, composities van Albeniz (waar mee zij zo in het bijzonder naam heeft gemaakt) vaak alsof er twee piano’s in het spel zijn of althans alsof er een duo aan de gang is. Een aangelegenheid, die steunt op voldragen technisch meesterschap en die een ongehoord sterke combinatie van gaafheid en expressiviteit in de weergave te zien geeft. Ravels Gaspard de la Nuit muziek uit een tijd (1908) dat de Gallische en Iberi sche geest vruchtbaarder dan ooit op el kaar inwerkten was in haar spel zo’n voorbeeld. Extreem virtuoos, maar tege lijk met een vanzelfsprekend pianistisch gemak, in een voordracht die (inclusief de interpretatief zo zware Le Gibet) een fan tastische geladenheid meekreeg. Uit haar Beethovenvertolking, van de sonate nr 31 opus 110, sprak ook weer die vertolking, die als steeds optimaal onder steund werd door dirigent en orkest. Hans Vonk trof met het RFO ook door een bijzondere kwaliteit in de program- ma-onderdelen van orkestwerken-sec. Webers ouverture Preciosa mocht dan als, in artistiek opzicht, wat onnozele inspeler gelden en in Rudolf Eschers in 1950 ge schreven Hymne du Grand Meaulnes komt zowel diens eigen als het Nederland se componeren zeker niet het interes santst naar voren; beide werken leverden niettemin uitstekende uitvoeringsresulta- ten op. De gunstige omstandigheden culmi neerden hier tenslotte in Kodaly’s Dansen uit Galanta, waarin van alle door Vonk in het RFO-spel opgeroepen subtiliteiten op de meest kleurrijke manier ook in compo sitorisch opzicht volledige bevrediging konden schenken. JOHAN VAN KEMPEN Harnoncourts bijdrage aan een andere en in bepaald opzicht creatievere benade ring van de composities uit Barok en de Klassieke periode, heeft deze musicus, samen met onze landgenoot Gustav Leon hardt, onlangs ook de Erasmusprijs opge leverd. De toekenning daarvan is ook te recht, omdat intussen is gebleken dat alle experimenten geleid hebben tot een vruchtbare wisselwerking met de traditio nele (lees: 19de eeuws gekleurde) muziek- praktijk. Dat dit proces in vergevorderd stadium is gekomen, waarbij er reeds tamelijk rijpe vruchten van artistieke smaak in het musiceren in dit verband kunnen worden afgeworpen, was waarneembaar op de zondagse Z-serie matinee van het Con- certgebouworkest. In een Mozart-pro- gramma dat dit weekeinde al eerder op een zogenoemd Informeel concert als zo danig beluisterd kon worden. (Hoezeer overigens de betreffende muzikale au- thenticiteits-affaires op wereldwijde inte resse kunnen rekenen, bewijst wel het feit dat dit programma in handen van de zelfde uitvoeringscombinatie nog deze maand in Salzburg en Wenen wordt her haald.) Nikolaus Harnoncourt heeft in een in terview in deze krant al eens verklaard: „Stijlzuiverheid zit niet in het instrument, doch in de geest. Het gaat erom de inner lijke bedoelingen van de componist zo dicht mogelijk te benaderen; niet om dog ma’s omtrent de uiterlijke klank te hante ren”. Die instelling maakte het mogelijk dat de door hem bedoelde geest ook via modem instrumentarium kon worden na gestreefd. De sterk wisselende resultaten hoorde men in het verleden allereerst in Bachs Passionen. Was er vorig jaar als vervolg daarop een harteloze Mozart te beluisteren, ditmaal kon ook op dit vlak een duidelijke evolutie worden vastge- steld. De Zauberflöte-ouverture, de Haffner- symfonie en die in C, KV 388, plus het Hoboconcert KV 385 konden wat dat be treft uitgebreide indrukken verschaffen. Innigheid bleek weliswaar soms ver te zoeken, maar het scherpe profiel van be paalde motieven en de ritmische levendig heid van de snelle delen, leverde on danks dat de tempi juist lager dan ge woonlijk lagen een effect van extra vitaliteit en ook vaak het gevoel van een andere en niet minder waarschijnlijke lo gica in de aanpak van Mozarts muziek op. Alles klonk intussen veel natuurlijker dan vorige keer. Het Concertgebouwor kest is kennelijk gewend aan Harnon- G1 grote klasse van pianospel. Toch stelde De Larrocha hier, vergelijkenderwijs, teleur. Want wie haar een dag eerder op dezelfde plaats als soliste had gehoord in Beetho vens Pianoconcert nr 1, was toen met zulk een intens doorleefd spel geconfronteerd, dat een afstandelijker gebrachte sonate zoals die nu op haar recital klonk, al haast wel moest tegenvallen. Alicia de Larrocha’s opmerkelijke so lospel in Beethovens Eerste pianoconcert was te genieten geweest op de zaterdagse VARA-matinee, waarop eveneens de sa menwerking tussen het Radio Filharmo nisch Orkest en dirigent Hans Vonk in het meest positieve daglicht werd gesteld. Het subtiel expressieve spel van de Spaanse pianovirtuoze werd hier in al even subtiel expressieve geest in de begeleidingen be antwoord. Zo ontstond er een ideaal even wicht, waarin De Larrocha zich liet ken nen als een musicienne die ondanks haar indrukwekkende technische bagage, nooit op enig poeha uit is. Innerlijke ver dieping en waar het te pas kwam: musi- ceervreugde kenmerkt haar indringende DANS: Dansstudio Pauline de Groot met Stap Stenen. Dansers: Pau line de Groot, Karina Kaldewaay en Gonne Kooy. Musici: Matthieu Keyzer en Hans Mekel. Première in het Shaf- fy Theater: 10 januari 1980. Duur 60 minuten. Tot en met zaterdag 19 janu ari behalve zondag en maandag. Ze zijn er niet uitgekomen. In een reeks losse scènes, (die later qua verhaal toch weer verband met elkaar blijken te heb ben) toont de groep een chaotische serie ontevredenen. Het meisje dat op kamers wil, de gastarbeider die droomt van zijn land, een eenzame vrouw die zich een droomvriend heeft geschapen, een werk loze jongen die zich interessant maakt door artistiekerig te doen. Bij zoveel onge lijkvormigheid kan ik de banden met het maatschappelijk gebeuren niet zo snel zien, en de Bloemgroep kan dat ook niet. Eenmaal slechts toont ze hoe iemand door het lezen van kasteelromans beïnvloed wordt (bij de dromende vrouw), en een maal laat ze zien hoe de Schandaalpers misbruik komt maken van mensen in nood. Dit als het meisje dat uit huis wil is weggelopen, en een journalist de ouders chanteert. Zo’n voorbeeld is helaas weer veel anec- dotischer dan de manier waarop de maat schappij in werkelijkheid van de onzeker heid van mensen profiteert. Wel levert het de enige aangrijpende scène op: de jour nalist krijgt de man zover dat hij een heldendaadfje) van zichzelf gaat vertellen, en je ziet de vrouw popelen om ook haar kleine dapperheid in geuren en kleuren uiteen te zetten. Ons diepste en vaakst gefrustreerde verlangen blijft toch om belangrijk te zijn. Moeders kleine held, en voor ieder die moeder wil spelen zijn we een makkelijke prooi. De Bloemgroep legt deze link met I de moeder letterlijk. De scène wordt ge- J volgd door één waarin een man een kir rende peuter wordt als zijn moeder opbelt. Was de Bloemgroep vanuit zo’n punt vertrokken, dan had er een interessante analyse van onze kwetsbaarheid uit kun nen komen. Nu haalt de groep te veel overhoop zonder lijn aan te brengen. Voor het buurthuizenpubliek, waarvoor het programma onder andere bestemd is, biedt het programma niet veel aankno pingspunt tot discussie op deze manier. Ook de mise en scène is ongewoon rom melig en maakt gedachtensprongen die je aandacht van de inhoud afleiden. Een vrouw die telefoneert, en dan zonder overgang de niet-aanwezige hoorn loslaat °m te gaan dagdromen. Dat kan wel, Twee concerten in het Amsterdams concertgebouw. 1: Recital door Alicia de Larrocha, piano. Programma: So ler, Bach, Beethoven, Ravel, De Falla. 2: VARA-matinee door het Radio Fil harmonisch Orkest onder leiding van Hans Vonk. Soliste: Alicia de Larro cha, piano. Programma: Weber, Beet hoven, Escher, Kodaly. Respectieve lijk op 13 en 12 januari 1980. maar als daarnaast puur realistische ge sprekken tussen moeder en tienerdochter staan, heb ik er moeite mee. Het lijkt er op dat de Bloemgroep in een overgangsfase zit, waarin ze probeert los te komen van al te realistisch toneel. Dat is begrijpelijk, de meeste vormingsgroe- pen zijn op het ogenblik zoekende, of vallen terug op geschreven stukken. De Bloemgroep is er alleen nog niet uit. Dat blijkt ook uit de ongelijkheid in spel tus sen oudgedienden als Ellen Verhey en Trudy Derksen die realistische types neerzetten, en de dromerigheid van een nieuwkomer als Paul Gieske (een boeiend soort spel, overigens, maar het hangt er nu los bij). Hopelijk heeft de Bloemgroep de volgende keer zijn vorm gevonden. ALMA POST Deze keer werkt ze met twee van haar leerlingen en in tegenstelling tot eerdere voorstellingen van haar kan ik hier maar erg weinig waardering voor opbrengen. Haar momentopnamen weten vrijwel nooit echt te boeien en vooral haar zoge naamde filosofietjes doen doorgaans lachwekkend aan. Voorstelling: Kiss’ Oresteia door to neelgroep Silk. Een trilogie bestaande uit Aeschylus’ Agamemnon, Sopho cles’ Electra en Euripides’ Orestes. Regie: Jean Pierre Voos. Muziek: Mat- thijs Rümke. Met: Marc Adam, John du Feu, Just Meyer, Jim Ennis, Jeffrey Burnett, Richard Lawton, Danielle Chinsky, Lorette van Heteren, Lynne Ellis, Jepke Goudsmit. Gezien op 11 januari in het Rotterdamse Piccolo theater. zakenman bij uitstek zou er op kunnen wijzen dat de disco en het teeniebopper- werk minder aftrek krijgen en de zoveel eerlijker rock (muziek waarbij een podi- umprestatie een eerste vereist is) ook voor het grote publiek op de weg terug is. Vernieuwend is de muziek van de Head- boys niet, maar de grotendeels clever ge schreven songs inspireren wel degelijk. De as Lou Lewis en George Boyter, twee feitelijk onooglijke frontmannen, dwingt respect af met materiaal dat sterk gerela teerd is aan de jaren zestig. Zo doet Step ping Stones denken aan de muziek van de Buoys en aanverwante zwarte soul, zijn niemendalletjes als My Favourite D.J. en Kickin’ the Cans afspiegelingen van de géést van Buddy Holly en roept het jenge lende orgeltje in Changing with the Times herinneringen op aan Telstar. De band werkt hard, zit opvallend hecht en uitgebalanceerd in elkaar en opereert meteen concept waarin gitaar en orgel „versierend” werken. Dat wordt bijvoor beeld duidelijk in The Shape op Things to come; een song die ondanks de „beladen” titel (Yardbirds) respect afdwingt. Ook de samenzang, met name van Lewis en Boy ter, heeft overduidelijke kwaliteiten en maakt het vellen van een oordeel gemak kelijk. De Headboys lijken in hun goed klinkende oppervlakkigheid veel op de Amerikaanse Cars, graven wat gevoelig heden betreft wat dieper, maar zijn deson danks „poppy” door hun toegankelijk heid. Echte Schotten dus: innemende songs gemaakt door musici die het koppie erbij houden. JOHN OOMKES ■dSS tweemaal grandioos AMSTERDAM. Zowel begin als eind (inclusief de toegiften) van het door Alicia de Larrocha gebrachte programma, droeg een Spaanse signatuur. Soler bood met twee sonates, in Fis en D, dankbare kost om deze pianiste en haar publiek aan elkaar te laten wennen. En in de tot besluit gespeelde Suite in pianoversie uit El amor brujo van De Falla bevestigde De Larrocha haar image als vertolkster met-oprecht-vurig- temperament, terwijl zij het tenslotte na langdurige ovaties ook nog met twee encores in Spaanse sfeer hield in de vorm van werk van (ik houd het maar op:) Soler en Mompou. Hetgeen zich daartussenin dan nog in het programma afspeelde had overigens zo’n divers karakter, dat de veelzijdigheid van Alicia de Larrocha’s talent onmiskenbaar aangetoond werd. Nu hoeft deze Spaanse pianiste zich in Amsterdam bepaald niet meer te bewij zen. Want al zijn haar bezoeken aan Ne derland zeldzaamheden geworden, haar roem is hier al sinds de jaren zestig on wankelbaar (vandaar ook een volle zaal) gevestigd. Het leuke is daarbij dat haar erkenning in ons land voor afging aan haar verdere internationale carrière. Voordien was De Larrocha alleen in Spanje bekend en gewaardeerd, thans is zij wereldwijd beroemd, draagster van allerhande onderscheidingen, bezitster van een eredoctoraat, terwijl zij vorig 'seizoen in Amerika tot „Musician of the year” werd uitgeroepen. De vorm waarin Alicia de Larrocha’s grandeur ditmaal werd uitgedrukt, be stond onder meer uit een vertolking van Bachs Tweede Engelse suite, die in een voor de grote zaal helaas nogal hoog tem po, een aparte overtuiging kreeg. Al was er beslist geen sprake van verdoezeling; geen alleenzaligmakende gedachte ten op zichte van het rotsvast doen uitkomen van de polyfonie, kenmerkte die benadering, maar eerder een uitbuiten van pianisti- Tweemaal De Larrocha, haar hologige gezicht zie ik opeens een meeslepende betekenis in de grijze licha men: hier spreken doden over hun in het graf meegenomen verdriet. Cassandra is niet meer een mythologische zieneres, be kend van school en theater, maar een nog bestaand stuk stof, een ex-mens met ver driet. Een directere confrontatie met het verleden is niet mogelijk, en de parallel met hedendaags lijden dringt zich op zo’n moment onstuitbaar op. Heeft Silk dit zo bedoeld? In ieder geval wordt, uren later, tijdens de Orestes, de publieksruimte veelbetekenend verlicht als Electra spreekt over ’veranderende generaties, die eenzelfde lijden doormaken’. Bij de Electra en Orestes blijkt pas goed hoe schitterend van dynamiek de Aga memnon is. Rituelen die daar voldoende zijn om de spanning gaande te houden, leiden bij de andere stukken tot vaagheid. Electra kreeg een levendiger bewegings patroon dan Agamomnon. Er komen mooie halfgezongen koorformaties in voor (waaronder één met de hele groep in kopstand), maar de Latijn sprekende en weeklagende Electra kon mij niet booien, ik had de vrouw achter deze figuur willen zien. Dat gold nog sterker voor Orestes. In dit wonderlijke familiedrama treden figu ren als Menelaos en Helena op, die veel te onbepaald blijven. De eigen kenmerken die ze hebben zijn symbolen, zoals het voortdurend vegen door twee slaafse lie den voor de voeten van Helena’s vader, de oude vorst Tyndareus. Silk gaat half Mei op wereldtournee, en zal waarschijnlijk de Oresteia spelen in het Atheense Acropolistheater, zij het in een aan de censuur aangepaste jeans- versie’. AMSTERDAM. Misschien is het ver beelding, maar altijd als er Schotten in het geding zijn krijg ik de indruk dat het om zeer emotionele mensen gaat, die on danks hun sentimenten de zakelijke kant niet uit het oog verliezen. In ieder geval past dat (voor-)oordeel prachtig bij de archetyperingen waarmee we hen beden ken: graag dronken worden en dan ’t liefst voor zo min mogelijk geld. Die tweeslachtigheid kun je aantreffen bij bijvoorbeeld Rod Stewart, The Avera ge White Band en Frankie Miller, maar toen ik voor het eerst geconfronteerd werd met de Headboys en hun opgewekte broeierige rock kreeg ik het hiervoor be schreven déja vu. De Headboys zijn gecontracteerd door Robert Stigwood, de man achter BeeGees, Andy Gibb en John Travolta, en dat op zich is nieuws. Het aantrekken van een rechttoe-rechtaan rockgroepje door deze i m I Bezetting: Lou Lewis (gitaar, zang), George Boyter (bas, koorzang), Calum Malcolm (keyboards, koor zang) en Davy Ross (drums). Amsterdam, 12 januari 1980.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 9