fl
I
I
IJ
Willy Van Hemert
maakt geen derde
herdershond”
II
I
Belgen!
E
X
I
door Wouter Hendrikse
i
B9HE9E3MHMBI
Duitsland
Kijkcijfers
Nieuwe serie
VPRO
Hi
Bs
y
S£
Ik voel me niet meer
thuis in tij d van nu’
„Een derde reeks? Nee, in geen geval. Heel bewust eindig ik deze tweede serie zo dat er geen
i
t
Al weet Willy van Hemert nog niet wat voor een
serie hij voor de KRO gaat schrijven, het ligt wel in
de lijn der verwachtingen dat hij een bestaand boek
als kapstok zal gebruiken. „Inderdaad, dat doe ik
meestal. Ik prefereer een goed verteld verhaal,
desnoods vol stijlfouten, met een duidelijke
probleemstelling en heldere achtergronden boven
een goed boek dat deze ingrediënten niet heeft. De
stijl kan me niet schelén, want ik schrijf de dialogen
toch zelf. Bij mij staat voorop dat het geen
literatuur mag zijn. Daar moetje afblijven. Als ze
mij zouden vragen literatuur te verfilmen, zou ik uit
respect weigeren. Het is namelijk niet geschreven
om verfilmd te worden. In een tv-spel laatje het
beschrijvende zien. En juist het beschrijvende
maakt goede boeken literatuur. Het wordt aan de
fantasie van de lezer overgelaten hoe hij het
beschrijvende interpreteert. Als je literatuur gaat
verfilmen doe je de fantasie van de mensen geweld
aan. Daarom zijn zoveel mensen altijd teleurgesteld
na het zien van een film, die gemaakt is naar een
boek”.
Zolang Willy van Hemert in het televisievak zit,
zolang ligt hij al overhoop met de NOS. Vooral het
gebrek aan faciliteiten steekt hem erg. „Volgens mij
zijn de faciliteiten bij de NOS eep sluitpost. Ze
hebben wel geld om een enorm gebouw neer te
zetten, maar fatsoenlijke montagemogelijkheden
zijn er niet te vinden. Je inoet immer bedelen om
een beetje tijd. Monteren is zeer belangrijk, want op
de tafel wordt het programma eigenlijk gemaakt.
Bij de NOS krijg je het gevoel dat ze het vervelend
vinden als je een programma maakt. Een onding is
dat de NOS geen echte omroep is. Het is een
overkoepelend dienstverlenend bedrijf. Ik vraag
me echt af op grond waarvan zij zendtijd heeft. Dat
de NOS het journaal voor haar rekening neemt
vind ik juist, maar het is wel een journaal met een
kleurtje. Dat is niet goed, want daar hebben we de
actualiteitenrubrieken voor. Een journaal hoort
objectief te zijn”.
vragen. Grotere sportverdwazing en
krankzinniger vorm van a-journalistiek
zijn niet te vinden.
Is dit na de introductie van de term new
journalism (Watergate) dan hotnew
journalism? Dat belooft wat. Wat te
denken van een vraaggesprek met de heer
A. Hitler te München: „Welke zijn uw
vooruitzichten bij een nieuwe
wereldoorlog?” Of: „Welke zijn uw
belangrijkste hoedanigheden?”
Trouwens, ook een diepte-interview met
toean Soekarno te Jakarta („zeg maar
Boeng”) zie ik wel zitten. Met een vraag
als bijvoorbeeld: „Welke is uw mening
over Soeharto?”
Charles de Gaulle zou ook een leuke
kunnen zijn in de reeks („Wat was u van
plan te doen na uw carrière als
Fransman?”). Of Ko van Dijk („Welke raad
geeft gij nieuwelingen mee?”) Of Wim
Sonneveld („Welke zijn uw doelen voor
1980?”).
Belgen en België mag ik erg graag. Dit zij
duidelijk vooropgesteld. Belgen hebben
al iets zuidelijks over zich, iets van dat
lossige, dat wij missen. Wij nemen als
arrogante Nederlanders graag aan, dat
Belgen zeer dom zijn, althans dommer
dan wij zelf. Wij kletsen ons op de dijen bij
weereen nieuwe Belgenmop. Eigenlijk
zou je bij die moppen Belgen vaak door
Ollanders kunnen vervangen. Ik bedoel
maar
Momenteel wordt de eerste reeks van „Dagboek
van een herdershond” in Duitsland, via een
regionale zender, uitgezonden. Het ZDF wilde de
serie niet hebben, omdat kapelaan Odekerkë
tijdens het begin van elke aflevering „verdomme”
zegt, wanneer hij varizijn fiets valt. De tweede
reeks is inmiddels ook al door de Duitsers
aangekocht. Hier steekt nog een ander nadeel van
video de kop op. Zoals bekend synchroniseren onze
oosterburen alles na op televisie. Probleem is
echter dat bij ampex geluid en beeld als het ware op
één band zitten en niet te scheiden zijn. „Je kan het
geluid natuurlijk wel wegdraaien, maar dan gaat
ook allé geluid, dus ook het straatlawaai e.d.
verloren. We hebben voor die Duitsers alle geluiden
in de studio na zitten doen. Tijdens de opnames van
de tweede reeks hebben wé getracht er rekening
mee te houden. Zeker twintig percent hebben we
dubbel opgenomen; het eerste shot Nederlands en
het tweede stom. Maar het was zo absurd dat we er
allemaal de slappe lach van kregen. Het valt niet
mee om zonder praten een ruzie uit te beelden.
Bovendien was het nogal tijdrovend”.
„Mijn grootste, weliswaar niet te vervullen, wens is
het leven van Albert Plesman te verfilmen. Het is
zo’n boeiend verhaal, van een eenmansbedrijfje dat
een enorm bedrijf wordt. Bovendien zat er ook
nogal wat drama in Plesmans leven. Ik heb het tien
jaar geleden al eens geprobeerd, maar toen wilde
zijn vrouw niet. En nou zou het technisch gezien
niet meer te realiseren zijn”.
X
Tevreden is Van Hemert met de doorbaak van
video. „Het is fantastisch. Filmen is een stoomtram
vergeleken met video. Met video of ampex zie je wat
je doet. Je kan onmiddellijk camerawisselingen
doen en het is meteen klaar. Film moet eerst
ontwikkeld worden en als het je dan niet zint
bestaat de mogelijkheid om het over te doen in
negen van de tien gevallen niet meer. Vooral als je
op locatie werkt. Video is ook veel goedkoper. Je
schiet één op één, terwijl je met film al snel één op
vier draait. Bovendien levert video meer kwaliteit
en het monteren gaat perfect. Via een computer
kan je uiterst nauwkeurig snijden. Er kleeft één
nadeel aan video, de camera’s zitten vast aan een
kabel en per reportagewagen heb je vierhonderd
meter. Dus als je op slecht terrein moet filmen en de
wagen kan er niet komen, zit je in de problemen”.
Hemert, zondermeer een van Neerlands populairste regisseurs. Een man wiens naam met
televisie verbonden is zolang dit medium al bestaat en die in die 28 jaar ontelbare losse
dramaprodukties en series heeft gemaakt.
Maar de Belgen moeten het mij en andere
Flandria-fielen niet al te moeilijk gaan
maken. Neem nou het in België uiterst
serieus te nemen dagblad „Het Laatste
Nieuws”. Die krant is aan een serie bezig:
de jaren 70 en 80 in de sport. Prima.
Maar wat doen jullie nu, beste Belgen,
beste Bob Geuens? Jullie gaan in die
serie de drie jaar geleden bij een auto-
ongeluk omgekomen atleet Ivo van
Damme interviewen en hem zijn
prognoses voor de Olympische Spelen
De eerste reeks van „Dagboek van een
herdershond” was razend populair bij de kijkers.
Vorig jaar ontving hij daarvoor de gouden
Televizierring, een jaarlijkse onderscheiding die
door de AVRO-leden wordt toegekend. Willy van
Hemert kreeg 48 percent van alle stemmen. Van
Hemert zelf vindt de AVRO-onderscheiding
belangrijker dan de Nipkov-schijf, een prijs die
jaarlijks door televisiecritici wordt uitgereikt. „Wat
heb ik eraan of de pers mijn programma’s mooi
vindt. Ik maak mijn werk voor het publiek.
Bovendien zijn mijn programma’s ongeschikt om
in aanmerking te komen voor de Nipkov-schijf.
Deze prijs is, terecht, meer weggelegd voor
documentaire-achtige uitzendingen. Het VARA-
jeugdprogramma „J. J. de Bom voorheen De
Kindervriend” kréég de schijf vorig jaar. Volgens
mij had de jury geen beter programma kunnen
vinden. Ik vind het leuk dat juist ik van de AVRO
een onderscheiding heb ontvangen, temeer omdat
ik voor deze omroep nog nooit een programma heb
gemaakt”.
„Ik vind die Tefevizier-ring belangrijker omdat het
een prijs is van de kijkers. Kijkcijfers vind ik
noodzakelijk om te zien hoe de interesse ligt bij een
bepaald publiek. Het vreemde van de Herdershond
was dat de waardering volkomen gespreid was. Uit
de statistieken bleek dat elke laag van de bevolking
het een leuke serie vond. Ook de jeugd. Ik heb
weleens gedacht: hoe komt het nou dat al mijn
werk, op „Dynastie der kleine luyden” na dan, zo
aanslaat bij het publiek? Ik denk dat het antwoord
niet zo heel erg moeilijk te vinden is. Mijn verhalen
zijn simpel en dus voor veel mensen herkenbaar. Er
zitten gevoelens in, waarmee bijna iedereen zich
kan identificeren. Daar komt nog bij dat mijn series
zijn geprojecteerd op een bepaalde sociale
achtergrond. Mijn doel is verhalen te maken die
iedereen begrijpt; ik wil met tv veel mensen
bereiken. Verhalen die de minder ontwikkelden
begrijpen en die de meer intelligente mensen niet
irriteren. Ik werk vanuit dat uitgangspunt. Ik zou
dat geen vertrossing wülen noemen. De TROS
vraagt, wat wülen de mensen, nou dan maken we
dat, en ik zeg: ik maak iets dat veel mensen mooi
vinden en dan ben ik trots wanneer de kijkcijfers
uitwijzen dat de niet-ontwikkelden het begrepen
hebben en de inteHectuelen zich niet hebben zitten
ergeren. Dat kan je bereiken als je je werk vanuit
een doelstelling doet en het niet maakt voor je
collega’s, want dat komt nogal eens voor in
Hilversum”.
vervolg meer in zit. Erik verlaat het dorp en daar is het dan mee uit. Ik heb nog een tijdje met de
gedachte zitten spelen de kapelaan als missionaris in verre landen te laten optreden, maar filmen
in de rimboe zag ik op mijn leeftijd niet zo zitten”. Aan het woord de zesenzestigjarige free-lance
regisseur Willy van Hemert over zijn laatste televisiesucces „Dagboek van een herdershond”. Van
gevoel krijg dat de mensheid niet tegen de vrede
kan. Het is nu 35 jaar na de Tweede Wereldoorlog
en wat zie je, er ontstaat een vreemde morbide
drang naar sensatie. De mensen worden baldadig.
Volgens mij kunnen ze niet tegen een lange vrede.
Wat we nu hebben is een vrede op het scherp van de
snede. Die tien zogeheten „dissidenten” van het
CDA hebben dan ook mijn sympathie. Als er nu
eens twee wijze mannen zouden komen, één in west
en één in oost, die zouden zeggen, zo en nu is het
afgelopen met al die onzin en weg met die troep.
Maar ja, dan zou je waarschijnlijk een enorme
economische crisis krijgen”.
Momenteel is WiHy van Hemert naarstig op zoek
naar een onderwerp voor een nieuwe KRÖ-serie.
„Wat het gaat worden, ik weet het niet, aHeen dat
het iets katholieks moet zijn. En terecht, want het is
tenslotte voor dé KRO nietwaar? De omroepen'
beginnen de laatste tijd weer de waarde van het
bestel terug te vinden. Logisch natuurlijk, want
anders had je geen bestel nodig. Een groot nadeel
van ons bestel, dat overigens veel goede dingen
brengt, is dat het geen beperkingen kent. Ik bedoel
maar, de TROS en de VOO zijn twee exact dezelfde
omroepen. Kojak is protestant (NCRV) en de
Wrekers zijn katholiek (KRO). Het is zo onlogisch”.
Van Hemert voelt zich thuis bij de KRO. „Ik ben
van origine katholiek, dus een serie als „Dagboek
van een herdershond” doet wel wat bij me. Ik ben
opgegroeid in Brabant en heb daar zelfs twee jaar
voor missionaris gestudeerd. Van de oude Latijnse
liturgie weet ik bijna net zoveel als de huidige
priesters. Maar goed, ik ben met de studie gestopt
toen ik meisjes leuk begon te vinden. Ik ben voor
missionaris gaan studeren omdat dat zo hoorde. De
oudste zoon werd priester. Bovendien zat er bij mij
ook nog wel wat idealisme bij. Ik heb vroeger zelfs
nog in een zangkoor gezeten. Ik had een mooie
sopraan, maar daar hebben de vele sigaretten korte
metten mee gemaakt. Tja, ik zat bij de paters van
Steyl in het missiehuis van Uden. Op een gegeven
moment was ik nog roomser dan de paus. Na twee
jaar ben ik letterlijk en figuurlijk weggelopen. Ik
was zo teleurgesteld dat ik het hele godsdienstige
gebeuren de rug heb toegekeerd. Ik haalde geloof
en kerk door elkaar. Nu zie ik dat als een gemis,
maar ik kan niet meer terug, want ik geloof niet
meer. Ik beschouw het als een gemis omdat ik denk
dat het geloof je makkelijker over de drempel
tussen leven én dood heenhelpt. Ik moet daar wel
bijzeggen dat het moderne katholicisme me niet
meer zo aanspreekt. Het mist tegenwoordig elke
sfeer en mystiek, ook wat architectuur betreft.
Maar geloven kan ik niet meer, bovendien zou het
huichelachtig zijn”.
„Wat dat betreft vind ik de VPRO de meest
consequente omroep, tenminste vanuit zijn
standpunt gezien. Men zegt daar gewoon dat men
kwaliteit wü maken en dat gebeurt dan ook. Ik zou
graag lid van die zuü worden, maar ik ben al van
zoveel omroepen lid. Ook van de AVRO, maar dat
alleen omdat in de Televizier van die goede
cryptogrammen staan. Maar om terug te komen op
de VPRO. Wat Koot en Bie doen dat is iets wat ik nu
echt fantastisch vind. Als ik aan die twee denk voel
ik me onzeker. Ik benijd ze en het is een groot
voorrecht dat zoiets in ons land mogelijk is.
Eigenlijk vind ik dat ik me moet generen tegenover
dat tweètal. Ik vind het afschuwelijk om te zien dat
zij van die lage kijkcijfers halen, terwijl ik altijd
aan de top zit. Als ik naar een uitzending van Koot
en Bie kijk vraag ik me altijd af of ikzelf wel op de
goede weg ben. Dan heb ik het gevoel dat ik
concessies aan mezelf doe bij het maken van een
televisieprogramma. Aan de andere kant moet ik
ook toegeven, dat wat zij doen ik gewoon niet kan.
Dat ligt buiten mijn mogelijkheden”.
Koot en Bie is heel hedendaags
televisieamusement. Toch voelt Van Hemert zich
niet meer thuis in deze tijd. Zoals hij zegt heeft hij
meer contact met de periode van vóór de Tweede
Wereldoorlog. Iets wat in zijn televisiestukken
terug te vinden is. „Ik wü mezelf geen geweld aan
doen door modem te gaan doen. Als ik een
toneelstuk voor televisie wü verfilmen neem ik een
stuk van bijvoorbeeld Arthur Müler. Die begrijp ik.
Dingen als experimenteel toneel zie ik gewoon niet.
Dan denk ik weleens, je wordt een ouwe lui; nou in
Godsnaam dan maar. Een ding dat zeker is, is dat ik
het contact met het hedendaagse begin te verliezen.
Ik ben bijvoorbeeld aüergisch voor
discotheekgeluid. Het is zo ontzettend hard zo
onverbiddelijk. Dergelijk lawaai zie ik als een
aanval. Ook het taalgebruik van deze tijd stuit me
tegen de borst Ik kan er niet tegen. Waarom moet
alles zo grof en onesthetisch zijn? AHe dingen
moeten zo nodig bij de naam genoemd worden. Ik
heb eens in een interview gezegd dat ik soms het
-
o
Nu zult u nieuwsgierig vragen: hoe krijgen
die toch kennelijk niet zo oliedomme
Belgen dat voor elkaar, zo’n interview?
Hebben ze een fantastisch intermediair
als correspondent in de ruimte, in het
hiernamaals, zweven? Iemand, die ze zo
even kunnen bellen of uit een glazen bol
tevoorschijn kunnen praten?
Neen, waarde abonnee. D n Belg heeft
andere methodieken. Hij zoekt de
„raadsman” van de overledene op. Lees
de inleiding van het interview met Van
Damme: „Hoe verzou Ivo van Damme
thans gestaan hebben, indien hij althans
verder het pad van de roem en het succes
had kunnen bewandelen? Hemzelf
kunnen wij de vraag niet meer stellen,
maar Mon van den Eynde, zijn trainer, zijn
God (woorden van ene Mouton, red.), zijn
raadsman, was bereid als tussengesteld
persoon de vragen te beantwoorden,
zoals Ivo het bij leven zou hebben
gedaan”.
De vragen, die men hierboven aantrof bij
I de H.H. Politici en Kunstenaars vindt men
i (zij het met andere namen en feitelijke
i gegevens) precies zo terug in het
vraaggesprek met fysiek al ontbondene
Van Damme. In Het Laatste Nieuws. Als
serieuze benadering.
I Boeiend is te lezen wat Van Damme
vanuit, tja, vanuit wat? mee te delen heeft,
middels zijn God.
Op de vraag „Welke zijn uw
vooruitzichten voor Moskou 1980, de
OS?” zegt Ivo monter: „Ik ben nu naar de
1500 meter geëvolueerd, alhoewel ik de
800 meter niet als een verloren zaak
beschouw. Ik geef me zelf niet verloren
tegenover Ovett in de spurt. Vergeet niet,
dat ik op 400 meter omstreeks de 46
seconden draai”. Wat de Engelsman Coe
betreft: „Als hij me niet losloopt in de
eerste 600 meter en ik kan aanklampen,
dan heb ik mijn kans in de laatste 200
meter”, aldus de overledene hoopvol.
Gevraagd naar zijn „doelen voor 1980”
antwoordt de vergane Van Damme, dat hij
gaat mikken op het wereldrecord 1000
meter van de Amerikaan Wohlhuter
(2.13.9). „Ik acht me op de 1500 meter 3,34
waard”. En dan een heel sterke
opmerking van de gekiste hardloper: „Ik
i overweeg op lange termijn geen
i overschakeling naar een langere afstand
zoals de 5000 meter. Ik bezit er de
uithouding niet voor”.
Interviewer Bob Geuens kijkt verder dan
de atletiekprestaties van Ivo (de mens
achter de sportman). Hij vraagt dan ook
gedragen en bewogen: „Wat was u van
plan te doen na de atletiek?” Het
antwoord van Van Damme, op wiens graf
de bloemen regelmatig worden ververst:
„Dit is geen zorg voor mij. Ik denk en
hoop op het einde van mijn carrière als
een ambassadeur van de Belgische sport
naar voren te treden, zodat ik mij kan
inzetten voor de verdere ontwikkeling van
de atletiek”.
Arme Ivo. Laten ze je na je laatste race
nog niet met eeuwige rust. Arme Bob
Geuens. Ik zou me in mijn graf
ronddraaien als ik Van Damme was en jou
bij mijn zerk hoorde aankomen. Arme
Belgische journalistiek met haar „Laatste
Niets” uit den hoge.
HANS ROMBOUTS