schrijvende lezers j Me 4 Vossen 7 Vossen 12 Dode dieren 1 Dode dieren 2 Dode dieren 3 Reine ziel 5 Dode dieren 4 Vossen 10 Dode dieren 5 Vossen 9 Hannie Schaft 5 Vossen 13 I Vossen 8 Vossen 11 If VR VRIJDAG 1 FEBRUARI 1980 VARIA I 41 Toei voor c begon klonk dieren op de weg”, ben ik tot de conclus Movie res op r“r.: - F Discussie gesloten. Redactie. gaarse i Discussie gesloten. Redactie. MARK VA’bJ VEEN J. N. J. LAMMERS Namens de Werkgroep Duinbe houd Zuid-Kennemerland, Heemstede. Het is met enige tegenzin dat ik mij, naar aanleiding van ingezonden stukken over de vos in Zuid-Kennemerland in uw blad, in de discussie meen te moeten men gen. Door de emoties, welke thans in enke le gevallen aan de dag treden, dreigen de feitelijkheden, hoe juist deze ook door uw houdt tegenwoordig over alles enquêt en dat zou men in dit geval ook moei doen onder alle Haarlemmers die naar, schoons moeten kijken. liggen Voel tief vt Grido, dag), Rosso werk Reus voltoo en WI De uitgaa MARK v. d. HAM, Haarlem ERIK VISSER) Haarlem M. DE KORT, Haarlem FRANK DOREL Namens de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie afdeling Haarlem ten te laat op onze bestemming dit is t allen tijde beter dan dat ergens snel zijn o op tijd komen gepaard gaat met het ne men van het leven van een weerloos dier. ROGER G. A. EEKHOï Haarlet C. J. GROE Haarlt t Graag willen wij reageren op de vossen- artikelen, gepubliceerd in uw krant van dinsdag 15 januari. Door de eeuwen heen is al menig roofdier uitgeroeid doordat allerlei vermeende verhalen over de ge vaarlijk- en schadelijkheid werden door verteld van vader op zoon. Het vertellen ging zelfs zover dat daar fabels (o.a. Rei- naert de Vos) en sprookjes (Roodkapje en de Boze wolf) over ontstonden. Dat men deze vertelsels als waar geloofde in vroe ger jaren is logisch als men bedenkt dat er vroeger weinig of geen wetenschappelijk onderzoek bestond. In deze .tijd met de vooruitgang van de biologie-wetenschap zou iedereen zo wijs moeten zijn aan deze fabels geen waarde meer te hechten. He laas niets minder is waar! Nog steeds worden roofdieren bijna of geheel uitge roeid, zoals roofvogels, boom- en steen marter, roeken enz, om achteraf tot de conclusie te komen dat ze echt niet zo schadelijk waren als werd verondersteld. De kans bestaat dat ook de vos dit vonnis wacht! Als je je verdiept in wetenschappe lijke literatuur over de vos, blijkt dat onder de onderzoekers altijd al een grote belangstelling heeft bestaan en nog be staat naar het voedsel van de vos. Alle onderzoekers komen tot de conclusie dat muizen en konijnen het meest geliefde voedsel is, daarnaast insecten (wormen) en in het najaar en winter vruchten. Soms neemt hij in het broedseizoen ook wel eens op de grond nestelende vogels en hun eieren, zeker als de populatiedichtheid van de grondbroeder erg groot is. Zo stelde Tinbergen vast dat vossen regelma tig eieren en jongen roofden uit de kok meeuwenkolonie bij Ravenglass. Daaren tegen stelden Scott en Klimstra een zeer geringe belangstelling vast voor de jacht op nesten. Wat dat betreft is het dus mogelijk dat bij een grote populatiedicht heid van uitgezette fazanten inderdaad fazanten (hennen) en hun eieren gegeten worden. In de Kennemerduinen is de dichtheid van verschillende grondbroe ders zoals de wulp zo gering dat hiervan geen sprake kan zijn. Nergens wordt in de literatuur gesproken over de wulp. Maar wel over de korhoenders. Een grondbroe der die in Nederland ten zeerste achteruit gaat en waarvoor de vos verantwoordelijk werd gesteld. Werd, in plaats van wordt, want nu blijkt dat de achteruitgang niets te maken heeft met predatie door de vos, want één van de laatste baltsterreinen in Nederland (de meeste zijn reeds verdwe nen) bevindt zich al jaren op de Veluwe temidden van een dichte vossenpopulatie. Uit bovenstaande zou men kunnen con cluderen dat grondbroeders en met name de wulp niet het slachtoffer kunnen zijn van de aanwezigheid van vossen. De kans •bestaat dan ook dat geheel andere oorza ken de achteruitgang bewerkstelligen. Om enkele te noemen: de strenge winter ’78C79 in grote delen van Europa; zeer koude vooijaars in de afgelopen jaren; de toenemende recreatiedruk en de steeds grotere invloed van de waterwinning, waardoor het duinterrein meer verdroogt. Om tot een gefundeerd inzicht in de huidi ge problematiek van de Kennemerduinen te komen, willen wij aandringen op een zo goed mogelijk opgezet onderzoek voordat het te laat is voor zowel de grondbroeder als de vos. Naar aanleiding van een op school b luisterd bandje met als onderwerp „D« Op 15 januari j.l. werd een hele pagina gewijd aan de vossen. Helaas wordt er successievelijk een hetze opgebouwd te gen de vos. De enige die reëel blijft, is de heer Veenendaal, directeur van de Kenne merduinen. Graag wil ik reageren op eni ge uitlatingen van verschillende schrij vers. De heer Schendstok is al zover van de natuur vervreemd dat hij zelfs zalm kleurige krielkippen fokt. Het is hem dan ook nauwelijks kwalijk te nemen dat hij niets begrijpt van natuurlijke ecosyste men. Door grove nalatigheid van zijn kant is zijn tuin niet voorzien van een deugde lijke afrastering, hij heeft daarom geen enkel recht van klagen. Halsstarrig wei gert hij een door de heer Veenendaal aangeboden afrastering. Ik concludeer hieruit dat hij toch liever vossen schiet dan op een nette manier van de overlast verlost te worden. In zijn reactie gaat de heer Maarschalk prat op zijn 40-jarige ervaring. Hij kan ondanks die lange ervaring niet begrijpen dat een vossenstand bij te grote populatie natuurlijk stabiliseert. Hij moet als duin- bewoner toch weten dat dit bij meer dier soorten gebeurt. Als een mooi voorbeeld kan de ransuil dienen, zijn hoofdvoedsel is de veldmuis. In een goed muizejaar gaan veel uilen broeden en brengen grote aantallen jongen groot. Als er een slecht muizejaar is, broeden veel paren niet en de wel broedende paren brengen geen of slechts weinig jongen groot. Dat de wul pen in zijn gebied geen jongen hebben groot gebracht, wil nog niet zeggen dat de vossen hier de schuld van zijn, want ook in gebieden waar geen vossen voorkomen was het een slecht broedseizoen. De reac tie op 18 januari van Frank Dorel kan ik geheel onderschrijven. Op 24 januari ver scheen de reactie van de heer Roderkerk. Hij heeft gelijk, waar hij schrijft dat het onjuist is dat de wulp al uit de Kennemer duinen was verdwenen, voordat de vossen kwamen, want ook nu broeden er nog 17 paar. Maar hij vergeet te melden dat tij dens Zijn 25-jarig beheer, (waarbij o.a. intensief op vossen gejaagd werd) de wulp al hard achteruit ging, voordat er vossen waren. En dat parallel met deze achteruit gang het bezoekersaantal en het aantal aangelegde wegen en paden sterk toena men. Dit is een'duidelijk voorbeeld van de recreatiegevoeligheid van de wulp. Dat er veel legsels van op de grond broedende vogels verloren gaan, is een duidelijke zaak. Dat dit alleen de schuld van de vos is, is pertinent onjuist. Gemakshalve ver geet men het grote aantal verwilderde katten en loslopende honden. Veel eieren en jongen van grondbroeders (en ook an dere) zullen gegeten worden door egels, bunzingen, hermelijnen, wezels, kraaiach- tigen en vossen. Dit is een volkomen na tuurlijke zaak, waar we niet moeilijk over moeten doen. Ondanks het feit dat een steenarend en een havik wel eens een vos pakken, heeft de heer Roderkerk ongelijk als hij denkt dat dit een merkbare invloed heeft op de vossenpopulatie. De vos staat net als veel andere grote roofdieren aan de top van een voedselketen. Goed lezen is ook niet de sterkste kant van de heer Roderkerk, want nergens staat dat vossen kunnen ruiken of de prooi al dan niet gemakkelijk te vangen is. Wel is het zo, dat als een vos op zijn ronde zomaar een tuin kan binnenwandelen waar hij grote aan tallen makkelijk te vangen eenden en kip pen aantreft, hij hier zeker terug zal komen. Het is mooi dat de heer Roderkerk zelf het nut van de vos aantoont, als hij be weert grote aantallen fazanten in de vos- seholen aangetroffen te hebben. In de beginjaren van de vos broedden er nog flinke aantallen wulpen en toch trof hij deze niet als prooi aan. Overigens komt de aap uit de mouw, want de fazant is een Aziatische vogel en hier ingevoerd t.b.v. de jacht. De fazanten stand werd tijdens zijn beheer kunstmatig op een hoog peil gehouden door het be strijden van hun natuurlijke vijanden en het massaal voeren gedurende een groot deel van het jaar. Nu komt de vos en deze gaat de onnatuurlijke hoge fazantenstand op natuurlijke manier reguleren. Maar dat mag niet van de heer Roderkerk, want hij wil als fervent jager samen met zijn vrienden deze fazanten schieten, dus moet de vos verdwijnen, want dit is zijn jacht- concurrent. Nog merkwaardiger is het laatste deel van het relaas van de heer Roderkerk. Hij schrijft daar over het leegroven van de laatste zilvermeeuwenkolonie en iets ver der: „Voor de vossen waren er nog vier van zulke kolonies”. Dit is maar al te waar, helaas werden deze kolonies toen door de jachtopzichters van de heer Ro derkerk bestreden. Dit gebeurde op een zeer onnatuurlijke en niet selectieve ma nier door het vergiftigen van grote aantal len meeuwen met het gif strichnine. Zelfs toen het RIN adviseerde de meeuwen niet meer te bestrijden, ging de heer Roder kerk als enige in Nederland d( r met het vergiftigen. Daan m is het -maar g< ed dat de door de heer Roderkerk gelaakte kriti sche faunabeheerders dit soort misstan den aan het licht brengen. Ik wil besluiten met een schouderklopje voor de redactie van uw blad voor het niet meedoen aan de hetze tegen de vos en haar objectieve naschrift. De Kennemerduinen wil ik feli citeren met de nieuwe directeur, de heer Veenendaal. Hopelijk is er door deskun dig beheer nog iets terug te krijgen van alles wat verloren is gegaan tijdens het 25- jarige beheer van zijn voorganger. H. VADER, Hillegom Graag zouden we hierbij willen reage ren op de brief van de heer Roderkerk, afgedrukt in uw blad van donderdag 24 januari. We willen de beschuldigingen van mijnheer Roderkerk even rechtzetten. In ons commentaar van 18 januari staat; „Ook als er maar een populatie van enkele vossen zou zijn, zouden die als een mag neet naar het loslopende koppel eenden getrokken worden”. Het is o.i. duidelijk dat door de grootte van het territorium en de grote afstand die een vos per nacht kan afleggen (9-21 km), de kans groot is dat een vos dicht bij het huis van mijnheer Schendstok komt en dan niet za) verzui men een loslopende eend te pakken. Wij beweren helemaal niet dat een vos mid den in de duinen een eend aan de duin rand ruikt. In onze reactie beweren we dat fazanten al jaren in bomen slapen. We geloven dus niet dat fazanten nu opeens in de bomen gaan zitten omdat er sedert enige jaren weer vossen rondlopen. We beweren helemaal niet dat de vos geen fazant pakt als hij hem tegenkomt, maar dat is wat anders dan de suggestie dat de vos het hele duin systematisch op fazan ten afstroopt. Verschillende onderzoeken van de maaginhoud tonen aan dat in rede lijk fazantrijke gebieden het aantal gevan gen fazanten laag is (Burgerows, Wild Fox, 1968). Ten tijde van het directeur schap van de heer Roderkerk werd er ten behoeve van de jacht echter zo’n enorm grote fazantenpopulatie gekweekt dat het ons niet onmogelijk lijkt, dat er wat meer Hierbij wil ik reageren op de wijze waarop de heer Roderkerk, oud-directeur van de Kennemerduinen, in uw blad van 24 januari j.l. heeft gemeend te moeten reageren op eerdere publikaties over de vos. De heer Roderkerk trekt de bewering van de heer Grubbels, dat elke weten schappelijke basis ontbreekt aan de stel ling dat vossen een ernstig gevaar opleve ren voor de vogelstand en los lopend Naar aanleiding van een artikel in on Nederlandse boek wil ik over de dodi dieren in de wegbermen schrijven. 0[ school kregen wij ook een geluidsbandji consta te horen waarop mensen waren geïnter viewd over het rijden in bosrijke gebiedei ties d waar veel wild in de wegbermen leeft ei over de weg heenrent. Tegen auto’s kun nen de dieren zich niet goed verdedigen Konijntjes worden vaak verblind en egels rollen zich op en blijven op hun plaats zitten. Zo worden zij het slachtoffer var. het verkeer. Toch zijn er enkele dingen tegen te doen, door bijvoorbeeld drempels in de wegen aan te brengen waardoor dt automobilist langzaam gaat rijden of gaai langs de wegen te maken. Het beste wa' men kan doen is in sommige jaargetijde! de wegen gewoon te sluiten. Dat laatstf vooral voor de kikkers die vaak in horden Light) tegelijk de weg oversteken. Hiervoor zou den viaducten kunnen worden gebouwd Misschien kan de minister van Verkeer en Waterstaat daar wat aan doen, want de wegen zijn de grootste vijand van del dieren. gemae Een Jansc verteg gaarse dat heeft histor legori vorm lijk ci linger voorti Hoe vindt u de bermen langs de wegen in Nederland? Een goede plaats om te picknicken of om een band te verwisse len? Ja, zo denken veel mensen erover. Maar een berm is een natuurreservaat voor kleine en grote dieren en insecten. Hoe die daar komen? Nou, de uitlaatgas sen slaan lood in de bermen, zodat het geen hooiland kan worden. Er komen planten en andere struiken uit de grond. Daar zijn ze dol op en de dieren lopen dus gevaar voor hun leven. Wat je er aan doen kan? Drempels in de wegen, wildviaduc ten en snelheidsbepalingen. Nu zult u wel denken, maak andere reservaten in de duinen of op de Veluwe. Maar u moet eerlijk zijn. Als ze tegen u zeggen: „Hier i krijg je brood voor niks, maar verder met I dikke plakken kaas erop”, wat doet u dan? pluimvee, in twijfel. Hij vindt dat de heer Grubbels slecht op de hoogte is van wat hierover in buitenlandse wetenschappelij ke literatuur wordt vermeld. Een toelich ting die de bewering van de heer Grubbels ondergraaft of een duidelijke verwijzing naar die buitenlandse literatuur, laat de heer Roderkerk gemakshalve maar ach terwege. De heer Roderkerk trekt even eens de waarde van het „keutelonder- zoek” dat de heer Mulder gedurende enke le maanden heeft uitgevoerd, in twijfel, ondermeer omdat resten van jonge en kleine zangvogels in de uitwerpselen van vossen niet aantoonbaar zouden zijn. Hij stelt dat de konklusie van de heer Mulder, dat van schade aan de zangvogelstand geen sprake is, nergens op slaat. De enig verantwoorde wetenschappelijke metho de is volgens hem onderzoek van de maag inhoud van vossen. En wat blijkt nu vol gens de heer Roderkerk uit dat onder zoek? Dat vossen vooral veel woelmuizen eten. Feiteljjke en recente gegevens (of een verwijzing naar een publikatie waarin deze gegevens vermeld staan) die maar enigszins wijzen in de richting van werke lijke en ernstige schade door vossen aan de zangvogelstand aangebracht, worden door de heer Roderkerk niet naar voren gebracht Wél meent hij uit de vaststelling van de heer Mulder, dat 80% van de prooi dieren van vossen uit konijnen bestaat, de konklusie te mogen trekken dat vossen in het onderzochte gebied blijkbaar de op de grond verblijvende vogels al voor het grootste gedeelte hebben „uitgeroeid”. En alweer zonder deze veronderstelling met gegevens te onderbouwen. Overigens ba seert de heer Roderkerk zijn veronderstel ling op resultaten van een onderzoek waarvan hij eerder de waarde in twijfel heeft getrokken. De Nederlandse Jeugd bond voor Natuurstudie afdeling Haar lem krijgt van de heer Roderkerk ook een veeg uit de pan. De .jongelui” moeten volgens hem „serieus” literatuuronder zoek doen. Dan komen zij er wel achter dat de vos vroeger „veel” natuurlijke vij anden had. Vervolgens noemt hij enkele (vermeende) vijanden. Daarbij vergeet de heer Roderkerk wel even uit te werken wat de invloed van die vijanden was op het vossenbestand. Met andere woorden, of er wel een regulerende invloed uitging van „vijanden” van de vos op het bestand aan vossen. Want détór gaat het nu juist om. In elk vogelboekje kan de lezer opzoe ken waar het voedselpakket van de door de heer Roderkerk genoemde vogels als de havik, oehoe, zee- en steenarend uit bestaat. Deze vogels hebben een voedsel pakket waar de vos geen of een te ver waarlozen deel van uitmaakt. En dat geldt tevens voor de das en de wilde kat. De heer Roderkerk vraagt zich af op grond waarvan de leden van de jeugdbond me nen te kunnen zeggen dat de achteruit gang van bodembroeders hoogstwaar schijnlijk aan andere factoren is te wijten en wat die factoren dan wel zijn. Afgezien van het feit dat geenszins is aangetoond dét er sprake is van een definitieve achter uitgang van alle bodembroeders, wil ik de heer Roderkerk wijzen op factoren die een rol kunnen spelen: voedselsituatie en andere omstandigheden in overwinte- ringsgebieden, recreatiedruk (vöoral t.a.v. de wulp), strenge winters, voedselaanbod tijdens het broedseizoen, vermindering van geschikte biotoop in het hele land (wat weerslag heeft op het totale bestand van een soort), de jacht (snip) en een erg belangrijke ziekte. Het stukje van de heer Roderkerk ademt een sfeer van vijandig heid jegens de vos. Zonder veronderstel lingen met gegevens te onderbouwen en met gebruikmaking van suggestieve voor beelden en taal wekt de heer Roderkerk de indruk dat vossen er dagelijks werk van maken wulpen, kieviten, snippen en zangvogels te verorberen. En dat zonder te wijzen op de nuttige functies die de vos in de natuur vervult, zoals het' verorberen van zieke en aangeschoten dieren, muizen en konijnen (wat de vegetatie ten goede komt). Overigens moet nog vermeld wor den dat de vos ook veel plantaardig voed sel tot zich neemt en verzot is op aas. Zelf heb ik, en vele anderen met mij, vastge steld dat van de zeven dode reeën die ik tijdens de vorige strenge winter in het Kraansveld heb aangetroffen, er vijf na enige tijd door vossen volledig waren op geruimd. Gelukkig heb ik in uw blad ook enkele minder eenzijdige reacties aangetroffen waaronder die van de huidige directeur van de Kennemerduinen, de heer Veenen daal. Dat geeft mij er vertrouwen in dat, in het geval er onverhoopt toch maatrege len getroffen moeten worden, dit op ver antwoorde wijze gebeurt. Nog een tip voor de heren kleinpluimvee- en eendenhou- ders: laat eens een goede afrastering om uw grond aanbrengen. C. J. W. AKKERMAN. Haarlem H. VEENENDAAL, beheerder Kennemerduinen en Noord- hollands Duinreservaat Discussie gesloten. medewerkers zijn verwoord, verloren te gaan. Niet alleen zou ik daarbij de per soonlijke elementen, welke in deze zaak zijn geslopen, willen elimineren, maar bo vendien het geheel tot de ware verhoudin gen willen terugbrengen. De kwestie gaat niet over het rondwaren van leeuwen en tijgers in deze streek, maar over ons dood gewone fauna-element: de vos. 1. Voor de duinbeheerders is door de eeuwen heen de konijnenstand een punt van zorg geweest. Enerzijds door de graafactiviteit, welke verstuivingen ver oorzaakte, anderzijds door de begrazing. Hoewel beide uit oogpunt van natuurbe heer allerminst uitsluitend negatief wor den beoordeeld, is in vele gevallen, vanuit natuurbeheersstandpunt, sprake geweest van een overpopulatie. 2. Wat heeft de mens hiertegen gedaan? De faunabeheerders bestreden intensief de natuurlijke vijanden van de konijnen, zoals wezels, hermelijnen en bunzings en bejaagden daarnaast de konijnen met het geweer, de fret, door uitgraven en met de klem. Echter in vele gevallen - tot op de dag van heden onvoldoende met als resul taat schadeclaims door de beheerders van de zeereep en van de aangrenzende boe ren en een overheersend stempel op de vegatatie ontwikkeling in het duin. De lezer zal zich afvragen, waarom werden dan die natuurlijke vijanden van de konij nen bestreden? De oorzaak is gelegen in het feit dat deze zich niet beperkten tot konijnen, maar ook andere fauna-elemen- ten, waaronder het jachtwild zoals de fa zant, op hun menu hadden staan. De na tuurlijke vijanden van het konijn waren daarmee de concurrent van de jager. Daarnaast lieten deze ook de kippen van de boeren niet ongemoeid en om beide redenen kwam de vos in een kwaad dag licht te staan. 3. Toen de vos in het midden van de 70er jaren weer in groter aantal dan voorheen in de duinstreek terugkeer de, was dit voor het natuurbeheer een interessante ontwikkeling. Wat zou de in vloed zijn op de natuurlijke have van het duin? Zou de vos in staat zijn de grote aantallen konijnen enigszins te reguleren en welke zou de invloed zijn op grond broeders, muizen en andere? 4. Bij gebrek aan werkelijk wetenschappelijk verant woorde waarnemingen werd in sommige duinterreinen de vos, evenals wezel, her melijn en bunzing, het voordeel van de twijfel gegeven en niet meer bejaagd. Daarnaast werd met betrekking tot de vos begonnen met wetenschappelijk verant woord onderzoek, zoals dit elders in het land al plaats vond. Dit geschiedt thans in het Noordhollands Duinreservaat op ba sis van een door een wetenschappelijke adviescommissie beoordeelde projectbe schrijving en het wordt door een onafhan kelijk, ter zake deskundig instituut bege leid. De resultaten zullen t.z.L door ge noemde natuurwetenschappelijke advies commissie, welke is samengesteld uit hoogleraren en stafmedewerkers van een aantal universiteiten, hogescholen en in stituten, die het Provinciaal Bestuur in dergelijke gevallen adviseert, worden be oordeeld. Hetzelfde geldt voor de aan de hand van dit onderzoek door het beheer te formuleren beheersvoorstellen. Onder zoekresultaat en daaruitvolgende be- heersrichtlijnen zullen openbaar zijn. 5. In afwachting van de onderzoekresultaten wordt de vos niet bejaagd. Het is te be treuren dat onder Bloemendaal een geval van schade aan siervogels door vossen, welke mogelijk afkomstig zijn uit het door mij beheerde duinterrein, plaatsvindt. Eveneens is het te betreuren dat de heer Schendstok niet wenst in te gaan op ons aanbod tot medewerking aan de plaatsing van een raster ter voorkoming van vos- senbezoek aan zijn erf. 6. Om na te gaan of de vossen soms door honger gedreven thans het duinterrein verlaten, zoals aan vankelijk werd gesteld, wordt een beperkt aantal vossen geschoten in het Nationale Park de Kennemerduinen om een onder zoek te kunnen doen naar hun conditie. Dit ondarzoek geschiedt door een onaf hankelijke deskundige instantie. 7. Het is mij een steun te vernemen dat ook een aantal onomstreden deskundige organisa ties en individuele kenners van het duin terrein en duinbeheer mijn standpunt in uw blad in schrift en daden onderschrij ven en ook mij het voordeel van de twijfel gunnen. gekomen dat vele dieren helaas ten pro vallen aan het steeds sneller en intensi ver worden van het hedendaagse verket Dit geldt met name voor de wat grotei dieren zoals herten, zwijnen, maar oo laag vliegende merels, konijnen en ege vinden op afschuwelijke wijze de dooi Op dit bandje zijn ook manieren ter spr; ke gekomen waarop men dit eventue zou kunnen tegengaan, bijvoorbeeld sne heidsbeperkingen door middel van dren pels in de betreffende wegen te bouwen: het aanleggen van wildviaducten en al derde mogelijkheid het kort houden va de begroeiing in de berm. Tot slot wilde i er nog aan toevoegen dat we blij moete zijn met hetgeen we hebben en dit tract ten te behouden door op wegen in bosrijk gebieden minder hard te rijden, want i fazanten worden gegeten dan in andere gebieden (hopelijk geeft de maaginhoud van de geschoten vossen daar informatie over). Daarnaast moet men wel bedenken dat van de gevangen vogels de vleugels worden versmaad; deze blijven dus bij de burcht een flinke tijd liggen en geven zodoende een vertekend beeld van de ge middelde vossenmaaltijd (Van Oort, de Vos, 1978). In ons commentaar leveren we kritiek op het feit dat mijnheer Schend stok beweert dat de vossenpopulatie vroe ger gereguleerd zou zijn door soorten als „de das en de beer”. Er is ons inderdaad geen onderzoek bekend dat van een be hoorlijk vangstpercentage aan vossen meer dan een incidentele vangst) gewag maakt door genoemde soorten en de soor ten als zeearend, steenarend, oehoe, wilde kat en havik. Opdam (de Havik 1978) vond onder 4825 verzamelde prooien van de havik geen enkele jonge vos, Neale (The Badger, 1977) vond tijdens jarenlang maagonderzoek bij dassen, geen resten van vossen. Onzes inziens is de bewering van de heer Schendstok ongegrond. Er wordt door mijnheer Roderkerk aan óns een toelichting gevraagd op de factoren van achteruitgang van bodembroeders. Zoals al door de redactie vermeld, geldt voor de wulp dat de belangrijkste faktor de recreatie is. Verder voert mijnheer Roderkerk in zijn brief nog wat losse beweringen aan. „Het aantal eenden met jongen is sterk verminderd”, aldus mijn heer Roderkerk. De meeuwenkolonie op het grootste eila d va het vogelmeer is si ds 1975 uitgebreid, terwijl alle ee de hun kuikens mee naar het water nemen, meestal naar het vogelmeer. Het lijkt ons waarschijnlijker dat de jonge eenden het slachtoffer worden van meeuwen dan van vossen. De heer Roderkerk suggereert door de zin „voor de komst van de vossen waren er, buiten die van het Vogelmeer, nog vier kleine zilvermeeuwkolonies” dat het verdwijnen van deze kolonies het werk van rovende vossen zou zijn. Hier kijken wij zeer van op, te meer daar deze persoon in het boek „De Kennemerdui nen, 25 jaar Nationaal Park” schrijft: In 1974 kwamen de zilvermeeuwen plotse ling niet meer terug op hun broedplaat sen. Wat daarvan de oorzaak is is onbe kend!!) Het is mogelijk dat de terreinen te dicht begroeid raakten en dus voor de meeuwen onaantrekkelijk werden (blz. 39)”. Wij bestrijden niet dat vossen wel eens een bezoek brengen aan een zilver meeuwenkolonie, wèl de suggestie dat door de vossen de drie kleine kolonies geheel verdwenen zouden zijn. Achter al de argumenten die tijdens de discussie van de afgelopen weken in uw blad ge bruikt zijn, staan o.i. twee duidelijke ver schillende opvattingen centraal. De eerste opvatting is dat er best actief in de natuur ingegrepen mag worden door bijvoor beeld het bijvoeren van fazanten en het schieten van vossen. In woord en daad blijkt mijnheer Roderkerk deze eerste op vatting te huldigen (tijdens het directeur schap van de heer Roderkerk werden er in drie jaar tijd 23 vossen gevangen, blz’. 46 uit „De Kennemerduinen”). De tweede opvatting is dat men de toch al flink geschonden natuur zoveel als redelijker wijs mogelijk is haar eigen gang moet laten gaan, ook als in het geval van de vos een aantal bodembroeders gepakt wor- den. Dit betekent in de praktijk wel dat er in de binnenduinrand ook rekening met de vos gehouden wordt en er geen loslo pend pluimvee meer gehouden kan wor den. Wij menen dat de laatste (moderne) opvatting de juiste is. Als ik nog de moed had gehad op de verzameling gegevens van Hans Rom- bouts betreffende de opvattingen over het gezin door Dom Beekman te reageren, dan had ik ongeveer dezelfde overtuiging uitgesproken als de heer J. H. Bomans in Reine ziel 4. Aansluitend zou ik het vol gende willen opmerken. Ongeveer twee maanden geleden heeft in uw krant een artikel gestaan over de jeugdproblemen in het Haarlemse Schalkwijk, maar die bestaan naar mijn mening niet alleen daar. Als ik mij goed herinner was dat een interview met een officier van justitie inzake de problemen van een deel onzer jeugd. Hij gaf daar duidelijk een aantal oorzaken voor aan. Het zal voor de redac tie van uw krant een koud kunstje zijn dat artikel eens op te duiken en bepaalde uitspraken van deze deskundige over de gezinssituatie van deze jeugd eens te plaatsen naast de aanbevelingen van Dom Beekman. Dat is een uitdaging aan de objectiviteit van uw krant. Men zal dan kunnen vaststellen dat die roomse opvat tingen nou ook weer niet zó ouderwets De bermen langs de wegen in de natuur gebieden zijn voor vele dieren een ver blijfplaats. Daar leven vooral kleine die ren zoals egels, vogels enz. Naar aanlei ding van een les op school wil ik u hier iets over schrijven. Als de dieren in de bermen zouden blijven dreigt er, zowel voor de kleine als de grote, geen gevaar. Zij lopen dan ook vaak zonder te „denken” de weg over. Is daar wat aan te doen en door wie? De dieren zelf kunnen immers niet den ken. Het is onbegonnen werk om overal viaducten te plaatsen, dus moeten er op-) lossingen worden gevonden in het gedrag van de mensen, bijvoorbeeld door drem pels te plaatsen of in bepaalde tijden van het jaar wegen af te sluiten als er bijvoor beeld veel kikkers in de paartijd de weg oversteken. Daarom doe ik een beroep op alle automobilisten om vooral in natuur gebieden wat rustiger te rijden. Het is tevens voor uzelf van belang, omdat er dan minder kans is op ongelukken. BOB VAN HEIJNINGEN, Haarlem Met stomme verbazing heb ik gelezen dat er twee vossen zijn afgemaakt: de eerste door een jager van Fauna Beheer en de tweede door een jachtopziener van het Nationale Park De Kennemerduinen. Vorige week vernam ik met voldoening dat ir. Veenendaal niet achter het doden van vossen binnen het nationale park stond. Nu heeft nota bene een van zijn eigen jachtopzieners er een neergeschoten bij het Grote Vlak. Voor mij onverklaar baar zo snel als iemand van gedachten kan veranderen. In de afgelopen weken zijn er verschillende voor- en tegenstan ders inzake het vossenprobleem in uw krant aan het woord geweest. Voor deze vossen heeft dat in ieder geval niet meer mogen baten. Onbegrijpelijk vind ik het dat de mens zo in de natuur kan en mag ingrijpen. Deze dieren zijn bij voorbaat maar gedood opdat men ze in een labora torium kan onderzoeken. Als dat dan zo nodig moet (voor wie en van wie overi gens?), is er dan geen andere methode mogelijk? Waar is het eind op deze ma nier? Doden we een lastveroorzakende medemens ook maar meteen onder het mom van: Dan kunnen we hem onderzoe ken? Volgens mij is de natuur best in staat zichzelf te regelen, daar hoeft geen men senhand aan te pas te komen. Ik hoop dat de heer Schendstok met genoegen naar zijn gedode en opgezette dieren kijkt. Zelf kijk ik liever naar de levende natuur. Ik zou de heer Schendstok willen aanraden om de door de heer Veenendaal aangebo den omheining zo snel mogelijk te laten plaatsen. Voorts heb ik aan beide heren nog een verzoek: Wilt u s.v.p. stoppen met het uitmoorden van ons dierenbestand, want anders is er voor natuurliefhebbers in het algemeen vandaag of morgen geen natuurbeleving meer mogelijk! We kun nen dan nog slechts kijken naar doden en opgezette dieren. T. STIPMA-v.d. HOEVEN Haarlem Naschrift redactie: De heer Veenen daal voerde en voert een vossenvriende- lijk beleid in de Kennemerduinen. Hij is bovendien niet van mening veranderd. In het genoemde artikel kondigde hij al aan dat er enkele vossen moesten worden geschoten om te laten onderzoeken hoe de conditie van dit roofdier er voorstaat. Het leven van de dieren in de berm van de weg is nog erg slecht. Als ze willen oversteken is er een grote kans dat ze door de wegpiraten worden doodgereden. En dan mopperen die automobilisten nog dat er een kras op hun auto is, terwijl ze het dier maar laten lijden. Dat dier moet dan vaak nog wachten op de volgende piraat voor het echt dood is. De mensen moeten maatregelen nemen en niet op een paar centen kijken. De dieren zijn toch immers onze beste vrienden. Toen ik de stukken over de vos in deze krant doorlas, deed dit mijn haren te berge rijzen. De algemene suggestie die uit het stuk van de heer Roderkerk sprak, is volgens ons onjuist. De vos is een dier, dat van nature in de duinen thuishoort en nuttig werk verricht door de populatie konijnen en fazanten onder de duim te houden. Tevens zorgt hij ervoor dat die populaties gezond blijven, door de zieke en oude dieren weg te vangen en zo ver spreiding van ziektes tegen te gaan. De mens kan dat lang niet zo selectief als de vos en andere roofdieren. Het pluimvee van de pluimveehouders behoort ook on der deze categorie van zwakke dieren, aangezien zij niet kunnen vliegen en dus geen verweer hebben tegen eventuele roofdieren. De mens moet dus zeker in grijpen, maar niet door te gaan jagen, maar door, zoals de heer Veenendaal heeft voorgesteld aan een pluimveefok- ker, hekken te plaatsen die geen vossen doorlaten. Wat betreft de zilvermeeuwen: tijdens het bestuur van de heer Roderkerk is er in de Kennemerduinen met gif gestrooid om de zilvermeeuwenpopulatie in te dammen en nu begint dezelfde heer Roderkerk te klagen dat de zilvermeeuwen zijn afgeno men. Ook moet men bedenken, dat zilver meeuwen ook niet zulke kevertjes zijn en ze zich nogal eens te goed doen aan de eieren van grondbroeders en de jongen van deze dieren. Dan de fazanten: het huidige bestuur van de Kennemerduinen is met het bijvoe deren van deze dieren gestopt (volgens het stukje in de krant van 15 januari) en er zullen dus zeker slachtoffers gaan vallen. Hongerige, dus verzwakte, beesten letten niet meer zo goed op hun omgeving en zijn dus zo een gemakkelijke prooi voor de vos. Gelet op het bovenstaande is het zeker niet alleen de vos die verantwoordelijk is voor de achteruitgang van bepaalde vo gelsoorten en spelen er nog andere facto ren een belangrijke rol hierin. Behoudt de vos, behoudt een van de laatste roofdieren die ons land nog rijk is! Namens het bestuur van de Algemeen Christelijke Jeugdbond voor Natuurbe scherming en Natuurstudie, afdeling Haarlem Zo v middag France: terdam: Amster plaats Andrze Rottere Waar van Fil de filn braak biosco] wens t< „de bic terugd< ^CUICUCH HLLllVld HdlG 1>C. ilJllCIlj Wdlll komen wij dan misschien een paar mimi Ehe de Dat 1 nal st: door h onverz Bals v laat zie ken z avond den ei voorzit 80 filn gaan, gen - Het ingezonden stuk van de heer Scheepsma onder de kop „Hannie Schaft 1” van 11 januari was mij uit het hart gegrepen. Het zou een belediging zijn aan de nagedachtenis van deze verzetsstrijd ster, alsmede voor alle Haarlemmers, als het zogenaamde kunstwerk van de heer Van Rijs zou worden gerealiseerd. Men zijn en trouwens ook niet specifiek rooms. J. H. LEFEBER, Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1980 | | pagina 10