1C
I
„Francophone” Belgen op
zoek naar eigen cultuur
Waals verleden bestaat nauwelijks
.MS
- w
F?'#
f
te
WELVAREND DORP VERDWIJNT IN STUWMEER
i
J
Van onze redacteur in
Griekenland
Frans van Hasselt
jjnoeten kunnen blijven drinken (en zich en hun auto’s
ff
wassen). De hele hoogvlakte om het dorp is bestemd
een meer van 18 vierkante kilometer te worden,
gevoed door de rivier Morno en door de buitengewoon
overvloedige bronnen, waar het grazige dorp vanouds
zijn voordeel mee deed.
ATHENE. Nog maar enkele families wonen er ip
Kallio, eens een welvarend dorp in Centraal-
Griekenland, ten westen van Del-phi. En ook zij niet
lang meer. Kallio zal moeten verdwijnen, omdat de
Atheners, 192 kilometer verder naar het zuidoosten,
iff
-
-<
V 3s t
'r
/ICE
urü
nvr.
4 ir.
voor het
water van
de Atheners
Restanten uit de Griekse oudheid, ten dode opgeschreven.
Ook Kallio, het enige dorp dat
moet worden opgeofferd, is alleen
nog maar langs een grote omweg,
waarbij de auto een rivier moet
„doorwaden”, te bereiken. Doodstil
en ietwat geheimzinnig ligt het van
de weg af gezien in de diepte bij wat
al een flink meer is geworden.
Verspreide huizen, robuust en
fraai, bijna allemaal al verlaten.
Dat zij veel mooier zijn dan het
doorsnee Griekse dorpshuis van nu,
komt doordat de bewoners er de
laatste 15 jaar geen ingrijpende
veranderingen, die meestal met een
overdaad aan cement gepaard
gaan, aan hebben aangebracht.
Zulke investeringen loonden
immers niet meer.
„Kappen zou veel te duur
worden”, zei me later iemand die op
de hoogte is van de technische
aspecten van het werk. „Men is na
uitvoerig beraad tot de conclusie
gekomen dat ze niet schadelijk
zullen zijn voor de kwaliteit van het
drinkwater”. De meeste fruitbomen
van Kallio, en dat moeten er
honderden zijn geweest, zijn al.weg,
en het hout verkocht. Van de
weinige die zijn gespaard, staan er
een paar, deze vroege winter, in
volle bloei, alsof ze weten dat ze de
lente niet meer halen.
Helemaal beneden, aan de oever
van het nieuwe meer, naast de
potdichte kerk, vind ik een
bewoond huis. Een voltallige
familie, die tot op heden is
gebleven. „We zitten hier op eigen
verantwoording”, zegt de man met
duidelijke voldoening, terwijl de
koffie rondgaat. „We hadden allang
weg moeten zijn, alle ministeries
De meeste huizen kun je zo
binnenlopen, er staan hier eh daar
nog wat oude bedden en vaten. De
kranen bleven druppen, dat is in dit
waterrijke oord niet tegen te
houden, maar het klinkt nu als de
maning van het noodlot. Bij het
afdalen in het dorp hoor je steeds
Sterker het ruisen van de bron die,
eeuwenlang zegenrijk, tenslotte,
funest is gebleken. Daar staan
oeroude kastanjes en platanen,
zwaar bemost, en het stemt tot een
zekere voldoening dat ze niet, als de
andere bomen van het dorp,
worden gekapt, maar zullen blijven
staan op de bodem van het meer.
zijn bij ons langs geweest of hebben
schriftelijke aanmaningen
gestuurd dat we moesten
vertrekken. Binnen 24 uur, zei er
denkt de Fransman. „Verkeerd en
soms onplezierig”, vindt La Libre
Belgique.
een. Maar we zijn er nog en nu
horen we al een jaar lang niets
meer. We zijn uitgelicht, ze hebben
ons afgeschreven”.
Van onze redacteur in België
Jan Gerritsen
Er is deze en andere families
grond bij het stadje Levadia
toegezegd. „Naar Athene krijgen ze
me niet”, zegt mijn gastheer, „daar
te:
-esgeit
BRUSSEL. De dingen bij
hun naam noemen, luidt de
Nederlandse uitdrukking. In
het Frans spreekt men van
„een kat een kat noemen” (ap-
peler un chat un chat). Waar
deze talen elkaar raken, ont
staan problemen: in België
dus. Een Belg een Belg noe
men, gaat veel Belgen te ver.
Franstalige Belgen die Fransen
willen tonen hoezeer zij de Frans-
heid („Francité”) zijn toegedaan,
plegen „plus royaliste que le roi”
te zijn. Dat was dan ook precies
wat er gebeurde in het Belgische
Huis aan de Rue de Venise in
Parijs: alles wat naar Vlaams
riekte, werd hier fanatiek ge
weerd in de paar maanden dat het
Belgisch Huis het Belgisch erf
goed voor de Franse belangstel
lenden etaleerde. Een aantal Bel
gische kunstenaars, dat al lang in
Parijs leefde en werkte, ging dat
te ver. Ze protesteerden in Brussel
•vraag
10
lie rest:
32189!
Dit bleek onlangs weer eens uit
een discussie over „Belgitude” -
het Belg-zijn of Belg-dom (voor
wie grappig wil zijn). De discussie
woedde bij de Franstalige Belgen,
dus Walen en (de meeste) Brusse
laars. De specifieke vraag luidde:
Moet men spreken over Belgische
schrijvers die in het Frans schrij
ven of over Franstalige auteurs
die in België wonen. De vraag is
nog steeds niet definitief beant
woord, maar de neiging groeit om
uiteindelijk maar te spreken van
„de Franse schrijvers van België”.
De vraag hoe Belgisch of hoe
Frans Franstalige Belgen zijn,
kwam aan de orde naar aanlei
ding van de opening in Parijs van
een Belgisch Huis, dat als officiële
Drie schilders, Pol Bury, Jean-
Michel Folon en Pierre Alechins-
ky (ja, die van Cobra) kwamen
naar de Belgische hoofdstad om
„de Belgische cultuur - één front”
te verdedigen. Ze keerden zich te
gen de „culturele apartheid” die
met ijzeren consequentie in het
Belgische culturele centrum in de
Franse hoofdstad werd bedreven,
en kregen daarbij steun van
Vlaamse vrienden. Twee dagen na
hun persconferentie kwamen
kunsthandelaars en journalisten
naam heeft Cultureel centrum
van de Franse gemeenschap van
België. In de hoofdstad „waar de
Belgenmoppen bloeien” - zo
schreef La Libre Belgique - „is dat
Huis een bevestiging van onze Ro
maanse cultuur”. Maar in zijn
feestrede toonde minister voor de
Franse cultuurgemeenschap in
België, Hansenne, zich minder
eenduidig. „Te vaak in het verle
den hebben wij ons schuldig ge
maakt aan verwarring over ons
erfgoed”, verklaarde hij.
Verwarring over het erfgoed?
Helaas, de Franstalige Belg maakt
het in Frankrijk maar al te vaak
mee. Veel Fransen denken dat be
kende Franstalige Belgen Fran
sen zijn of waren. Befaamd is de
anekdote over een journalist van
France-Soir, het grote Parijse
boulevardblad, die aan zijn lezers
uitlegde dat een zekere André
Steeman, een detectiveschrijver,
„de Belgische Simenon” was. De
goede man wist dus niet dat'Geor
ges Simenon in Luik is geboren en
getogen. Belgisch wordt in Frank
rijk veelal gelijkgesteld met
Vlaams. Belgische schilderkunst?
Belgische literatuur? Vlaanderen,
Een Vlaming die Vlaams
spreekt of Zuidnederlands, zoals
dat in het Groot-Nederlands
Woordenboek van Van Dale
wordt betiteld, wordt in Neder
land wel geaccepteerd, al zal het
wel enige moeite kosten (zie de
groeiende populariteit van Urba-
nus van Anus). Maar een Fransta
lige - Belg of Canadees of wie ook
maar - telt in Frankrijk pas volop
mee als hij of zij perfect Frans
spreekt en zich Frans gedraagt,
kortom assimileert. En dat schept
dus een probleem voor de Fran
stalige Belg, die wel goed Frans
spreekt, maar zijn Belg-zijn („Bel
gitude”) niet wil verloochenen of
wil veronachtzamen.
De Vlamingen hebben het ge
makkelijker. Niet alleen omdat
hun taal in Nederland wordt geac
cepteerd voor wat het waard is (en
dat mag iedereen zelf invullen),
maar ook omdat ze een „groots
Onder een vroegere regering-
Karamanlis, 18 jaar geleden, is
besloten tot de aanleg van dit
enorme project, omdat men besefte
dat het Marathon-meer, waaruit de
hgofdstad tot dan toe putte, spoedig
niet meer toereikend zou zijn. En hij
was het ook die dezér dagen de
openingsplechtigheid verrichtte,
al moet nog veel werk worden
verricht. Reeds vloeide er enige
dagen water door het aquaduct,
maar dit kwam tot stilstand
doordat het weinige water dat nu
nog voorhanden is niet „op kon”
tegen de elf verhogingen waar het
I op zijn weg doorheen moet worden
I gepompt. Op den duur zal de
watermassa zichzelf kunnen
„geleiden” op zijn weg van de
Momo-hoogvlakte, 400 meter boven
de zeespiegel, naar Attica.
Een zeker schuldgevoel maakt
zich meester van degene die, als
Atheens waterdrinker op zoek naar
zijn toekomstige bron, in het
landschap ten westen van Delphi
terechtkomt. Voorbij Lidoriki
ontwaart hij surrealistisch
geasfalteerde berghellingen en de
stuwdam, tienmaal groter dan die
van Marathon; hij rijdt over een
weg, die er over een jaar ook niet
meer zal zijn, hij praat met herders
die er over een jaar niet meer zullen
weiden. „Dan grazen hier forellen”,
zegt er een.
De herders zijn terughoudend en
niet erg bitter gestemd. Voor hun
kinderen zat er toch al geen
toekomst meer in dit vak. Wie wordt
er vandaag de dag nog herder?
Brood zit er nog wel in, maar ze
willen meer dan brood. De herders
hebben schadevergoeding
gekregen voor het verlies van hun
weidegrond, ze zullen hun geiten en
(weinige) schapen verkopen en naar
de steden trekken. Hun
voornaamste grief is voor het
moment dat door het rijzende water
de verbindingen steeds moeizamer
worden en ze wijzen de plek aan
waar een brug zou moeten worden
gebouwd.
word je ziek van de vervuiling. Die
gifwolk boven de stad, mij niet
gezien”.
Het is eigenlijk voor het eerst dat
ik in de Griekse provincie met zo’n
afkeer over de hoofdstad hoor
praten. Tot voor kort werd de
Athener, als hij zich in het dorp
vertoonde, altijd met een zekere
jaloezie bejegend. Maar de
vervuiling daar heeft de laatste
jaren zichtbare vórmen
aangenomen en de beruchte „wolk”
is zelfs een fenomeen van de laatste
maanden. Die zou wel eens een
radicale ommekeer kunnen
aanbrengen in de „astyfilia”, de
trek naar de stad, die Athene en
Piraeus, met een derde van de
bevolking, tot het waterhoofd van
Griekenland hebben gemaakt.
Water naar het waterhoofd dus,
maar van hieruit geen mensen.
Tot voor kort was mijn gastheer
de caféhouder, maar dat is nu ook
dicht. Daar verzamelen zich alleen
nog ’s avonds de laatste mannen
van het dorp, vooral vanwege de
telefoon die er nog werkt. Ze
worden veelvuldig opgebeld door
de mensen die al weg zijn, die
vragen hoe hoog het water al staat.
„Als de telefoon er niet was,
waren wij hier ook niet meer. Als de
kinderen iets overkomt, kun je
tenminste om een dokter bellen”,
zegt hij, op de twee dreumesen
wijzend, de laatste kinderen van het
dorp. De school is gesloten en
onttakeld, zelfs de dakpannen zijn
eraf gehaald. In de kerk is de laatste
mis opgedragen, de priester is weg,
maar zijn vrouw werkt nog, bij de
opgravingen.
Die opgravingen zijn een
dramatisch hoofdstuk apart. Ze
liggen vlak naast het dorp, ook vlak
naast het meer, en ook zij zijn ten
dode opgeschreven. Net als het
oude Kalliopolis, een zeer rijke
Aetolische stad die in de 3e eeuw v.
Chr. door de Galaten werd
verwoest de sporen van de raid
zijn door de archeologen overal
teruggevondenzo moet Kallio nu
weer wijken, zij het in langzamer
tempo, voor het water, dat al aan de
resten van de enorme, uit de 8e
eeuw daterende Apollotempel staat.
Franse, Amerikaanse en
Nederlandse archeologen en
topografen hebben hier nog vorig
jaar gewerkt en tegen de klippen
op worden er ook deze herfst en
winter nog steeds grote
hoeveelheden klei en aarde
weggehaald door bulldozers en
rijdende graafmachines. Een strijd
om de oudheid tegen de dag van
morgen.
Enkele belangrijke vondsten,
zoals een Artemis-beeld en een fraai
mozaïek, zijn naar het museum van
Delphi overgebracht. Het
ministerie van cultuur heeft
geprobeerd belangstelling en
kredieten te krijgen voor een dijk
die om de imposante „archaia” zou
worden aangebracht. Maar het
bleek technisch en financieel
onmogelijk. Het enige dat
overblijft, is de Akropolis, de rots
die hoog boven de stad stond en
staat. Ook daar valt nog veel te
onderzoeken.
Tot het schemerig wordt, sjouw ik
nog, als misschien laatste bezoeker,
tussen de muurresten en
fundamenten rond. „Het is vandaag
mooi weer, maar ook in regen en
kou werken we door”, zeggen de
gravende arbeiders.
Archeologische
precisievoorschriften kunnen niet
meer in acht worden genomen.
Ik loop terug langs de verlaten
huizen naar de weg hoog boven het
dorp. Daar bevindt zich ook het
kerkhof. „Loopt dat ook onder”,
vraag ik. „Nee, dat ligt net hoog
genoeg. De doden blijven hier”,
krijg ik als antwoord.
uit de Franstalige Belgische cul
tuurgemeenschap op hun beurt in
het geweér: „Deze hoerenschil-
ders” („peintres-putains”) zijn
geen woord in de krant meer
waard”, zo verklaarden deze cul
tuurdragers, want het ging hier
om „types die bang warén de klan
dizie van Vlaamse afnemers te
verliezen”.
Op dezelfde bijeenkomst van
Franstalige kunsthandelaars
moest een tv-journalist van de
RTBF (Radio et Télévision Beige
Francophone) zich zelfs verdedi
gen omdat hij het had gewaagd in
zijn kunstprogramma exposities
in Antwerpen en andere Vlaamse
steden te vermelden. In het Parij
se Belgische cultuurcentrum werd
trouwens onlangs een „Kuifje”-
tentoonstelling gehouden. Alle Ne
derlandstalige teksten waren
zorgvuldig verwijderd - alsof
Kuifje al niet al lang in 23 talen is
vertaald en dus het bezit van de
jeugd van de hele wereld is ge
worden.
„Belgitude” is dus (ook) be
krompenheid, fanatisme en klein
heid van geest. Gelukkig zijn veel
Belgen het daar niet mee eens.
diplom ter
chr.: n r.
verleden” hebben waarmee ze
zich kunnen identificeren. Ru- en dat hebben ze geweten!
bens, Breughel, de „bloeiende la
kennijverheid” in het middel
eeuwse leper en de „Pacificatie
van Gent” - kom daar in Wallonië,
eens om. „Wij hebben het moei
lijk” vertrouwde een Belgische
minister voor de Franse cultuur
gemeenschap een Nederlandse
ambassadeur toe, tien minuten
nadat hij de man voor het eerst
had ontmoet. De minister heette
Van Aal, een bekende Antwerpse
naam, maar „verfranst” dus. Een
Waals „verleden” bestaat nauwe
lijks.
-
Een verlaten huis in Kallio.
Kallio: dichtgespijkerde huizen overwoekerd door struikgewas met op de
achtergrond het groeiende stuwmeer.
-
-w-
.MWWI..