Biografie over prins
zonder enige nuance
I
Magisch magnetisme en
signalen per satelliet
wij
ontvingen
'5
Ongeloofwaardige constructies in zeer leesbare stijl
th
IN HET KIELZOG
VAN MARCONI
17
VRIJDAG 8 FEBRUARI
1980
VARIA
een politieke biografie ontbrak tot nu toe.
op
)EL
tgel
t.
Bezetting
Schaakbord
Het verschijnen van een politieke biografie is in ons land een
bijzondere gebeurtenis. In tegenstelling tot met name de Angelsak
sische landen kent Nederland wat dit genre betreft, geen grote
traditie. Nog interessanter wordt het, als blijkt dat het gaat om een
politieke levensbeschrijving van prins Bernhard. De auteur, de
Amsterdamse journalist Wim Klinkenberg, zorgt daarmee voor iets
nieuws, want boeken en boekjes over de prins zijn er genoeg, maar
Van Agt
KJ
g* I s
Een actuele foto van de prins
bibliotheek
I
)5
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
ELI VLESSING
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiimmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiH
s.
sntes worden verbonden, bleef één terrein verstoken van contact met
Niet te ontkennen valt, dat voor de
lezer die zich niet diepgaand met het
leven van de prins heeft beziggehouden,
in de gedetailleerde beschrijving van
Klinkenberg natuurlijk dingen te vinden
zijn die niet of minder bekend zijn. In de
loop der jaren is, met name in dag- en
weekbladen, heel wat geschreven over
In het kielzog van Marconi, door Jan Noordegraaf. Een uitgave van De
Boer Maritiem te Bussum. Prijs: 49,50.
Auteur l/Vim Klinkenberg tijdens de
presentatie van zijn boek.
„Jij helpt toch ook mee?”, een verhaal
over onze bedreigde natuur, door Laura
Conti en Gerda van Cleemput met teke
ningen van Augusta Marcenaro, uitgave
Omniboek 17,90).
Prins Bernhard inspecteert de
Nederlandse Luchtstrijdkrachten in 1946
„Het had erger kunnen zijn”, twaalf
verhalen door Elisabeth Augustin, uitgave
Corrie Zelen 18,90).
„De stem uit het vuur”, volksverhalen
uit het land van Weert, door Leo Janissen,
uitgave Corrie Zelen 22,90).
„Je gaat te vaak naar Heidelberg”, ne
gentien verhalen van Heinrich Böll, uitga
ve Van Gennep 13,50).
Ook de Britse inlichtingendiensten, die
aanvankelijk zeer gereserveerd, ja zelfs
wantrouwend stonden tegenover deze
prins van Duitse afkomst, koesterden al
aan het eind van het eerste oorlogsjaar
geen enkele verdenking in die richting
meer.
MARCEL ENKELAAR
JAN DE ROOS
’5,50
232a
ASjf'
Bernard als Gewahrsmann (vertrou
wensman) op de lijst van Heydrich
(hoofd van de Sicherheitsdienst, red.)
stond”, voegt Klinkenberg hieraan toe.
Die formulering van Klinkenberg lijkt
voorzichtig („als het verhaal waar zou
zijri”), maar even verderop poneert hij
de stelling dat Heydrich vertrouwens
mannen had en dat een Bernhard één
van hen moet zijn geweest. Twee dingen
moeten hierbij scherp in het oog worden
gehouden. Ten eerste, dat nooit onom
stotelijk het bewijs is geleverd voor het
bestaan van het door De Mari genoemde
„document”. Ten tweede dat Klinken
berg zijn stelling dat Bemhard Ge
wahrsmann van de Duitsers is geweest,
niet met bewijzen weet te staven.
Merkwaardig is verder een passage in
Klinkenbergs boek over contacten die
Bemhard zou hebben gehad in de kritie
ke laatste maanden die vooraf gingen
aan de Duitse bezetting. In dit verband
maakt de auteur melding van „een ge
heime ontmoeting”, een „verdacht ge
sprek” zelfs, in Laren in april 1940 met
IG Farben-kopstukken, breinen achter
de komende inval volgens Klinkenberg.
Volgens een Amerikaans document uit
1945 heeft Bemhard tijdens dat „gehei
me beraad” gezegd, dat hij het bijzonder
moeilijk zou vinden Nederlandse troe
pen aan te voeren in de strijd tegen
Duitsers. Volgens Klinkenberg is daar
mee echter wat het gesprek in Laren
betreft, de kous niet af. Hij concludeert
dat „gevoeglijk (mag) worden aangeno
men, dat van de prinselijke Oranje-Lip-
pe vooral inlichtingen op prjjs werden
gesteld omtrent de houding van de Ne
derlandse regering en van het staats
hoofd bij de komende nazi-aanval”.
Ook hier wekt Klinkenbergs insinue
rende wijze van formuleren de indruk
dat de prins dergelijke inlichtingen hééft
verstrekt, en ook hier ontbreekt weer elk
spoor van bewijs.
Tot de meest wonderlijke passages uit
het boek behoort die waar Klinkenberg
fijntjes opmerkt dat „er in 1942 door
Berlijn en door Bemhard intensief over
hun gezamenlijke toekomst (is) nage-
Wim Klinkenberg: Prins Bernhard. Een po
litieke biografie. Uitg. Onze tijd. Prijs 45,-.
„Kleine Martha”, roman over een vis-
sersgezin, door Catalijn Claes, uitgave L.
J. Veen 19,90).
„Eerste indrukken”, memoires van een
driejarige, door K. Schippers, uitgave Em.
Querido 27,50).
„De draaideur”, roman door Patrizio
Canaponi, uitgave Em. Querido 19,9?).
lielmo Marconi gaf de beslissende stoot die resulteerde in de
praktische toepassing van elektromagnetische golven. De radio
was geboren.
Met behulp van „morse”, de wereldtelegraaftaal vernoemd
naar de Amerikaanse uitvinder, werd de scheepvaart uit zijn
isolement verlost. Het werken met de seinsleutel en het decode
ren van de ontvangen berichten vergden echter veel inspanning
van de telegrafisten. De noodzaak van het aan boord hebben van
radiozend- en ontvangstapparatuur zou zich aandienen met een
scheepsramp. Op 15 april 1912 voltrok zich de ondergang van de
Titanic. De zich nabij de plek van het drama bevindende
Carpathia ving op genoemde datum de noodsignalen op van het
zinkende schip. „Als er geen radio aan boord was geweest
zouden we geen weet van de ramp hebben gehad”, aldus The
Times in een verslag over de gebeurtenis.
De onbegrensde mogelijkheden van het radio-telegrafisch con
tact werden met het verstrijken van de tijd steeds duidelijker.
Het bewees zijn „diensten” in oorlogstijd. 1914-1918, de radio-
oorlog. De visserij ging zich bedienen van verfijnde apparatuur
voor het opsporen van vis. Zenders en ontvangers aan boord van
schepen werden geperfectioneerd. Plaatsbepalingssystemen en
navigatiemethoden met behulp van elektronica zijn gemeengoed
geworden.
In 1976 werd een begin gemaakt met de communicatie op zee
per satelliet. Amerikanen werken met een driedimensionaal
satellietnavigatiesysteem. Als het aantal daartoe benodigde sa
tellieten in een baan rond de aarde is gebracht lijkt een nieuw
systeem het maritiem-elektronisch beeld van de afgelopen 75
jaar als „verouderd” te kunnen worden beschouwd.
Voor allen die die turbulente ontwikkelingen geheel of gedeel
telijk hebben meegemaakt, maar ook ten behoeve van de jongere
generatie zeelieden die is opgegroeid met elektronische systemen
heeft de auteur Jan Noordegraaf het ontstaan en de evolutie van
het draadloos radioverkeer te boek gesteld. Een goed initiatief
dat op uitstekende wijze gestalte heeft gekregen in „In het
kielzog van Marconi”. Een stuk wetenschapsgeschiedenis op het
gebied van de maritieme communicatie en navigatie waarvan de
documentaire waarde mede wordt bepaald door de met zorg
gekozen illustraties.
„Nagelwater”, observaties van het na
oorlogse leven in Nederland, door Minny
Mock, uitgave Amphora Books 17,90).
„Beeld van Bild”, getuigen tegen het
geweld van Springer, door Günther Wall-
raff, uitgave Van Gennep 19,50).
„Herrie in Oedekerke”, de avonturen
van James Piccobello door Henri van
Daele met tekeningen van Gregie, uitgave
Omniboek 13,90).
Willem Overeem, uitgave Corrie Zelen
13,90).
„De tovertam”, oude verhalen uit Zaïre
opgetekend door Mineke Schipper, uitga
ve £orrie Zelen 16,90).
„De achterneef van J. P. Coen in Indo
nesië” door Kees Simhoffer, uitgave Cor
rie Zelen 16,90).
„Uit slaapwandelen”, dichtbundel van
Leo Vroman, uitgave Em. Querido 9,90).
In de bekende Salamanderreeks ver
schenen weer vier herdrukken nl. de ti
tels: „Narcissus op vrijersvoeten” van Si
mon Vestdijk; „De honger heeft veel ge
zichten” van Inez van Dullemen; „De fat,
de nimf en de nuf’ door Arthur van
Schendel en „Bataafsche Arcadia” door
Willem van Toorn. De prijs van elk deeltje
is 6,20; uitgave Em. Querido.
„Anna sust susannA”, een verzameling
palindromen, chronogrammen, anagram
men, calembours en kabbala’s, door B.
Grothues, uitgave Corrie Zelen 19,90).
„Maarten in de ban van Oedipus”, psy-
choanalitische interpretatie van de roman
„Een vlucht regenwulpen” van Maarten ’t
Hart, door dr. F. Hiddema, uitgave Wou
ter Wagner 10).
de prins. Op het eerste gezicht lijkt wei
nig hiervan ontsnapt aan Klinkenbergs
aandacht.
Toch is zijn boek zeker niet zomaar
een compilatie van dat alles. Door de
wijze waarop Klinkenberg de feiten
groepeert, ze interpreteert en in zijn ei
gen, zeer subjectieve verband plaatst,
ontstaat een beeld van de prins dat nau
welijks nog enige gelijkenis vertoont
met dat van Hatch en Waterink.
De essentie van Klinkenbergs bewe
ringen is deze: Bemhard speelt tot op de
dag van vandaag op het schaakbord der
wereldmachten een belangrijke, zeer
verwerpelijke en gevaardelijke rol ten
gunste van het imperialisme, het kapi
taal en het militair-industrieel complex.
Zijn optreden, handig gemanipuleerd
door deze duistere krachten, heeft de
prins in de visie van Klinkenberg ge
maakt tot „blindganger”.
Bij Klinkenberg lijkt niets toeval te
zijn, maar alles met elkaar samen te
hangen. Prins Bemhard deugde niet,
deugt niet en zal nooit deugen, is zijn
stelling.
Om het eerste deel van die these te
bewijzen, voert hij de lezer mee naar de
jaren vóór en tijdens de Tweede Wereld
oorlog. De uitvoerige passages die hij
hieraan wijdt, kunnen typerend worden
genoemd voor de manier waarop Klin
kenberg in het gehele boek te werk gaat.
Het kan daarom nuttig zijn, juist deze
hoofdstukken van enige toelichting én
kritiek te voorzien.
Klinkenberg vermeldt, dat de prins
zich tijdens zijn studiejaren aanmeldde
bij de SA en de SS, en daarna in dienst
kwam bij het Duitse chemische concern
IG Farben, een van de belangrijkste
steunpilaren van Hitlers nationaal-soci-
alistische beweging en van het Derde
Rijk, dat gestalte kreeg na het aan de
macht komen van Hitler in 1933.
Volgens Klinkenberg heeft Bemhard
jarenlang voor dit concern gespioneerd
en hield hij tot ver na zijn huwelijk met
Juliana volgens de auteur gearran
geerd door de chemiegigant verdach
te contacten met de IG Farben-top. De
prins hield zelfs in de oorlogsjaren nog
contacten met het „verkeerde” Duits
land, aldus nog steeds Klinkenberg.
Wat hij vooral mist is een nuchtere
instelling, gevoel voor nuance en het
vermogen (of de bereidheid) voortdu
rend in het oog te houden of en in
hoeverre allerlei beweringen, ook van
anderen, wel hout snijden.
Deze ernstige tekortkomingen hebben
ervoor gezorgd, dat zijn politieke biogra
fie een schoolvoorbeeld van eenzijdig
heid, van zwart-wit tekening is gewor
den. Het feit dat Klinkenberg veel litera
tuur en documenten heeft onderzocht en
dat hij erin slaagt in een zeer leesbare
stijl zijn opvattingen kenbaar te maken,
doet daar in het geheel niets aan af.
af en toe wachtlopen. De activiteiten van
de prins in die organisaties stelden blijk
baar dus niet veel voor. Overigens moet
wel in het oog worden gehouden dat
Bemhard, om zijn studie te kunnen
voortzetten, er kennelijk niet voor te
rugschrok zich aan te melden bij organi
saties wier terroristisch optreden toen al
onloochenbaar was. Er zijn óók veel
Duitsers geweest die deze weg niet wil
den gaan omwille van een toekomstige
carrière. Anderzijds heeft de prins zich
in de SA en de SS nooit persoonlijk
schuldig gemaakt aan wandaden. Bo
vendien was hij ideologisch gezien geen
nazi; van dat laatste, toch wezenlijke,
feit maakt Klinkenberg met geen woord
melding.
Wat Klinkenbergs beschuldigingen
ten aanzien van Bernhards werk voor
IG Farben betreft, vernemen we in het
boek dat er sprake is geweest van spio
nage. Waar die spionage uit zou hebben
bestaan, welke inlichtingen precies wer
den verstrekt, blijft echter volkomen in
de lucht hangen. Klinkenberg schrijft op
uiterst suggestieve wijze over Bernhards
werk op IG Farben-kantoren in verschil
lende landen, maat iedere concrete aan
duiding en deugdelijke bewijsvoeringen
ontbreekt. Desgevraagd zegt Klinken
berg in een gesprek, dat het ging om
militaire en economische spionage. Con
crete voorbeelden weet hij echter ook op
dat ogenblik niet te geven.
De auteur rakelt in zijn boek ook een
publikatie van 22 januari 1977 op van
Telegraaf-joumalist Henk de Mari. Die
beweert een document te hebben gezien
waaruit zou blijken dat Bemhard na zijn
huwelijk met Juliana „voor verstrekte
inlichtingen” 100.000 Reichsmark kreeg
van het Duitse Reichssicherheitshaup-
tamt (RSHA). „Wanneer dit verhaal, op
grond van informatie uit de duistere
wereld der spionage en contra-spionage,
waar zou zijn..dan betekent het, dat
„Mijn boosaardige zuster Elektra” en
„Over verknochtheid”, twee verhalen in
één bundel door Peter Joannes Burgsted-
de, uitgave Erven Thomas Rap 16,50).
„Een nieuwe lente, een nieuw fornuis”
door Jos Houweling, uitgave Erven Tho
mas Rap 18,75).
„De tweedemachtsring” door Carlos
Castaneda, uitgave Servire 30; tweede
druk).
„Wijfie”, roman door Judy Blume, uit
gave Servire 24,50).
In de serie Amsterdamse Cahiers van
uitgeverij C. J. Aarts in Amsterdam ver
schenen vier bundeltjes getiteld: „Een
feestelijk cahier voor Drs. P.”; „Het mooi
ste meisje van de klas”, sonnetten van
Driek van Wissen; „Grink” van Geo Staad
en „Guichelheil”, liedjes van Hans Dor-
restijn. De bundeltjes kosten ƒ4,50 per
stuk.
worden geleverd. Volgens Klinkenberg
noemde de premier het verhaal over de
brief „kletspraat”.
Hoe moet nu deze kwestie van de zoge
heten brief van Bemhard aan Hitler
worden gezien? Voor Klinkenberg staat
vast dat de brief bestaat. Dat blijkt uit
zijn opmerking „Op Mallorca ligt aldus
een formidabele tijdbom onder het
Oranje-huis”. Niettemin lijkt hij niet te
willen uitsluiten, dat de inhoud van de
brief toch anders is dan Kamphorst
beweert.
„De toverbolhoed”, de avonturen van
James Piccobello, door Henri van Daele
met tekeningen van Gregie, uitgave Omni
boek 13,90).
„Victor Vinder meester speurder”
door Tony Linsell, uitgave Omniboek
12,50).
it 58
„Parfait Amour”, roman door Lucien-
ne Stassaert, uitgave Corrie Zelen
22,90).
„Klein joernaal”, dichtbundel door
Miel Vanstreels, uitgave Corrie Zelen
14,90).
„Knaagdier” dichtbundel door Jan-
„De boer en zijn erf’, spreekwoorden
en gezegden uit Brabant, door Ben Jans
sen en Gerard Ulijn, uitgave Corrie Zelen
13,90).
„Katapult”, roman door Ton van Reen,
uitgave Corrie Zelen 18,90).
„De woestijn kent geen genade”, ro
man door Nikolai von Michalewsky, uit
gave L. J. Veen 19,90).
dacht”. Klinkenberg verwijst hier op
nieuw naar de al eerder genoemde Tele-
graaf-publikatie, waarin ook melding
wordt gemaakt van een brief die Bem
hard op 24-4-1942 vanuit Londen aan
Hitler zou hebben gestuurd. Die brief is
volgens het Telegraaf-artikel in het bezit
van een voormalig geheime agente, een
zekere Jeanette Kamphorst, alias de
Zwarte Panter, die op Mallorca woont.
Volgens Kamphorst behelst de brief
„een aanbod van de Prins aan Hitler om
namens hem Nederland te besturen”. De
brief is volgens haar in Berlijn geweest
en (later?) weer in Nederland teruggeko
men. De Britse Secret Intelligence Servi
ce (SIS) alsmede enkele vrienden van
haar beschikken over kopieën van de
brief, zo heeft ze laten weten. Van de
SIS, waarmee ze naar haar zeggen nog
steeds „contacten” heeft, heeft ze orders
gekregen, de brief niet te publiceren.
Kamphorst heeft verder meegedeeld,
dat het gaat om een met de hand ge
schreven brief, waaronder meer dan één
handtekening staat.
Klinkenberg suggereert op ondubbel
zinnige wijze dat behalve Bemhard ook
Juliana de brief heeft getekend om er
„extra gewicht” aan te geven. „Zijl/wij
goed ingelicht, dan is het die tweede
handtekening die de SIS tot nu toe er
van heeft weerhouden haar agente
Kamphorst de vrijheid te geven de brief
te tonen. De consequenties voor de poli
tieke stabiliteit van de kleine maar be
langrijke NAVO-partner aan de Noord
zee acht men aan de overzijde te groot’,,
aldus Klinkenberg.
De auteur achtte het verhaal over deze
brief kennelijk geloofwaardig en be
langrijk genoeg om premier Van Agt op
8 december 1978 de vraag voor te leggen:
Is de regering bereid, in staat c.q. van
plan, te verklaren dat prins Bemhard
nimmer in april 1942 een brief heeft
geschreven, ondertekend, verzonden,
c.q. doen transporteren aan welke nazi-
instantie dan ook in Berlijn of elders in
het bezette Europa? Van Agts antwoord,
zoals weergegeven door Klinkenberg:
Neen, zo’n verklaring kan de regering
niet geven, omdat een bewijs voor iets
dat men niet heeft gedaan nooit kan
1ERFI
tpoor
jeneö
oeks:
ooW Werd door tal van geleerden het verschijnsel van de zogenoem-
16Q25 s*atlsc^le elektriciteit onderkend, dankzij de onderzoekingen
van Alexander Volta kon de wetenschap gebruik maken van
opgewekte elektriciteit in een gevarieerde spanningsreeks.
De industriële revolutie in Engeland en Amerika en de daar
mee samenhangende toename van het verkeer over land en
water deed een toenemende behoefte voelen aan een telegraaf-
systeem. Te land slaagde men er aanvankelijk in zich te behelpen
met optisch waarneembare seinen. In Frankrijk werd in 1852
aan de vooravond van de elektrische telegraaf met behulp van
'556 semafoorstations een afstand van 4800 kilometer overbrugd.
Hoewel de bloeitijd van het systeem het midden der negentien-
rxw - vavui unwv nxnviiiig van ut ivitgianv van ut aaax
Was’ wordt het heden ten dage nog gebruikt op havenseinposten
en langs spoorlijnen ter signalering van baanvakken.
Nadat William Cooke en zijn landgenoot de Engelsman Char
les Wheatstone de stoot had gegeven tot het praktisch gebruik
van de draadtelegrafie en zelfs continenten met elkaar konden
vciuunucii, uicci een vrneiii vcisluach van uuhmui met
ïn*e, bewoonde wereld: de zee.
n Wal k ^aat wetenschappers zaten niet stil. De Amerikaan Gra-
31301 Bell lanceerde in 1876 zijn telefoon. Thomas Alva Edison
"acht gloeilamp en fonograaf op zijn naam. In 1864 lichtte de
Schotse fysicus James Maxwell een tip op van de sluier die het
«mirakel der draadloze” bedekte. De straling van golfbewegin-
an 01 u11 ln de ruimte. De Duitse natuurkundige Hertz gaf aan
mstd Maxwells theorieën een praktische betekenis. De Italiaan Gug-
Allereerst Bernhards lidmaatschap
van de SA en de SS. Hij is inderdaad
toegetreden tot die organisaties. Eerst
werd hij aspirant-lid van een afdeling
motorrijders van de SA, wat later van de
SA-sportvliegersafdeling en tenslotte
van een motorafdeling van de SS. Als
reden hiervoor heeft de prins aange
voerd, dat hij anders geen examens zou
kunnen doen aan de universiteit van
Berlijn, waar hij sinds 1931 studeerde.
Volgens dr. L. de Jong beperkte Bern
hards dienst in beide nazi-organisaties
zich tot het deelnemen aan rally’s en het
Klinkenberg onderscheidt zich ook op
andere wijze van zijn „voorgangers”, de
semi-officiële hofbiografen Alden
Hatch en prof. J. Waterink. Die schreven
nogal oppervlakkige en slecht gedocu
menteerde boeken, aaneenschakelingen
van lofuitingen, meer hagiografieën
(heiligenlevens) dan goed doordachte,
kritisch-zakelijke biografieën. Klinken
bergs kloeke boek (539 pagina’s, van de
eerste tot de laatste bladzijde voorzien
van uitvoerige verwijzingen naar docu
menten en artikelen in kranten en tijd
schriften) is daarentegen een requisitoir,
een aanklacht tegen de prins, tegen het
functioneren van de monarchie en een
pleidooi vóór een omvangrijk parlemen
tair onderzoek naar, wat hij noemt, de
handel en wandel van Bemhard. Klin
kenberg windt er geen doekjes om: de
„held” van zijn verhaal, prins Bemhard
zur Lippe Bisterfeld, is „een blindganger
uit de Nederlandse NAVO-tuin” en dat
gevaarlijke projectiel moet zo snel mo
gelijk onschadelijk worden gemaakt.
Maar dat niet alleen. Het parlementai
re onderzoek waarom hij vraagt, moet
tevens een onderzoek zijn naar „de rol
van de Nederlandse monarchie in de
wereld van het kapitaal, en aldus van
dat kapitaal binnen de Nederlandse mo
narchie”. Men kan die doelstelling, „de
enige zin van het boek”, niet bepaald
bescheiden noemen. Trouwens ook niet
realistisch, zoals Klinkenberg zelf be
seft. Het Nederlandse parlement is im
mers de laatste anderhalve leeuw maar
zelden bereid gebleken tot het instellen
van tijdrovende parlementaire onder
zoeken. Vast staat, dat ook Klinkenbergs
pleidooi geen effect zal hebben. Zodra
het boek verscheen, is de politieke par
tijen in de Tweede Kamer gevraagd of
zij voor zo’n onderzoek naar het doen en
laten van de prins der Nederlanden voel
den. Alleen de PSP’er Van der Spek
schaarde zich achter Klinkenbergs op
roep. En verder deed en doet politiek
Den Haag er het zwijgen toe.
Dat stilzwijgen komt voor een deel
ongetwijfeld voort uit schroom om de
positie van leden van het koninklijk huis
in het geding te brengen. Bernhard is
weliswaar, in tegenstelling tot het staats
hoofd, formeel niet onschendbaar een
onderzoek naar zijn doen en laten is
staatsrechtelijk gezien vermoedelijk dus
wel mogelijk maar de consequenties
voor het voortbestaan van de monarchie
zijn in dat geval, nog geheel afgezien van
de uitkomsten van het onderzoek, moei
lijk te overzien.
Zwaarder weegt wellicht voor de
meeste politici een andere kwestie:
draagt Klinkenberg in zijn boek wel
voldoende en deugdelijk materiaal aan
om een parlementaire enquête, het
zwaarste onderzoeksmiddel waarover
het parlement beschikt, te overwegen?
De auteur zelf zegt, dat hij voldoende
„brandstof’ levert, en pretendeert ook
dat een deel daarvan nieuw is.
Bovenstaande voorbeelden maken
naar onze mening voldoende duidelijk,
dat het Klinkenberg op het punt van de
bewijsvoering voor zijn stellingen ont
breekt aan de nodige zorgvuldigheid. De
auteur bouwt op een stroom veronder
stellingen en speculaties pagina na pagi
na voort aan zijn aanklacht tegen Bem
hard. Klinkenbergs vooringenomenheid
ten aanzien van de hoofdfiguur van zijn
boek brengt hem tot volstrekt ongeloof
waardige constructies.
„De match Luteijn-Donner”, een
schaakcursus in twee maal twaalf sonnet
ten verzorgd door Jean Pierre Rawie en
Driek van Wissen met tekeningen van
Fred Bakker, uitgave C. J. Aarts in Am
sterdam 9,50).
„Het leven van een landloper” door A.
den Doolaard, uitgave Em. Querido 45;
vierde geheel herziene druk).
„1848” door Theun de Vries waarin
opgenomen „Een spook waart door Euro
pa”; „Nieuwe rivieren” en „Hagel in het
graan”, uitgave Em. Querido 49).
„Elisabeth”, Engelse streekroman door
Mary E. Pearce, uitgave J. H. Gottmer
19,50).
Klinkenberg wordt, naar hij zelf
meent, in zijn opvatting dat de brief
bestaat, gesterkt door de wijze waarop
naar zijn mening de regering bij monde
van Van Agt is voorbij gegaan aan zijn
dringende verzoek om opheldering. Zo
lang van officiële zijde en door de prins
niet uitdrukkelijk wordt verklaard dat
de bewering over het bestaan van de
brief een volstrekte leugen is, blijft Klin
kenbergs uitgangspunt dat de brief wel
degelijk bestaat.
Een opmerkelijk staaltje van omge
keerde bewijslast: bij Klinkenberg moet
de „verdachte” (in casu prins Bemhard)
bewijzen dat hij onschuldig is. Naar on
ze mening zou het, ook al gaat het hier
niet om een proces, beter zijn de in ons
land geldende juridische regel te hante
ren, dat de bewijslast rust op degene die
de beschuldiging uit. Daarvoor zou eerst
de bewuste „brief’ boven tafel moeten
komen. Zolang dat niet gebeurt, kan en
mag men hoogstens de vraag stellen of
het bestaan van een dergelijke brief
überhaupt aannemelijk is. In dit ver
band moet erop gewezen worden, dat
voor de door Klinkenberg gesuggereer
de contacten van de prins met de Duit
sers in de oorlogsjaren geen enkele con
crete aanwijzing, laat staan bewijs is.
an
Ongeveer 150 jaar geleden werd een begin gemaakt met het
leggen van enig verband tussen aardmagnetisme waarvan
wordt verondersteld dat het bestaan reeds eeuwen voor onze
jaartelling bij de Grieken bekend was en statische elektrici
teit. De praktische toepassing van de combinatie van deze twee
jQQj abstracte natuurverschijnselen is zonder enige twijfel één van
>Vv de allergrootste bijdragen geweest aan de ontwikkeling van een
Bar® hogere beschaving.
HU
Chinezen en Arabieren behielpen zich op primitieve wijze met
LVEF ^et gebruik van het „ongrijpbare” aardmagnetisme. Aangeno-
zilva men wordt dat zij hun kennis doorgaven aan Europeanen
963 waarmee zij in contact kwamen. Natuurkundigen als Gilbert,
Ovei Newton, Halley en Gauss hielden zich er intensief mee bezig. Het
en.“was de Deen Hans Christian Oersted die er in slaagde aan te
tonen dat de naald van het magneetkompas onder invloed van
.elektrische stroom een andere stand aannam.
Werd door tal van geleerden het verschijnsel van de zogenoem-
0; W
cara»
is. 0. --e------o-
<en o de eeuw door de ontwikkeling van de telegrafie van korte duur
■32491